Form No. 3327-469 ® Groundsmaster® 455-D Tractie-eenheid Modelnr. 30455TS—Serienr.
Inhoud Inhoud 1 Inleiding 2 Veiligheid 3 Voor het gebruik Tijdens het gebruik Onderhoud Geluidsdruk Geluidsniveau Trillingsniveau Onderhoud Onderhoudsschema Smeren (Fig.
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk. Inleiding Lees deze handleiding aandachtig door, zodat u leert hoe u de machine op de juiste wijze bedient en onderhoudt.
Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke verordeningen en verzekeringsbepalingen. Veiligheid Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te verminderen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR —“instructie voor persoonlijke veiligheid”.
13. Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Vertrouw niet uitsluitend op de veiligheidsschakelaars maar gebruik uw gezond verstand. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u de machine gebruikt. Het interlocksysteem is voor uw bescherming: verwaarloos het dus niet. Vervang alle interlockschakelaars om de twee jaar. 20. Hef altijd de maaidekken op en zet deze vast in de transport-stand voordat u van het ene werkgebied naar het andere rijdt. 21.
28. Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem. 37. Op het moment van productie voldeed de machine aan de veiligheidsnormen voor rijdende maaimachines. Overeenkomstig de veiligheidsnormen moet er ballastgewicht worden geplaatst op de achterkant van de tractie-eenheid. U mag het ballastgewicht NOOIT verwijderen.
Overzicht van veiligheidssysteem Bijtende vloeiGiftige dampen stoffen, chemische of gassen, brandwonden aan verstikking vingers of hand Elektrische schokken, elektrokutie Bekneld raken gehele lichaam van bovenaf Zijwaardse Zijwaardse Bekneld raken beknelling vingers beknelling been gehele lichaam of hand Zijwaardse beknelling bovenlichaam Vloeistof onder hoge druk, kan lichaam binnendringen Afsnijden vingers Afsnijden tenen Afsnijden tenen Afsnijden, geof hand, of voet, of vingers, mes grepen worden
Raadpleeg Veiligheidsgordels technische hand- vastmaken leiding voor de juiste onder houdsprocedures Waarschuwings- Waarschuwings- Lees gebruikers- Vuur, open licht Oogbescherming driehoek driehoek met handleiding en roken verplicht waarschuwingsverboden symbool Veiligheidshelm Gehoorbescherm- Gevaar, giftige Eerste hulp ing verplicht stoffen verplicht Spoelen met water Motor Overbrenging Hydraulisch systeem Uitlaatgassen Druk Peilindicator Vloeistofpeil Af/stoppen Inschakelen Uitschakelen Sne
n/min Starten motor Stoppen motor Motorisch defect Motortoerental/ frequentie Injectiepompje Elektrisch voorglo- Transmissieolie (hulpmiddel (starthulpmiddel) eien starten bij lage Choke temperaturen) NH L F Transmissieolie- Transmissieolie- Defect transmissie Koppeling druk temperatuur Neutraalstand Hoog Laag Vooruit Hydraulische oliedruk Hydraulisch oliepeil Defect brandstofsysteem RP 1 2 3 Achteruit Parkeerstand Eerste versnelling Hydraulisch oliefilter Hydraulische Defect olietemperatu
Besturingssysteem: Type voor automobielen, volledige stuurbekrachtiging. Specificaties Remmen: Geheel afgesloten, asbestvrije, droge, afzonderlijke, meervoudige 14,3 cm schijfremmen op de wielen en parkeerrem op voorste tractiewielen. De remmen worden met de linkervoet bediend met behulp van afzonderlijke pedalen. Dynamische remwerking dankzij hydrostatische aandrijving met gesloten regelcircuit. Tractie-eenheid Motor Peugeot, vloeistofgekoelde, viercilinder viertaktdieselmotor, cilinderinhoud 1,9 l (1.
Wielbasis: Leeggewicht: Tweewielaandrijving Vierwielaandrijving 132 cm 1.418 kg 1.455 kg Optionele apparatuur Bezem-set Neem contact op met uw Toro-dealer Sneeuwruimer Neem contact op met uw Toro-dealer Omkiepbeveiliging, Neem contact op met uw Toro-dealer (standaard op model 30455) Huif met vier stijlen, Neem contact op met uw Toro-dealer Vonkenvanger/Geluiddemper Onderdeelnr. 94-5637 In segmenten verdeeld wiel, set, Onderdeelnr. 76-1880 Remlicht, set, Onderdeelnr.
van de markering op de peilstok bereikt. NIET TE VOL VULLEN. Voor het gebruik VOORZICHTIG Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten en het sleuteltje uit het contact verwijderen. 4. Plaats daarna de vuldop terug. 5. Sluit de kap en maak de sluiting vast. Het koelsysteem controleren De inhoud van het koelsysteem is 13,2 liter. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Ontgrendel en open de motorkap. 2.
vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de vloeistoffen die zij aanbevelen. Multigrade Hydraulische Vloeistof —ISO VG 46 Normaal klimaat: –18° C tot 43° C Mobil DTE 15M Amoco Rykon Premium ISO 46 Chevron Rykon Premium Oil ISO 46 Conoco Hydroclear AW MV46 Exxon Univis N46 Pennzoil AWX MV46 Shell Tellus T 46 Texaco Rando HDZ 46 1 Figuur 4 1. Dop van brandstoftank 3.
Belangrijk : Om verontreiniging van het systeem te voorkomen, moet u de bovenkant van een container met hydraulische olie reinigen voordat u deze doorprikt. Zorg ervoor dat de tuit en de trechter schoon zijn. 3. Plaats de dop weer op het reservoir, sluit de kap en maak de sluiting vast. 1 Figuur 6 1. Inspectieluik 2 4. 1 Schroef de peilstokdop handvast op de vulbuis. De dop hoeft niet met een sleutel te worden vastgedraaid. 1 Figuur 5 1. Kijkglas 2.
1 2 2 1 3 Figuur 8 1. Ontluchtings-/vulplug 2. Controleplug (3) Figuur 10 1. Koppelinghuis 2. Controle-/vulplug 3. Aftapplug Bandenspanning controleren De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De juiste bandenspanning voor de voor- en achterbanden is 138 kPa (20 psi).
buitenste hendels kunt u de zijdekken opheffen en neerlaten. Met de middelste hendel kunt u de hele maaieenheid opheffen en neerlaten. De motor moet lopen als u het maaidek wilt neerlaten. Als de zijdekken hoger dan 15° zijn opgeheven, worden de maaimessen automatisch uitgeschakeld. Om de maaidekken neer te laten, hoeft u de hendels maar eventjes aan te raken. Bedieningsorganen Maaidekschakelaar (Fig. 11)—Wordt gebruikt om het maaidek in bedrijf te stellen of uit te schakelen.
te zetten en het tractiepedaal gedeeltelijk in te trappen. Als het motortoerental als gevolg van de belasting afneemt, moet u het tractiepedaal langzaam laten opkomen totdat het motortoerental hoger wordt. 2 Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand. Als u een zeer steile helling afrijdt, moet u de ACHTERUIT-kant van het pedaal intrappen of werken met uw hiel op de ACHTERUIT-kant en uw teen op de VOORUIT-kant van het pedaal. 3 1 2 Figuur 14 1.
4. Gebruiksaanwijzing Beweeg de voedingsplunjer totdat u weerstand voelt. Probeer de motor te starten. Als de motor niet start, moet u stap 3 herhalen. Starten en stoppen 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en haal uw voet van het tractiepedaal. Controleer of de parkeerrem in werking is gesteld, het tractiepedaal in de NEUTRAALSTAND is en het maaidek is UITGESCHAKELD. 2. Draai de contactschakelaar op AAN. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft, kan de motor worden gestart. 3.
Een andere eigenschap waarop u moet letten, is het gebruik van de rempedalen. U kunt de remmen gebruiken ter ondersteuning bij het draaien van de machine. Ga echter voorzichtig te werk indien u ze gebruikt, in het bijzonder op zacht of nat gras, omdat het gazon per ongeluk kan scheuren. De remmen kunnen ook worden gebruikt om de machine grip te laten houden. Bijvoorbeeld: Als u op een helling rijdt, kan het hoogste wiel slippen en grip verliezen.
LO-stand zetten als u een helling nadert. Schakel nooit van de HI-stand naar de LO-stand als u op een helling rijdt. Stop de machine op een horizontaal oppervlak, stel de remmen in werking en schakel voordat u de helling oprijdt. Wees voorzichtig als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of het maaidek niet per ongeluk beschadigt. Kies de juiste maaihoogte-instelling overeenkomstig de omstandigheden—Verwijder ongeveer 2,5 cm of niet meer dan 1⁄3 van de grassprieten bij het maaien.
Onderhoud Onderhoudsschema CONTROLEREN/BIJVULLEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Motoroliepeil/bijvullen Peil van hydraulische vloeistof /bijvullen Oliepeil van vooras/bijvullen Oliepeil van achteras A. Bijvullen B.
Smeren (Fig. 18–26) De tractie-eenheid en de maaidekken zijn voorzien van smeernippels die regelmatig moeten worden gesmeerd met Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle smeerpunten om de 25 bedrijfsuren smeren. Pomp vet in elke smeernippel onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval. Fig.
Fig. 25 Fig. 23 Fig. 24 Fig.
Minimaal aanbevolen onderhoudsintervallen Onderhoudsprocedure Luchtfilter, stofkap en plaat controleren Vet in alle smeernippels spuiten Oliepeil in versnellingsbak van maaidek controleren Onderhoudsinterval & Service Om de Om de Om de Om de Om de 200 400 800 50 100 bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsuren bedrijfsuren ‡ Motorolie verversen en filter vervangen Accuvloeistofpeil/Aansluitingen van de accukabels controleren Slangen van koelsysteem controleren ✝ Riemen van aftakas en maaidek contro
WAARSCHUWING Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan de machine verricht of deze afstelt, moet u de motor afzetten en het sleuteltje uit het contact verwijderen. 1 2 Algemeen onderhoud van het luchtfilter 1. 2. Controleer het luchtfilterhuis op schade die mogelijk een luchtlek kan veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. Figuur 28 1. Sluitingen van het luchtfilter 2. Stof-cup Geef de luchtfilters een onderhoudsbeurt wanneer de luchtfilterindicator (Fig.
C. Droog het filterelement met een warme luchtstroom (maximaal 71° C) of laat het element aan de lucht drogen. Gebruik geen gloeilamp om het filterelement te drogen omdat hierdoor beschadigingen kunnen ontstaan. Persluchtmethode: A. Blaas perslucht van binnen naar buiten door het droge filterelement. Zorg dat de druk niet hoger is dan 689 kPa (100 psi) om beschadiging van het element te voorkomen. Figuur 30 B.
Brandstoffilter vervangen GEVAAR Vervang het brandstoffilter als de brandstofstroom wordt belemmerd, om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Omdat dieselbrandstof ontvlambaar is, dient u voorzichtig te werk te gaan indien u ermee omgaat of deze bewaart. Rook niet wanneer u de brandstoftank bijvult. Vul de tank niet bij wanneer de motor draait, heet is of wanneer de machine zich in een afgesloten ruimte bevindt.
Opmerking: Het bovenste deel van het scherm van de ventilator kan eenvoudig worden ontgrendeld zodat u de machine gemakkelijk kunt reinigen. 1 D. Monteer het achterste scherm en draai de knoppen vast. 2 Belangrijk : U mag de motor niet reinigen met water, omdat hierdoor schade kan ontstaan. Figuur 35 1. Ventilatorriem 2. Stelschroef Distributieriem De distributieriem moet om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks worden gecontroleerd. 1. Figuur 34 1. Oliekoeler 2.
Belangrijk : Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. 1. Zet de motor af, ontgrendel en open de motorkap. 2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd (Fig. 38). Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter. 1 Figuur 36 1 1. Aftapplug van hydraulische reservoir 4. Plaats de dop weer op het reservoir, sluit de kap en maak de sluiting vast.
Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Testpoorten van het hydraulische systeem 1 De testpoorten worden gebruikt om de hydraulische circuits te testen.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en zet de schakelhendel in de HIstand. Trap alleen het linkerrempedaal in en stel de parkeerrem in werking. 2. Krik de rechtervoorkant van de machine omhoog totdat het voorwiel vrij komt van de vloer van de werkplaats. Zorg ervoor dat de machine steunt op de rustpunten van de krik om te voorkomen dat de machine per ongeluk valt. 3. Draai de borgmoer op de afstelnok van de tractie, onder de linkerkant van de machine, los. 1.
Toespoor achterwielen Om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor van de achterwielen worden gecontroleerd. 1 1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen. De onderlinge afstanden aan de voorkant moeten kleiner zijn dan 3 mm. 2. Voor afstelling van modellen met vierwielaandrijving (Fig. 48): Figuur 45 1. Aftappluggen (3) A.
4. Draai de flensschroeven en flensmoeren vast. 5. Monteer de drijfriemkap met de twee schroeven die u eerder hebt losgedraaid. 1 1 Figuur 48 1. Stelschroef van remstang 3 2 Aftakasriem afstellen Figuur 50 1. Aftakasriem 2. Verbindingsplaat 3. Vierkant gat U moet de aftakasriem (Fig. 49) na de eerste 10 bedrijfsuren opnieuw afstellen; daarna moet u de conditie en de spanning van de riem om de 100 bedrijfsuren controleren. Vervang de riem om de 1500 bedrijfsuren. 1.
3. De juiste afstand (ontkoppeld) tussen de koppelingsplaten is 0,2-0,5mm. U moet deze afstand controleren bij alle drie gleuven om ervoor te zorgen dat de koppelingsplaten evenwijdig ten opzichte van elkaar staan. Voorbereidingen voor winterstalling Tractie-eenheid Accu-onderhoud Belangrijk : Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de aardingskabel loskoppelen van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit een door Peugeot aanbevolen antivries bestaat Toro onderdeelnr. 93-7213. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.