Operator's Manual

5
voordat u de grasopvangbak verwijdert;
voordat de hoogte-instelling veranderd wordt,
behalve wanneer de instelling vanuit de
bestuurdersstoel veranderd kan worden.
16. Neem gas terug terwijl de motor uitloopt en als de
motor is uitgerust met een benzinekraantje zet dan
de brandstoftoevoer dicht nadat u klaar bent met
maaien.
Onderhoud en Opslag
1. Zorg dat alle moeren, bouten en schroeven goed
vastgedraaid zijn zodat er veilig met de apparatuur
gewerkt kan worden.
2. Parkeer de apparatuur nooit in een gebouw terwijl er
nog brandstof in de tank zit en waar de dampen in
contact kunnen komen met open vuur of vonken.
3. Laat de machine eerst afkoelen voordat u deze
parkeert in een afgesloten ruimte.
4. Houd de machine, demper, accu-behuizing en de
brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en
bladeren om brandgevaar te voorkomen.
5. Controleer regelmatig de grasopvangbak op slijtage
of beschadigingen.
6. Vervang, veiligheidshalve, beschadigde of versleten
onderdelen.
7. Het legen van de brandstoftank, indien nodig, moet
gebeuren in de open lucht.
8. Ben voorzichtig met machines met meerdere messen
omdat door het bewegen van één van de messen,
andere messen mee kunnen draaien.
9. Indien de machine geparkeerd, opgeslagen of alleen
gelaten wordt moeten de messen neergelaten worden
behalve als er een stevige mechanische
vergrendeling gebruikt wordt.
Geluids- en trillingsviveau
Geluidsniveau
Deze machine heeft een equivalent continu A-gewogen
geluidsdrukniveau bij het oor van de bestuurder van: 90
dB(A), gebaseerd op metingen bij identieke machines
volgens procedures zoals vastgelegd in 84/538/EEC.
Deze machine heeft een geluidsintensiteitniveau van: 105
dB(A) /1 pW, gebaseerd op metingen bij identieke
machines volgens procedures zoals samengevat in
richtlijn 79/113/EEC en de wijzigingen daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine heeft een trillingsniveau van 5,0 m/s
2
aan
de achterzijde, gebaseerd op metingen bij identieke
machines volgens procedures zoals vastgelegd in ISO
2631.
Deze machine heeft een trillingsniveau aan de achterzijde
dat niet hoger is dan 0,5 m/s
2
, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd
in ISO 2631.