Form No. 3373-640 Rev A Groundsmaster® 360 machine voor veelzijdig gebruik Modelnr.: 30534—Serienr.: 312000301 en hoger Modelnr.: 30535—Serienr.: 312000301 en hoger Modelnr.: 30536—Serienr.: 312000301 en hoger Modelnr.: 30537—Serienr.: 312000301 en hoger Modelnr.: 30538—Serienr.: 312000301 en hoger Modelnr.: 30539—Serienr.: 312000301 en hoger Modelnr.: 30540—Serienr.: 312000301 en hoger Modelnr.: 30541—Serienr.: 312000301 en hoger Modelnr.: 30542—Serienr.
U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro via www.Toro.com voor informatie over producten en accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren. Machines met model nummers 30535, 30536, 30538, 30540 en 30541 voldoen aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Inhoud Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren..................................................... 46 Onderhoud motor.................................................. 47 Onderhoud van het luchtfilter............................. 47 Het motoroliepeil controleren ............................ 47 Motorolie verversen en filter vervangen .............. 48 De gashendel afstellen ........................................ 49 Onderhoud brandstofsysteem ................................
Veiligheid Stalling ....................................................................... 67 Motor................................................................. 67 Machine ............................................................. 67 Schema's .................................................................... 68 Machines met modelnummer 30535, 30536, 30538, 30539, 30541, of 30542 voldoen minstens aan CEN-norm EN 836:1997 en de B71.
Gebruiksaanwijzing – zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met zitmaaiers; • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in vrij schakelen voordat u de motor start.
• • • • benodigde reparaties uit voordat u deze weer gebruikt; – als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren). Gebruik de maaimachine niet als u onder de invloed van alcohol of drugs bent. Bliksem kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Als u bliksem ziet of donder hoort in het gebied, gebruik de machine dan niet; ga schuilen. Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als u de machine transporteert of niet gebruikt.
Deze machines hebben een gegarandeerd geluidsniveau van 103 dBA, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA. omdat de machine kan omkantelen op oneffen terrein. • Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling, want dit kan tot gevolg hebben dat de maaier achteroverkantelt. Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in ISO 11094. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling.
Hand-arm Model 30536, 30538 en 30539 Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 0,39 m/s2 Gemeten trillingsniveau = 0,54 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 0.34 m/s2 Model 30541 en 30542 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 m/s2 Gemeten trillingsniveau = 0,41 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836.
117–4979 1. Draaiende riem - De kap niet verwijderen 117-3276 1. Motorkoelvloeistof onder druk 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 117-3272 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; als u de kantelbeveiliging niet gebruikt, kan dit leiden tot verwondingen wanneer de machine kantelt; draag een veiligheidsgordel als de kantelbeveiliging gemonteerd is, draag geen veiligheidsgordel als de kantelbeveiliging ingeklapt is. 2. Risico van explosie – Lees 4.
117–2718 117-3270 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Gevaar op snijwonden of verlies van de hand; ledematen kunnen gegrepen worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende delen, houd alle beschermende delen op hun plaats. 117-3273 6. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin 7.
7-3233 Modellen met vierwielaandrijving 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 2. Solenoïde vierwielbesturing – 7,5 A 3. Aftakas mogelijk, lamp vierwielbesturing, maaideklift, zwevend maaidek – 7,5 A 4. Gloeibougie-indicator, solenoïde brandstofstroom, diagnoselampje, start – 7,5 A 5. Koplampen, dekaandrijving, vermogenaftakking – 10 A 120-6604 6. Lichten – 15 A 7. Aanwezigheidsschakelaar gebruiker – 10 A 1.
106-9290 Uitsluitend modellen met tweewielaandrijving 1. Inputs 5. In stoel 2. Niet geactiveerd 6. Aftakasschakelaar 3. Uitschakeling bij te hoge temperatuur 7. Parkeerrem buiten werking 11. START 4. Waarschuwingslampje te hoge temperatuur 8. Neutraalstand 9. Outputs 13. Start 14. Vermogen 10. Aftakas 12. ETR (Activeren om te lopen) 120-0259 107-2916 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de Gebruikershandleiding voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2.
117–2787 (Modellen met cabine) 115-0492 Modellen zonder cabine 1. Koplampen - 15 A zekering 4. Ruitenwissers, 15 A zekering 1. Maaihoogte (mm) 2. Verwarming - 15 A zekering 5. Cabineverlichting, 15 A zekering 3. Airconditioning, 30 A zekering 115–5501 (Modellen met cabine) 115-0493 Modellen met cabine 1. Verlichting 4. Airconditioningschakelaar 2. Voorruitenwisserschakelaar 5. Ventilatorregeling 1. Maaihoogte (mm) 3. Temperatuurregeling 119–0124 (Modellen met cabine) 1.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
119-9899 Uitsluitend modellen met cabine 120-0257 Tweewielaangedreven modellen 1. Onderste maaidekken 6. Tweewielbesturing 1. Onderste maaidekken 6. Differentieelvergrendeling 2. Dekken omhoog 7. Vierwielbesturing 2. Dekken omhoog 7. Snel 3. Motor – Afzetten 8. Continu snelheidsregeling 3. Motor – Afzetten 4. Motor – Lopen 8. Snel 9. Continu snelheidsregeling 4. Motor – Lopen 9. Langzaam 5. Motor – Starten 5. Motor – Starten 15 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De rolbeugel afstellen Geen onderdelen vereist – Controleer de bandenspanning. Geen onderdelen vereist – Peil van hydraulische vloeistof, motorolie en koelvloeistof controleren.
Algemeen overzicht van de machine 2 Bandenspanning controleren Bedieningsorganen Geen onderdelen vereist Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Procedure Tractiepedaal De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De juiste bandendruk voor modellen zonder cabine is 15 psi in de voorste banden en 25 psi in de achterste.
Diagnoselampje (Alleen modellen met vierwielaandrijving) u het tractiepedaal los en laat u het naar de middelste stand terugkeren. In noodsituaties kan de rem voor bijkomende remkracht zorgen. Dit gaat branden als er een fout in het systeem wordt ontdekt (Figuur 5). Parkeerrem Gashendel Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal intrappen en de bovenkant naar voren drukken om dit vast te zetten (Figuur 4).
Schakelaar voor wissen/wassen voorruit (Figuur 5). Als de machine niet tot stilstand wordt gebracht en de temperatuur van de koelvloeistof nog eens 10° C stijgt, zal de motor afslaan. Druk op de achterkant van de schakelaar om de ruitenwissers van de voorruit in te schakelen (Figuur 7) en op de voorkant van de schakelaar om de wasser in werking te stellen. Laat de schakelaar los om de wasser uit te schakelen.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt. Brandstof bijvullen Figuur 8 Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof of biodiesel met een laag <500 ppm) of ultralaag (<15 ppm) zwavelgehalte.
petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: GEVAAR • Het dieselmengsel moet voldoen aan ASTM D975 of EN 590. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Belangrijk: Verwijder de dop niet van de tank als de machine op een helling is geparkeerd. De brandstof kan dan uit de tank lopen. WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 4. Vul de brandstoftank tot aan de onderkant van de vulbuis. De tank niet te vol vullen. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. 5. Draai de tankdop stevig vast. Neem gemorste brandstof op. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.
4. Om de rolbeugel omhoog te klappen, moet u de R-pennen losmaken en de twee pennen verwijderen (Figuur 10). De motor starten en stoppen 5. Klap de rolbeugel omhoog, plaats de twee pennen en zet deze vast met de R-pennen (Figuur 10). 1. Klap de rolbeugel omhoog en zet deze vast; neem vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe de veiligheidsgordel om. 2. Zorg ervoor dat het tractiepedaal zich in de neutrale stand bevindt. 3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Schakel de aftakas uit (Figuur 11).
7. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft, draait u het contactsleuteltje op Start. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd is achtergelaten. Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 15 seconden om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt.
recht vooruit gericht zijn. De bestuurder dient het stuur traag te draaien om de wielen recht te brengen tot het groene licht stopt met flikkeren en AAN blijft. Als het lichtje van de schakelaar ononderbroken groen blijft, staat de machine in tweewielbesturingsmodus. Opmerking: Als het stuur te bruusk gedraaid wordt, kan het zijn dat de wielen niet gecentreerd worden. Van tweewielbesturing naar vierwielbesturing schakelen Druk de schakelaar voor de besturingsselectie (Figuur 13) naar achteren.
Figuur 15 1. Aftakasschakelaar Figuur 16 1. Aanslagpen Aftakas uitschakelen Om de aftakas uit te schakelen, zet u de aftakasschakelaar op UIT. 4. Stel de antiscalpeerrollen en glijders naar wens af. Maaihoogte instellen De glijder(s) afstellen De maaihoogte kan worden ingesteld van 2,5 tot 15,8 cm in stappen van 6 mm door de aanslagpen in verschillende openingen te plaatsen.
Figuur 17 1. Schroef 3. Glijder 2. Flensbout 4. Moer Figuur 18 1. Flensmoer 2. Lagerbus 4. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder. 4. Afstandsstuk 5. Bout 3. Antiscalpeerrol 5. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren. 4. Kies een opening en let er hierbij op dat de antiscalpeerrol is geplaatst bij de dichtstbijzijnde, door u gewenste corresponderende maaihoogte (Figuur 19).
2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Hef de voorkant van de machine op en plaats deze op kriksteunen. 4. Maak de bevestigingen los waarmee de rollen vastzitten aan het maaidek, en zet de rollen naar wens hoger of lager; zie Figuur 20 tot en met Figuur 24 voor zover van toepassing op uw maaidek. Figuur 22 Uitsluitend Guardian-maaidekken 1. Bout 2.
Veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas in. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. 2.
Onderhoudshandleiding, die verkrijgbaar is via een erkende Toro dealer. Figuur 26 Figuur 25 1. Uitschakeling bij te hoge temperatuur – de motortemperatuur heeft een veilig niveau overschreden en de motor is uitgeschakeld. Controleer het koelsysteem. 1. Diagnoselampje 2. Waarschuwing voor te hoge temperatuur – de motortemperatuur wordt gevaarlijk hoog en het maaidek is uitgeschakeld. Controleer het koelsysteem.
schakelt de outputs in om de solenoïdes of relais voor de vereiste functie van de machine te bekrachtigen. Om ervoor te zorgen dat het elektronische besturingssysteem de machine bestuurt zoals wordt vereist, moeten de solenoïdes en relais van de outputs zijn aangesloten en correct functioneren. Gebruik de diagnostische ACE displaytool en overlay om de elektrische functies van de machine controleren en herstellen. Neem contact op met uw Toro-dealer als u hulp nodig heeft.
Opmerking: Het kan noodzakelijk zijn de LEDs 'inputs getoond' en 'outputs getoond' enige malen beurtelings te laten oplichten om de volgende stap uit te voeren. Om de LED's beurtelings te laten oplichten, drukt u de tuimelschakelaar nog een keer in. Dit kunt u zo vaak doen als nodig is. Houd de knop niet ingedrukt. indrukken om de LED 'inputs getoond' te laten oplichten. De Diagnostische ACE zal de LED laten oplichten die hoort bij de inputschakelaar die wordt gesloten. 8.
De rugleuning verstellen De rugleuning kan worden versteld zodat u kunt rijden in een comfortabele stand. Zet de rugleuning in een stand die voor u het meest comfortabel is. Om de rugleuning te verstellen, draait u de knop onder de rechter armsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen (Figuur 29). Lendensteun instellen De rugleuning kan worden versteld om de lendensteun aan te passen aan de onderkant van uw rug.
De armsteunen aanpassen Het gewicht van de bestuurder is juist ingesteld als de pijl zich in de middelste open gedeelte van het kijkvenster bevindt. De armsteunen kunnen indien nodig teruggeplooid worden en de hoogte afzonderlijk ingesteld. Binnen deze ruimte kan de stoel ingesteld worden op een minimale beweging van de veer. Om de hoogte van de armsteunen in te stellen, neemt u het ronde dopje (Figuur 31) uit de overtrek.
2. Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar. De beide omloopkleppen dienen geopend te zijn. 3. Til de stoel omhoog. 4. Draai de omloopkleppen 1 slag naar links (Figuur 34). Hierdoor kan de hydraulische vloeistof langs de pomp worden geleid zodat de wielen kunnen draaien. Belangrijk: Draai de omloopkleppen niet meer dan één slag. Dit voorkomt dat de kleppen uit de behuizing vallen en de vloeistof naar buiten stroomt. Figuur 32 1. Stoelvergrendeling 5.
maaimachine (Figuur 35). Het lagere achterdeel van het frame steekt tussen de achterwielen naar achteren uit en moet voorkomen dat de machine achterover kantelt. Een hellingbaan die zich over de volle breedte uitstrekt, geeft de onderdelen van het frame een oppervlak dat steun biedt als de machine achterover dreigt te kantelen. Als het niet mogelijk is een brede hellingbaan te gebruiken, moet u voldoende afzonderlijke oprijplaten gebruiken om een complete hellingbaan afdoende te kunnen vervangen.
Transport van de machine WAARSCHUWING Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding "Langzaam rijdend voertuig", is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken. Rijd niet met de machine op de openbare weg zonder de wettelijk voorgeschreven verlichting en/af aanduidingen. Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren.
Tips voor bediening en gebruik op deze hoogte maaien. Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte maaien. Houd de maaier schoon SNEL-stand gashendel/Rijsnelheid Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. • Controleer de riemspanning van de compressor van de airconditioning (modellen met cabine) • Wielmoeren aandraaien.
Belangrijk: Zie de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Daarnaast is een uitvoerige onderhoudshandleiding verkrijgbaar bij een erkende Toro-dealer. Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Figuur 37 Onderhoudsschema Procedures voorafgaande aan onderhoud 4.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren 1 De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren smeren. De lagers en de lagerbussen moeten elke dag worden gesmeerd als de machine in zeer stoffige en vuile omstandigheden wordt gebruikt.
Figuur 39 43
Figuur 40 44
Opmerking: Om bij de smeerpunten van de achterste stuurkoppeling te komen, dient u de opslagruimte te verwijderen. Figuur 41 Opmerking: De levensduur van lagers kan worden bekort door verkeerde wasmethoden. Was de machine niet als deze nog heet is en richt een hogedruk- of hogevolumespuit nooit op de lagers of pakkingen.
Smeerolie van tandwielkast van maaidek verversen Smeerolie van tandwielkast van maaidek controleren. Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren De tandwielkast is ontworpen voor gebruik met SAE 80-90 tandwielolie De tandwielkast is in de fabriek gevuld met smeerolie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat het maaidek voor de eerste keer wordt gebruikt en daarna om de 150 bedrijfsuren. Ververs de smeerolie in de tandwielkast om de 400 bedrijfsuren. Om de 400 bedrijfsuren 1.
Onderhoud motor Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter (dit moet goed aansluiten) en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter.
Figuur 45 1. Olieaftapplug Figuur 44 1. Peilstok 2. Oliefilter 2. Olievuldop 2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. 4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Het oliepeil moet tot aan de Vol-markering staan. 3. Verwijder het oliefilter (Figuur 45). 4. Smeer een dun laagje schone olie op de pakking van het nieuwe filter. 5.
De gashendel afstellen Onderhoud brandstofsysteem 1. Beweeg de gashendel vooruit naar de voorkant van de opening van de besturingspaneel en vervolgens ongeveer 3 mm terug naar de vergrendelde vrijloopstand SNEL. Opmerking: Zie Brandstoftank vullen voor de aanbevolen brandstof 2. Controleer de stand van de toerenregelaar op de brandstofinjectiepomp van de motor.
4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. 7. Draai de aftapplug onder de filterbus vast. komt er lucht bij de ontluchtschroef naar buiten. Laat het sleuteltje op Aan staan totdat er een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten komt. 5.
Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: De tank moet worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine voor langere tijd wordt gestald. Belangrijk: Als u werkzaamheden aan het elektrische systeem verricht, moet u altijd de accukabels, de min (-) kabel eerst, loskoppelen om mogelijk beschadiging van de bedrading tengevolge van kortsluiting te voorkomen.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud koelsysteem Bandenspanning controleren Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiateur of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. GEVAAR Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Controleer de bandenspanning om de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is.
2. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u het systeem bij. Niet te vol vullen. 3. Plaats de dop van de expansietank terug. G014515 Figuur 54 1. Reinigingsdeksel 3. Reinig de radiateur met perslucht met lage druk (345 kPa [50 psi]). Doe dit vanaf de ventilatorzijde van de radiateur (geen water gebruiken). Reinig vervolgens de voorkant van de radiateur en doe dit ook vanaf de ventilatorzijde. Figuur 53 1. Expansietank 4.
Onderhouden remmen Parkeerrem afstellen De serviceremmen afstellen Als de parkeerrem niet werkt, moet de rempal worden afgesteld. 1. Draai de 2 schroeven los waarmee de pal van de parkeerrem is bevestigd aan het frame (Figuur 56). Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 2,5 cm speling hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld.
Onderhoud riemen zeer duurzaam materiaal. De riemen zullen echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, als de messen slippen tijdens het maaien, slechte maaikwaliteit, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riemen als u deze zaken constateert. Riem van wisselstroomdynamo controleren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Na de eerste 10 bedrijfsuren 1.
Onderhoud bedieningsysteem De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand Opmerking: Als de hydraulische olie, tractiemotoren of slangen van de machine onlangs vervangen zijn, dient lucht die in het systeem gevangen zit verwijderd te worden voordat u deze procedure uitvoert. Dit doet u door de machine gedurende enkele minuten in vooruit en achteruit te gebruiken en nadien de olie zoals vereist bij te vullen.
1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal naar neutraalstand komen en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Draai de borgmoer op de aanslagbout van de maaisnelheidsbegrenzer los (Figuur 61). Figuur 60 1. Tractiepedaal 3. 1,5 mm 2. Aanslagbout met contramoer (vooruit) 4. Aanslagbout met contramoer (achteruit) 4.
Onderhoud hydraulisch systeem hydraulische vloeistof bijvullen totdat het peil binnen die markeringen komt te staan. Niet te vol vullen. 5. Plaats de peilstok terug en schroef de vuldop handvast op de vulbuis. Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 17 liter hoogwaardige transmissie-/hydraulische vloeistof voor tractoren. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof: 6. Controleer alle slangen en aansluitingen op lekkages.
Onderhoud van het maaidek WAARSCHUWING Als u de machine opkrikt en op slechts op de krik laat steunen terwijl u onder het maaidek werkt, bestaat de kans dat de krik omvalt zodat het maaidek naar beneden valt waarbij u of omstanders worden verpletterd. Plaats de machine altijd op minstens 2 kriksteunen als u de machine hebt opgekrikt. VOORZICHTIG Boven op het maaidek bevinden zich twee verbindingen die zijn bevestigd aan het frame.
kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer elke dag of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten of beschadigd zijn. Slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk vervangen door een origineel Toro-mes.
WAARSCHUWING Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken. Draag handschoenen of wikkel een doek om de scherpe kanten van het mes. 1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. 2. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 69). De maaimessen slijpen WAARSCHUWING Figuur 66 1. Meet hier de afstand van het mes tot het harde oppervlak Als het mes wordt geslepen, kunnen delen van het mes worden weggeslingerd en ernstig letsel veroorzaken. 2.
Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 2. Monteer de antiscalpeerplaat en de mesbout (Figuur 69). 5. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maaidekken. 6. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. 7. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. 8.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Zet het maaidek op de gewenste maaihoogte, zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit, stel de parkeerrem in werking en verwijder het contactsleuteltje. 3. Draai het middelste mes zodat dit recht naar voren wijst. 4. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. 5. Draai deze rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes aan de achterkant van het maaidek. Figuur 71 6.
Onderhoud van de cabine Belangrijk: Als er in een filter een gat, scheur of andere beschadiging zit, moet deze worden vervangen. 3. Installeer de filters en het rooster en zet ze vast met de duimschroeven. Reinigen van de luchtfilters in de cabine De airconditioning-spoel reinigen. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil.) Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden) 1.
Reiniging 9. Plaats het condenserscherm van de airco terug. 10. Plaats de condenserkap en ventilator terug. Zorg ervoor dat de bedrading van de ventilator zijn aangesloten voordat u de condenserkap bevestigt. Onderkant van het maaidek reinigen Het condenserscherm van de airco reinigen. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek.
Stalling 4. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. Motor 5. Smeer of olie alle smeernippels, draaipunten en de pennen van de omloopklep van de transmissie. Neem overtollig vet op. 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug weer terug. 6. Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt worden. Eventuele deuken in de metalen carrosserie uitdeuken. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg.
R IG HT 1 7 .1 MO TOR LE F T 1 7 . 1 MO TOR 14.5 GP M 68 R E VE R S E F O RWARD 14 .5 G P M DIF F LO C K O P TIO N R E VE R S E F O R WARD 0.0 6 0 " 392 ps i 392 ps i 0.031" 0.0 3 1 " 3 2 0 0 RP M HIGH 1 3 0 0 R P M LOW 4 0 0 0 p s id 4 0 0 0 p s id 4 0 0 0 p sid 4 0 0 0 p sid 1 . 1 0 c id 1 . 1 0 c id 120 ps i 0.031" 3 13 P S I 0 .37 CID 78 P S ID . 0 .37 . O IL C O O LE R P 1800 PSI 4 .8 G P M L F R O NT 2 .0 0 " X 5 .5 0 " S TROKE 1 .
R IG HT F R ONT 1 7 .1 FP 1 G014320 Hydraulisch schema-modellen 30537, 30538, 30539, 30540, 30541 & 30542 (Rev. A) FP 2 R IG HT R E AR .0 4 0 OR3 P D2 C V2 5 PSI .090 OR1 17.1 OR4 P D1 RP 1 OR2 .0 9 0 TR AC TIO N MANIF O LD RP 2 RR C V1 5 PSI 45 0 P S I .0 4 0 11 0 P S I CR V LR LE F T F R ONT 1 7 .1 LE FT 1 7 .1 R E AR FP 2 RP 1 R E VE RS E F O RWARD RP 2 R E VE R S E 1 4 .5 G P M F O RWARD 14.5 GP M FP 1 39 2 ps i 3 92 p s i 0 .0 3 1 " 0 .
Elektrisch schema-modellen 30534, 30535 & 30536 (Rev.
G018485 Elektrisch schema-modellen 30537, 30538, 30539, 30540, 30541 & 30542 (Rev.
Elektrisch schema-cabine (Rev.
Opmerkingen: 73
Opmerkingen: 74
Opmerkingen: 75
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.