Form No. 3358-722 Rev A Groundsmaster® 4000-D tractie-eenheid Modelnr.: 30410—Serienr.: 2800000001 en hoger Modelnr.: 30410TE—Serienr.: 2800000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 1. Veiligheidssymbool Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Onderhoud van brandstofsysteem ...................... 41 Onderhoud van de waterafscheider .................... 41 Injectors ontluchten ........................................... 41 Onderhoud elektrisch systeem ................................ 42 De accu in gebruik nemen, opladen en aansluiten ....................................................... 42 Accu-onderhoud ................................................ 44 Zekeringen.........................................................
Veiligheid ◊ te snel rijden, ◊ onjuist gebruik van de rem, Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie. ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. • Controleer of de instrumenten die registreren dat de bestuurder op de stoel zit, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.
• Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. • De bestuurder moet de eventueel bijgeleverde waarschuwingslichten laten knipperen als hij op de openbare weg rijdt, tenzij dit wettelijk is verboden. • Maak de accukabels los of verwijder de bougie voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool.
• Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen. • Wees extra voorzichtig met andere werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken. • Draag geen tennisschoenen of gymschoenen als u de machine gebruikt. • Schakel de maaimessen uit als de machine niet maait. • Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen.
gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens EN 11094 procedures. • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer. • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken.
100-5624 100-5623 1. Maaihoogte-instelling 1. Maaihoogte-instelling, laag 2. Maaihoogte-instelling, hoog 100-5693 1. Maaihoogte-instelling 100-5694 1. Maaihoogte-instelling 100-6578 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 104-3578 1. Maaihoogte-instelling 100-5622 1.
1. 2. 3. 104-2277 104-2277 4. Lees de 1. Om de parkeerrem te Gebruikershandleiding. vergrendelen, moet u de pedalen aan elkaar vastzetten, de rempedalen intrappen en de knop omhoogtrekken. 5. Indrukken om optioneel 2. Om de parkeerrem vrij aangebrachte koplampen te zetten, moet u de te ontsteken. rempedalen intrappen. 3. Waarschuwingslampje 6. Hendel om stuurwiel te van parkeerremvergrenkantelen omlaag drukken. deling 104-3599 1. 2. 3. 4. 5. Niet hierop stappen.
104-8325 1. Vergrendeling voor onderhoud van maaidek vast-/loszetten 106-6753 1. 2. 3. 4. 112-9118 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Vergrendel de parkeerrem, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact alvorens de machine te verlaten. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Handen of voeten kunnen worden gesneden—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 5.
110-3286 1. Stopcontact 2. Stoelschakelaar 3. Contactschakelaar 4. Aftakas 5. Startmotorsolonoïde 6. Verlichtingset 106-6764 1. Om de motor te starten, moet u het tractiepedaal in de neutraalstand zetten, het rempedaal intrappen en de gashendel op Snel zetten; draai daarna het contactsleuteltje eerst op AAN en vervolgens op START; lees de Gebruikershandleiding. 2.
104-8336 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 1 Stoel (afzonderlijk leverbaar) Stoelophangingsset (afzonderlijk leverbaar) Koker voor de Gebruikershandleiding R-klem Veiligheidsgordel Bout Borgring 1 2 1 2 2 De stoel, de veiligheidsgordel en de koker voor de Gebruikershandleiding monteren. 2 Geen onderdelen vereist – De machine smeren.
1 2 Stoel, veiligheidsgordel en koker voor de Gebruikershandleiding monteren De machine smeren Geen onderdelen vereist Procedure Voordat de machine wordt gebruikt, moet deze worden gesmeerd, zodat een goede smering is gewaarborgd; zie Lagers en Lagerbussen smeren in Smering , bladz. 35. Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken.
Algemeen overzicht van de machine 4 Handleidingen lezen en instructiemateriaal bekijken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Gebruikershandleiding 1 Gebruikershandleiding van motor 1 Onderdelencatalogus 1 Instructiemateriaal voor gebruiker 1 Controlelijst voor levering 1 EU-certificaat Procedure 1. Gelieve deze handleidingen te lezen. 2. Bekijk het instructiemateriaal voor de gebruiker. Figuur 2 1. Tractiepedaal 2. Rempedalen 6. Laadindicator 7. Waarschuwingslampje oliedruk 3.
Tractiepedaal Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Het tractiepedaal (Figuur 2) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op SNEL staat.
Servicevergrendeling van maaidek Cruise control (optioneel) Hiermee (Figuur 4) vergrendelt u de hefhendel van het frontmaaidek als dit is opgeheven. Met de cruise control (Figuur 4) regelt u de snelheid van de machine Contactschakelaar Brandstofmeter De contactschakelaar Figuur 4 heeft drie standen: Uit, Aan/Voorgloeien en Start. De brandstofmeter (Figuur 4) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit.
Specificaties Gebruiksaanwijzing Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiatordop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. • Verwijder de radiatordop nooit als de motor loopt. • Gebruik een lap als u de radiatordop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen. Figuur 5 1. Peilstok 2. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiator. De radiator moet worden gevuld tot de bovenkant van de vulbuis en de expansietank tot de VOL-markering. 4.
Inhoud brandstoftank: 72 l liter) • De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengel. Gebruik zomerdieselbrandstof (Nr. 2-D) bij temperaturen boven -7° C en winterdieselbrandstof (Nr 1-D of Nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7° C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
4. Vul de tank met dieselbrandstof tot aan de onderkant van de vulbuis. 5. Draai de tankdop daarna stevig vast. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Opmerking: Vul de brandstoftank na elk gebruik indien dit mogelijk is.
sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Één flesje is voldoende voor 15-22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro dealer, Onderdeelnr. 44-2500. 4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan.
Figuur 12 1. Controleplug Smeerolie van tandwielkast controleren Figuur 11 1. Remkast 2. Vulplug 2. Controleplug Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren 3. Giet indien nodig tandwielolie in de opening in de planeetwielaandrijving totdat de olie het juiste peil heeft bereikt. Plaats de plug. De tandwielkast is in de fabriek gevuld met SAE 85W–140 tandwielolie U moet echter het oliepeil controleren voordat u machine voor de eerste keer in gebruik neemt, en daarna om de 400 bedrijfsuren.
laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De voor- en achterbanden moet een spanning hebben van 172-207 kPa (25-30 psi). Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben; hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op.
Zijmaaidekken De hoogte van de zijmaaidekken kunt u instellen door een gelijk aantal afstandsstukken toe te voegen aan dan wel te verwijderen van de zwenkwielvorken. U plaatst hierbij de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste openingen in de zwenkwielvorken. Vervolgens zet u de draaiarmen vast in de gekozen openingen in de beugel voor de gekozen maaihoogte. 1. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde gaten in alle zwenkwielvorken(Figuur 18 en Figuur 20).
Figuur 19 Figuur 21 3. Druk de zwenkwielas door de zwenkwielarm. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. 8. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de verbindingen van de demper zijn bevestigd aan de beugels van het maaidek (Figuur 22). Houd de gaten in de verbinding van de demper recht voor de gewenste gaten in de maaihoogtebeugel in het maaidekframe (Figuur 23).
Figuur 23 Figuur 25 Glijders afstellen 1. Maatwiel De glijders moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm. 2. Houd de rol en het afstandsstuk recht voor de bovenste openingen in de beugels en zet deze vast met de bout en de moer. Om de glijders af te stellen, moet u de flensbout en de moeren verwijderen.
8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de machine in de hoogste maaistand zetten; zie Maaihoogte afstellen. de buitenste mesas, zie Schuinstand van het maaidek afstellen in Onderhoud van het maaidek, bladz. 53. 9. Laat de maaidekken neer op het vlakke oppervlak. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maaidekken. 10. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie is vastgezet, om de riemspanning op elk maaidek te verminderen.
frontmaaidek, moet u een opvulstuk (3 mm) verwijderen uit het onderste deel van het voorste binnenste zwenkwiel op het zijmaaidek (Figuur 27). Controleer nogmaals de afstand tussen de buitenste randen van beide zijmaaidekken en de binnenste rand van het zijmaaidek tot de buitenste rand van het frontmaaidek. 4. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft, draait u het contactsleuteltje op START. Laat het sleuteltje direct los als de motor start en laat dit weer terugkeren naar LOPEN.
De interlockschakelaars controleren De machine duwen of slepen In noodgevallen kan de machine vooruit worden bewogen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen. U mag de machine niet duwen of slepen over een afstand van meer dan 0,4 km. Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
motortoerental, de belasting van de maaimessen of andere onderdelen van werktuigen, en het belang van de remmen. Om ervoor te zorgen dat er tijdens het gebruik steeds voldoende vermogen voor de tractie-eenheid en de werktuigen is, moet u met behulp van het tractiepedaal het motortoerental hoog en enigszins constant houden. Een uitstekende regel daarvoor is de rijsnelheid verminderen als de maaimessen zwaarder wordt belast, en verhogen als de maaimessen minder wordt belast.
Tips voor bediening en gebruik balans te kunnen blijven tijdens het sturen, moet het maaidek zijn neergelaten tijdens het afdalen. Maai als het gras droog is Dit product is ontworpen om objecten in de grond te drijven waar zij snel energie verliezen in met gras begroeid terrein. Onvoorzichtig gebruik in combinatie met de hoek van het terrein, afkaatsingen en verkeerde geplaatste veiligheidsschermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Wielmoeren aandraaien. • Spanning van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Spanning van drijfriem van het maaimes controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie verversen en vervang het filter. • Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Figuur 33 Figuur 36 Frontmaaidek Figuur 34 • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (2) (Figuur 37) • Lagers van as (3) (onder de poelie) (Figuur 38) • Lagerbussen van draaipunt van arm van spanpoelie (2) (Figuur 38) Figuur 35 Figuur 37 36
Figuur 38 Voorste hefmechanismen • Lagerbussen van hefarm (2) (Figuur 39) • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 39) Figuur 40 • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 40) Zijmaaidekken • Lagerbus van as van zwenkwielvork (1) (Figuur 41) • Lagers van as (elk 2) (onder de poelie).
• Lagerbussen van draaipunt van haakse hendel (2) (Figuur 44) • Lagerbussen van achterste arm (4) (Figuur 44) • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 45) Figuur 44 Figuur 42 Figuur 45 Figuur 43 38
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter • Controleer het luchtfilterhuis op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang het luchtfilterhuis indien dit beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. • Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator dit aangeeft, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden).
Figuur 49 1. Aftapplug motorolie 2. Verwijder het oliefilter (Figuur 50). Smeer een dun laagje schone olie op de nieuwe filterpakking voordat u deze vastschroeft. Niet te vast draaien. Figuur 48 1. Veiligheidsfilter Belangrijk: Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen (Figuur 48). Plaats steeds een nieuw veiligheidsfilter als het voorfilter drie onderhoudsbeurten heeft gehad. 4. Plaats het voorfilter terug (Figuur 47). 5.
Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud van de waterafscheider Onderhoud van brandstofsysteem Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 51). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Onderhoud elektrisch systeem 2. Zet de gashendel op SNEL. 3. Draai het contactsleuteltje op START en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op UIT wanneer u een ononderbroken straal ziet. De accu in gebruik nemen, opladen en aansluiten 4. Draai de leidingconnector goed vast. 5. Herhaal deze procedure bij de overige verstuivers.
Belangrijk: Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan accuzuur naar buiten stromen over andere delen van de machine. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging veroorzaken. 3. Verwijder de vuldoppen van de accu (Figuur 54) en giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil net boven de platen komt. 7. Bevestig de pluskabel (rood) aan de klem van pluspool (+) van de accu en de minkabel (zwart) aan de klem van minpool (-) van de accu met behulp van de bouten en moeren.
Accu-onderhoud Onderhoud aandrijfsysteem Accutype is groep 24. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de minkabel loskoppelen van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Olie van planeetwielaandrijving verversen Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
totdat het peil de onderkant van de controle-opening in de remkast heeft bereikt. Plaats de plug. 8. Herhaal dit aan de andere kant. 6. Verwijder de aftapplug uit de tandwielkast zodat de olie in de opvangbak kan lopen. Verwijder de controleplug zodat de olie gemakkelijk kan weglopen. Figuur 60 Figuur 58 1. Remkast 2. Aftapplug 1. Aftapplug 3. Controleplug 7.
Onderhoud koelsysteem Het koelsysteem van de motor reinigen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler en de radiator. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. 1. Zet de motor af en open de motorkap. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. Figuur 62 1. Oliekoeler 2. Verwijder de knoppen (Figuur 61) waarmee de oliekoeler is bevestigd aan het frame. 2. Radiator 4.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De serviceremmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm "speling" hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Controleer de conditie en de spanning van de riemen (Figuur 63) om de 100 bedrijfsuren.
Opmerking: Als de aanslagbout ooit van het bevestigingslipje moet worden verwijderd, dient deze weer te worden gemonteerd in het gat dat de kop van de aanslagbout op een lijn met de arm van spanpoelie houdt. Als de drijfriem de juiste spanning heeft, moet de trekveer (haak tot haak) een lengte van ongeveer 8,9 cm ± 6 mm (binnenkant) hebben.
Onderhoud bedieningsysteem De gashendel afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 400 bedrijfsuren Stel de gaskabel (Figuur 66) zodanig af dat de regelhendel op de motor contact maakt met de stelbouten voor laag en hoog toerental voordat de gashendel tegen de gleuf in het bedieningspaneel aan komt. Figuur 67 1. Aanslag van tractiepedaal 2. Steun 3.
Onderhoud hydraulisch systeem verspreiden. Controleer ook op lekkages; zet daarna de motor af. 5. Controleer het vloeistofpeil en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Niet te vol vullen.
maaidekken een paar keer opheffen of neerlaten. Zet de motor af en controleer op olielekkages. Hydraulische slangen en leidingen controleren Onderhoudsinterval: Om de 2 jaar Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Figuur 71 1.
Figuur 74 Figuur 76 1. Testpoort D 1. Testpoort F Testpoort E (Figuur 75), onder de radiator wordt gebruikt om de druk in de vierwielaandrijving in de achteruitstand te meten. 2. Testpoort G Testpoort H (Figuur 77) wordt gebruikt om de druk in het circuit van het frontmaaidek te meten. Testpoort J (Figuur 77) wordt gebruikt om de druk in het besturingscircuit te meten. Figuur 75 1.
Onderhoud van het maaidek Transportvergrendeling afstellen De transportvergrendeling (Figuur 80) moet indien nodig als volgt worden afgesteld: Figuur 78 1. Testpoort voor tegengewicht 2. Stelschroef voor het tegengewicht 1. Hef het frontmaaidek volledig op van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. Doorstroomregeling van maaidek afstellen 2.
Figuur 81 1. Stelschroef 2. Vergrendeling van maaidek Figuur 83 1. Transportvergrendeling Middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) 2. Plaat van vergrendeling 3. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de maaihoogtekettingen zijn bevestigd aan de achterkant van het maaidek. Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt u het frontmaaidek rechtop draaien (kantelen) (Figuur 82). Indien u het maaidek wilt kantelen, moet u als volgt te werk gaan: 4.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, start de motor en laat het maaidek zover neer dat dit de grond net niet raakt. 5. Zet de maaihoogtekettingen vast aan de achterkant van het maaidek. 6. Draai de transportgrendel omhoog in positie en zet deze vast met de gaffelpen en de borgpen. Zijmaaidekken afstellen Schuinstand van het maaidek afstellen 2. Plaats het klemkapje terug. Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren 1.
2. Verwijder het klemkapje, de afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas. 3. Trek de zwenkwielas uit de buis waarin deze is bevestigd. Laat de drukring en afstandsblok(ken) onder op de as zitten. 4. Sla een drevel in de boven- of onderkant van de bevestigingsbuis en tik de lagerbus uit de buis (Figuur 87). Tik ook de andere lagerbus uit de buis. Reinig de binnenkant van de buizen. Figuur 88 1. Zwenkwiel 2. Zwenkwielvork 3. Lager 4. Afstandsstuk van lager Figuur 87 1.
Onderhoud van maaimessen 2. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikgevoerde handschoen. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 91). Controle op kromme messen 3. Monteer het mes, de antiscalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 Nm. Als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u de maaimachine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt.
tijdens het gebruik langzaam slijten, en dit is normaal. Als de wiek slijt, zal de maaikwaliteit geleidelijk aan enigszins afnemen, hoewel de snijranden scherp blijven. De snijrand van het mes moet scherp zijn zodat het gras wordt gemaaid en niet wordt afgescheurd. De snijrand is kennelijk bot als de punten van de grassprieten bruin zijn of kapot zijn gescheurd. Slijp de snijranden om dit te verhelpen. moeten ze worden geslepen.
Onderhoud van de vonkenvanger 3. Laat het maaidek neer op een vlak oppervlak. Verwijder de afdekkappen die boven op het maaidek zitten. 4. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie is vastgezet, om de riemspanning te verminderen. Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven 5. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Noteer deze afstand.
Stalling 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. Voorbereidingen voor winterstalling 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. Tractie-eenheid 1.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
Opmerkingen: 63
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro–producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro–product (hierna: het “Product”) gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten* is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.