Form No. 3370-870 Rev A Groundsmaster®® 4000-D en 4010-D cirkelmaaier Modelnr.: 30446—Serienr.: 312000001 en hoger Modelnr.: 30448—Serienr.: 312000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren. Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Inhoud De serviceremmen afstellen................................ 51 Onderhoud riemen................................................. 52 Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo...................................... 52 Onderhoud van de compressorriem.................... 52 De spanning van de drijfriemen van de maaimessen opnieuw afstellen ........................ 52 Drijfriem van maaimes vervangen....................... 53 Onderhoud bedieningsysteem ................................
Veiligheid ◊ te snel rijden, ◊ onjuist gebruik van de rem, Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie. ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. • Controleer of de instrumenten die registreren dat de bestuurder op de stoel zit, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.
• Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. • De bestuurder moet de eventueel bijgeleverde waarschuwingslichten laten knipperen als hij op de openbare weg rijdt, tenzij dit wettelijk is verboden. • Maak de accukabels los voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool.
Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor de bestuurder of omstanders. • Zorg ervoor dat u de veiligheidsgordel snel kunt losmaken als de machine in een vijver of een sloot, enz. terechtkomt. • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang. WAARSCHUWING De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 Nm. 100-5624 1. Maaihoogte-instelling 100-5622 100-5693 1. Maaihoogte-instelling 1. Maaihoogte-instelling 100-5694 100-5623 1.
0-6578 1. Risico om gegrepen te worden, riem - Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 117–2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing - Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing - Draag gehoorbescherming. 5.
7–2766 (Aanbrengen op onderdeelnr. 117-2754 volgens Europese standaard*) * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese veiligheidsnorm voor gazonmaaiers EN 836:1997. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3.
117–2387 1. Linker maaidek omhoog brengen 4. Koelventilator 2. Middelste maaidek omhoog brengen 5. Achteruit 3. Rechter maaidek omhoog brengen 6. Automatisch 119-0067 4. Lees de 1. Om de parkeerrem te Gebruikershandleiding. vergrendelen, moet u de pedalen aan elkaar vastzetten, de rempedalen intrappen en de knop omhoogtrekken. 2. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de rempedalen intrappen. 3. Waarschuwingslampje van parkeerremvergrendeling 12 5. Hendel om stuurwiel te kantelen omlaag drukken.
104-3579 1. Maaihoogte-instelling, laag 2. Maaihoogte-instelling, hoog 119-0075 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering. 7. Aansluitpunt - 10 A zekering 2. Motor voorgloeien, 60 A zekering 8. Instrumenten - 10 A zekering 3. Motor starten - 20 A zekering 9. Bedieningsmodule - 2 A zekering 104-3599 1. Niet hierop stappen. 2. Tractiepedaal 4. Koplampen - 10 A zekering 10. Bedieningsmodule - 2 A zekering 5. Richtingaanwijzer—10 A zekering 3. Tractie – Vooruit 4.
117-5735 1. Lees de Gebruikershandleiding; zet om de motor te starten het tractiepedaal in de neutraalstand, trap de rem in, zet de gasschakelaar op laag stationair en draai de contactsleutel naar Preheat (Voorverwarmen). Draai als het infocenter het advies Wachten met starten niet meer weergeeft, de contactsleutel naar Start. 2.
119–0124 (Uitsluitend model 30447) 1. Waarschuwing - als de ramen van de cabine openstaan moet u gehoorbescherming dragen. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Sluit het achterste raam voordat u probeert om de motorkap te openen. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
120-6604 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen en houd alle beschermende delen op hun plaats. 3. Handen of voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen en houd alle beschermende delen op hun plaats.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Smeer de machine. 2 Waarschuwingssticker 1 Wordt uitsluitend aangebracht op machines die moeten voldoen aan de Europese voorschriften.
Algemeen overzicht van de machine Borgpen Bedieningsorganen Hendel om stuurwiel te verstellen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Druk de hendel Figuur 2 omlaag om het stuurwiel in de gewenste stand te zetten. Laat vervolgens de hendel los om de afstelling te borgen. Om de parkeerrem in werking te stellen Figuur 2, koppelt u de pedalen met de borgpen.
Figuur 4 1. Cruise control (optioneel) 2. Lichtschakelaar Figuur 3 1. Snelheidsbegrenzer 3. Hi–Lo-snelheidsregelaar 2. Contramoeren Belangrijk: Als de machine in de maaistand staat, moet de schroef van de snelheidsbegrenzer het tractiepedaal tegenhouden voordat de pomp een volledige slag aflegt, omdat anders de pomp schade kan oplopen. 8. Koelvloeistoftemperatuurmeter van motor 9. Waarschuwingslampje oliedruk 10. Laadindicator 4. Gashendel 5. Waarschuwingslampje gloeibougie 11. Contactschakelaar 12.
Druk de knop in om de messen van het maaidek te stoppen. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Schakelaar van stromingsverdeler Dit lampje (Figuur 4) gaat branden en de maaidekken stoppen (de aftakas schakelt uit) als de motor een onveilige bedrijfstemperatuur bereikt. Als de motortemperatuur blijft stijgen, zal de motor afslaan.
Cabineknoppen Uitsluitend model 30446 Schakelaar voor wissen voorruit Druk op de voorzijde van de schakelaar om de voorruitenwissers te activeren (Figuur 6) en op de achterzijde van de schakelaar om de wissers weer uit te zetten. Airconditioningschakelaar Druk op de voorzijde van de schakelaar om de airconditioning te activeren (Figuur 6) en op de achterzijde van de schakelaar om de airconditioning weer uit te zetten. Figuur 7 1.
Specificaties Gebruiksaanwijzing Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
peilstok er weer uit. Het oliepeil moet altijd tot aan de VOL-markering staan (Figuur 8). VOORZICHTIG Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof (die onder druk staat) ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt. • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen. 2. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiateur.
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7°C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7°C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken. GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief.
Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek. 3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 11).
4. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. aan de onderkant van de opening komt. Indien het peil te laag staat, verwijdert u de vulplug (Figuur 14) en vult u voldoende tandwielolie bij totdat het peil de onderkant van de opening van de controleplug bereikt. 5.
U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 127 mm, in stappen van 13 mm. Om de maaihoogte van het voorste maaidek in te stellen, moet u de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste openingen in de zwenkwielvorken plaatsen en vervolgens een gelijk aantal afstandsstukken toevoegen aan de zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de achterste ketting aan de gewenste opening. 1. Start de motor en breng de maaidekken omhoog zodat de maaihoogte kan worden gewijzigd.
het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm (raadpleeg onderstaande tabel) op de spilas om de gewenste maaihoogte te bereiken; schuif daarna de klemring op de as. Raadpleeg onderstaande tabel om vast te stellen welke combinatie afstandsstukken moet worden gebruikt om de maaihoogte in te stellen: Figuur 19 Opmerking: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25, 38 of in sommige gevallen 51 mm, moet u de glijders en de maatwielen in de bovenste openingen plaatsen.
Figuur 22 Figuur 20 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Vulstukken 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel 1. Zwenkwieldraaiarm 3. Gaffelpen en R-pen 2. Montage-openingen van as 4. Spanstang Raadpleeg onderstaande tabel om vast te stellen welke combinatie afstandsstukken moet worden gebruikt om de maaihoogte in te stellen. Figuur 23 8. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de verbindingen van de demper zijn bevestigd aan de beugels van het maaidek (Figuur 24).
Figuur 26 2. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder (Figuur 26). Figuur 24 1. Verbinding van demper 3. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren. Opmerking: Gebruik uitsluitend de bovenste of middelste openingen om de glijders af te stellen. De onderste openingen worden gebruikt als de glijders op een maaidek worden omgewisseld, waarbij zij de bovenste openingen op de andere kant van het maaidek worden. 4.
8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de machine in de hoogste maaistand zetten; zie Maaihoogte afstellen. 9. Laat de maaidekken neer op het vlakke oppervlak. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maaidekken. 10. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie is vastgezet, om de riemspanning op elk maaidek te verminderen. Montage frontmaaidek Figuur 27 Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes.
4. Als de binnenste rand nog steeds te hoog is, moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen uit het onderste deel van de voorste binnenste zwenkwielarm van het zijmaaidek en een opvulstuk van 3 mm uit de voorste buitenste zwenkwielarm van het zijmaaidek. 5. Als de binnenste rand van het zijmaaidek te laag is ten opzichte van de buitenste rand van het frontmaaidek, moet u een opvulstuk van 3 mm plaatsen in het onderste deel van de voorste binnenste zwenkwiel op het zijmaaidek.
Belangrijk: Laat de startmotor niet langer dan 15 seconden achter elkaar draaien omdat de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan raken. Als de motor na 15 seconden niet wil starten, moet u het sleuteltje op UIT draaien, de bedieningsorganen opnieuw controleren, nog eens 15 seconden wachten en de startprocedure herhalen. Als de temperatuur beneden -7° C is, moet u de bougies twee keer voorgloeien voordat u de motor voor de eerste keer start.
De interlockschakelaars controleren hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen. U mag de machine niet duwen of slepen over een afstand van meer dan 0,4 km. Belangrijk: U mag de machine niet sneller dan 3–4,8 km per uur duwen slepen omdat hierdoor de transmissie kan worden beschadigd. De omloopklep moet open zijn als de machine wordt geduwd of gesleept.
Gebruikseigenschappen Oefen u in het rijden met de machine, omdat deze machine een hydrostatische transmissie heeft en de eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet letten bij het gebruik van de tractie-eenheid, het maaidek en andere werktuigen, zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen of andere onderdelen van werktuigen en het belang van de remmen.
Tips voor bediening en gebruik Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Zorg ervoor dat de stoelvergrendeling goed vastzit en u de veiligheidsgordel hebt omgedaan. Rij langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen. Om beter in balans te kunnen blijven tijdens het sturen, moet het maaidek zijn neergelaten tijdens het afdalen.
De prestaties van de airconditioner optimaliseren • Om opwarming door de zon te beperken parkeert u de machine in de schaduw en laat u de deuren open als er direct zonlicht op de machine valt. • Controleer of de condenserribben van de airconditioning schoon zijn. • Stel de blazer van de airconditioning in op de middelste stand. • Ga na of het dak en de headliner overal goed aansluiten. Indien nodig aanpassingen uitvoeren.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Wielmoeren aandraaien. Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. Spanning van de compressorriem controleren. Spanning van drijfriem van het maaimes controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure • Klepspeling controleren en afstellen. Om de 2 jaar • Koelsysteem schoonspoelen en vloeistof verversen. • Loszittende slangen vervangen. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Smering Lagers en lagerbussen smeren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren.
Voorste maaidek • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (2) (Figuur 40) • Lagers van as (3) (onder de poelie) (Figuur 41) • Lagerbussen van draaipunt van arm van spanpoelie (2) (Figuur 41) Figuur 40 Figuur 42 g017810 Figuur 41 Figuur 43 Voorste hefmechanismen • Lagerbussen van hefarm (2) (Figuur 42) Zijmaaidekken • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 42) • Lagerbus van as van zwenkwielvork (1) (Figuur 44) • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 43) • Lagers van as (elk 2) (onder de poelie).
Figuur 46 Figuur 44 Hefmechanismen zijkant • Lagerbussen van hoofdhefarm (6) (Figuur 45 en Figuur 46) • Lagerbussen van draaipunt van haakse hendel (2) (Figuur 47) Figuur 47 • Lagerbussen van achterste arm (4) (Figuur 47) • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 48) Figuur 48 Figuur 45 42
Onderhoud motor 3. Verwijder het voorfilter (Figuur 50). Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Verwijder het veiligheidsfilter niet (Figuur 51).
Onderhoud brandstofsysteem tussen ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde. Maak de sluiting vast. Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoud van brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 150 bedrijfsuren GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 54). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 3. Draai het contactsleuteltje op START en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op UIT wanneer u een ononderbroken straal ziet. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 4. Draai de leidingconnector goed vast. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. 5. Herhaal deze procedure bij de overige spuitstukken. Figuur 54 1.
Onderhoud elektrisch systeem Accu-onderhoud Accutype is groep 24. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de minkabel loskoppelen van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. 1 • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. g011539 Figuur 58 • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine. 1.
De cabinezekeringen (Figuur 61 en Figuur 62) bevinden zich in de zekeringdoos van de cabineheadliner (uitsluitend model 30446) Figuur 61 1. Zekeringdoos cabine 2. Zekeringen Figuur 60 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering. 7. Aansluitpunt - 10 A zekering 2. Motor voorgloeien, 60 A zekering 8. Instrumenten - 10 A zekering 3. Motor starten - 20 A zekering 9. Bedieningsmodule - 2 A zekering 4. Koplampen - 10 A zekering 10. Bedieningsmodule - 2 A zekering Figuur 62 5.
Onderhoud aandrijfsysteem Olie van planeetwielaandrijving verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren De olie van de planeetwielaandrijving moet na de eerste 200 bedrijfsuren worden ververst. Daarna dient dit om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks te gebeuren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Gebruik hiervoor hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie. 1. Krik de voorkant van de machine omhoog en plaats deze op steunen. 2. Verwijder de voorwielen. 3.
5. Reinig de omgeving van de aftapplug op de bodem van de tandwielkast (Figuur 66). Onderhoud koelsysteem 6. Verwijder de aftapplug uit de tandwielkast zodat de olie in de opvangbak kan lopen. Verwijder de controleplug zodat de olie gemakkelijk kan weglopen. Het koelsysteem van de motor reinigen Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler en de radiateur. Reinig deze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid.
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Haal de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, moet u de remmen vaster zetten: Figuur 68 1. Oliekoeler 2. Radiateur A.
Onderhoud riemen 1. Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 4,5 kg. Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo 2. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebout van de spanpoelie losdraaien (Figuur 69). Verhoog of verminder de spanning van de compressorriem en draai de bouten vast. Controleer nogmaals de speling van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is.
Drijfriem van maaimes vervangen motor aan het maaidek met de bouten die u eerder hebt verwijderd. Opmerking: Plaats de riem aan kant van de riemgeleider die naar de veer is gekeerd (Figuur 70). Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren De drijfriem van het maaimes, die wordt gespannen door de veerbelaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riem zal echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen.
Onderhoud bedieningsysteem Instellen van de gaskabel Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—Motortoerental controleren (stationair en op vol gas). Om de 400 bedrijfsuren—Motortoerental controleren (stationair en op vol gas). Stel de gaskabel (Figuur 72) zodanig af dat de regelhendel op de motor contact maakt met de stelbouten voor laag en hoog toerental voordat de gashendel tegen de sleuf in het bedieningspaneel aan komt. Figuur 73 1. Aanslag van tractiepedaal 2. Contramoeren 3.
Onderhoud hydraulisch systeem verspreiden. Controleer ook op lekkages; zet daarna de motor af. 5. Controleer het vloeistofpeil en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Niet te vol vullen.
moet u de besturing in werking stellen en de maaidekken een paar keer opheffen of neerlaten. Zet de motor af en controleer op olielekkages. 1 2 Hydraulische slangen en leidingen controleren Onderhoudsinterval: Om de 2 jaar Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
Onderhoud van het maaidek Transportvergrendeling afstellen Figuur 78 De transportvergrendeling (Figuur 77) moet indien nodig als volgt worden afgesteld: 2. Vergrendeling van maaidek 1. Stelschroef 1. Hef het frontmaaidek volledig op van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. Middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) 2. Draai de flensmoeren los waarmee de draaiarm van de vergrendeling is bevestigd aan het frame van de tractie-eenheid.
het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes. 5. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen. Voorste maaidek afstellen 1. Draai de contramoeren op de bovenkant of de onderkant van de veerstrop van de maaihoogteketting los (Figuur 81). 2. Stel de andere moeren af om de achterkant van het maaidek hoger of lager te zetten en een correcte schuinstand te verkrijgen. Figuur 80 1. Kabel 2. Pen 3. Draai de contramoeren vast.
Figuur 83 1. Buis van zwenkwielarm 5. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat. Figuur 82 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Vulstukken 2. Lagerbussen 4. Montage-openingen van as 5. Zwenkwiel 6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging. 2. Plaats het klemkapje terug. 7. Steek de zwenkwielas door de lagerbussen en de bevestigingsbuis.
Onderhoud van maaimessen Controleren op kromme messen Als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u de maaimachine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt. Draai alle moeren van de aspoelie vast tot 130 à 150 ft-lb (176 à 203 N?m). 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. Breng het maaidek omhoog, stel de parkeerrem in werking, zet het tractiepedaal in de neutraalstand en schakel de aftakas uit.
Als de vleugel slijt, zal de maaikwaliteit geleidelijk aan enigszins afnemen, hoewel de snijranden scherp blijven. De snijrand van het mes moet scherp zijn zodat het gras wordt gemaaid en niet wordt afgescheurd. De snijrand is kennelijk bot als de punten van de grassprieten bruin zijn of kapot zijn gescheurd. Slijp de snijranden om dit te verhelpen. 2. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke, gevoerde handschoen. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 87).
GEVAAR Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes. Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. • Probeer nooit een krom mes recht te buigen of een gebroken of gescheurd mes te lassen. • Vervang een versleten of beschadigd mes. Figuur 89 1.
Onderhoud van de vonkenvanger 3 mm. Als dit verschil meer dan 3 mm bedraagt, is het mes krom en moet het worden vervangen. U moet alle messen meten. 6. Vergelijk de metingen van de buitenste messen met het middelste mes. Het middelste mes mag niet meer dan 10 mm lager zijn dan de buitenste messen. Indien het middelste mes meer dan 10 mm lager is dan de buitenste messen, ga dan verder met stap 7 en plaats opvulstukken tussen de spilbehuizing en de onderkant van het maaidek.
Onderhoud van de cabine Belangrijk: Als er in een filter een gat, scheur of andere beschadiging zit, moet deze worden vervangen. 3. Installeer de filters en het rooster en zet ze vast met de duimschroeven. Reinigen van de luchtfilters in de cabine De airconditioning-spoel reinigen. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil.) Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden) 1.
Stalling 9. Plaats het condenserscherm van de airco terug. 10. Plaats de condenserkap en ventilator terug. Zorg ervoor dat de bedrading van de ventilator zijn aangesloten voordat u de condenserkap bevestigt. Voorbereidingen voor winterstalling Het condenserscherm van de airco reinigen. Tractie-eenheid 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Schema's G011533 Elektrisch schema (Rev.
G011534 Elektrisch schema (Rev.
G011535 Elektrisch schema (Rev.
Elektrisch schema, EU-GM 4000/4100 (Rev.
g017778 Elektrisch schema, EU-GM 4010 (Rev.
g017779 Elektrisch schema, VS-GM 4000/4100 (Rev.
g017780 Elektrisch schema, VS-GM 4010 (Rev.
g017781 Elektrisch schema, VS-GM 4110 (Rev.
g017782 Elektrisch schema, GM 4010 (Rev.
g017783 Elektrisch schema, GM 4110 (Rev.
g017784 Elektrisch schema, GM 4110 cabine (Rev.
g017785 Elektrisch schema, GM 4110 cabine (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.