Form No. 3376-245 Rev C Groundsmaster® 4100 en 4110 cirkelmaaier Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) 30606—Serienr.: 313000001 en hoger 30606A—Serienr.: 314000001 en hoger 30608—Serienr.: 313000001 en hoger 30608A—Serienr.
Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. WAARSCHUWING U kunt op www.Toro.
Onderhoud van de waterafscheider ...................................................................... 59 Onderhoud van het motorbrandstoffilter............ 59 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 60 Accu-onderhoud ............................................... 60 Zekeringen ....................................................... 61 Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 62 De hoek van het tractiepedaal instellen .............
Veiligheid ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2012 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie. ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
• Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit, zet zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. Gebruiksaanwijzing • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, • • • • • • • • • • omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en de parkeerrem in werking stellen voordat u de motor start.
verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem. de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen. Neem gemorste olie of brandstof meteen op. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine • Vervang versleten of beschadigde onderdelen met lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. U kunt lekken in het hydraulische systeem opsporen met behulp van karton of papier. Doe dit niet met uw handen.
• • • • • • • • • • • • • • • de onderkant van de maaimachine als de motor draait. Vul de brandstoftank tot 2,5 cm vanaf de onderkant van de vulbuis. Niet te vol vullen. Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren. Als een schakelaar defect is, moet u deze vervangen voordat u de machine gebruikt. Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt en zorg ervoor dat u dit niet raakt.
Trillingsniveau Hand-arm Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 0,92 m/s2 Gemeten trillingsniveau op de linkerhand = 1 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. Gehele lichaam Gemeten trillingsniveau = 0,34 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,17 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. Motoremissiecertificaat De motor van deze machine voldoet aan de eisen van EPA Tier 4 Final en fase 3b.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-7818 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 N·m. decal106-4250 106-4250 1. Maaihoogte decal100-5622 100-5622 1. Maaihoogte-instelling decal106-4251 106-4251 1.
decal117-2754 117–2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 6. Het risico bestaat dat u in uw handen of voeten wordt gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 7.
decal93-7275 93-7275 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Geen starthulpmiddelen gebruiken. decal121-3884 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten decal106-6754 106-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal100-6578 100-6578 1.
decal121-3887 121-3887 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal117-2787 117–2787 (Modellen met cabine) 1. Koplampen, 15 A zekering 4. Ruitenwissers, 15 A zekering 2. Verwarming, 15 A zekering 5. Cabineverlichting, 15 A zekering decal58-6520 58-6520 3. Airconditioning, 30 A zekering 1. Smeervet decal119-0124 decal117-2718 119–0124 (Modellen met cabine) 117–2718 1. Waarschuwing – Als de ramen van de cabine openstaan moet u gehoorbescherming dragen. 2.
decal106-6755 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. decal120-8947 120-8947 decal120-6604 120-6604 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen en houd alle beschermende delen op hun plaats. 3.
decal121-1592 121–1592 1. Cruise control niet ingesteld 4. Linkermaaidek omhoog brengen 2. Cruise control-schakelaar 5. Middelste maaidek omhoog brengen 3. Cruise control ingesteld 6. Rechtermaaidek omhoog brengen decal120-4130 120-4130 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Parkeerrem 2. De parkeerrem inschakelen – 1) Vergrendel de pedalen samen; 2) Druk het rempedaal in; 3) Trek de knop van de parkeerrem uit. 4. Trap het rempedaal in om de parkeerrem uit te schakelen. decal120-4129 120–4129 1.
decal114-0846 114-0846 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het starten van de motor – 1) Schakel in neutraal; 2) Schakel de parkeerrem in; 3) Stel de motor in op laag toerental; 4) Draai het contactsleuteltje naar voorverwarmen; 5) Draai het contactsleuteltje om de motor te starten. 2.
decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9.
decal120-0250 120–0250 (Modellen met cabine) 1.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – De machine smeren. 2 Waarschuwingssticker 1 Wordt uitsluitend aangebracht op machines die moeten voldoen aan de Europese voorschriften.
Algemeen overzicht van de machine een betere tractie bij het rijden op hellingen. Een vergrendeling koppelt de pedalen als parkeerrem en voor transport. Borgpen Bedieningsorganen Om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 3), koppelt u de pedalen met de borgpen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine.
starten van de machine en terwijl de maai-eenheden zich in de stand omlaag bevinden op de hefschakelaar om de maai-eenheden te laten zweven en te maaien. Opmerking: De dekken kunnen niet omlaag worden gebracht bij het hoge toerental en kunnen ook niet omhoog of omlaag worden gebracht als de bestuurder niet in de stoel zit terwijl de motor loopt. Bovendien kunnen de maaidekken omlaag worden gebracht met het contactsleuteltje in de stand Aan en de bestuurder op de stoel.
Aansluitpunt Het aansluitpunt (Figuur 5) dient voor de aansluiting van optionele elektrische accessoires. g020443 Figuur 5 g008837 Figuur 6 1. Aansluitpunt 1. Gewichtsmeter 2. Gewichtinstelhendel Stoelinstellingen 4. Instelhendel bestuurdersstoel 5. Instelknop armlegger (niet afgebeeld – onder de armleuning) 3. Instelhendel lengterichting Instelhendel lengterichting Gebruik de hendel om de stoel naar voren en naar achteren te verschuiven (Figuur 6).
Belangrijk: De achterruit moet worden gesloten Temperatuurregeling voordat de motorkap wordt geopend, want anders kan schade ontstaan. Draai aan de temperatuurregelingsknop om de temperatuur in de cabine te regelen (Figuur 7). De bediening van het InfoCenter gebruiken Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine, onder meer de bedrijfsstatus en allerlei diagnostische informatie (Figuur 9). Het InfoCenter beschikt over een welkomstscherm en hoofdscherm.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter SERVICE DUE Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Instellingen In het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen. Machine In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine. De bestuurder moet de status wijzigen in wat aangegeven wordt Symbolen worden vaak gecombineerd in zinnen.
Maaisnelheid Regelt de maximumsnelheid in maaimodus (laag bereik). Transportsnelheid Regelt de maximumsnelheid in transportmodus (hoog bereik). Smart Power Smart Power (slimme energievoorziening) voorkomt vastlopen in zware omstandigheden door de machinesnelheid automatisch te regelen en de maaiprestaties te optimaliseren. g028523 Figuur 10 * Alleen gebruikerstekst wordt vertaald. De schermen fouten, onderhoud en diagnostiek hebben betrekking op onderhoud.
Opmerking: Zet de contactschakelaar op UIT en dan op AAN om het beveiligde menu te vergrendelen. In het beveiligde menu kunt u instellingen bekijken en wijzigen. Scroll in het beveiligde menu omlaag tot de optie Instellingen beveiligen. Wijzig de instelling met de rechterknop. Als u Instellingen beveiligen op UIT zet kunt u de instellingen in het beveiligde menu bekijken en wijzigen zonder de PIN-code in te voeren.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Vóór het gebruik VOORZICHTIG g020441 Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Figuur 12 1. Expansietank Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
• Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen, waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: Hydraulische vloeistof controleren • Biodieselmengsels kunnen gelakte oppervlakken Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks beschadigen. Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 29,3 liter hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
3. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de hydraulische tank (Figuur 14). Verwijder de dop van de vulbuis. 2. 3. 4. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 15). De olie zou tot de onderkant van de opening van de controleplug moeten reiken. Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot ze uit het gat aan de rechterkant begint te vloeien. Breng de beide pluggen opnieuw aan.
de opening komt. Als het peil te laag is, vult u voldoende tandwielolie bij totdat het peil de onderkant van de opening bereikt. WAARSCHUWING Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt. Draai de voorste wielmoeren en de achterste bouten aan tot 115-136 N·m. na 1-4 bedrijfsuren en opnieuw na 10 bedrijfsuren. Haal de wielmoeren daarna om de 200 bedrijfsuren aan.
Opmerking: Als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van het zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u machine gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of lager en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen. 3.
2. Verwijder de klemkapjes van de spilas (Figuur 22) en schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats de twee opvulstukken (3 mm) op de spilas zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst. Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm op de spilas om de gewenste maaihoogte te bereiken; schuif daarna de klemring op de as. 5.
2. Draai een maaimes van het middelste maaidek en een naastgelegen mes van een zijmaaidek zodanig dat de randen van de messen in een lijn staan. Meet de afstand tussen de randen van de messen; deze afstand moet ongeveer 10-16 mm bedragen (Figuur 28). g011492 Figuur 26 1. Glijder g004821 Figuur 28 Rollen van maaidek afstellen 3.
4. Controleer de druk van de lading en het tegengewicht. Hierbij moet u de motor hoog stationair laten lopen en de testpoorten gebruiken, zoals wordt uiteengezet in het hoofdstuk Testpoorten van het hydraulische systeem. Stel het tegengewicht af op 22,41 bar. 5. Controleer op kromme messen; zie Controleren op kromme messen. 6. Maai het gras in een testgebied om te controleren of alle maaidekken op dezelfde hoogte maaien. 7.
4. g008870 Figuur 32 1. Zijspiegels Belangrijk: Laat de motor 5 minuten stationair lopen voordat u deze afzet of nadat de machine volledig belast is gebruikt. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen met de turbocompressor ontstaan. 3. Hendel 2. Achteruitkijkspiegel Koplampen richten 1. 2. 3. 4. kan raken. Als de motor na 30 seconden niet wil starten, moet u het sleuteltje op UIT draaien, de bedieningsorganen opnieuw controleren, nog eens 30 seconden wachten en de startprocedure herhalen.
Bij de regeneratie van het DPF wordt het roet in het filter verbrand door de hitte van de uitlaatgassen. Hierbij wordt het roet omgezet tot as en worden de kanalen van het filter schoongemaakt zodat de gefilterde uitlaatgassen door het DPF kunnen stromen. toerental laat lopen, om de opbouw van roet in het filter te beperken. VOORZICHTIG Gedurende de DPF regeneratie met geparkeerde machine of herstel regeneratie is de uitlaattemperatuur hoog (ongeveer 600°C).
• Dit bestuurdersadvies en de storingsmelding • De computer van de motor berekent de hoeveelheid as in het DPF. geven aan dat het DPF onderhoud nodig heeft. • De computer geeft niet alleen een waarschuwing • Als er een zekere hoeveelheid as is opgebouwd maar verlaagt het motorvermogen ook, afhankelijk van de mate van as-opbouw. in het DPF stuurt de computer van de motor deze informatie naar het InfoCenter als een bestuurdersadvies of een motorstoring.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 41).
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Wanneer Proces Recovery/herstel Is nodig als het verzoek om geparkeerde regeneratie niet is opgevolgd, het verdere gebruik leidt tot nog meer roetopbouw in het DPF dat al geparkeerde regeneratie nodig heeft. Als het herstel regeneratie pictogram wordt weergegeven op het InfoCenter is herstel regeneratie nodig.
Reset regeneratie Geparkeerde regeneratie g214713 g214711 Figuur 41 Pictogram verzoek geparkeerde regeneratie Figuur 40 Pictogram ondersteunde/reset regeneratie • Het pictogram verzoek geparkeerde regeneratie • Het pictogram ondersteunde/reset regeneratie verschijnt op het InfoCenter (Figuur 41). Als geparkeerde regeneratie nodig is verschijnt op het InfoCenter Motorwaarschuwing SPN 3719, FMI 16 (Figuur 42) en de computer van de motor vermindert het vermogen tot 85%.
6. Stel de parkeerrem in werking. 7. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . Uitvoeren van een geparkeerde regeneratie Opmerking: Voor informatie over het openen van beveiligde menu's, zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 25). 1. Open het beveiligde menu en ontgrendel het beschermde submenu met instellingen (Figuur 43), zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 25). g212138 Figuur 45 4. Als het bericht “Initiate DPF Regen. Are you sure?” (DPF regeneratie starten.
g211986 g212405 Figuur 47 6. Figuur 49 Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR en druk op de middelste knop (Figuur 48). B. Daarna “Waiting on ” (Figuur 50). g212406 Figuur 50 g212372 Figuur 48 7. C. De volgende berichten worden getoond als de geparkeerde regeneratie begint: A. “Initiating DPF Regen.” (Figuur 49). De computer bepaalt of de regeneratie wordt uitgevoerd. Een van de volgende berichten verschijnt op het InfoCenter: • Als regeneratie mogelijk is verschijnt “Regen Initiated.
De motor is koud - wachten. De motor is warm - wachten. De motor is heet - regeneratie wordt uitgevoerd (percentage voltooid). 9. g213424 De geparkeerde regeneratie is voltooid als het bericht “Regen Complete” op het InfoCenter verschijnt. Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten (Figuur 53). Figuur 51 • Als de motorcomputer de regeneratie niet toestaat verschijnt “DPF Regen Not Allowed” op het InfoCenter (Figuur 52).
Cruise control • Voer een herstel regeneratie uit als het motorvermogen lager wordt en geparkeerde regeneratie niet voldoende is om het roet uit het DPF te branden. Met de schakelaar van de cruise control vergrendelt u het pedaal zodat de gewenste grondsnelheid behouden wordt. Druk op de achterzijde van de schakelaar om de cruise controle uit te schakelen.
De startmotor mag nu niet draaien. Als de motor gaat draaien, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. Laat de supervisor toe om de maximale snelheid van de machine in te stellen (50, 75 of 100%) waarmee de bestuurder kan rijden (hoog bereik). Raadpleeg het onderdeel Het lcd-display van InfoCenter gebruiken in het hoofdstuk bediening van deze handleiding om de procedure voor het instellen van de rijsnelheid te achterhalen. 3.
1. Om de rolbeugel omlaag te klappen verwijdert u de R-pennen en de twee pennen (Figuur 55). Omdat de vloeistof wordt omgeleid, kan de machine traag worden voortbewogen zonder dat de transmissie wordt beschadigd. 3. Sluit de omloopkleppen voordat u de motor start. Aandraaien tot 70 N·m om de klep te sluiten. g020449 Figuur 55 1. Pen (2) 2. R-pen (2) 2. Klap de rolbeugel omlaag. 3. Plaats de twee pennen en zet deze vast met de R-pennen. g020454 Figuur 56 1.
Gebruikseigenschappen Oefen u in het rijden met de machine, omdat deze machine een hydrostatische transmissie heeft en de eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet letten bij het gebruik van de tractie-eenheid, het maaidek en andere werktuigen, zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen of andere onderdelen van werktuigen en het belang van de remmen.
Transport • Meet de luchttemperatuur aan de middelste Gebruik de transportgrendels als u de machine over een lange afstand of oneffen terrein vervoert of als u een aanhanger gebruikt. • Raadpleeg de onderhoudshandleiding voor meer ventilatieopening vooraan in de headliner (gewoonlijk stabiel bij maximaal 10 °C). informatie. Na het maaien Om optimale resultaten te waarborgen, moet de onderkant van de maaikast na iedere maaibeurt worden gereinigd.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 10 bedrijfsuren Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks Om de 50 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • • • • Wielmoeren aandraaien. Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. Spanning van de compressorriem controleren. Spanning van drijfriem van het maaimes controleren.
Onderhoudsinterval Om de 6000 bedrijfsuren Om de 2 jaar Onderhoudsprocedure • Demonteer het roetfilter van het DPF, maak het schoon en monteer het geheel weer. Maak het roetfilter schoon als motorstoring SPN 3720 FMI 16, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter verschijnt. • Koelsysteem schoonspoelen en vloeistof verversen. • Loszittende slangen vervangen.
Smering Lagers en lagerbussen smeren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren.
g009441 Figuur 64 • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (2) (Figuur 65) • Lagers van as (3) (onder de poelie) (Figuur 66) • Lagerbussen van draaipunt van arm van g011557 spanpoelie (2) (Figuur 66) Figuur 65 g004826 Figuur 66 Hefmechanismen, middelste maaidek • Lagerbussen van hefarmcilinder (2 elk) (Figuur 67) • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 68) g011551 Figuur 68 g020455 Figuur 67 54
Hefmechanismen, zijmaaidekken Onderhoud motor Hefcilinder van zijmaaidek (4) (Figuur 69) Onderhoud van het luchtfilter • Controleer de luchtfilterbehuizing op schade • g011502 Figuur 69 • die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
3. tussen ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde. Maak de sluiting vast. Verwijder het voorfilter (Figuur 72). Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Verwijder het veiligheidsfilter niet (Figuur 73).
3. Verwijder de peilstok uit de buis, veeg deze schoon en plaats de peilstok weer in de buis. Haal de peilstok er weer uit. Het oliepeil moet tot tussen de twee markeringen reiken (Figuur 74). g020434 Figuur 75 1. Aftapplug motorolie 2. g020435 Figuur 74 4. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop verwijderen (Afbeelding 10) en olie bijvullen tot het peil tussen de twee markeringen komt. Niet te vol vullen. 5. Plaats de vuldop en de peilstok terug. 6.
Onderhoud brandstofsysteem g213865 Onderhoud van brandstofsysteem Figuur 77 • Als motorstoring CHECK ENGINE SPN 3251 FMI 0, CHECK ENGINE SPN 3720 FMI 0, of CHECK ENGINE SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter (Figuur 78) GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Onderhoud van de waterafscheider Onderhoud van het motorbrandstoffilter Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Om de 400 bedrijfsuren Het motorbrandstoffilter moet om de 400 bedrijfsuren worden vervangen. Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 79). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2.
Onderhoud elektrisch systeem Accu-onderhoud Accutype is groep 24. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de minkabel loskoppelen van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. g020758 Figuur 81 Opmerking: Controleer de conditie van de accu 1. Accudeksel elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. g020440 Figuur 83 1. Deksel van stroomeenheid 2.
Onderhoud aandrijfsysteem De hoek van het tractiepedaal instellen De hoek van het tractiepedaal kan worden aangepast aan de wensen van de bestuurder. 1. g009239 Figuur 86 1. Zekeringdoos cabine 2. Zekeringen Draai de bouten en moeren los waarmee de linkerzijde van het tractiepedaal aan de beugel is bevestigd (Figuur 88). g009745 Figuur 88 decal117-2787 1. Tractiepedaal Figuur 87 2. 2. Montagebouten en -moeren (2) Draai het pedaal naar de gewenste hoek en draai de moeren vast (Figuur 88)˙.
1. Zet de machine op een egale ondergrond en draai een wiel zo dat een van de controlepluggen helemaal onderaan staat (Figuur 89). 8. Herhaal dit bij de planeetwielaandrijving/remsysteem aan de andere kant. Smeerolie in de achteras verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren Ververs de olie na de eerste 200 bedrijfsuren en daarna om de 800 bedrijfsuren. g008862 Figuur 89 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2.
g011558 Figuur 92 1. Aftapplug 7. Vul voldoende olie bij totdat het peil de onderkant van de openingen van de controlepluggen bereikt; zie Smeerolie van de achteras controleren en Smeerolie van tandwielkast controleren. 8. Plaats de pluggen. Toespoor achterwiel controleren Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks moet het toespoor van de achterwielen worden gecontroleerd. 1.
Onderhoud koelsysteem 3. Het koelsysteem van de motor reinigen Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler/radiateur. Reinig deze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. Deze machine is voorzien van een hydraulisch aangedreven systeem dat automatisch (of handmatig) in de achteruit schakelt om de opeenhoping van vuil op de radiateur/oliekoeler en het scherm te verminderen.
Onderhouden remmen De bedrijfsremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Haal de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, moet u de remmen vaster zetten: A.
Onderhoud riemen 1. Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 44 N. 2. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebout van de spanpoelie losdraaien (Figuur 96). Verhoog of verminder de spanning van de compressorriem en draai de bouten vast. Controleer nogmaals de speling van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is.
Drijfriem van maaimes vervangen Bevestig de motor aan het maaidek met de bouten die u eerder hebt verwijderd. Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren riemgeleider die naar de veer is gekeerd (Figuur 97). Opmerking: Plaats de riem aan kant van de De drijfriem van het maaimes, die wordt gespannen door de veerbelaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riem zal echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen.
Onderhoud hydraulisch systeem 5. Hydraulische vloeistof verversen Controleer het vloeistofpeil en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil tussen de twee markeringen op de peilstok staat. Niet te vol vullen. Hydraulische filters vervangen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. g020461 Figuur 101 1. Hydraulisch filter 6.
Onderhoud van het maaimachine Middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen). Indien u het maaidek wilt kantelen, moet u als volgt te werk gaan: 1. Breng het voorste maaidek iets omhoog van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. 2. Verwijder de borgpen waarmee de dempers zijn bevestigd aan de hefarmen (Figuur 103).
dat de achterkant van het mesvlak 8 tot 11 mm hoger is dan de voorkant. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel het maaidek in op de gewenste maaihoogte. 3. Draai een mes zodat dit recht naar voren wijst. 4. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Draai de rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes. 5. Trek de afstand aan de voorkant van de afstand aan de achterkant om de schuinstand te berekenen.
g004737 Figuur 107 1. Buis van zwenkwielarm g011561 Figuur 106 1. Zwenkwielarm 2. Opvulstukken 5. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat. 6. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging. 7. Steek de zwenkwielas door de lagerbussen en de bevestigingsbuis. Schuif de drukring en afstandsstuk(ken) op de as.
g004739 Figuur 109 1. Zwenkwiel 3. Lager 2. Zwenkwieldraaiarm 4. Afstandsstuk van lager g011516 2. Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 108 en Figuur 109). Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf. 3. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Beschadigde delen vervangen. 4. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf.
Onderhoud van maaimessen het maaidek vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt. Controleren op kromme messen Als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u de maaimachine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt. Draai alle moeren van de aspoelie vast met een torsie van 176 tot 203 N·m. 1. 2. 2. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke, gevoerde handschoen.
en de snijrand. Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert. De vleugel is belangrijk omdat dit het gras rechtop zet zodat het gelijkmatig wordt gemaaid. De vleugel zal echter tijdens het gebruik langzaam slijten, en dit is normaal. Als de vleugel slijt, zal de maaikwaliteit geleidelijk aan enigszins afnemen, hoewel de snijranden scherp blijven.
GEVAAR Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes. Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. 4. Draai de flensmoer los waarmee de spanpoelie is vastgezet, om de riemspanning te verminderen. 5.
Onderhoud van de cabine 3. Installeer de filters en het rooster en zet ze vast met de duimschroeven. De airconditioningspoel Reinigen van de luchtfilters reinigen. in de cabine Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden) Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil.) 1. Verwijder de duimschroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 115). 1.
Het condenserscherm van de airco reinigen. Stalling Voorbereidingen voor winterstalling Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden) 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Draai aan de achterzijde van de ventilatorbeugel de vergrendeling opzij (Figuur 117). Tractie-eenheid g011843 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren. 3.
9. 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Schema's g020879 Hydraulisch schema (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.