Form No. 3367-761 Rev B Groundsmaster®® 4000-D en 4010-D cirkelmaaier Modelnr.: 30446—Serienr.: 311000001 en hoger Modelnr.: 30448—Serienr.: 311000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren. Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Inhoud De serviceremmen afstellen................................ 50 Onderhoud riemen................................................. 50 Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo...................................... 50 Onderhoud van de compressorriem.................... 50 De spanning van de drijfriemen van de maaimessen opnieuw afstellen ........................ 51 Drijfriem van maaimes vervangen....................... 51 Onderhoud bedieningsysteem ................................
Veiligheid ◊ te snel rijden, ◊ onjuist gebruik van de rem, Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie. ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen. • Controleer of de instrumenten die registreren dat de bestuurder op de stoel zit, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.
• Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. • De bestuurder moet de eventueel bijgeleverde waarschuwingslichten laten knipperen als hij op de openbare weg rijdt, tenzij dit wettelijk is verboden. • Maak de accukabels los voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool.
• Zorg ervoor dat u de veiligheidsgordel snel kunt losmaken als de machine in een vijver of een sloot, enz. terechtkomt. Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor de bestuurder of omstanders. • Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt. Verleen altijd voorrang. WAARSCHUWING De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
• U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro dealer. Gehele lichaam • Om de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 Nm. 100-5693 1. Maaihoogte-instelling 100-5622 100-5694 1. Maaihoogte-instelling 1. Maaihoogte-instelling 100-5623 1.
117–2754 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. Waarschuwing - Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. Waarschuwing - Draag gehoorbescherming. De machine kan voorwerpen uitwerpen - Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. Het risico bestaat dat u in uw handen of voeten wordt gesneden - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
7–2387 1. Linker maaidek omhoog brengen 2. Middelste maaidek omhoog brengen 3. Rechter maaidek omhoog brengen 117-5723 1. 2. 3. 4. 5. 6. Uit Koplampen Aan Snel Langzaam Aftakasschakelaar 7. 8. 9. 10. 11. 12. Hoog Tractiebediening Laag Vergrendeld Stromingsverdeler Ontgrendeld 117–2385 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Motor – Starten 3. Motor – Voorgloeien 4. Motor – Afzetten 117–2718 11 4. Koelventilator 5. Achteruit 6.
119-0067 4. Lees de 1. Om de parkeerrem te Gebruikershandleiding. vergrendelen, moet u de pedalen aan elkaar vastzetten, de rempedalen intrappen en de knop omhoogtrekken. 5. Hendel om stuurwiel te 2. Om de parkeerrem vrij kantelen omlaag drukken. te zetten, moet u de rempedalen intrappen. 3. Waarschuwingslampje van parkeerremvergrendeling 119-0075 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering. 2. Motor voorgloeien, 60 A zekering 3. Motor starten - 20 A zekering 4.
106-6754 1. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 104-3579 1. Maaihoogte-instelling, laag 2. Maaihoogte-instelling, hoog 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 2. Explosiegevaar - Lees de Gebruikershandleiding. 3. Waarschuwing - Raak het hete oppervlak niet aan. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 104-3599 1. 2. 3. 4. 5. Niet hierop stappen.
117-5735 1. Lees de Gebruikershandleiding; zet om de motor te starten het tractiepedaal in de neutraalstand, trap de rem in, zet de gasschakelaar op laag stationair en draai de contactsleutel naar Preheat (Voorverwarmen). Draai als het infocenter het advies Wachten met starten niet meer weergeeft, de contactsleutel naar Start. 2.
119–0124 (Uitsluitend model 30447) 1. Waarschuwing - als de ramen van de cabine openstaan moet u gehoorbescherming dragen. 2. Sluit het achterste raam voordat u probeert om de motorkap te openen. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Smeer de machine. 2 Waarschuwingssticker 1 Wordt uitsluitend aangebracht op machines die moeten voldoen aan de Europese voorschriften.
Algemeen overzicht van de machine Borgpen Bedieningsorganen Hendel om stuurwiel te verstellen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Druk de hendel Figuur 2 omlaag om het stuurwiel in de gewenste stand te zetten. Laat vervolgens de hendel los om de afstelling te borgen. Om de parkeerrem in werking te stellen Figuur 2, koppelt u de pedalen met de borgpen.
Figuur 4 1. Cruise control (optioneel) 2. Lichtschakelaar Figuur 3 1. Snelheidsbegrenzer 3. Hi–Lo-snelheidsregelaar 4. Gashendel 5. Waarschuwingslampje gloeibougie 6. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur 7. Diagnoselampje 2. Contramoeren Belangrijk: Als de machine in de maaistand staat, moet de schroef van de snelheidsbegrenzer het tractiepedaal tegenhouden voordat de pomp een volledige slag aflegt, omdat anders de pomp schade kan oplopen. 8. Koelvloeistoftemperatuurmeter van motor 9.
Druk de knop in om de messen van het maaidek te stoppen. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Schakelaar van stromingsverdeler Dit lampje (Figuur 4) gaat branden en de maaidekken stoppen (de aftakas schakelt uit) als de motor een onveilige bedrijfstemperatuur bereikt. Als de motortemperatuur blijft stijgen, zal de motor afslaan.
Cabineknoppen Uitsluitend model 30446 Schakelaar voor wissen voorruit Druk op de voorzijde van de schakelaar om de voorruitenwissers te activeren (Figuur 6) en op de achterzijde van de schakelaar om de wissers weer uit te zetten. Airconditioningschakelaar Druk op de voorzijde van de schakelaar om de airconditioning te activeren (Figuur 6) en op de achterzijde van de schakelaar om de airconditioning weer uit te zetten. Figuur 7 1.
Specificaties Gebruiksaanwijzing Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
peilstok er weer uit. Het oliepeil moet altijd tot aan de VOL-markering staan (Figuur 8). VOORZICHTIG Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof (die onder druk staat) ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt. • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen. 2. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiateur.
(nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7° C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken. GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is.
2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek. 3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 11). door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen.
controleer het vloeistofpeil. Het vloeistofpeil moet tussen de twee markeringen op de peilstok staan. 5. Als het peil te laag is, vult u genoeg vloeistof bij totdat het peil de bovenste markering bereikt. 6. Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis. Olie van planeetwielaandrijving controleren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Figuur 14 Controleer het oliepeil om de 400 bedrijfsuren of als er olie naar buiten lekt. Gebruik hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie om de olie te verversen. 1.
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De voor- en achterbanden moet een spanning hebben van 172-207 kPa (25-30 psi). Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben; hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op.
51 mm, moet u de glijders en de maatwielen in de bovenste openingen plaatsen. Zijmaaidekken De hoogte van de zijmaaidekken kunt u instellen door een gelijk aantal afstandsstukken toe te voegen aan dan wel te verwijderen van de zwenkwielvorken. U plaatst hierbij de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste openingen in de zwenkwielvorken. Vervolgens zet u de draaiarmen vast in de gekozen openingen in de beugel voor de gekozen maaihoogte. Figuur 17 4.
Figuur 21 Figuur 23 3. Druk de zwenkwielas door de zwenkwielarm. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. 8. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de verbindingen van de demper zijn bevestigd aan de beugels van het maaidek (Figuur 24). Houd de openingen in de verbinding van de demper recht voor de gewenste openingen in de maaihoogtebeugel in het maaidekframe (Figuur 25).
Glijders afstellen Ongelijke meshoogte corrigeren De glijders moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm.
2. Plaats het mes horizontaal op de binnenste as van het zijmaaidek en op de corresponderende buitenste as van het frontmaaidek. Meet de afstanden van de grond tot de voorste rand van het mes op de binnenste rand van het zijmaaidek tot de corresponderende buitenste rand van het frontmaaidek en vergelijk deze. De afstand bij het zijmaaidek is correct als deze ongeveer 10 mm minder is dan de afstand bij het frontmaaidek.
controleren of de schuinstand van het zijmaaidek nog steeds 6 mm is. Indien nodig instellen. • De motor is gestopt omdat de brandstof op was. • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem. 1. Stel de parkeerrem in werking. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de neutraalstand staat. 2. Zet de gashendel op midden stationair. 3. Draai het contactsleuteltje op LOPEN. Het indicatielampje van de gloeibougie gaat branden. 4.
de koelvloeistoftemperatuur en gaat de ventilator automatisch in de achteruitstand om te helpen bij het wegblazen van vuil van het achterscherm. Een omgekeerde cyclus wordt automatisch gestart als de koelvloeistof of de hydraulische temperatuur een bepaalde waarde bereikt. Door de ventilatorschakelaar naar voren te drukken in de R-stand, doorloopt de ventilator een handmatig gestarte omgekeerde cyclus.
Bevestigingspunten voor een omleiding langs de afsluitklep in het verdeelstuk van de vierwielaandrijving. Daartoe moet u een slangset (slang onderdeelnr. 95-8843, koppeling nr. 95-0985 [aantal. 2], en hydraulische aansluiting nr. 340-77 [aantal 2]) aansluiten op de poort om de druk in de tractie voor de achteruitstand te testen (Figuur 32) en de poort om de druk in de vierwielaandrijving in de achteruitstand te testen (Figuur 33).
nat gras, omdat het gazon per ongeluk kan scheuren. De remmen kunnen ook worden gebruikt om de machine grip te laten houden. In sommige heuvelachtige omstandigheden kan het hoogste wiel slippen en grip verliezen. Als deze situatie zich voordoet, trapt u het stuurpedaal voor het hoogste wiel geleidelijk en met tussenpozen in totdat dit wiel niet meer slipt, waarmee de tractie op het laagste wiel wordt vergroot. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt.
Transport Gebruik de transportgrendels als u de machine over een lange afstand of oneffen terrein vervoert of als u een aanhanger gebruikt. Na het maaien Om optimale resultaten te waarborgen, moet de onderkant van de maaikast na iedere maaibeurt worden gereinigd. Als zich grasresten kunnen ophopen op de maaikast, zullen de maairesultaten verslechteren. Schuinstand van het maaidek Een mes-schuinstand van 6 mm wordt aanbevolen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Wielmoeren aandraaien. Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. Spanning van de compressorriem controleren. Spanning van drijfriem van het maaimes controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter.
Onderhoudsinterval Om de 800 bedrijfsuren Om de 2 jaar Onderhoudsprocedure • • • • • • • • • • Brandstoftank aftappen en reinigen. Olie van voorste planeetwielaandrijving verversen. Olie van de achteras verversen. Controleer het toespoor van het achterwiel. Drijfriem van maaimes controleren. Hydraulische vloeistof verversen. De hydraulische filters vervangen. De demper van de zijmaaidekken controleren. Zwenkwielsets van maaidek controleren. Klepspeling controleren en afstellen.
Smering Lagers en lagerbussen smeren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren.
Frontmaaidek • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (2) (Figuur 40) • Lagers van as (3) (onder de poelie) (Figuur 41) • Lagerbussen van draaipunt van arm van spanpoelie (2) (Figuur 41) Figuur 40 Figuur 42 Figuur 41 Figuur 43 Voorste hefmechanismen • Lagerbussen van hefarm (2) (Figuur 42) Zijmaaidekken • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 42) • Lagerbus van as van zwenkwielvork (1) (Figuur 44) • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 43) • Lagers van as (elk 2) (onder de poelie).
Figuur 46 Figuur 44 Hefmechanismen zijkant • Lagerbussen van hoofdhefarm (6) (Figuur 45 en Figuur 46) • Lagerbussen van draaipunt van haakse hendel (2) (Figuur 47) Figuur 47 • Lagerbussen van achterste arm (4) (Figuur 47) • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 48) Figuur 48 Figuur 45 40
Onderhoud motor 3. Verwijder het voorfilter (Figuur 50). Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Verwijder het veiligheidsfilter niet (Figuur 51).
Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoud brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Onderhoud van brandstofsysteem Om de 150 bedrijfsuren Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 150 bedrijfsuren de olie verversen en het oliefilter vervangen. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 54). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 3. Draai het contactsleuteltje op START en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op UIT wanneer u een ononderbroken straal ziet. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 4. Draai de leidingconnector goed vast. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. 5. Herhaal deze procedure bij de overige spuitstukken. Figuur 54 1.
Onderhoud elektrisch systeem Accu-onderhoud Accutype is groep 24. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de minkabel loskoppelen van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. 1 • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. g011539 Figuur 58 • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine. 1.
De cabinezekeringen (Figuur 61 en Figuur 62) bevinden zich in de zekeringdoos van de cabineheadliner (uitsluitend model 30446) Figuur 61 1. Zekeringdoos cabine 2. Zekeringen Figuur 60 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering. 2. Motor voorgloeien, 60 A zekering 3. Motor starten - 20 A zekering 4. Koplampen - 10 A zekering 7. Aansluitpunt - 10 A zekering 8. Instrumenten - 10 A zekering 9. Bedieningsmodule - 2 A zekering 10. Bedieningsmodule - 2 A zekering 5.
Onderhoud aandrijfsysteem Olie van planeetwielaandrijving verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren De olie van de planeetwielaandrijving moet na de eerste 200 bedrijfsuren worden ververst. Daarna dient dit om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks te gebeuren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Gebruik hiervoor hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie. 1. Krik de voorkant van de machine omhoog en plaats deze op steunen. 2. Verwijder de voorwielen. 3.
achterzijde van de stuurwielen. De afstand aan de voorzijde moet 6 mm korter zijn dan de afmeting achter de wielen. 2. Draai de klemmen aan beide uiteinden van de spoorstangen los om ze af te kunnen stellen. 3. Draai het uiteinde van de spoorstang om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien. 4. Draai de klemmen van de spoorstangen weer vast als de afstelling correct is. Figuur 65 1. Plaats van de aftappluggen 5.
Onderhoud koelsysteem Het koelsysteem van de motor reinigen Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler en de radiateur. Reinig deze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. Deze machine is voorzien van een hydraulisch aangedreven systeem dat automatisch (of handmatig) in de achteruit schakelt om de opeenhoping van vuil op de radiateur en het scherm te verminderen.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De serviceremmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Controleer de conditie en de spanning van de riem (Figuur 69) om de 100 bedrijfsuren. 1.
1. Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 4,5 kg. Drijfriem van maaimes vervangen 2. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebout van de spanpoelie losdraaien (Figuur 69). Verhoog of verminder de spanning van de compressorriem en draai de bouten vast. Controleer nogmaals de speling van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is.
Onderhoud bedieningsysteem motor aan het maaidek met de bouten die u eerder hebt verwijderd. Opmerking: Plaats de riem aan kant van de riemgeleider die naar de veer is gekeerd (Figuur 70). Instellen van de gaskabel 8. Bevestig de trekveer (Figuur 70) weer aan de oogbout en span de riem als volgt: Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
Onderhoud hydraulisch systeem Hydraulische vloeistof verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro-dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde hydraulische vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit. Figuur 73 1.
verspreiden. Controleer ook op lekkages; zet daarna de motor af. 5. Controleer het vloeistofpeil en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Niet te vol vullen. laten lopen. Om lucht uit het systeem te verwijderen, moet u de besturing in werking stellen en de maaidekken een paar keer opheffen of neerlaten. Zet de motor af en controleer op olielekkages.
1 Onderhoud van het maaidek 2 Transportvergrendeling afstellen De transportvergrendeling (Figuur 77) moet indien nodig als volgt worden afgesteld: 1. Hef het frontmaaidek volledig op van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. g011538 2. Draai de flensmoeren los waarmee de draaiarm van de vergrendeling is bevestigd aan het frame van de tractie-eenheid. Figuur 76 1. Stelschroef voor het tegengewicht 2. Testpoort voor tegengewicht 3.
Figuur 78 2. Vergrendeling van maaidek 1. Stelschroef Middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) Figuur 80 1. Kabel Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen). Indien u het maaidek wilt kantelen, moet u als volgt te werk gaan: 1. Breng het voorste maaidek iets omhoog van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. 2.
het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes. 5. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen. Voorste maaidek afstellen 1. Draai de contramoeren op de bovenkant of de onderkant van de veerstrop van de maaihoogteketting los (Figuur 81). 2. Stel de andere moeren af om de achterkant van het maaidek hoger of lager te zetten en een correcte schuinstand te verkrijgen. Figuur 82 1. Klemkapje 3. Draai de contramoeren vast. 2.
Figuur 83 1. Buis van zwenkwielarm 2. Lagerbussen Figuur 85 5. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat. 1. Zwenkwiel 2. Zwenkwieldraaiarm 2. Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 84 en Figuur 85). Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf. 6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging. 7.
Onderhoud van maaimessen 2. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke, gevoerde handschoen. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 87). Controleren op kromme messen 3. Monteer het mes, de antiscalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 Nm. Als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u de maaimachine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt.
dit is normaal. Als de vleugel slijt, zal de maaikwaliteit geleidelijk aan enigszins afnemen, hoewel de snijranden scherp blijven. De snijrand van het mes moet scherp zijn zodat het gras wordt gemaaid en niet wordt afgescheurd. De snijrand is kennelijk bot als de punten van de grassprieten bruin zijn of kapot zijn gescheurd. Slijp de snijranden om dit te verhelpen. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
verschil tussen de afstanden mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer dan 3 mm bedraagt, is het mes krom en moet het worden vervangen. U moet alle messen meten. GEVAAR Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes. Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen.
Onderhoud van de vonkenvanger Onderhoud van de cabine Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven Reinigen van de luchtfilters in de cabine Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil.) De geluiddemper moet om de 200 bedrijfsuren worden ontkoold. 1. Verwijder de duimschroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 90). 1.
Belangrijk: Als er in een filter een gat, scheur of andere beschadiging zit, moet deze worden vervangen. 9. Plaats het condenserscherm van de airco terug. 10. Plaats de condenserkap en ventilator terug. Zorg ervoor dat de bedrading van de ventilator zijn aangesloten voordat u de condenserkap bevestigt. 3. Installeer de filters en het rooster en zet ze vast met de duimschroeven. Het condenserscherm van de airco reinigen. De airconditioning-spoel reinigen.
Stalling 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. Voorbereidingen voor winterstalling 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. Tractie-eenheid 1.
Schema's g014815 Elektrisch schema, sheet 1 (Rev.
G014816 Elektrisch schema, sheet 2 (Rev.
Elektrisch schema, sheet 3 (Rev.
Elektrisch schema, sheet 4 (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
Opmerkingen: 70
Opmerkingen: 71
De Toro Total Coverage garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.