Form No. 3355–756 Rev A Groundsmaster) 580-D Tractie-eenheid en maaidekken Modelnr. 30582 – 260000001 en hoger Modelnr.
Waarschuwing Diagnoselampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Display van diagnostische ACE . . . . . . . . . . . . . . . Interlockschakelaars controleren . . . . . . . . . . . . . . Waarschuwingslampjes controleren . . . . . . . . . . . . De machine duwen of slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruikseigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruik van vierwielaandrijving . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding Veiligheid Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997 (als de correcte stickers zijn aangebracht) en de B71.
• Vervang defecte geluiddempers/knalpotten. • Elke bestuurder en monteur moet ervoor zorgen dat hij of zij professionele en praktische instructie krijgt. De eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de gebruikers. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op: • Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires en werktuigen.
• Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten. Onderhoud en stalling • Voordat u de bestuurdersplaats verlaat: • Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte waar brandstofdampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen.
Veilige Bediening Toro Zitmaaiers • Let goed op als u de machine gebruikt. Om te voorkomen dat u de controle over de machine verliest, moet u de volgende instructies naleven: – Rij niet te dicht langs zandbunkers, greppels, sloten, dijken of andere gevaarlijke punten. De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-, ISO- of ANSI-normen.
Onderhoud en stalling Geluidsdruk • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder. 91 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG en wijzigingen daarvan.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 72-4070 108-8001 1. 10 A zekering voor stoelophanging 2. 10 A zekering voor claxon 72-4080 3. Open 4. Open 95-0821 1. Lees de gebruikershandleiding voor informatie over de hydraulische vloeistof. 2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof via het kijkglas.
5-0822 1. Waarschuwing – Niet op spatscherm staan of meerijden. 2. Waarschuwing – Vul de brandstoftank tot maximaal 2,5 cm vanaf de onderkant van de vulbuis. 43-8480 1. Handen en vingers kunnen worden gesneden 67-5360 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 108-8074 1. Lees de Gebruikershandleiding.
95-0818 1. Waarschuwing – Draai de mesbout vast met een torsie van 190–224 Nm. Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies. 106-5976 1. Motorkoelvloeistof onder druk 2. Risico van explosie – Lees de Gebruikershandleiding. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 95-0845 1. Maaihoogte-instellingen 106-0390 1. Parkeerrem 2. Hoog toerental 3. Cruise control vergrendeld 4.
106-0392 1. Motor – Voorgloeien 2. Snel 3. Continu snelheidsregeling 4. Langzaam 5. Maaidek neerlaten. 6. Maaidek opheffen 7. Maaidek, links 8. Maaidek, midden 9. Maaidek, rechts 95-0817 1. Maaihoogte-instellingen in laag bereik 2. Maaihoogte-instellingen in hoog bereik 105-0739 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Smeer deze punten om de 50 bedrijfsuren. 3. Pomp vet in de smeerpunten (9 smeerpunten).
106-0393 1. Druk op de knop om het alarm uit te schakelen. 2. Druk op de knop om de waarschuwingslampjes te testen. 107-1159 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-8053 1. Lees de Gebruikershandleiding.
106-0391 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Motor – Afzetten Motor – Lopen Motor – Starten Stromingsverdeler Vooruit Achteruit Schakel de aftakas in Schakel de aftakas uit Transmissie – Hoog toerental 10. Transmissie – Laag toerental 18. Om de motor te starten, moet u het tractiepedaal in de neutraalstand zetten, het rempedaal intrappen en de gashendel op Langzaam zetten. Draai daarna het contactsleuteltje op Start; lees de Gebruikershandleiding. 19.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Tractie-eenheid Motor Luchtfilter Koelsysteem Mitsubishi, Model S4S-DT watergekoelde viercilinder viertaktdieselmotor, met kopklep, inhoud 3331 cc. Afgeregeld op 80 pk @ 2750 tpm. Compressieverhouding 19:1, directe brandstofinspuiting en turbocompressor. Carterinhoud: 8 liter Voor zware omstandigheden geschikt, centrifugaal luchtfilter met vervangbaar element.
Tractie-eenheid (vervolg) Banden/wielen Voor: twee 31 x 12,50-15 banden, 8-ply high-floatation gazonbanden met binnenbanden Achter: twee 23 x 10,5-12 banden, 6-ply tubeless gazonbanden Rijsnelheid Traploos verstelbaar Snelheid Vooruit: Laag – 12,1 km/uur; Hoog – 32,2 km/uur 8,9 km per uur (tijdens maaien met vierwielaandrijving ingeschakeld) Snelheid achteruit: Laag – 4,8 km/uur; Hoog – 12,9 km/uur Afstand tot de grond Hydraulisch systeem en reservoir Tractiesysteem 20,3 cm Totale inhoud van het syste
Triflex frontmaaidek Type Maaivermogen Maaihoogte-instelling Aandrijving van maaidek Zwenkwielen Roterend frontmaaidek met vijf mesassen en een maaibreedte van 234 cm. Maait naar beide zijden. Het maaidek maait een strook van 20,3 cm, gemeten vanaf de buitenkant van het wiel, aan beiden zijden van het frontmaaidek. Wordt verhoogd in stappen van 12,7 mm met behulp van afstandstukken op zwenkwielen op de voorzijde en gaffelpennen op de vorken van de achterwielen. Hydraulische tandwielmotor.
Optionele apparatuur Kap Kap met voorruit Cabine met omkiepbeveiliging Autoverlichtingspakket Rolbezem van 244 cm Airconditioning Sneeuwblazer van 213 cm Bladversnipperaar Met schuim gevulde zwenkwielbanden Hydraulische conversiekit frontaftakas Optionele band Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
2. Verwijder de tapbouten waarmee de accubak vastzit, en schuif de bak naar buiten (Fig. 2). 3 Waarschuwing 4 CALIFORNIA 2 Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. 5 1 Figuur 2 1. Accubak 2. Montagegaten voor accubak 3.
Voor het gebruik 3. Verwijder de peilstok (Fig. 4) en veeg deze af met een schone doek. Steek vervolgens de peilstok helemaal in de buis. Haal de peilstok uit de buis en controleer het oliepeil. Als het oliepeil laag is, draait u de vuldop los (Fig. 5). Vul olie van het juiste type bij totdat het peil tussen de bovenste en onderste gaten op de peilstok staat (Fig. 6). Niet te vol vullen. Motoroliepeil controleren De motor wordt geleverd met 8 liter olie in het carter.
Het koelsysteem controleren 5. Als u een grote hoeveelheid van de oplossing bijvult, moet u de dop van de radiator (Fig. 8) verwijderen en de radiator vullen totdat het koelvloeistofpeil boven het koelblok van de radiator en ongeveer 25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis staat. Het koelsysteem bevat een mengsel met een 50/50 verhouding van permanente ethyleenglycol-antivries en water. Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil.
Brandstoftank vullen Bandenspanning controleren De motor loopt op ASTM Nr. 2 dieselbrandstof. Aangezien de Groundsmaster 580–D kan worden gebruikt voor grasvelden die in sterk uiteenlopende condities verkeren, is een juiste bandenspanning van zeer groot belang. Houdt u daarom aan de volgende richtlijnen: Gevaar Banden van tractie-eenheid In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Ongelijke meshoogten corrigeren Maaihoogte instellen De maaihoogte kan worden ingesteld van 25 tot 140 mm in stappen van 13 mm. Plaatsing van de zwenkwielassen in de bovenste gaten van de zwenkwielvorken (Fig. 11) biedt de mogelijkheid de maaihoogte af te stellen in een laag bereik van 25 tot 102 mm; plaatsing van de zwenkwielassen in de onderste gaten van de zwenkwielvorken (Fig. 11) biedt de mogelijkheid de maaihoogte af te stellen in een hoog bereik van 63,5 tot 140 mm.
Ski’s afstellen 3. Verwijder de R-pen en de gaffelpennen uit de draaiarmen van de achterzwenkwielen van het front maaidek (Fig. 12). Houd de gaten in de draaiarm recht voor de gewenste gaten in de maaihoogtebeugel in de maaidekframes. Plaats de gaffelpennen en monteer de R-pennen (Fig. 12). Na de oorspronkelijke afstelling of als de maaihoogte is gewijzigd, moeten de ski’s van het maaidek ook worden afgesteld. U stelt de ski’s af door de flensmoeren los te draaien (Fig.
Gebruiksaanwijzing 2 Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. 1 3 5 Bedieningsorganen 4 8 Stoel Instelhendel bestuurdersstoel (Fig. 15) Hiermee kan de stoel naar voren en naar achteren worden geschoven. 7 6 Figuur 16 Instelhendel gewicht (Fig. 15) Hiermee kan de stoel worden aangepast aan het gewicht van de bestuurder. 1. Temperatuurmeter koelvloeistof 2. Brandstofmeter 3. Urenteller 4. Waarschuwingslampje voor koelvloeistoftemperatuur 5.
Temperatuurmeter koelvloeistof Waarschuwingslampje luchtfilter Deze temperatuurmeter (Fig. 16) registreert de temperatuur van de koelvloeistof in het koelsysteem. Een waarschuwingslampje (Fig. 17) en een akoestisch signaal geven aan dat het luchtfilter is verstopt en een onderhoudsbeurt nodig heeft. Deze alarmsignalen treden in werking als de motor te lang in bedrijf is geweest, terwijl het filter al een normale onderhoudsbeurt had moeten hebben gekregen. Brandstofmeter De brandstofmeter (Fig.
Stuurverstelling Cruise control-schakelaars U kunt het stuur verstellen met een hendel op de rechterzijde van de stuurkolom (Fig. 18). Draai de hendel naar achteren om de verstelling los te zetten en zet het stuur en de stuurkolom in de gewenste hoek. Draai de hendel naar voren om het stuur en de stuurkolom in de gewenste positie te vergrendelen. Er bevinden zich twee cruise control-schakelaars op het paneel rechts van de bestuurder (Fig.
Aftakasschakelaar Trek de mof op de schakelaar omhoog (Fig. 19). Vervolgens moet u de schakelaar op AAN zetten en loslaten om de aftakas in te schakelen; de schakelaar komt in de neutraalstand als u deze loslaat. Zet de schakelaar op UIT om de aftakas uit te schakelen. De schakelaar wordt automatisch teruggesteld op UIT als alle drie maaidekken worden opgeheven of de motor wordt afgezet. 2 1 Schakelaar voor vierwielaandrijving (uitsluitend model 30583) Zet de schakelaar (Fig.
Belangrijk Het brandstofsysteem moet worden ontlucht indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan: • Eerste keer starten van een nieuwe machine. 2 4 • De motor is afgeslagen omdat de brandstof op was. 1 • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz. Zie Brandstofsysteem gebruiksklaar maken. Starten en stoppen van de motor 3 1.
4. Nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart of de motor, de hydrostatische transmissie, besturing of wielaandrijving een revisiebeurt heeft gehad, moet u de machine een tot twee minuten in de vooruit- en de achteruit-stand laten werken. Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreacties te controleren en inspecteer of de hefhendels naar behoren werken. Zet vervolgens de motor af, stel de parkeerrem in werking en controleer op olielekken, losse onderdelen en andere defecten. 2.
Diagnoselampje Opmerking: Als het lampje tijdens normale maaiwerkzaamheden knippert, mag u de motor niet afzetten, naar de output schakelen en een schakelaar aanraken. De LED gaat knipperen om de oorzaak van de oorzaak aan te geven. De machine is uitgerust met een diagnoselampje dat aangeeft dat het elektronische besturingssysteem correct functioneert. Het groene diagnoselampje bevindt zich onder het bedieningspaneel (Fig. 27).
Controle of de interlockschakelaars functioneren 4. Draai het contactsleuteltje op AAN, maar start de motor niet. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs. 2. Open de kap van het bedieningspaneel. Ga naar de connector van de kabelboom en de kringloopstekker.
4. Draai het contactsleuteltje op AAN, maar start de motor niet. Als de output-LED’s branden zoals is gespecificeerd, maar de machine niet naar behoren werkt, duidt dit op een defect dat niet van elektrische aard is. Indien nodig repareren. Opmerking: De rode tekst op de overlay-sticker heeft betrekking op de inputschakelaars en de groene tekst op de outputs.
X X O O 6) Rechterdek ingeschakeld 7) Linkerdek ingeschakeld 8) Meters AAN X O 5) Frontdek ingeschakeld 4) Cruise control ingeschakeld X X 3) LOPEN (geen bestuurder) LOPEN ( met bestuurder) X 2 Hoog Bereik ingeschakeld 1 Starten HANDELINGEN LOGISCHE TABEL X MO MO X O X X O X O X X XX O X O B X X O B X MO X O X O O O M X O O O MX X OUTPUTS 0 1 P 2 Rechterdek ingeschakeld P 3 Linkerdek ingeschakeld P 4 Stroom meter AAN P 5 Frontdek ingeschakeld X = GESLOTE
Waarschuwingslampjes controleren Belangrijk Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, zal de transmissie oververhit raken. Controleer elke dag vóór het maaien of alle waarschuwingslampjes werken: 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de parkeerrem in werking. Draai het contactsleuteltje op AAN en druk op de TEST-knop. Alle lampjes behoren te branden. 2. Als een lampje niet brandt, moet u het peertje vervangen en het lampje opnieuw testen.
Gebruikseigenschappen Opmerking: De maaisnelheid zal verminderen van 12 km/h–9km/h$0,8 km/h als de vierwielaandrijving is ingeschakeld. Vertrouwd raken met de machine Voordat u de eerste keer gaat maaien, dient u zich in het gebruik te oefenen op een groot, open en betrekkelijk vlak terrein. Start en stop de motor, rij vooruit en achteruit in het LAAG BEREIK van de rijsnelheid. Oefen u in het gebruik van de cruise control. Probeer de maaidekken afzonderlijk en gelijktijdig neer te laten en op te heffen.
De afzonderlijke remmen kunnen worden gebruikt ter ondersteuning bij het draaien van de machine. Ga echter voorzichtig te werk indien u ze gebruikt, in het bijzonder op zacht of nat gras, omdat de grasmat per ongeluk kan scheuren. De remmen kunnen ook goed van pas komen om de machine grip te laten houden; zo kan bijvoorbeeld het hoogste wiel soms op heuvelachtig terrein slippen en grip verliezen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Afstelling van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Wielmoeren aandraaien. • Afstelling van drijfriem van het maaidek controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • • • • • Motorolie verversen en oliefilter vervangen. Hydraulische filter vervangen.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het motoroliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Conditie van luchtfilter controleren. Radiator en scherm controleren op rommel. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Smering De volgende onderdelen moeten regelmatig worden gesmeerd met Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene doeleinden. De onderhoudsintervallen in het onderstaande schema zijn gebaseerd op normale bedrijfsomstandigheden. In extreme omstandigheden moet echter vaker worden gesmeerd. Raadpleeg bovenstaande schema en Figuur 32 voor de smeerpunten en het aantal bijhorende smeernippels. De cijfers in de linkerkolom corresponderen met de cijfers in Fig. 32.
Onderdeel Aantal smeernippels Onderhoudsinterval Maaidek, midden 1 • Lagerbussen van as van zwenkwielvork 2 Om de 8 bedrijfsuren of dagelijks 2 • Lagers van spilas 5 Om de 50 bedrijfsuren 3 • Lagerbussen van spanpoelie 4 Om de 50 bedrijfsuren 4 • Lagerbussen van draaischarnier van maaidek 2 Om de 50 bedrijfsuren Maaidekken, links en rechts 5 • Lagerbussen van as van zwenkwielvork 8 Om de 8 bedrijfsuren of dagelijks 6 • Lagers van spilas 6 Om de 50 bedrijfsuren Voorste hefarmen 7
Motorolie en filter 2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Fig. 34). Steek de peilstok vervolgens helemaal in de buis. Haal de peilstok uit de buis en controleer het oliepeil. Het oliepeil moet tussen de onderste en bovenste gaten op de peilstok staan (Fig. 36). De motor gebruikt hoogwaardige reinigingsolie, waaraan het American Petroleum Institute (API) “onderhoudsclassificatie” CF–4, CI–4 of hoger heeft verleend. 3. Als het peil te laag is, draait u de vuldop los (Fig. 35).
Motorolie verversen en filter vervangen Brandstofsysteem Het carter van de motor heeft een inhoud van ongeveer 8 liter. Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren. De olie moet echter vaker worden ververst als de machine in stoffige of vuile omstandigheden wordt gebruikt. Laat indien mogelijk de motor lopen vlak voordat u de olie ververst. Warme olie stroomt gemakkelijker en voert verontreinigingen beter mee. 1.
Koelsysteem van de motor 3. Om de 400 bedrijfsuren moet het brandstoffilter worden vervangen. Dit gebeurt als volgt. Het koelsysteem heeft een inhoud van ongeveer 14,7 liter voor een mengsel met een 50/50 verhouding van ethyleenlycol-antivries en water. Om het systeem in goede staat te houden, moet u de volgende procedures in acht nemen: • Ga naar het brandstoffilter op de linkerkant van de motor (Fig. 40). 1.
3. Reinig de koelribben van de radiator en de koeler van de hydraulische vloeistof om de 100 bedrijfsuren. Vaker reinigen als de machine in stoffige of vuile omstandigheden wordt gebruikt. D. Open de kap en houd deze met een steun open. Reinig de radiator en de koelribben van de oliekoeler door perslucht te blazen vanaf de ventilatorzijde van de radiator. A. Volg de procedures in stap 2, items A–C. E. Zet de onderdelen in elkaar nadat de radiator en de koelribben zijn gereinigd. B.
Algemeen onderhoud van het luchtfilter het filter, dat goed moet aansluiten, en het filterhuis. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. • Controleer het luchtfilterhuis op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang het luchtfilterhuis indien dit beschadigd is.
Slijtagewerende hydraulische vloeistof, ISO VG 46 Hydraulische filter vervangen Materiaaleigenschappen: Viscositeit, ASTM D445 Het hydraulische filter (Toro-onderdeelr. 69–1720) moet na de eerste 50 bedrijfsuren worden vervangen. Daarna moet dit om de 400 bedrijfsuren gebeuren. cSt @ 40_C 65 tot 71 cSt @ 100_C 8,4 tot 8.9 Viscositeit Index ASTM D2270 97 tot 107 Stolpunt, ASTM D97 1. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter (Fig. 48).
Water aftappen uit het hydraulische reservoir 3. Parkeer de machine op een horizontaal vlak en vul het reservoir met hydraulische vloeistof totdat het oliepeil tot het midden van het kijkglas staat (Fig. 47). Om de 400 bedrijfsuren moet u op drie (3) punten water aftappen uit het reservoir. 4. Plaats de dop weer op het reservoir. Start de motor en gebruik alle hydraulische bedieningsorganen om de hydraulische vloeistof door het hele systeem te verspreiden. Controleer op lekkages.
Testpoorten van het hydraulische systeem Oliepeil controleren De testpoorten (Fig. 51 & 52) worden gebruikt om de hydraulische circuits te testen. Neem contact op met uw plaatselijke Toro-dealer als u hulp nodig heeft bij het gebruik van deze onderdelen. De testpoorten bevinden zich onder het midden van de machine. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak en zet het wiel in een zodanige positie dat de controle-/aftapplug (Fig. 53) op drie uur of negen uur staat. 1 3 Figuur 53 1.
Onderhoud van de accu Waarschuwing Waarschuwing Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
Zekeringen en stroomonderbreker Zekeringen en smeltzekeringen zorgen voor de beveiliging van de gehele bedrading. De zekeringen bevinden zich onder het bedieningsspaneel aan de rechterkant van de bestuurdersstoel (Fig. 55). De smeltzekeringen in de kabelboom kunnen worden vervangen als alle elektrische functies uitvallen. Als alle elektrische functies uitvallen, moet u de oorzaak van de storing opsporen en deze verhelpen voordat u de smeltzekeringen vervangt. 2 3 1 Figuur 57 1. Hoofdremcilinder 2.
Maaidekken smeren Het maaidek rechtop kantelen Houdt u aan de aanwijzingen in het Smeerschema om de maaidekken goed te onderhouden. Om toegang te krijgen tot de centrale en binnenste smeernippels van de spilas op beide zijmaaidekken, gaat u als volgt te werk: 1. Plaats het frontmaaidek zodanig dat de achterste zwenkwielen net van de grond komen, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. 2.
5. Plaats de beugel om het maaidek verticaal te zetten op de lasconstructie op de rechterkant van de tractie-eenheid en zet deze vast met een klik-pen. Plaats de beugel zodanig dat deze vrijstaat als het maaidek wordt opgeheven. Houd de andere klik-pen gereed om het tegenovergestelde uiteinde van de beugel te bevestigen aan de lasconstructie op de arm van het maaidek (Fig. 61). 3. Neem plaats op de stoel, start de motor en laat het maaidek zover neer dat de zwenkwielen de grond net niet raken. 4.
Maaimes verwijderen Maaimes controleren en slijpen Een mes moet worden vervangen als u vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is. Gebruik ter vervanging altijd originele TORO-messen zodat u zeker bent van een veilig gebruik en optimale prestaties. Gebruik nooit messen van andere fabrikanten, omdat deze gevaarlijk kunnen zijn. Zet alle moeren van de aspoelie vast met een torsie van 190–217 Nm.
3. Draai de contramoer los en haal de spanning van de veren met de spanbout (Fig. 66). 4. Om te controleren of het maaimes recht en evenwijdig is, moet u dit verwijderen van het maaidek. Leg het mes op een horizontaal vlak en inspecteer de uiteinden. De uiteinden moeten iets lager dan het midden zijn en de snijrand moet lager dan de onderkant van het mes zijn. Het mes zal dan zorgen voor een goede maaikwaliteit en minimaal vermogen van de motor vereisen.
Zijmaaidekken 8 1. Verwijder de kappen van het maaidek. Om de riemspanning te controleren, moet u de riem in het midden met een kracht van 35,5 N indrukken en de speling controleren. Deze speling moet ongeveer 7,9 mm zijn. Als de speling niet correct is, gaat u verder met stap 2. Als de speling correct is, gaat u verder met stap 3. 6 7 9 2. Om de riemen te spannen, moet u de flensmoer op de spanpoelie losdraaien (Fig. 67). Schuif de poelie tegen de riem totdat de riem de juiste spanning heeft.
9. Bevestig de ophangplaat losjes aan het maaidek met de (4) flenskop-tapbouten en ringen die u eerder heeft verwijderd. 17 cm $ 0,6 cm 10. Controleer de hoogte van de aandrijfpoelie (Fig. 68) als volgt: • Schuif de hoogtemaat (Fig. 68) onder de aandrijfpoelie (niet onder de taper lock-bus). 3 • Draai de (3) stelschroeven in gelijke mate vast of los (Fig. 68) totdat de onderkant van de poelie op de hoogtemaat rust (ongeveer 3,8 cm).
Maaidekken losmaken van de tractie-eenheid Zijmaaidekken 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek neer, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Frontmaaidek 2. Verwijder de kappen van het maaidek en haal de spanning van alle riemen (Fig. 67). 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek neer, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 3.
Ongelijke meshoogte corrigeren 2. Leg een vlakke triplexplaat met een dikte van minstens 20 mm en een oppervlakte van minstens 1,2 m x 2,4 m op een horizontaal vlak en laat het maaidek neer op de triplexplaat. Indien de messen niet op gelijke hoogte zijn afgesteld, zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn op de grasmat. Dit kan worden gecorrigeerd door alle messen recht te zetten en ervoor te zorgen dat alle messen op hetzelfde niveau maaien. 3.
De zijstabilisatoren afstellen 2 4 Als de maaidekken tijdens het transport overmatig gaan stuiteren, moeten de zijstabilisatoren worden afgesteld. 1 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat het frontmaaidek volledig neer en zet de motor af. 2. Draai de tapbouten los waarmee de beugels van de zijmaaidekken zijn bevestigd aan het maaidek, en beweeg de beugels naar buiten (Fig. 74). 3 5 1 Figuur 75 1. Borgpen en gleufmoer 2. Kogelverbinding 3.
10A 16 GA FUSIBLE LINK 99–6125 STARTER 12 GA FUSIBLE LINK 106–0065 ACCESSORY (OPTIONAL) FUSE BOX 92–2641 12 GA FUSIBLE LINK 106–0065 16 GA FUSIBLE LINK 99–6125 AIR–RIDE COMPRESSOR 99–7435 99–7435 M 104–2541 S2 Elektrisch schema – Model 30582
10A 16 GA FUSIBLE LINK 99–6125 STARTER 12 GA FUSIBLE LINK 106–0065 ACCESSORY (OPTIONAL) FUSE BOX 92–2641 12 GA FUSIBLE LINK 106–0065 16 GA FUSIBLE LINK 99–6125 AIR–RIDE COMPRESSOR G 99–7435 99–7435 M S HIGH/LOW SPEED 104–2541 2 1 3 4WD SWITCH 6 5 4 S2 REVERSE (TRACTION) SWITCH REVERSE 4WD FORWARD 4WD Elektrisch schema – Model 30583
O PR F E D C B A E A .120 LEFT WHEEL 15.88:1 0.96 2.8 2.8 0.96 15.88:1 RIGHT WHEEL 3.5 GPM PRIORITY .047 400 PSI 2000 PSI 600 PSI 50 PSI 50 PSI 450 PSI A1 P T F E1 B 2 SPEED SOLENOID WING DECK LIFT–LEFT 11 GPM 1500 PSI L TEST PORTS TEST PORTS 2.7 TURNS LOCK TO LOCK 2 1/2 BORE X 14 INCH STROKE 1 1/2 INCH CUSHION ROD END CENTER DECK LIFT 2 1/2 BORE X 3 1/4 STROKE WING DECK LIFT–RIGHT BYPASS VALVE FLOAT / TRACTION ASSIST MANIFOLD BLOCK 5000 PSI 450 PSI T P 0.
Hydraulisch schema – Model 30583 64