Form No. 3370-883 Rev A Groundsmaster® 4100-D en 4110-D cirkelmaaier Modelnr.: 30447—Serienr.: 312000001 en hoger Modelnr.: 30449—Serienr.: 312000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren. Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Inhoud Onderhoud riemen................................................. 52 Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo...................................... 52 De spanning van de drijfriemen van de maaimessen opnieuw afstellen ........................ 52 Drijfriem van maaimes vervangen....................... 52 Onderhoud bedieningsysteem ................................ 53 Instellen van de gaskabel..................................... 53 Mechanisme van tractiepedaal afstellen ...............
Veiligheid ◊ te snel rijden, ◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. • De eigenaar/gebruiker kan ongelukken voorkomen en is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen en schade aan eigendommen.
• Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. ontbreken. Zorg ervoor dat alle interlockschakelaars zijn aangebracht, correct zijn afgesteld en naar behoren werken. • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.
• Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. • Gebruik de maaimachine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent. • Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen. • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
die niet zijn opgenomen in de CEN-, ISO- of ANSI-normen. • Als u niet achterwaarts een helling kunt oprijden of de helling gevaarlijk vindt, moet u niet maaien. • Niet starten of stoppen op een helling. Als de wielen grip verliezen, moet u de maaimessen uitschakelen en de heuvel langzaam in een rechte lijn afrijden. Breng de zijmaaidekken niet omhoog als u op een helling rijdt. • Maak geen bochten op een helling.
• Zorg ervoor dat moeren en bouten goed zijn vastgedraaid, in het bijzonder de bevestigingsbouten van het mes. Houd de machine in goede conditie. Trillingsniveau • Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maaidekken, werktuigen en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand. Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 1.85 m/s2 • Controleer regelmatig de werking van de rem.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 Nm. 106-4250 1. Maaihoogte 93-6674 100-5622 1. 1.
117–2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing - Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing - Draag gehoorbescherming. 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen - Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 6. Het risico bestaat dat u in uw handen of voeten wordt gesneden - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 7.
7–2387 117-5723 1. Uit 7. Hoog 2. Koplampen 8. Tractiebediening 3. Aan 9. Laag 4. Snel 10. 5. Langzaam 11. Stromingsverdeler 6. Aftakasschakelaar 12. Ontgrendeld Vergrendeld 106-4251 1. Maaihoogte 11 1. Linker maaidek omhoog brengen 4. Koelventilator 2. Middelste maaidek omhoog brengen 5. Achteruit 3. Rechter maaidek omhoog brengen 6.
119-0067 1. Om de parkeerrem te vergrendelen, moet u de pedalen aan elkaar vastzetten, de rempedalen intrappen en de knop omhoogtrekken. 4. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de rempedalen intrappen. 5. Hendel om stuurwiel te kantelen omlaag drukken. 3. 119-0075 Waarschuwingslampje van parkeerremvergrendeling 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering. 7. Aansluitpunt - 10 A zekering 2. Motor voorgloeien, 60 A zekering 8.
104-3579 1. Maaihoogte-instelling, laag 2. Maaihoogte-instelling, hoog 104-3599 1. Niet hierop stappen. 2. Tractiepedaal 3. 4. 5. Tractie – Vooruit Tractie – Achteruit Gevaar – Schakel de aftakas uit voordat u de maaidekken omhoog brengt; stel de maaidekken niet in werking als deze zijn omhoog staan. 93-7272 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd;ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
117-5735 1. Lees de Gebruikershandleiding; zet om de motor te starten het tractiepedaal in de neutraalstand, trap de rem in, zet de gasschakelaar op laag stationair en draai de contactsleutel naar Preheat (Voorverwarmen). Draai als het infocenter het advies Wachten met starten niet meer weergeeft, de contactsleutel naar Start. 2.
115-8455 1. Lees de Gebruikershandleiding. 106-6754 1. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 120-6604 1. 2. 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Explosiegevaar – Lees de Gebruikershandleiding. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 3.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Smeer de machine. 2 Waarschuwingssticker 1 Wordt uitsluitend aangebracht op machines die moeten voldoen aan de Europese voorschriften.
Algemeen overzicht van de machine Borgpen Bedieningsorganen Hendel om stuurwiel te verstellen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Druk de hendel Figuur 2 omlaag om het stuurwiel in de gewenste stand te zetten. Laat vervolgens de hendel los om de afstelling te borgen. Om de parkeerrem in werking te stellen Figuur 2, koppelt u de pedalen met de borgpen.
Figuur 4 Figuur 3 1. Snelheidsbegrenzer Belangrijk: Als de machine in de maaistand staat, moet de schroef van de snelheidsbegrenzer het tractiepedaal tegenhouden voordat de pomp een volledige slag aflegt, omdat anders de pomp schade kan oplopen. Diagnoselampje 1. Cruise control (optioneel) 8. Koelvloeistoftemperatuurmeter van motor 9. Waarschuwingslampje oliedruk 10. Laadindicator 2. Lichtschakelaar 3. Hi–Lo-snelheidsregelaar 4. 5. Gashendel Waarschuwingslampje gloeibougie 11.
aftakasschakelaar uit om de maaidekmessen te activeren. Druk de knop in om de messen van het maaidek te stoppen. Indicatielampje van gloeibougie Schakelaar van stromingsverdeler (optioneel) Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Als machine wordt gebruikt op (lage) maaisnelheid), moet u de schakelaar van de stromingsverdeler (Figuur 4) ingedrukt houden om de prestaties van de tractieaandrijving te verbeteren in moeilijke omstandigheden.
wordt losgelaten. Het waarschuwingssignaal klinkt ook als de de koelvloeistof een ingestelde temperatuur overschrijdt en de aftakas moet worden uitgeschakeld. Het waarschuwingssignaal blijft klinken tot de temperatuur van de koelvloeistof onder de ingestelde waarde is gedaald of als de aftakas wordt uitgeschakeld.
machine om de mogelijkheden daarvan te verbeteren en uit te breiden. Neem contact op met uw geautoriseerde servicedealer of distributeur of ga naar &ToroWebAddr voor een lijst met goedgekeurde werktuigen en accessoires. Figuur 7 1. Voorruitvergrendeling Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing peilstok er weer uit. Het oliepeil moet altijd tot aan de VOL-markering staan (Figuur 8). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Vóór het gebruik VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Figuur 8 1.
1. Verwijder voorzichtig de doppen van de radiateur en de expansietank (Figuur 10). Inhoud brandstoftank: 72 l Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7°C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7°C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek. 3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 11). GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen. de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. 5. Als het peil te laag is, vult u genoeg vloeistof bij totdat het peil de bovenste markering bereikt.
Bandenspanning controleren peil te laag staat, verwijdert u de vulplug (Figuur 14) en vult u voldoende tandwielolie bij totdat het peil de onderkant van de opening van de controleplug bereikt. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De voor- en achterbanden moet een spanning hebben van 172-207 kPa (25-30 psi).
Figuur 17 4. Druk de zwenkwielas door de voorste zwenkwielarm. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. Figuur 16 1. Klemkapje 4. 2. 3. Afstandsstukken Vulstukken 5. Montage-opening bovenste as Zwenkwiel 5. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de maaihoogtekettingen zijn bevestigd aan de achterkant van het maaidek (Figuur 18).
Opmerking: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25, 38 of in sommige gevallen 51 mm, moet u de glijders en de maatwielen in de bovenste openingen plaatsen. Zijmaaidekken De hoogte van de zijmaaidekken kunt u instellen door een gelijk aantal afstandsstukken toe te voegen aan dan wel te verwijderen van de zwenkwielvorken. U plaatst hierbij de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste openingen in de zwenkwielvorken.
Figuur 23 Figuur 25 Glijders afstellen 1. De glijders moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm. 2. Houd de rol en het afstandsstuk recht voor de bovenste openingen in de beugels en zet deze vast met de bout en de moer. Maatwiel Maaimes afstellen Om de glijders af te stellen, moet u de flensbout en de moeren verwijderen.
afstand 10–16 mm bedraagt en draai daarna de contramoer weer vast. 8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de machine in de hoogste maaistand zetten; zie Maaihoogte afstellen. 4. Herhaal deze procedure aan de andere kant van het maaidek. 9. Laat de maaidekken neer op het vlakke oppervlak. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maaidekken. 10. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie is vastgezet, om de riemspanning op elk maaidek te verminderen.
Figuur 30 Figuur 29 1. 2. Zwenkwielarm Vulstukken 3. 1. Zijspiegels 2. Achteruitkijkspiegel 3. Hendel Zwenkwielvork Koplampen richten Maaihoogte van maaidekken gelijk stellen 1. Draai de montagemoeren los en plaats elke koplamp zo dat hij recht vooruit wijst. Draai de montagemoer vast genoeg om de koplamp in positie te houden. 2. Plaats een plat stuk metaal over de kop van de koplamp. 3. Monteer een magnetische protractor op de plaat.
De interlockschakelaars controleren Belangrijk: Laat de startmotor niet langer dan 15 seconden achter elkaar draaien omdat de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan raken. Als de motor na 15 seconden niet wil starten, moet u het sleuteltje op UIT draaien, de bedieningsorganen opnieuw controleren, nog eens 15 seconden wachten en de startprocedure herhalen. VOORZICHTIG Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine.
Belangrijk: U moet de middelste hefhendel eventjes in de lage stand duwen zodat de aftakasschakelaar het aftakascircuit kan activeren. • Breng beide zijmaaidekken omhoog in de transportstand. De maaidekken moeten stoppen. Als dit niet gebeurt, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. • Als de zijmaaidekken weer worden neergelaten, moet u de motor opnieuw starten.
langzaam intrappen als het toerental stijgt. Als u echter zonder belasting en met opgeheven maaidek van het ene naar het andere maaigebied rijdt, moet u de gashendel op Snel zetten en het tractiepedaal langzaam maar volledig intrappen om de maximum rijsnelheid te bereiken. De remmen kunnen worden gebruikt ter ondersteuning bij het draaien van de machine. Ga echter voorzichtig te werk indien u ze gebruikt, in het bijzonder op zacht of nat gras, omdat het gazon per ongeluk kan scheuren.
gras inscheurt of kapot wordt getrokken, wordt het bruin aan de punten, waardoor het gras minder goed groeit en vatbaarder voor ziekten wordt. Transport Gebruik de transportgrendels als u de machine over een lange afstand of oneffen terrein vervoert of als u een aanhanger gebruikt. Na het maaien Om optimale resultaten te waarborgen, moet de onderkant van de maaikast na iedere maaibeurt worden gereinigd. Als zich grasresten kunnen ophopen op de maaikast, zullen de maairesultaten verslechteren.
• Ga na of het dak en de headliner overal goed aansluiten. Indien nodig aanpassingen uitvoeren. • Meet de luchttemperatuur aan de middelste ventilatieopening vooraan in de headliner (gewoonlijk stabiel bij maximaal 10 °C). • Raadpleeg de onderhoudshandleiding voor meer informatie..
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Wielmoeren aandraaien. • Controleer de spanning van de ventilatoraandrijfriem. • Spanning van drijfriem van het maaimes controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter. • Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Onderhoudsschema Figuur 36 Smering Gesloten lagers hoeven niet te worden gesmeerd en hebben op korte termijn geen onderhoud nodig.
niet als deze nog heet is en richt een hogedruk- of hogevolumespuit nooit op de lagers.
Figuur 43 Figuur 41 1.
Hefmechanismen, middelste maaidek Hefmechanismen, zijmaaidekken • Lagerbussen van hefarm (2) (Figuur 46) Hefcilinder van zijmaaidek (4) (Figuur 48) • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 46) • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 47) Figuur 48 Zijmaaidekken • Lagerbus van as van zwenkwielvork (elk 1) (Figuur 49) • Lager van spilas (4) Figuur 46 • Lagerbussen van draaipunt van arm van spanpoelie (1) (onder de arm van de spanpoelie) Figuur 47 Figuur 49 41
Onderhoud motor 2. Voordat u het filter weghaalt (Figuur 51), moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (276 kPa [40 psi]) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Deze reiniging voorkomt dat er vuil in de inlaat terechtkomt als het voorfilter wordt verwijderd.
uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 5. Monteer het deksel met de rubberen uitlaatklep naar beneden gericht – in een stand tussen ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde. 6. Stel de indicator (Figuur 50) opnieuw in als deze rood is.
Onderhoud brandstofsysteem 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. Onderhoud van brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
Onderhoud elektrisch systeem sleuteltje op UIT wanneer u een ononderbroken straal ziet. 4. Draai de leidingconnector goed vast. 5. Herhaal deze procedure bij de overige spuitstukken. Accu-onderhoud Accutype is groep 24. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de minkabel loskoppelen van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine. WAARSCHUWING Figuur 57 1.
1 g011539 Figuur 59 1. Zekeringhouder 10 7.5 7.5 10 10 2 7.5 7.5 2 7.5 7.5 10 20 1 Figuur 61 G011542 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering. 7. Aansluitpunt - 10 A zekering 2. Motor voorgloeien, 60 A zekering 8. Instrumenten - 10 A zekering 3. Motor starten - 20 A zekering 9. Bedieningsmodule - 2 A zekering 4. Koplampen - 10 A zekering 10. Bedieningsmodule - 2 A zekering 5. Richtingaanwijzer—10 A zekering Aansluitpunt - 7,5 A zekering 6.
Onderhoud aandrijfsysteem Olie van planeetwielaandrijving verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren De olie van de planeetwielaandrijving moet na de eerste 200 bedrijfsuren worden ververst. Daarna dient dit om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks te gebeuren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Gebruik hiervoor hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie. 1. Krik de voorkant van de machine omhoog en plaats deze op steunen. Figuur 62 1. Zekeringen 2.
9. Giet ongeveer 0,5 liter hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie in de vulopening van de planeetwielaandrijving (op 3 of 9 uur) totdat het peil de onderkant van de controle-opening in de remkast heeft bereikt. Plaats de plug. 10. Herhaal dit aan de andere kant. Figuur 65 1. Plaats van de aftappluggen 5. Reinig de omgeving van de aftapplug op de bodem van de tandwielkast (Figuur 66). 6. Verwijder de aftapplug uit de tandwielkast zodat de olie in de opvangbak kan lopen.
Toespoor achterwiel controleren Onderhoud koelsysteem Het koelsysteem van de motor reinigen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor van de achterwielen worden gecontroleerd. Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler en de radiateur. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. 1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Haal de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, moet u de remmen vaster zetten: Figuur 68 1. Oliekoeler 2. Radiateur A.
Onderhoud riemen ± 6 mm (binnenkant) hebben. Als de veer de juiste spanning heeft, moet u de aanslagbout (slotbout) aandraaien totdat de afstand tussen de kop van de bout en de arm van de spanpoelie ongeveer 3 mm +1,5/-0,00 mm is (Figuur 70). Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Opmerking: Plaats de riem aan kant van de riemgeleider die naar de veer is gekeerd (Figuur 70).
Onderhoud bedieningsysteem weer te worden gemonteerd in de opening dat de kop van de aanslagbout op een lijn met de arm van spanpoelie houdt. 4. Verwijder de bouten waarmee de hydraulische motor is bevestigd aan het maaidek (Figuur 71). Haal de motor uit het maaidek en leg deze boven op het maaidek.
Onderhoud hydraulisch systeem Hydraulische vloeistof verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro-dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde hydraulische vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit. Figuur 73 1.
Hydraulische slangen en leidingen controleren verspreiden. Controleer ook op lekkages; zet daarna de motor af. 5. Controleer het vloeistofpeil en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Niet te vol vullen. Onderhoudsinterval: Om de 2 jaar Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën.
1 Onderhoud van het maaidek 2 Middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen). Indien u het maaidek wilt kantelen, moet u als volgt te werk gaan: 1. Breng het middelste maaidek en de zijmaaidekken iets omhoog van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. 2.
4. Start de motor en laat het middelste maaidek neer. 5. Breng beide maaidekken langzaam omhoog totdat het zwaartepunt verandert en het maaidek in de verticale stand gaat draaien. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. Voorste maaidek omlaag draaien (kantelen) 1. Laat de maaidekken langzaam neer totdat het zwaartepunt verandert en het middelste maaidek omlaag draait. Figuur 79 2.
Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen Onderhoud van zwenkwielen en lagers Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren 1. Verwijder de borgmoer van de bout waarmee de zwenkwielset is bevestigd in de zwenkwielvork (Figuur 82) of in de draaiarm van het zwenkwiel (Figuur 83). Pak het zwenkwiel vast en schuif de bout uit de vork of draaiarm. In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten.
5. Schuif het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf. Druk het andere lager in het open uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten. Onderhoud van maaimessen 6. Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van een bout en een borgmoer. Controleren op kromme messen 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 86). De snijrand van het mes moet scherp zijn zodat het gras wordt gemaaid en niet wordt afgescheurd. De snijrand is kennelijk bot als de punten van de grassprieten bruin zijn of kapot zijn gescheurd. Slijp de snijranden om dit te verhelpen. 3. Monteer het mes, de antiscalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 Nm. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
GEVAAR Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes (Figuur 87). Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. • Probeer nooit een krom mes recht te buigen of een gebroken of gescheurd mes te lassen. • Vervang een versleten of beschadigd mes. Figuur 88 1.
Onderhoud van de vonkenvanger verschil tussen de afstanden mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer dan 3 mm bedraagt, is het mes krom en moet het worden vervangen. U moet alle messen meten. 6. Vergelijk de metingen van de buitenste messen met het middelste mes. Het middelste mes mag niet meer dan 10 mm lager zijn dan de buitenste messen.
Onderhoud van de cabine Belangrijk: Als er in een filter een gat, scheur of andere beschadiging zit, moet deze worden vervangen. 3. Installeer de filters en het rooster en zet ze vast met de duimschroeven. Reinigen van de luchtfilters in de cabine Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil.) 1. Verwijder de duimschroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 89). Figuur 89 1. 2. Duimschroef Rooster 3.
Stalling 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. Voorbereidingen voor winterstalling 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. Tractie-eenheid 1.
Schema's g014815 Elektrisch schema (Rev.
g017775 Elektrisch schema (Rev.
g017776 Elektrisch schema (Rev.
g017777 Elektrisch schema, EU-GM 4000/4100 (Rev.
g017778 Elektrisch schema, EU-GM 4010 (Rev.
g017779 Elektrisch schema, VS-GM 4000/4100 (Rev.
g017780 Elektrisch schema, VS-GM 4010 (Rev.
g017781 Elektrisch schema, VS-GM 4110 (Rev.
g017782 Elektrisch schema, GM 4010 (Rev.
g017783 Elektrisch schema, GM 4110 (Rev.
g017784 Elektrisch schema, GM 4110 cabine (Rev.
g017785 Elektrisch schema, GM 4110 cabine (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
Opmerkingen: 78
Opmerkingen: 79
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.