Form No. 3355-737 Rev A Groundsmaster® 4000-D tractie-eenheid Modelnr.: 30410—Serienr. 2600000001 og højere Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. CALIFORNIË Proposition 65 Inhoud Diesel engine exhaust and some of its constituents are known to the State of California to cause cancer, birth defects, and other reproductive harm. Inleiding ............................................................. 2 Veiligheid ............................................................ 4 Veilige bediening .................................
Onderhoud van brandstofsysteem .................................. 43 Injectors ontluchten .......................... 44 Onderhoud elektrisch systeem ................... 45 De accu in gebruik nemen, opladen en aansluiten...................... 45 Accu-onderhoud ............................... 46 Zekeringen........................................ 47 Onderhoud aandrijfsysteem....................... 47 Olie van planeetwielaandrijving verversen........................... 47 Smeerolie in de achteras verversen.....
Veiligheid – zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met zitmaaiers; Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-1999 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie. – als de machine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd.
– Doe steeds de dop weer zorgvuldig op brandstoftanks en -containers. • Vervang defecte geluiddempers/knalpotten. • Controleer voor het gebruik de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden. • • • Let op dat bij machines met meer maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
• • • • • • • • • • – voordat u de machine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren; – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de machine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens deze weer te gebruiken. Draai alle moeren van de aspoelie vast met een torsie van 176 tot 203 Nm; – als de machine abnormaal trilt (direct controleren). Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit bij transport of als de machine niet in gebruik is.
de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool. • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. Messen mogen uitsluitend worden vervangen. Probeer ze nooit recht te buigen of te lassen. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen. Stel indien mogelijk de machine niet af terwijl de motor loopt.
• Als u een machine met rolbeugel gebruikt, moet u altijd de veiligheidsgordel omdoen. vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen, en letsel veroorzaken. Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd, dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een arts die bekend is met deze vorm van verwondingen, omdat anders gangreen kan ontstaan. • Zorg ervoor dat u de veiligheidsgordel snel kunt losmaken als de machine in een vijver of een sloot, enz.
Geluidsniveau de handen en armen, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens EN 1033 procedures. Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk van 105 dBA/1 pW uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens EN 11094 procedures. Gehele lichaam Deze machine produceert een A-gewogen equivalent continu trillingsniveau van 0,5 m/s2 op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens EN 1033 procedures.
0-5694 100-5693 1. Maaihoogte-instelling 1. Maaihoogte-instelling 100-6578 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 104-3578 1. Maaihoogte-instelling 100-5622 1. Maaihoogte-instelling 100-5623 1. Maaihoogte-instelling, laag 2.
1. 2. 3. 104-2277 104-2277 1. Om de parkeerrem te 4. vergrendelen, moet u de pedalen aan elkaar vastzetten, de rempedalen intrappen en de knop omhoogtrekken. 2. Om de parkeerrem vrij 5. te zetten, moet u de rempedalen intrappen. 3. Waarschuwingslampje van 6. parkeerremvergrendeling Lees de Gebruikershandleiding. 104-3599 1. 2. 3. 4. 5. Indrukken om optioneel aangebrachte koplampen te ontsteken. Hendel om stuurwiel te kantelen omlaag drukken. Niet hierop stappen.
104-8325 1. Vergrendeling voor onderhoud van maaidek vast-/loszetten 106-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 106-6752 1. Waarschuwing – Lees deGebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Vergrendel de parkeerrem, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact alvorens de machine te verlaten. 3.
110-3286 1. 2. 3. Stopcontact Stoelschakelaar Contactschakelaar 4. 5. 6. Aftakas Startmotorsolonoïde Verlichtingset 106-6764 1. Om de motor te starten, moet u het tractiepedaal in de neutraalstand zetten, het rempedaal intrappen en de gashendel op Snel zetten; draai daarna het contactsleuteltje eerst op AAN en vervolgens op START; lees de Gebruikershandleiding. 2.
104-8336 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Stap Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 1 Stoel (afzonderlijk leverbaar) Stoelophangingsset (afzonderlijk leverbaar) Koker voor de Gebruikershandleiding R-klem Veiligheidsgordel Bout Borgring 2 Geen onderdelen vereist – De machine smeren.
3 30622, en Premium Stoelophanging, modelnr. 30621, moeten worden gekocht en gemonteerd. 1. Monteer de koker voor de Gebruikershandleiding aan de stoelophanging met de twee R-klemmen die zijn geleverd bij de losse onderdelen. Handleidingen lezen en DVD bekijken 2. Bevestig de veiligheidsgordel aan beide zijden van de stoel met een bout en een borgring, die zijn geleverd bij de losse onderdelen.
Algemeen overzicht van de machine Tractiepedaal Het tractiepedaal (Figuur 2) regelt de beweging vooruit en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel op SNEL staat. Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand.
Oliedruklampje Hefhendels Dit lampje (Figuur 2) indien de motoroliedruk gevaarlijk laag is. Met deze hendels (Figuur 4) kunt u de maaidekken opheffen en neerlaten. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Servicevergrendeling van maaidek Hiermee (Figuur 4) vergrendelt u de hefhendel van het frontmaaidek als dit is opgeheven. Het lampje (Figuur 2) gaat branden en de motor slaat af als de koelvloeistof een buitensporig hoge temperatuur bereikt.
Urenteller De urenteller (Figuur 4) geeft aan hoeveel uren de machine in totaal in bedrijf is geweest. Temperatuurnulstelknop Houd de nulstelknop (Figuur 4) ingedrukt om de motor te starten nadat deze is afgeslagen wegens een hoge temperatuur. Gebruik deze knop uitsluitend in noodgevallen. Akoestisch waarschuwingssignaal Dit signaal (Figuur 4) treedt in werking als het waarschuwingslampje voor te lage oliedruk of het waarschuwingslampje voor te hoge koelvloeistoftemperatuur gaat branden. Figuur 4 1.
go to www.Toro.com for a list of all approved attachments and accessories.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Determine the left and right sides of the machine from the normal operating position. Vóór het gebruik Figuur 5 1. Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Peilstok 4. Als het oliepeil beneden de VOL-markering staat, verwijdert u de vuldop (Figuur 6) en vult u bij met olie totdat het oliepeil de VOL-markering bereikt. Niet te vol vullen.
1. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 8). Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiatordop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. 2. Vul de tank bij tot ongeveer 2,5 cm onder de bovenkant van de tank, niet de vulbuis, met Nr. 2 dieselbrandstof. Plaats daarna de dop weer terug. • Verwijder de radiatordop nooit als de motor loopt.
Hydraulische vloeistof controleren Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulisch systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Één flesje is voldoende voor 15-22 liter hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro-dealer, Onderdeelnr. 44-2500.
Figuur 9 1. Dop van hydraulische tank. Figuur 10 4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. 1. Controle-/aftapplug 2. Verwijder de plug op de planeetwielaandrijving (Figuur 10) en controleer de plug op de achterkant van de rem (Figuur 11).
Smeerolie in de achteras controleren De achteras is in de fabriek gevuld met SAE 85-140 tandwielolie. U moet echter het oliepeil controleren voordat u machine voor de eerste keer in gebruik neemt, en daarna om de 400 bedrijfsuren. De inhoud is 2,4 liter. Controleer elke dag op lekkage. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Verwijder de controleplug van elk uiteinde van de as (Figuur 12) en controleer of de tandwielolie tot aan de onderkant van de opening komt.
Opmerking: Als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van het zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u machine gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of lager en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen.
Plaats de twee opvulstukken (3 mm) op de spilas zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm op de spilas om de gewenste maaihoogte te bereiken; schuif daarna de klemring op de as. Figuur 16 1. Maaihoogteketting 2. Veerstrop 6. Bevestig de maaihoogtekettingen aan de gewenste maaihoogteopening (Figuur 17) met de gaffelpen en de R-pen.
Figuur 19 Figuur 21 3. Druk de zwenkwielas door de zwenkwielarm. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. 8. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de verbindingen van de demper zijn bevestigd aan de beugels van het maaidek (Figuur 22). Houd de gaten in de verbinding van de demper recht voor de gewenste gaten in de maaihoogtebeugel in het maaidekframe (Figuur 23).
Figuur 23 Figuur 25 1. Glijders afstellen Maatwiel De glijders moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm. 2. Houd de rol en het afstandsstuk recht voor de bovenste openingen in de beugels en zet deze vast met de bout en de moer. Om de glijders af te stellen, moet u de flensbout en de moeren verwijderen.
7. Als de maaidekken nog moeten worden afgesteld, zoek dan een vlak oppervlak met een rechte rand van minstens 2 meter. Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Plaats opvulstukken (3 mm) op de voorste zwenkwielarmen(en) zodat de maaihoogte gelijk is met de sticker (Figuur 27). Voor de buitenste mesas, zie Schuinstand van het maaidek afstellen in Onderhoud van het maaidek, blz. 55. 8.
Opmerking: De drie zwenkwielen van de zijmaaidekken moeten allemaal op de grond blijven staan als het tegengewicht is geplaatst. • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt omdat de brandstof op was. Opmerking: Indien de maaihoogten van alle maaidekken op elkaar moeten worden afgesteld, mogen uitsluitend de zijmaaidekken worden afgesteld. • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem. 1. Stel de parkeerrem in werking.
Om de controleren of de interlockschakelaars functioneren, moet u de volgende procedure uitvoeren: Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen en andere waarneembare defecten. 1. Rij de machine langzaam naar een ruim, tamelijk open terrein. Laat het maaidek neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 6.
dat de transmissie wordt beschadigd. Let op de stand van de klep als deze wordt geopend of gesloten. 3. Sluit de omloopklep voordat u de motor start. Sluit de klep met een torsie van maximaal 7 tot 11 Nm. Figuur 30 1. Poort om de druk in de vierwielaandrijving voor de achteruitstand te testen. Opkrikpunten • Op de voorkant van het frame van de machine aan de binnenzijde van elk wiel • Op de achterkant van het frame op het midden van as Figuur 28 1.
stijgt. Als u echter zonder belasting en met opgeheven maaidek van het ene naar het andere maaigebied rijdt, moet u de gashendel op SNEL zetten en het tractiepedaal langzaam maar volledig intrappen om de maximum rijsnelheid te bereiken. Dit product is ontworpen om objecten in de grond te drijven waar zij snel energie verliezen in met gras begroeid terrein.
Tips voor bediening en gebruik worden gereinigd. Als zich grasresten kunnen ophopen op de maaikast, zullen de maairesultaten verslechteren. Maai als het gras droog is Schuinstand van het maaidek Maai laat in de ochtend om dauw te vermijden waardoor het gras op kluitjes bij elkaar gaat zitten, of laat in de middag om te voorkomen dat het directe zonlicht het gevoelige, pas gemaaide gras schaadt. TORO adviseert een schuinstand van 6 mm.
Onderhoud Opmerking: Determine the left and right sides of the machine from the normal operating position. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Wielmoeren aandraaien. • Spanning van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Spanning van drijfriem van het maaimes controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en lter vervangen. • Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
• Kogelverbindingen van spoorstang (2) (Figuur 36) • Lagerbussen van koppelpen (2) (Figuur 36). De bovenste nippel op de koppelpen hoeft slechts één keer per jaar te worden gesmeerd (twee keer pompen).
Figuur 39 Figuur 37 Figuur 38 Voorste hefmechanismen • Lagerbussen van hefarm (2) (Figuur 39) Figuur 40 • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 39) • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 40) Zijmaaidekken • Lagerbus van as van zwenkwielvork (1) (Figuur 41) • Lagers van as (elk 2) (onder de poelie).
Figuur 42 Figuur 41 Hefmechanismen zijkant • Lagerbussen van hoofdhefarm (6) (Figuur 42 en Figuur 43), • Lagerbussen van draaipunt van haakse hendel (2) (Figuur 44) • Lagerbussen van achterste arm (4) (Figuur 44) • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 45) Figuur 43 40
Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. • Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator dit aangeeft, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden). Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als het filter wordt verwijderd. • Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en het luchtfilterhuis helemaal afsluit.
Figuur 48 (cont'd.) omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en het filterhuis. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Verwijder het veiligheidsfilter niet (Figuur 48). Figuur 47 1. Voorlter van luchtlter Figuur 48 1.
Belangrijk: Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen (Figuur 48). Plaats steeds een nieuw veiligheidsfilter als het voorfilter drie onderhoudsbeurten heeft gehad. 4. Plaats het voorfilter terug (Figuur 47). 5. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. Figuur 50 1. 6. Reinig de opening van de vuiluitlaat in het afneembare deksel.
Brandstoftank D. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. De brandstoftank moet om de 800 bedrijfsuren worden afgetapt en gereinigd. Ook moet de tank worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd gestald gaat worden. Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen.
Figuur 53 1. Verstuiver Nr. 1 2. Zet de gashendel op SNEL. 3. Draai het contactsleuteltje op START en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op UIT wanneer u een ononderbroken straal ziet. 4. Draai de leidingconnector goed vast. Figuur 54 5. Herhaal deze procedure bij de overige verstuivers. 1. Onderhoud elektrisch systeem Accudeksel 3. Verwijder de vuldoppen van de accu (Figuur 55) en giet langzaam accuzuur in elke cel totdat het zuurpeil net boven de platen komt.
stofkapje over de pluspool om eventuele kortsluiting te voorkomen. Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. Figuur 55 1.
Belangrijk: Voordat er laswerkzaamheden worden verricht aan de machine, moet u de accupoolconnector losmaken van de wisselstroomdynamo om schade aan het elektrische systeem te voorkomen. Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accupolen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft. Om de accu te reinigen, moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water.
2. Plaats een opvangbak onder de naaf, verwijder de plug en laat de olie in de bak lopen. 3. Als alle olie is afgetapt, zet u het wiel in een zodanige stand dat de opening van de plug op tien uur of twee uur staat. 4. Plaats een opvangbak onder de remkast aan de andere kant van het wiel (Figuur 59). 5. Verwijder de plug uit de onderkant van de remkast en laat de olie in de bak lopen. 6. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de plug weer in de remkast. 7.
Toespoor achterwiel controleren van de radiator (Figuur 63) grondig met perslucht. Belangrijk: Als u de radiator of de oliekoeler met water reinigt, kan hierdoor voortijdig corrosie optreden en kunnen onderdelen schade oplopen. Om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor van de achterwielen worden gecontroleerd. 1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
Onderhoud riemen 8,9 cm ± 6 mm (binnenkant) hebben. Als de veer de juiste spanning heeft, moet u de aanslagbout (rijtuigbout) aandraaien totdat de afstand tussen de kop van de bout en de arm van de spanpoelie ongeveer 3 +1,5/-.000 mm is (Figuur 65). Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Opmerking: Plaats de riem aan kant van de riemgeleider die naar de veer is gekeerd (Figuur 65). Controleer de conditie en de spanning van de riemen (Figuur 64) om de 100 bedrijfsuren. 1.
Opmerking: Als de aanslagbout ooit van het bevestigingslipje moet worden verwijderd, dient deze weer te worden gemonteerd in het gat dat de kop van de aanslagbout op een lijn met de arm van spanpoelie houdt. en de arm van de spanpoelie ongeveer 3 +1,5/-.000 mm is. Onderhoud bedieningsysteem 4. Verwijder de bouten waarmee de hydraulische motor is bevestigd aan het maaidek (Figuur 66). Haal de motor uit het maaidek en leg deze boven op het maaidek.
Onderhoud hydraulisch systeem Hydraulische vloeistof verversen Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro-dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde hydraulische vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit. Figuur 68 1. Aanslag van tractiepedaal 2. Steun 3.
Controleer ook op lekkages; zet daarna de motor af. 5. Controleer het vloeistofpeil en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Niet te vol vullen. bevestigingsplaat: draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. 5. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer op olielekkages.
Testpoort A (Figuur 72), op de linkerzijde van de machine wordt gebruikt om de druk in de tractie in de vooruitstand te meten. Testpoort D (Figuur 75), op de rechterzijde van de machine wordt gebruikt om de druk in het rechtermaaidek te meten. Figuur 72 1. Testpoort A Figuur 75 Testpoort B (Figuur 73), op de rechterzijde van de machine wordt gebruikt om de druk in de tractie in de achterstand te meten. 1.
Figuur 79 1. Figuur 77 1. Testpoort F 2. Testpoort voor tegengewicht 2. Stelschroef voor het tegengewicht Doorstroomregeling van maaidek afstellen Testpoort G Met de doorstroomregelklep (Figuur 80) kunt u de snelheid waarmee het maaidek wordt neergelaten, afstellen. Testpoort H (Figuur 78) wordt gebruikt om de druk in het circuit van het frontmaaidek te meten. Testpoort J (Figuur 78) wordt gebruikt om de druk in het besturingscircuit te meten. Figuur 80 1. Onderhoud van het maaidek Figuur 78 1.
kussentje van de stelschroef is gecentreerd onder de vergrendeling van het maaidek. Draai de flensmoeren vast. Figuur 83 Figuur 81 1. Draaiarm van vergrendeling 2. Stelschroef 3. 1. Hef het frontmaaidek iets op van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. Vergrendeling van maaidek 2. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de transportvergrendeling van het maaidek is bevestigd aan de plaat van de vergrendeling (Figuur 84).
2. Stel het maaidek in op de gewenste maaihoogte. 3. Draai een mes zodat dit recht naar voren wijst. 4. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Draai de rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes. 5. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen. Frontmaaidek afstellen 1.
4. Sla een drevel in de boven- of onderkant van de bevestigingsbuis en tik de lagerbus uit de buis (Figuur 88). Tik ook de andere lagerbus uit de buis. Reinig de binnenkant van de buizen. Figuur 88 1. Buis van zwenkwielarm 2. Lagerbussen 5. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat. 6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging. Figuur 87 1.
uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten. 6. Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van een bout en een borgmoer. Onderhoud van het maaimes Controle op kromme messen Als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u de maaimachine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt.
Maaimes(sen) verwijderen en monteren Maaimes(sen) controleren en slijpen Een mes moet worden vervangen als u vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is. Gebruik ter vervanging altijd originele Toro-messen zodat u zeker bent van een veilig gebruik en optimale prestaties. Gebruik nooit messen van andere fabrikanten, omdat deze gevaarlijk kunnen zijn.
ander schurend materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een slijtplek ontdekt (Figuur 93), moet u het mes onmiddellijk vervangen. Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de wiek en het platte deel van het mes (Figuur 93). Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.
Onderhoud van de vonkenvanger 3. Laat het maaidek neer op een vlak oppervlak. Verwijder de afdekkappen die boven op het maaidek zitten. 4. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie is vastgezet, om de riemspanning te verminderen. Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven 5. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Noteer deze afstand.
Stalling 6. Spoel de brandstoftank om met verse, schone dieselbrandstof. Voorbereidingen voor winterstalling 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. Tractie-eenheid 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 2.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.