Form No. 3364-143 Rev A Groundsmaster® 7200 en 7210 maaier Modelnr.: 30360—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30363—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30363TC—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30363TE—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30461—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30462—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30464—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30465—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30464TC—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30467—Serienr.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte product-specifieke conformiteitsverklaring. accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren. Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden.
Inhoud Onderhoud ................................................................ 39 Aanbevolen onderhoudsschema ............................. 39 Controlelijst voor dagelijks onderhoud................ 40 Procedures voorafgaande aan onderhoud................ 41 Smering.................................................................. 41 Lagers en lagerbussen smeren ............................. 41 Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren.....................................................
Veiligheid Afvalverwijdering ............................................... 66 Stalling ....................................................................... 67 Machine ............................................................. 67 Motor................................................................. 67 Schema's .................................................................... 68 Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt..................................................
Gebruiksaanwijzing – zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met zitmaaiers; • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. – als de maaimachine op een helling begint te glijden, kan dat niet met de rijhendels worden gecorrigeerd.
• • • • – voordat u de maaimachine controleert, reinigt of daaraan werkzaamheden verricht; – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer gebruikt: – als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren). Gebruik de maaimachine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent. Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Geluidsniveau • Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit het maaigebied, of markeer deze. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. Opmerking: De gegevens in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op machines waarop het EU-logo is aangebracht. Modellen 30363 TC en 30363 TE • Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat de machine kan omkantelen op oneffen terrein.
De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836. model 30462 Deze machine oefent een geluidsdruk van 89 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA). De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836. Modellen 30464 en 30464 TC Deze machine oefent een geluidsdruk van 88 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA). De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836.
Hellingsindicator G011841 Figuur 3 Deze pagina mag worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine veilig kunt gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 107-2908 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen - Gebruik de machine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 3.
0-8254 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Lopen 3. Motor – Starten 110-8253 1. Aftakas–Uitgeschakeld 2. Aftakas – Ingeschakeld 3. Snel 4. Continu snelheidsregeling 5. Langzaam 110-9796 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 110-8252 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Parkeerrem 3. Hydraulische vloeistof 4. Brandstof 11 5. Motorkoelvloeistof 6.
110-9774 1. Vooruit 3. Langzaam 5. Achteruit 2. Snel 4. Neutraalstand 6. Achteruit 7. Plaats van sleepklep; draai de sleepkleppen vast met een torsie van tot 6,78 ± 1,13 Nm. 8. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de hydraulische vloeistof. 100-6578 93-7818 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1.
106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 2. Explosiegevaar - Lees de Gebruikershandleiding. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 106-9206 1. Specificatie torsie van wielen 2. Lees de Gebruikershandleiding. 107-3069 1. Waarschuwing – Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2.
106-9290 1. Inputs 2. (niet geactiveerd op deze machine) 3. Uitschakeling bij te hoge temperatuur 4. Waarschuwingslampje te hoge temperatuur 5. In stoel 6. Aftakasschakelaar 9. Outputs 10. Aftakasschakelaar 13. START 14. Vermogen 7. Parkeerrem buiten werking 11. START 8. Neutraalstand 12. ETR (Activeren om te lopen) 110-9781 1. 2. 3. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding.
107-1866 1. Kans op slippen, omkantelen en verlies van controle over de machine, steile hellingen – Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, hellingen van meer dan 15 graden, of water; blijf op een veilige afstand van steile hellingen; maak geen scherpe bocht als u met hoge snelheid rijdt, maar verminder uw vaart en ga langzaam de bocht in; als de rolbeugel omhoog is geklapt, moet u de veiligheidsgordel omdoen; als de rolbeugel omlaag is geklapt, mag u de veiligheidsgordel niet omdoen.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Omschrijving Gebruik 1 Wiel 1 Linker achterwiel monteren (uitsluitend modellen 30464TC en 30363TC) 2 Geen onderdelen vereist – Accu in gebruik nemen en opladen (uitsluitend modellen 30464TC en 30363TC) 3 4 5 6 Geen onderdelen vereist – De rolbeugel afstellen. Geen onderdelen vereist – Controleer de bandenspanning.
op machine kunnen komen, waardoor corrosie kan ontstaan. gewicht 1,250 of hoger is en de temperatuur minstens 16° C bedraagt, waarbij alle cellen onbelemmerd gas afgeven. 2. Maak de bovenkant van de accu schoon en verwijder de vuldoppen (Figuur 4). 6. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accupolen.
Opmerking: Om de rolbeugel omlaag te klappen, moet u deze naar voren duwen om de druk van de pennen te halen en de pennen verwijderen. Vervolgens klapt u de rolbeugel langzaam omlaag en zet u hem vast met de pennen om te voorkomen dat hij de kap beschadigt. WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken.
5 Gewichten monteren (conform EU-voorschriften) Geen onderdelen vereist Procedure Op machines met 183 cm maaidekken zonder werktuigen hoeven geen extra gewichten te worden gemonteerd op om te voldoen aan de EU-normen. Soms moet u echter de machine verzwaren met gewichten, afhankelijk van de grootte/het type van het maaidek en de werktuigen die u op de machine monteert.
Algemeen overzicht van de machine 7 Handleidingen lezen en instructiemateriaal bekijken Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Gebruikershandleiding 1 Gebruikershandleiding van motor 1 Onderdelencatalogus 1 Instructiemateriaal voor gebruiker 1 Controlelijst voor levering 1 Garantiebewijs van motor 1 EU-certificaat Figuur 7 1. Rijhendel 2. Stoel Procedure 1. Gelieve deze handleidingen te lezen. 5. Hefhendel van maaidek 6. Brandstoftankdop (beide kanten) 7. Rolbeugel 8.
Rijhendels Met behulp van de rijhendels kunt u de machine vooruiten achteruit laten rijden en bochten maken. Zie Vooruiten achteruitrijden. Parkeerremhendel Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen teneinde te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de parkeerremhendel naar achteren en omhoog trekken (Figuur 9). Om de parkeerrem vrij te zetten, duwt u de parkeerremhendel naar voren en naar beneden. Figuur 10 1.
Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Dit lampje gaat branden en de maaimessen stoppen als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt. Als de machine niet tot stilstand wordt gebracht en de temperatuur van de koelvloeistof nog eens 10° C stijgt, zal de motor afslaan.
Gebruiksaanwijzing Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Het deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de specificatie ASTM D6751 of EN 14214.
GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult. Figuur 12 1.
WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat. Figuur 14 1. Pen 2.
GEVAAR VOORZICHTIG Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt.
Parkeerrem vrijzetten 6. Draai het contactsleuteltje naar rechts op Lopen (Figuur 19). Duw de parkeerremhendel naar voren en naar beneden om de parkeerrem vrij te zetten (Figuur 16). Het indicatielampje van de gloeibougie gaat dan 6 seconden branden. Figuur 19 1. Contactschakelaar 2. UIT 3. Lopen/Gloeibougie 4. START 7. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft, draait u het contactsleuteltje op Start. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
Motor afzetten • Om recht vooruit te rijden, duwt u de rijhendels naar voren (Figuur 20). • Om recht achteruit te rijden, trekt u de rijhendels langzaam naar achteren (Figuur 20). • Als u een bocht wilt maken, vermindert u vaart door beide hendels naar achteren te trekken en duwt u vervolgens de hendel aan de kant tegengesteld aan de richting die u wilt inslaan, naar voren (Figuur 20). • Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de neutraalstand. 1.
Het maaidek opheffen en neerlaten met het hefpedaal werking stellen. Denk erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt. Met het hefpedaal kunt u het maaidek opheffen en neerlaten (Figuur 22). De motor moet lopen om deze hendel te kunnen bedienen. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij met de machine proberen te rijden of te werken als deze onbeheerd staat.
Figuur 23 1. Aftakasschakelaar Aftakas uitschakelen Om de aftakas uit te schakelen, zet u de aftakasschakelaar op UIT. Maaihoogte instellen De maaihoogte kan worden ingesteld van 2,5 tot 15,8 cm in stappen van 6 mm door de aanslagpen in verschillende openingen te plaatsen. Figuur 24 1. Laat de motor lopen, trek de hefhendel naar achteren totdat het maaidek volledig is opgeheven, en laat de hendel dan onmiddellijk los (Figuur 24). 1. Hefhendel van maaidek 2. Aanslagpen 3. Aanslag voor maaihoogte 4.
Figuur 25 1. Schroef 2. Flensbout 3. Glijder 4. Moer Figuur 26 1. Flensmoer 2. Lagerbus 3. Antiscalpeerrol 4. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder. 5. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren. 4. Afstandsstuk 5. Bout 4. Kies een opening en let er hierbij op dat de antiscalpeerrol is geplaatst bij de dichtstbijzijnde, door u gewenste corresponderende maaihoogte (Figuur 27).
2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Hef de voorkant van de machine op en plaats deze op kriksteunen. 4. Maak de bevestigingen los waarmee de rollen vastzitten aan het maaidek, en zet de rollen naar wens hoger of lager; zie Figuur 28 tot en met Figuur 32 voor zover van toepassing op uw maaidek. Figuur 30 Uitsluitend Guardian-maaidekken 1. Bout 2.
stoel terwijl de aftakas is ingeschakeld, zal de motor na 1 seconde afslaan. Veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Service Dealer. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas in.
Bestuurdersstoel instellen De bestuurdersstoel verstellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit. 1. Om de bestuurdersstoel in te stellen, moet u de instelhendel zijwaarts bewegen. Hiermee ontgrendelt u de stoel (Figuur 35). Figuur 33 1. Kap op zijpaneel 2. Vergrendelingen Op de SCM zitten 11 LED's die gaan branden om verschillende systeemcondities aan te geven.
Figuur 36 1. Knop voor stoelophanging 2. Instelling gewicht van bestuurder De rugleuning verstellen De rugleuning kan worden versteld zodat u kunt rijden in een comfortabele positie. Zet de rugleuning in een positie die voor u het meest comfortabel is. Figuur 37 1. Stoelvergrendeling Om de rugleuning te verstellen, draait u de knop onder de rechter armsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen (Figuur 35).
(Figuur 39). Een steilere hoek kan ertoe leiden dat onderdelen van het maaidek blijven haken als de machine van de hellingbaan naar de aanhanger of de vrachtwagen rolt. Steilere hoeken kunnen ook tot gevolg hebben dat de machine achteroverkantelt. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de hellingbaan hoger op de helling. Hierdoor wordt de hoek die de hellingbaan maakt, zo klein mogelijk.
Figuur 39 1. Aanhanger 2. Hellingbaan 3. Niet groter dan 15 graden 4. Hellingbaan – zijaanzicht Figuur 40 1. Bevestigingspunt (linkerkant getoond). Transport van de machine WAARSCHUWING 2. Achterste bevestigingspunten Tips voor bediening en gebruik Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding "Langzaam rijdend voertuig", is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.
Gras niet te kort afmaaien Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid. Kies de juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden Verwijder bij het maaien ongeveer 2,5 cm of niet meer dan 1/3 van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u wellicht de snelheid aanpassen en/of de maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. • Bevestigingsbouten van het frame aandraaien. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Smeerolie van tandwielkast van maaidek verversen • Ververs de motorolie en vervang het filter.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Belangrijk: De smeernippels op de assen van de zwenkwielen worden niet getoond. Pomp ook vet in deze smeernippels.
Figuur 43 Opmerking: De levensduur van lagers kan worden bekort door verkeerde wasmethoden. Was de machine niet als deze nog heet is en richt een hogedruk- of hogevolumespuit nooit op de lagers of pakkingen. Ververs de smeerolie in de tandwielkast om de 400 bedrijfsuren. Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren. Onderhoudsinterval: Om de 150 bedrijfsuren 1. Plaats het maaidek op een horizontaal oppervlak. 2. Zet het maaidek op een maaihoogte van 2,5 cm. 3.
6. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 44). bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 5. Til de voetsteun omhoog zodat de bovenkant van het maaidek zichtbaar is. 6. Verwijder de peilstok/vulplug op de bovenkant van de tandwielkast (Figuur 44) en controleer of het peil van de tandwielolie tussen de merktekens op de peilstok staat. 7.
Onderhoud motor Belangrijk: Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Onderhoud van het luchtfilter 4. Verwijder en vervang het voorfilter (Figuur 45). • Controleer de luchtfilterbehuizing op beschadigingen die een luchtlek zouden kunnen veroorzaken. Vervang een beschadigde luchtfilterbehuizing. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
• Vereiste onderhoudsclassificatie van API: CH-4, CI-4 of hoger. Om de 150 bedrijfsuren Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet dit om de 150 bedrijfsuren gebeuren. Laat indien mogelijk de motor lopen vlak voordat u de olie ververst. Warme olie stroomt gemakkelijker en voert verontreinigingen beter mee.
Onderhoud brandstofsysteem 3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. 4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. Opmerking: Zie Brandstoftank vullen voor de aanbevolen brandstof 5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder.
Figuur 49 Figuur 50 1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp 1. Leidingconnector vanaf de injectiepomp naar verstuiver nr. 1 4. Draai het contactsleuteltje op AAN. 2. Zet de gashendel op SNEL. De elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij komt er lucht bij de ontluchtschroef naar buiten. 3. Draai het contactsleuteltje op START en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. VOORZICHTIG VOORZICHTIG De kans bestaat dat de motor hierbij start.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
Onderhoud aandrijfsysteem de zekeringen (Figuur 52) vindt u een schema waarop elke zekering met het vereiste ampère staat aangegeven). Opmerking: Als er vaak een zekering doorbrandt, komt dit vermoedelijk door een kortsluiting in het elektrische systeem en moet dit worden gerepareerd door een vakbekwame onderhoudstechnicus.
Onderhoud koelsysteem GEVAAR Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiateur of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is. Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen of wacht totdat de radiateurdop zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw hand te branden. • Raak nooit de radiateur en omliggende delen aan als deze heet zijn. Figuur 54 1. 2. 3. 4. 5.
1. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank (Figuur 55). Het koelstofpeil behoort tussen de markeringen op de zijkant van de tank te staan. van de radiateur (geen water gebruiken). Reinig vervolgens de voorkant van de radiateur en doe dit ook vanaf de ventilatorzijde. 3. Nadat de radiateur grondig is gereinigd, moet u vuil verwijderen dat zich eventueel heeft verzameld in het kanaal op het onderste deel van de radiateur. 4. Sluit de motorkap. Figuur 55 1. Expansietank 2.
Onderhouden remmen Opmerking: Zorg ervoor dat de sensor van de remas geen contact maakt met de plunjer van de schakelaar. De interlockschakelaar van de parkeerrem afstellen 5. Draai de contramoeren van de schakelaar vast. 6. U controleert de afstelling als volgt: 1. Breng de machine tot stilstand, zet de rijhendels volledig in de vergrendelde neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en haal het sleuteltje uit het contact. 2.
Onderhoud riemen maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riemen als u deze zaken constateert. Riem van wisselstroomdynamo controleren 1. Zet het maaidek op de maaihoogte van 2,5 cm, zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Na de eerste 10 bedrijfsuren 2. Verwijder de drijfriemkappen die boven op het maaidek zitten. Zet de drijfriemkappen weg.
Onderhoud bedieningsysteem De interlockschakelaar voor de neutraalstand van de rijhendels afstellen 1. Breng de machine tot stilstand, zet de rijhendels volledig in de vergrendelde neutraalstand, stel de parkeerrem in werking en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Draai de bouten los waarmee het voorpaneel vastzit, en verwijder het paneel (Figuur 60). Figuur 61 1. Rijhendel 2. Interlockschakelaar van neutraalstand 3. Schroeven 4. 0,4 tot 1 mm 4.
Figuur 62 1. Bouten van voorpaneel Figuur 64 4. Zet een van de hendels in de neutraalstand zonder deze te vergrendelen (Figuur 64). 1. Neutraalstand 5. Trek de hendel naar achteren totdat de gaffelpen (op de arm boven de taatsas) contact maakt met het uiteinde van de sleuf (en net druk op de veer begint uit te oefenen) (Figuur 63). 2. Vergrendelde neutraalstand 7. Als de rijhendel moet worden afgesteld, draait u de moer en de contramoer tegen de gaffel (Figuur 63). 8.
WAARSCHUWING De motor moet lopen als u deze afstelling wilt uitvoeren. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Houd kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de draaiende onderdelen, de geluiddemper en andere hete oppervlakken. 1. Krik het frame omhoog en plaats dit op stabiele kriksteunen zodat de wielen vrij kunnen ronddraaien. 2. Schuif de stoel naar voren en ontgrendel deze. Kantel daarna de stoel omhoog en voren. 3.
WAARSCHUWING De beveiliging van het elektrische systeem zal niet goed werken als de verbindingsdraad is gemonteerd. • Maak de verbindingsdraad los van de stekker van de kabelboom en sluit de stekker aan op de stoelschakelaar als de afstelling klaar is. • Gebruik de machine nooit als de verbindingsdraad is gemonteerd en de stoelschakelaar is omgeleid. 12. Zet de stoel omlaag in positie. 13. Haal de kriksteunen weg. Figuur 67 1. Aanslagbout 2. Rijhendel Maximumsnelheid instellen 1.
3. Draai de bouten los waarmee de rijhendels zijn vastgezet (Figuur 68) Figuur 68 1. Rijhendel 2. Rijhendelsteun 3. Bouten 4. Laat iemand de rijhendelsteunen (niet de rijhendels) helemaal naar voren duwen in de stand voor de maximumsnelheid en deze in die positie houden. 5. Stel de rijhendels zodanig af dat ze in een lijn staan (Figuur 69) en draai de bouten vast waarmee de rijhendels worden bevestigd aan de steunen.
Onderhoud hydraulisch systeem Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 4,7 liter hoogwaardige transmissie-/hydraulische vloeistof voor tractoren. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof: Toro Premium transmissie-/hydraulische vloeistof voor tractoren (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro-dealer voor de onderdeelnummers).
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Plaats een grote bak onder het hydraulische reservoir en de versnellingsbak en verwijder de aftappluggen om alle hydraulische vloeistof weg te laten lopen (Figuur 71). Figuur 70 1. Peilstok 2. Dop van vulbuis Figuur 71 4. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Figuur 70). 5. Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil (Figuur 70). 1.
Onderhoud van het maaidek Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro-mes. WAARSCHUWING Als u de machine opkrikt en op slechts op de krik laat steunen terwijl u onder het maaidek werkt, bestaat de kans dat de krik omvalt zodat het maaidek naar beneden valt waarbij u of omstanders worden verpletterd.
2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen (Figuur 74). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, positie A, van de messen (Figuur 74). Noteer deze afstand. Figuur 74 1. Meet hier de afstand van het mes tot het harde oppervlak Figuur 73 1. Snijrand 2. Gebogen deel 2.
de beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter vervanging uitsluitend originele Toro-messen gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. Figuur 76 1. Mes 2. Mesbalans WAARSCHUWING Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken. Maaimessen monteren Draag handschoenen of wikkel een doek om de scherpe kanten van het mes.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Zet het maaidek op de gewenste maaihoogte, zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje. 3. Controleer of de voor- en achterbanden de aanbevolen spanning hebben en breng ze eventueel op de juiste spanning; zie Bandenspanning controleren. 4. Controleer op kromme messen. 5. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maaidekken. 6.
Reiniging stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje. 2. Verwijder de borgmoer, bout, veer en afstandsstuk waarmee de bevestigingen van de grasgeleider vastzitten op de draaibeugels (Figuur 80). Verwijder een beschadigde of versleten grasgeleider. Onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. 1.
Stalling 5. Smeer of olie alle smeernippels, draaipunten en de pennen van de omloopklep van de transmissie. Neem overtollig vet op. Machine 6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Eventuele deuken in de metalen carrosserie uitdeuken. 1. Reinig de machine, het maaidek en de motor grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten: • Radiateur en radiateurscherm 7.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 70
Opmerkingen: 71
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.