3325-369 Rev A MODEL NO. 30450—210000001 EN VERDER MODEL NO.
Inhoud INHOUD 2 VEILIGHEID 3 SPECIFICATIES Motoroliepeil controleren Het koelsysteem controleren Brandstoftank vullen 9 11 11 11 VOOR HET GEBRUIK De hydraulische vloeistof controleren Oliepeil van de vooras controleren Smeer van de achteras controleren (Uitsluitend Model 30455) Smeer van tweerichtingskoppeling controleren (Uitsluitend Model 30455) Bandenspanning controleren Torsie van wielmoeren of -bouten controleren Het smeer van de tandwielkast controleren Maaihoogte instellen Veiligheidsdeuren 11
Veiligheid verzekeringsbepalingen. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te verminderen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR —“instructie voor persoonlijke veiligheid”. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel. 6.
19. Als de motor afslaat of de machine vaart verliest en de top van een helling niet kan bereiken, mag u de machine nooit keren. U moet dan altijd langzaam in een rechte lijn achterwaarts de helling af rijden. 12. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte zonder goede ventilatie lopen. Uitlaatgassen zijn gevaarlijk en kunnen de dood veroorzaken. 13. Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Vertrouw niet uitsluitend op de veiligheidsschakelaars maar gebruik uw gezond verstand.
35. U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. verwijderen. 27. Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid zodat u veilig met de machine kunt werken. 36. Maak de accukabels los voordat u onderhoudswerkzaamheden gaat verrichten. Als accuspanning nodig is om storingen te verhelpen of testprocedures uit te voeren, moet u de accukabels tijdelijk aansluiten. 28.
Overzicht van de gebruikte symbolen Bijtende vloeiGiftige dampen stoffen, chemische of gassen, brandwonden aan verstikking vingers of hand Elektrische schokken, elektrokutie Bekneld raken gehele lichaam van bovenaf Zijwaardse Zijwaardse Bekneld raken beknelling vingers beknelling been gehele lichaam of hand Zijwaardse beknelling bovenlichaam Vloeistof onder hoge druk, kan lichaam binnendringen Afsnijden vingers Afsnijden tenen Afsnijden tenen Afsnijden, geof hand, of voet, of vingers, mes grepen word
Raadpleeg Veiligheidsgordels technische hand- vastmaken leiding voor de juiste onder houdsprocedures Waarschuwings- Waarschuwings- Lees gebruikers- Vuur, open licht Oogbescherming driehoek driehoek met handleiding en roken verplicht waarschuwingsverboden symbool Veiligheidshelm Gehoorbescherm- Gevaar, giftige Eerste hulp ing verplicht stoffen verplicht Spoelen met water Motor Overbrenging Hydraulisch systeem Uitlaatgassen Druk Peilindicator Vloeistofpeil Af/stoppen Inschakelen Uitschakelen Sne
n/min Starten motor Stoppen motor Motorisch defect Motortoerental/ frequentie Injectiepompje Elektrisch voorglo(hulpmiddel (starthulpmiddel) eien starten bij lage Choke Transmissieolie temperaturen) NH L F Transmissieolie- Transmissieolie- Defect transmissie Koppeling druk temperatuur Neutraalstand Hoog Laag Vooruit Hydraulische oliedruk Hydraulisch oliepeil Defect brandstofsysteem RP 1 2 3 Achteruit Parkeerstand Eerste versnelling Hydraulisch oliefilter Hydraulische Defect olietemperatuu
Specificaties Diagnostisch systeem: testpoorten voor: tractie vooruit en achteruit (tweewielaandrijving), motoren van voor- en achteras (vierwielaandrijving), hef- en tegengewichtcircuit, besturingscircuit en laadcircuit. Tractie-eenheid Motor: Peugeot vloeistofgekoelde viercilinder viertakt dieselmotor. Cilinderinhoud 1,9 liter (1900 cc). Compressieverhouding 23,5: 1. Laag stationair—1500 tpm, hoog stationair—3000 tpm. Olie-inhoud 5 liter met filter.
over de gehele maaibreedte. Optionele apparatuur Maaisnelheid: maait maximaal 19 hectare per uur bij 10,5 km p/u. Bezem-set. Neem contact op met uw plaatselijke Toro-dealer Maaivermogen: maait aan beide zijden. Sneeuwruimer. Neem contact op met uw plaatselijke Toro-dealer Maaihoogte: instelbaar vanaf 2,5–12,7 cm in stappen van 1,2 cm. Zeven 48 cm lange, 6 mm dikke en 64 mm brede thermisch behandelde stalen messen. Omkiepbeveiliging.
Voor Het Gebruik 5. VOORZICHTIG Sluit de motorkap en zet de vergrendeling vast. Het koelsysteem controleren Voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert of deze afstelt, moet u de motor afzetten en het sleuteltje uit het contact nemen. (Fig. 3) De inhoud van het koelsysteem is 13,2 liter. Motoroliepeil controleren (Fig. 1 & 2) De carterinhoud is 5 liter met filter. 1. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Ontgrendel de motorkap en maak deze open. 2.
Hieronder vindt u een lijst met geschikte hydraulische vloeistoffen. Groep 1 Hydraulische Smeerolie (Gematigd klimaat, gemiddeld gebruik) NB: De oliesoorten binnen deze groep zijn onderling gelijk. ISO VG 46/68 multi-viscositeitsolie, slijtagewerende hydraulische smeerolie Mobil DTE 15M Amoco Rykon Premium ISO 46 Castrol AWH 46 Conoco Hydroclear AW MV46 Gulf Harmony HVI 46 AW Kendall Hyken Golden MV SAE 5W-20 Pennzbell AWX MV46 Phillips Magnus A KV 5W-20 Shell Tellus T 46 Sunoco Sun Hyd.
Shell 76 Lubricants Sunoco Texaco Tellus 68 AW 68 SunVis 868 Rando HD 68 systeem te voorkomen, moet u de bovenkant van een container met hydraulische olie schoonmaken, voordat u deze doorprikt. Zorg ervoor dat de giettuit en de trechter schoon zijn. 3. BELANGRIJK: Oliesoorten uit groep 1 worden aanbevolen voor gebruik bij omgevingstemperaturen tussen 0°C en 41°C. ISO Type 46/48 olie blijkt optimale werking te geven bij een groot aantal temperatuursomstandigheden voor de gemiddelde gebruiker.
en veeg deze af met een schone doek. Schroef de vinger van de peilstokdop vast op de vulnek. Schroef de peilstok los en controleer het peil van het tandwielsmeer. Als het peil niet binnen 12 mm van de markering in de peilstok staat, vult u smeer bij totdat het peil de markering bereikt. MAXIMAAL BIJVULLEN tot 12 mm boven de markering. 4. ➀ Schroef de peilstokdop met de hand vast op de vulnek. U hoeft de dop niet vast te draaien met een sleutel. Figuur 8 1. Ontluchtings-/vulplug 2.
u het peil te controleren voordat u de maaieenheid voor de eerste keer in gebruik neemt. Controleer elke dag op lekkages. 2 1. Plaatst de machine en de maaieenheid op een horizontaal oppervlak. 2. Verwijder de controleplug uit de zijkant van de tandwielkast en controleer of het tandwielsmeer tot aan de onderkant van de opening komt.
gaten in de vorken van de zwenkwielen of draaiarmen. HOOG 2.5 3 3.5 4 4.5 5 Figuur 12 1. 2. 3. 4. MAAIHOOGTE INSTELLEN —ACHTERSTE ZWENKWIELEN 1 2 3 4 5 Zwenkwiel voor Klemkapje Afstandsblokken Drukring (uitsluitend middenmaaidek) Achterste zwenkwielen 1. 1.5 2.5 3.5 Verwijder de pen en de maaihoogtepen waarmee de achterste zwenkwieldraaiarm is bevestigd aan de beugel van het maaidek. 4.5 MAAIHOOGTE INSTELLEN —ACHTERSTE DEKBEUGELS ❶ 2.0 3.5 2.5 4.0 1.0 2.5 3.0 4.5 1.5 3.0 Figuur 13 3.5 5.
Figuur 14 1. Spanbanden achtermaaidek 2. Hefarmbeugels 2. Verwijder de pen en de maaihoogtepen waarmee de spanband van het achtermaaidek is bevestigd aan de maaihoogtebeugel op het maaidek. 3. Schuif de spanband heen en weer totdat de gaten in de spanband recht voor de gewenste gaten in de maaihoogtebeugel in het maaidek-chassis staat. Plaats de maaihoogtepen terug en zet deze vast met de pen. Veiligheidsdeuren Figuur 15 1. 2. 3. 4. (Fig.
Bedieningsorganen zijmaaieenheden worden opgeheven en neergelaten. Met de middelste hendel wordt de hele maaieenheid opgeheven en neergelaten. De motor moet lopen om de maaieenheid neer te laten. Als de zijmaaieenheden meer dan 15° worden opgeheven, worden hun maaimessen automatisch uitgeschakeld. Om de maaieenheden neer te laten, hoeft u de hendels maar eventjes aan te raken. Schakelaar maaieenheid inschakelen/uitschakelen (Fig. 16)—Wordt gebruikt om de maaieenheid te starten en af te zetten.
heuvelopwaarts houdt u het motortoerental hoog door de gashendel op FAST/SNEL te zetten en het tractiepedaal gedeeltelijk in te trappen. Als het motortoerental vermindert als gevolg van de belasting, moet u het tractiepedaal langzaam laten opkomen tot het motortoerental stijgt. bedienen de afzonderlijke remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien, voor het parkeren en ten behoeve van een betere tractie bij het rijden op hellingen. Een borgpen koppelt de pedalen als parkeerrem.
Bediening Claxon—Midden op het stuurwiel. Werkt alleen als de tijdens de neerwaartse slag van de brandstofinjectiepomp. Neem eventueel gemorste brandstof op. contactschakleaar op ON/AAN staat. Urenteller (onder de motorkap)—Geeft aan hoeveel Opmerking: als u het brandstoffilter ontlucht zonder de ontluchtingsschroef open te draaien, kan de brandstofinjectiepomp worden beschadigd. uren de machine in totaal in bedrijf is geweest. Starten en Stoppen 4. 1.
motor stopt, funtioneert de schakelaar naar behoren; ga verder met het gebruik. Als de motor niet start, is het interlocksysteem defect. VOORZICHTIG De interlockschakelaars zijn er voor de bescherming van de bestuurder zodat zij niet mogen worden losgekoppeld. Controleer dagelijks of de schakelaars naar behoren functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u de machine gebruikt.
voorkomen dat er vreemde voorwerpen vanonder het maaidek vandaan komen terwijl u op of langs een wegkant of stoeprand maait, moet u de buitenrand van het maaidek altijd binnen de wegkant houden. De zwenkwielen van het maaidek mogen niet langs de bovenzijde van de wegkant worden geleid, omdat hierdoor het maaidek over de wegkant kan gaan hangen. Laat de rand van het maaidek nooit over de wegkant uitsteken terwijl de maaimessen draaien.
Afvoer van maaisel—Hoewel het maaidek een achteruitvoer heeft, kan er ook maaisel via de linkerzijde worden afgevoerd. Om te voorkomen dat maaisel ongewenst op paden, wegen of naast het gazon terechtkomt, moet u ervoor zorgen dat tijdens het maaien de rechterzijde van het maaidek is gekeerd naar paden, wegen of het terrein naast het gazon. Maaien met gelijke tussenpozen—In normale omstandigheden moet u om de 4–5 dagen maaien. Bedenk echter dat gras niet het hele jaar door even snel groeit.
Onderhoud Minimaal aanbevolen onderhoudsintervallen Onderhoudsprocedure Om de Inspecteren van luchtfilter, stofdop 50 en keerschot uren Smeren van alle smeerpunten Oliepeil tandwielkast van maaieenheid controleren Onderhoudsinterval & Service Om de 100 uren Om de 200 uren Om de 400 uren Om de 800 uren ‡Motorolie en filter vervangen Accupeil/kabelaansluitingen controleren Slangen koelsysteem inspecteren †Aftakas en drijfriemen van maaieenheid controleren ‡Afstelling van elektrische koppeling van maaide
2-wielaandrijving 4-wielaandrijving CONTROLEREN/VULLEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Motoroliepeil/vullen Oliepeil hydraulische tank/vullen Oliepeil vooras/vullen Oliepeil achteras A. Vullen B. Controleren (2) Koelvloeistofpeil/vullen Uitsluitend dieselbrandstof Smeerpunten (23) Radiatorscherm Indicator onderhoudsbeurt luchtfilter Waterafscheider/brandstoffilter Accu Bandenspanning Vloeistofype 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Smering De tractie-eenheid en de maaieenheden zijn voorzien van smeerpunten die regelmatig gesmeerd moeten worden met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Wanneer de machine onder normale omstandigheden wordt gebruikt, dient u alle smeerpunten om de 25 bedrijfsuren te smeren. Smeer alle smeerpunten direct na elke wasbeurt, ongeacht het interval dat wordt aanbevolen in het onderhoudsschema. De smeerpunten zijn: draaipunt hefarm (2), hefcilinder (2), remarmen (2) (Fig.
Figuur 26 Figuur 29 Figuur 30 Figuur 27 Figuur 31 Figuur 28 27
Figuur 32 Figuur 35 Figuur 36 Figuur 33 Figuur 37 Figuur 34 28
Algemeen onderhoud van het luchtfilter 1 2 WAARSCHUWING Voordat u onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de machine uitvoert of deze afstelt, moet u de motor afzetten en het sleuteltje uit het contact nemen. Figuur 39 1. Controleer het luchtfilterhuis op schade die eventueel een luchtlek kan veroorzaken. Vervang het luchtfilterhuis bij beschadiging. 2. Voer onderhoud uit aan de luchtfilters wanneer de luchtfilterindicator (Fig.
C. Droog het filterelement met behulp van een warme luchtstroom (max. 71°C), of laat het filter in de lucht drogen. Gebruik geen lampen om het filterelement te drogen, daar het daardoor beschadigd kan raken. FILTER NIET TE VAST AAN. Persluchtmethode A. Blaas perslucht van binnen naar buiten door het droge filterelement. Zorg dat de druk niet hoger is dan 689 kPa (100 psi) om beschadiging van het element te voorkomen. B.
GEVAAR 3 Omdat dieselbrandstof uiterst ontbrandbaar is, dient u voorzichtig te werk te gaan indien u ermee omgaat of deze bewaart. Rook niet wanneer u de brandstoftank bijvult. Vul de tank niet bij wanneer de motor draait, heet is of wanneer de machine zich in een omsloten ruimte bevindt. Vul de brandstoftank altijd buiten bij en verwijder eventuele gemorste dieselbrandstof voordat de motor wordt gestart.
A. Zet de motor af, ontgrendel de motorkap en til deze omhoog. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. Sluit de motorkap. B. Schroef de knoppen los en verwijder het achterscherm (Fig. 44). Maak het scherm grondig schoon. 2. Onderhoud van het koelsysteem—De inhoud van het koelsysteem is 13 liter. Bescherm het koelsysteem altijd met 50/50 oplossing bestaande uit water en een door Peugeot aanbevolen antivries. GERBRUIK NOOIT ALLEEN MAAR WATER IN HET KOELSYSTEEM. A.
Opmerking: U moet altijd een nieuwe distributieriem monteren als een riem is verwijderd of losgemaakt. 1 Hydraulische olie verversen U moet het filter van het hydraulische systeem vervangen na de eerste 50 bedrijfsuren en daarna om de 800 bedrijfsuren; de hydraulische olie moet u om de 800 bedrijfsuren verversen. Indien de olie vervuild raakt, dient u contact op te nemen met uw plaatselijke TORO-dealer, omdat het systeem dan schoongespoeld moet worden.
uitsluitend een Toro-filter (Onderdeelnr. 86-301 0) worden gebruikt. alle nodige reparaties uit voordat u de machine opnieuw gebruikt. BELANGRIJK: door een ander filter te gebruiken kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. Testpoorten van het hydraulische systeem (Fig. 50 & 53) 1. Zet de motor af, ontgrendel de motorkap en til deze omhoog. 2. Reinig de plek rondom de plaats waar het filter wordt bevestigd (Fig. 49) Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af en zet de schakelhendel op HI. Trap alleen het linkerrempedaal in en stel de parkeerrem in werking. 2. Krik de rechterzijde van de machine omhoog totdat het voorwiel vrijkomt van de vloer. Ondersteun het frame van de machine met krikken om te voorkomen dat deze per ongeluk valt. 3. Links onder de machine draait u de borgmoer op de verstelnok van de tractie los. 1 Figuur 51 1. Laaddruk 1 2 Figuur 54 1. Verstelnok tractie 2.
Smeer van de vooras verversen Om de 800 bedrijfsuren moet het smeer in de vooras worden ververst. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Reinig de omgeving van de aftapplug (Fig. 55). 1 Figuur 56 1. Aftappluggen (3) 3. Verwijder de pluggen zodat het smeer in de opvangbakken kan lopen. 4. Als de smeer is afgetapt, brengt u een draadbevestigingsmiddel aan op de schroefdraad van de aftappluggen en plaatst u ze weer in de as. 5.
2 A. Draai de klemmen aan beide uiteinden van de trekstangen los. B. Draai de trekstang teneinde de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien. C. Draai de trekstangklemmen weer vast als de afstelling correct is. 1 3. 3 Voor afstelling modellen met 4-wielaandrijving (Fig. 59): A. Verwijder de pen en de moer waarmee een van de kogelgewrichten van de trekstang is bevestigd aan de stuurarm. Verwijder het kogelgewricht uit de stuurarm. B.
handgreep van de sleutel evenwijdig aan de vloer en trek de sleutel omhoog totdat de spanriem vastzit met een torsie van 244 Nm. 4. Draai de flensschroeven en de flensmoeren vast. 5. Monteer de drijfriemkap met de schroeven die u eerder hebt verwijderd. 1 Figuur 60 1. Stelschroef van remstang Aftakasriem afstellen 1 De aftakasriem (Fig. 61) moet na de eerste 10 bedrijfsuren opnieuw worden gespannen.
1 4 3 2 Figuur 63 Figuur 64 1. Koppeling 2. Flensbouten 1. 2. 3. 4. Accu-onderhoud BELANGRIJK: Voordat er laswerkzaamheden worden verricht aan de machine, moet u de aardingskabel losmaken van de accu om schade aan het elektrische systeem te voorkomen. Opmerking: controleer de accu elke week of om de 100 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubak schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
Onderhoud maaieenheid neergelaten. WAARSCHUWING Om te voorkomen dat de motor per ongeluk start terwijl u onderhoudswerkzaamheden verricht, moet u de motor afzetten en het sleuteltje uit het contact verwijderen. WAARSCHUWING U mag de machine niet starten en de aftakas inschakelen als de aftakas niet is verbonden met de versnellingsbak op de maaieenheid. Als u de motor start en de aftakas laat draaien, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
pennen en de maaihoogtepennen. Start de motor en laat het middenmaaidek helemaal neer op de grond. Zet alle lifthendels in de “FLOAT”- positie (“ZWEEF”) en zet de motor af. 4. 6. Alternatieve methode 1. Laat de midden- en zijmaaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. 2. Ontkoppel de (3) hydraulische leidingen (snelkoppelingen) en de kabelboom op de achterkant van het maaidek. 3.
3. Houd de gaten in het juk en de aandrijfas van de versnellingsbak recht tegenover elkaar. Schuif het juk op de as en zet ze aan elkaar vast met de inbusbouten. Draai de inbusbouten vast met een torsie van 27–34 Nm. 4. Start de motor en hef vervolgens het middenmaaidek een stukje op, zodat de spanbanden van het achtermaaidek kunnen worden gemonteerd op de beugels van de hefarmen. Zet de motor af nadat u het maaidek hebt opgeheven. 5.
2. Meet de lengte van het uitstekende stuk van de zwarte kunststofhuls. Als de lengte 0–12 mm bedraagt, is de spanpoelie goed afgesteld en de riemspanning correct. Als de afstand niet correct is, gaat u verder met de volgende stap. Figuur 70 3. Om de afstand af te stellen, gaat u naar de stelbout op de achterbuitenhoek van het middenmaaidek. Draai de contramoer op de stelbout los. Draai de stelbouten los of vast totdat de afstand 6 mm ±3 mm is. Zet daarna de contramoer vast. 4.
middenmaaidek en de zijmaaidekken. Aandrijfriemen van zijmaaidekken verwijderen 2. Om de spanning op de aandrijfriem van het zijmaaidek op te heffen, trekt u de spanpoelie naar achteren totdat de gaten in de stelbuis van de spanpoelie en de huls van de buis recht tegenover elkaar staan. Draai een 5/16-18 tapbout in de bevestigingspunten van de gaten. Figuur 74 1. Koppelingsstang 2.
9. Til de voorkant van de versnellingsbaksteun op en verwijder de oude riem van de versnellingsbakpoelie en de andere poelies. 3. 10. Leid de nieuwe riem rond hierboven genoemde poelies zoals wordt getoond in figuur 76. Als het koppelingspedaal is ingedrukt, moet de afstand tussen de koppelingsplaten 0,2–0,3 mm zijn. U moet deze afstand controleren bij alle drie gleuven om er voor te zorgen dat de koppelingsplaten evenwijdig ten opzichte van elkaar staan. Figuur 76 Riemschema 11.
6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging. 7. Steek de zwenkwielas door de lagerbussen en de bevestigingsbuis. Schuif de afstandsblok(ken) op de as. Installeer het klemkapje op de zwenkwielas om alle onderdelen op hun plaats te houden. 3. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Vervang defecte onderdelen. 4. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u de lager in de wielnaaf.
2. 3. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke handschoen. Verwijder de mesbout, de afschaafbescherming en het mes van de spilas. 2 1 Monteer het mes met de wiek naar de maaieenheid gericht met de afschaafbescherming en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115–149 Nm. 1 3 1 4 Figuur 82 1. 2. 3. 4. Wiek Vlak deel van mes Slijtage Groefvorming 2 Figuur 81 1. Mesbout 2. Afschaafbescherming 1 Messen controleren en slijpen 1. Figuur 83 1. Aanzicht van uiteinde 2.
Voorbereiding voor winterstalling motor grondig. 2. 3. 4. dieselbrandstof. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden van de tractie-eenheid op een spanning van 138 kPa (20 psi). Controleer of alle bevestigingen vast zitten; zet ze vast indien nodig. Smeer of olie alle smeer- en scharnierpunten. Verwijder eventueel overtollig smeer. 5. Plaatsen waar de lak bekrast, beschadigd of geroest is, dienen licht geschuurd en bijgewerkt te worden. Eventuele deuken in de metalen carrosserie uitdeuken. 6.