Form No. 3376-258 Rev D Groundsmaster® 4000 en 4010 cirkelmaaier Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) 30607—Serienr.: 313000001 en hoger 30607A—Serienr.: 314000001 en hoger 30609—Serienr.: 313000001 en hoger 30609A—Serienr.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze machine is een zitmaaier met draaiende messen bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, sportvelden en golfbanen.
Onderhoudsschema ......................................... 51 Smering ............................................................... 52 Lagers en lagerbussen smeren......................... 52 Onderhoud motor ................................................ 54 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 54 Motorolie verversen .......................................... 55 Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter.........................................
Veiligheid Het condenserscherm van de airco reinigen. ........................................................ 76 Stalling .................................................................... 77 Voorbereidingen voor winterstalling .................. 77 Schema's ................................................................ 78 Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.
Gebruiksaanwijzing ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en de parkeerrem in werking stellen voordat u de motor start.
• • • • • • • • • • • Vervang versleten of beschadigde onderdelen met – voordat u verstoppingen verwijdert; – voordat u de machine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren; – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de machine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u deze weer gebruikt. Draai alle moeren van de aspoelie vast met een torsie van 176 tot 203 N·m; – als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren).
• Let goed op dat er voldoende ruimte boven de van karton of papier. Doe dit niet met uw handen. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan voldoende kracht hebben om door de huid heen te dringen en letsel te veroorzaken. Vloeistof die in de huid is geïnjecteerd, dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een arts die bekend is met deze vorm van verwondingen, omdat anders gangreen kan ontstaan.
Geluidsdrukniveau - model 30609 • Zorg ervoor dat moeren en bouten goed zijn vastgedraaid, in het bijzonder de bevestigingsbouten van het mes. Houd de machine in goede conditie. Deze machine oefent een geluidsdruk van 90 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA).
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-7818 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 N·m. decal100-5624 100-5624 1. Maaihoogte-instelling decal100-5622 100-5622 decal100-5693 100-5693 1.
decal100-6578 100-6578 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal104-3578 104-3578 1. Maaihoogte-instelling decal117-2754 117–2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3.
decal117-2766 117–2766 (Aanbrengen op onderdeelnr. 117-2754 volgens Europese standaard*) * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese veiligheidsnorm voor gazonmaaiers EN 836:1997. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3.
decal121-3887 decal104-3579 121-3887 104-3579 1. Lees de Gebruikershandleiding. 1. Maaihoogte-instelling, laag 2. Maaihoogte-instelling, hoog decal93-7272 93-7272 decal58-6520 58-6520 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd; ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1. Smeervet decal117-2718 117–2718 decalbatterysymbols decal121-3884 Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten 1.
decal106-6755 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. decal117-2787 117–2787 (Modellen met cabine) 1. Koplampen, 15 A zekering 4. Ruitenwissers, 15 A zekering 2. Verwarming, 15 A zekering 5. Cabineverlichting, 15 A zekering 3. Airconditioning, 30 A zekering decal119-0124 119–0124 (Modellen met cabine) 1.
decal121-1592 121–1592 1. Cruise control niet ingesteld 4. Linkermaaidek omhoog brengen 2. Cruise control-schakelaar 5. Middelste maaidek omhoog brengen 3. Cruise control ingesteld 6. Rechtermaaidek omhoog brengen decal120-8947 120-8947 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 4. Als de rolbeugel omhoog is geklapt, draag dan de veiligheidsgordel. 2. Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 5. Als de rolbeugel omlaag is geklapt, draag dan geen veiligheidsgordel.
decal120-4130 120-4130 decal114-0849 114-0849 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Parkeerrem 2. De parkeerrem inschakelen – 1) Vergrendel de pedalen samen; 2) Druk het rempedaal in; 3) Trek de knop van de parkeerrem uit. 4. Trap het rempedaal in om de parkeerrem uit te schakelen. decal121-1599 121-1599 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 15 1. Waarschuwing – 1) Schakel de vermogenaftakas uit; 2) Breng het maaidek omhoog 4. Vooruit 2. Hier niet staan 3.
decal114-0846 114-0846 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het starten van de motor – 1) Schakel in neutraal; 2) Schakel de parkeerrem in; 3) Stel de motor in op laag toerental; 4) Draai het contactsleuteltje naar voorverwarmen; 5) Draai het contactsleuteltje om de motor te starten. 2.
decal121-1677 121–1677 Groundsmaster 4000 1. Lees de Gebruikershandleiding voor onderhoudsinformatie. decal93-7275 93-7275 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Geen starthulpmiddelen gebruiken. decal120-0250 120–0250 (Modellen met cabine) 1.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – De machine smeren. 2 Waarschuwingssticker 1 Wordt uitsluitend aangebracht op machines die moeten voldoen aan de Europese voorschriften.
Algemeen overzicht van de machine een betere tractie bij het rijden op hellingen. Een vergrendeling koppelt de pedalen als parkeerrem en voor transport. Borgpen Bedieningsorganen Om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 3), koppelt u de pedalen met de borgpen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine.
zich in de stand omlaag bevinden op de hefschakelaar om de maai-eenheden te laten zweven en te maaien. Opmerking: De dekken kunnen niet omlaag worden gebracht bij het hoge toerental en kunnen ook niet omhoog of omlaag worden gebracht als de bestuurder niet in de stoel zit terwijl de motor loopt. Bovendien kunnen de maaidekken omlaag worden gebracht met het contactsleuteltje in de stand Aan en de bestuurder op de stoel.
achterzijde van de schakelaar om de airconditioning weer uit te zetten. Instelhendel bestuurdersstoel naar achteren Verplaats de hendel om de hoek van de stoel naar achteren in te stellen (Figuur 6). Ventilatorregeling Gewichtmeter Draai aan de ventilatorregelingsknop om de snelheid van de ventilator te regelen (Figuur 7). De meter voor de instelling van het gewicht geeft aan wanneer de stoel is ingesteld naar het gewicht van de bestuurder (Figuur 6).
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter Achterruitvergrendeling Open de vergrendeling om de achterruit te openen. Druk op de vergrendeling om de achterruit open te laten staan. Druk de vergrendeling uit en omlaag om de achterruit te sluiten en vast te zetten (Figuur 8).
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) De bestuurder moet de status wijzigen in wat aangegeven wordt Geweigerd of niet toegestaan Motor – Starten Symbolen worden vaak gecombineerd in zinnen.
Instellingen Machine In het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen. In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Opmerking: Zet de contactschakelaar op UIT en dan op AAN om het beveiligde menu te vergrendelen. In het beveiligde menu kunt u instellingen bekijken en wijzigen. Scroll in het beveiligde menu omlaag tot de optie Instellingen beveiligen. Wijzig de instelling met de rechterknop. Als u Instellingen beveiligen op UIT zet kunt u de instellingen in het beveiligde menu bekijken en wijzigen zonder de PIN-code in te voeren.
Specificaties Gebruiksaanwijzing Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen Opmerking: Bepaal vanuit de normale zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Brandstof Diesel specificatie Locatie ASTM D975 No. 1-D S15 VS No. 2-D S15 g020441 Figuur 12 EN 590 EU ISO 8217 DMX Internationaal JIS K2204 Grade No. 2 Japan KSM-2610 Korea • Gebruik uitsluitend schone, verse diesel of 1. Expansietank biodiesel. • Koop brandstof in hoeveelheden die binnen 3. 4. 180 dagen kunnen worden gebruikt zodat u altijd verse brandstof heeft.
• De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop gebruiken mits deze voldoen aan alle volgende materiaaleigenschappen en industriespecificaties: We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product. van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur als u informatie over biodiesel wenst.
3. Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot ze uit het gat aan de rechterkant begint te vloeien. 4. Breng de beide pluggen opnieuw aan. Smeerolie van de achteras controleren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren De achteras is gevuld met SAE 85W-140 smeerolie. U moet echter het oliepeil controleren voordat u machine voor de eerste keer in gebruik neemt, en daarna om de 400 bedrijfsuren. De inhoud is 2,4 liter. Controleer elke dag op lekkage.
u voldoende tandwielolie bij totdat het peil de onderkant van de opening bereikt. WAARSCHUWING Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt. Draai de voorste wielmoeren en de achterste bouten aan tot 115-136 N·m. na 1-4 bedrijfsuren en opnieuw na 10 bedrijfsuren. Haal de wielmoeren daarna om de 200 bedrijfsuren aan.
Opmerking: Als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van het zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u machine gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of lager en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen. 3.
dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm op de spilas om de gewenste maaihoogte te bereiken; schuif daarna de klemring op de as. 6. Plaats de gaffelpennen en monteer de R-pennen. 7. Draai de spanstang (met de hand) linksom zodat er druk op de afstelling staat. g004676 Figuur 24 g008866 Figuur 22 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel 1. Zwenkwieldraaiarm 3.
g008867 Figuur 28 g011549 Figuur 26 1. Verbinding van demper 2. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder (Figuur 28). 3. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren. Opmerking: Gebruik uitsluitend de bovenste of middelste openingen om de glijders af te stellen. De onderste openingen worden gebruikt als de glijders op een maaidek worden omgewisseld, waarbij zij de bovenste openingen op de andere kant van het maaidek worden. 4.
2. Houd de rol en het afstandsstuk recht voor de bovenste openingen in de beugels en zet deze vast met de bout en de moer. Ongelijke meshoogte corrigeren De instelling van de maaidekken voorbereiden In verband met verschillen in gazoncondities en de instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid, verdient het aanbeveling een deel van gazon te maaien en het uiterlijk ervan controleren voordat u het volledige gazon echt gaat maaien. 1. 2.
De spiegels instellen met elkaar. Deze afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar verschillen. Stel nu nog niet af. 2. Enkel model met cabine Plaats het mes horizontaal op de binnenste as van het zijmaaidek en op de corresponderende buitenste as van het frontmaaidek. Meet de afstanden van de grond tot de voorste rand van het mes op de binnenste rand van het zijmaaidek tot de corresponderende buitenste rand van het frontmaaidek en vergelijk deze.
• De motor is gestopt omdat de brandstof op was. • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van temperatuur van de motor en de hydraulische olie. Druk de rechter- en linkerknop van het InfoCenter gelijktijdig in om de ventilator een handmatig gestarte reverse-cyclus te laten maken. Het strekt tot aanbeveling om de ventilator handmatig om te keren als u het werkgebied verlaat of de werk- of opslagplaats inrijdt. het brandstofsysteem. 1. Stel de parkeerrem in werking.
6. Maai het gras zo dat de bladen op een hoge snelheid kunnen maaien en het maaisel uitwerpen, en een hoge maaikwaliteit verkregen wordt. VOORZICHTIG Gedurende de DPF regeneratie met geparkeerde machine of herstel regeneratie is de uitlaattemperatuur hoog (ongeveer 600°C). De hete uitlaatgassen kunnen gevaar opleveren voor u of anderen. Opmerking: Als de maaisnelheid te hoog is kan de maaikwaliteit verminderen.
Motor-waarschuwingen - roetopbouw Niveau Foutcode Niveau 1 Motorwaarschuwing g213866 Motorvermogen Aanbevolen actie De computer vermindert het motorvermogen tot 85% Voer zo snel mogelijk een geparkeerde regeneratie uit, zie Geparkeerde regeneratie (bladz. 42) De computer vermindert het motorvermogen tot 50% Voer zo snel mogelijk een herstel regeneratie uit, zie Herstel regeneratie (bladz.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motor-waarschuwingen - as-opbouw (cont'd.) Niveau Niveau 3 Motorwaarschuwing Advies of foutcode Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 50% Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 41).
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Wanneer Proces Recovery/herstel Is nodig als het verzoek om geparkeerde regeneratie niet is opgevolgd, het verdere gebruik leidt tot nog meer roetopbouw in het DPF dat al geparkeerde regeneratie nodig heeft. Als het herstel regeneratie pictogram wordt weergegeven op het InfoCenter is herstel regeneratie nodig.
Reset regeneratie Geparkeerde regeneratie g214713 g214711 Figuur 41 Pictogram verzoek geparkeerde regeneratie Figuur 40 Pictogram ondersteunde/reset regeneratie • Het pictogram verzoek geparkeerde regeneratie • Het pictogram ondersteunde/reset regeneratie verschijnt op het InfoCenter (Figuur 41). Als geparkeerde regeneratie nodig is verschijnt op het InfoCenter Motorwaarschuwing SPN 3719, FMI 16 (Figuur 42) en de computer van de motor vermindert het vermogen tot 85%.
6. Stel de parkeerrem in werking. 7. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . Uitvoeren van een geparkeerde regeneratie Opmerking: Voor informatie over het openen van beveiligde menu's, zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 24). 1. Open het beveiligde menu en ontgrendel het beschermde submenu met instellingen (Figuur 43), zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 24). g212138 Figuur 45 4. Als het bericht “Initiate DPF Regen. Are you sure?” (DPF regeneratie starten.
g211986 g212405 Figuur 47 6. Figuur 49 Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR en druk op de middelste knop (Figuur 48). B. Daarna “Waiting on ” (Figuur 50). g212406 Figuur 50 g212372 Figuur 48 7. C. De volgende berichten worden getoond als de geparkeerde regeneratie begint: A. “Initiating DPF Regen.” (Figuur 49). De computer bepaalt of de regeneratie wordt uitgevoerd. Een van de volgende berichten verschijnt op het InfoCenter: • Als regeneratie mogelijk is verschijnt “Regen Initiated.
De motor is koud - wachten. De motor is warm - wachten. De motor is heet - regeneratie wordt uitgevoerd (percentage voltooid). 9. g213424 De geparkeerde regeneratie is voltooid als het bericht “Regen Complete” op het InfoCenter verschijnt. Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten (Figuur 53). Figuur 51 • Als de motorcomputer de regeneratie niet toestaat verschijnt “DPF Regen Not Allowed” op het InfoCenter (Figuur 52).
• Voer een herstel regeneratie uit als het • • Gebruiker motorvermogen lager wordt en geparkeerde regeneratie niet voldoende is om het roet uit het DPF te branden. Herstel regeneratie kan tot 4 uur duren. De herstel regeneratie moet door een monteur van de distributeur worden uitgevoerd, neem contact op met uw erkende Toro distributeur. Laat de gebruiker de maximale transportsnelheid van de machine (hoog bereik) instellen, binnen de voorinstellingen van de supervisor.
niet inschakelen. Als dit wel gebeurt, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking en start de motor. Zet het tractiepedaal uit de neutraalstand. Het InfoCenter zal de boodschap 'traction not allowed' weergeven en de machine mag niet bewegen. Als de motor toch draait, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken.
3. Sluit de omloopkleppen voordat u de motor start. Aandraaien tot 70 N·m om de klep te sluiten. eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet letten bij het gebruik van de tractie-eenheid, het maaidek en andere werktuigen, zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen of andere onderdelen van werktuigen en het belang van de remmen.
Transport Gebruik de transportgrendels als u de machine over een lange afstand of oneffen terrein vervoert of als u een aanhanger gebruikt. Na het maaien Om optimale resultaten te waarborgen, moet de onderkant van de maaikast na iedere maaibeurt worden gereinigd. Als zich grasresten kunnen ophopen op de maaikast, zullen de maairesultaten verslechteren. Schuinstand van het maaidek g011550 Figuur 57 Een messchuinstand van 8 tot 11 mm wordt aanbevolen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 10 bedrijfsuren Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks Om de 50 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • • • • Wielmoeren aandraaien. Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. Spanning van de compressorriem controleren. Spanning van drijfriem van het maaimes controleren.
Onderhoudsinterval Om de 6000 bedrijfsuren Om de 2 jaar Onderhoudsprocedure • Demonteer het roetfilter van het DPF, maak het schoon en monteer het geheel weer. Maak het roetfilter schoon als motorstoring SPN 3720 FMI 16, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter verschijnt. • Koelsysteem schoonspoelen en vloeistof verversen. • Loszittende slangen vervangen.
Smering Lagers en lagerbussen smeren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren.
g017810 Figuur 63 g011557 Voorste hefmechanismen Figuur 66 • Lagerbussen van hefarmcilinder (2 elk) (Figuur 64) • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 65) Hefmechanismen zijkant • Lagerbussen van hoofdhefarm (6) (Figuur 67 en Figuur 68) • Lagerbussen van draaipunt van haakse hendel (2) (Figuur 69) • Lagerbussen van achterste arm (4) (Figuur 69) • Lagerbussen van hefcilinder (4) (Figuur 70) g020455 Figuur 64 g011551 Figuur 65 g011552 Figuur 67 Zijmaaidekken • Lagerbus van as van zwenkwielvor
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter • Controleer de luchtfilterbehuizing op schade g011553 Figuur 68 • • die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator dit aangeeft, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden).
3. Verwijder het voorfilter (Figuur 72). Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter, dat goed moet aansluiten, en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Verwijder het veiligheidsfilter niet (Figuur 73). tussen ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde. Maak de sluiting vast.
3. Verwijder de peilstok uit de buis, veeg deze schoon en plaats de peilstok weer in de buis. Haal de peilstok er weer uit. Het oliepeil moet altijd tot aan de VOL-markering staan (Figuur 74). g020434 Figuur 75 1. Aftapplug motorolie 2. g020435 Verwijder het oliefilter (Figuur 76). Smeer een dun laagje schone olie op de nieuwe filterpakking voordat u deze vastschroeft. Niet te vast draaien. Figuur 74 1. Peilstok 2. Olievuldop 4.
Onderhoud brandstofsysteem g213865 Onderhoud van brandstofsysteem Figuur 77 • Als motorstoring CHECK ENGINE SPN 3251 FMI 0, CHECK ENGINE SPN 3720 FMI 0, of CHECK ENGINE SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter (Figuur 78) GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
Onderhoud van de waterafscheider Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 400 bedrijfsuren Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 79). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Zet de aftapplug onderaan de filterbus los en open de klep bovenaan de bevestigingsbeugel van de bus. g021291 Figuur 80 1. Brandstoffilterkop g007367 2.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. g020758 Figuur 81 1. Accudeksel 2. Hier drukken Accu-onderhoud Accutype is groep 24.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. g020440 Figuur 83 1. Deksel van stroomeenheid 2.
Onderhoud aandrijfsysteem De hoek van het tractiepedaal instellen De hoek van het tractiepedaal kan worden aangepast aan de wensen van de bestuurder. 1. g009239 Figuur 86 1. Zekeringdoos cabine 2. Zekeringen Draai de bouten en moeren los waarmee de linkerzijde van het tractiepedaal aan de beugel is bevestigd (Figuur 88). g009745 Figuur 88 decal117-2787 1. Tractiepedaal Figuur 87 2. 2. Montagebouten en -moeren (2) Draai het pedaal naar de gewenste hoek en draai de moeren vast (Figuur 88)˙.
1. Zet de machine op een egale ondergrond en draai een wiel zo dat een van de controlepluggen helemaal onderaan staat (Figuur 89). 8. Herhaal dit bij de planeetwielaandrijving/remsysteem aan de andere kant. Smeerolie in de achteras verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren Ververs de olie na de eerste 200 bedrijfsuren en daarna om de 800 bedrijfsuren. g008862 Figuur 89 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2.
Onderhoud koelsysteem Het koelsysteem van de motor reinigen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler/radiateur. Reinig deze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. Deze machine is voorzien van een hydraulisch aangedreven systeem dat automatisch (of handmatig) in de achteruit schakelt om de opeenhoping van vuil op de radiateur/oliekoeler en het scherm te verminderen.
Onderhouden remmen De bedrijfsremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Haal de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, moet u de remmen vaster zetten: A. g020452 Figuur 93 1.
Onderhoud riemen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Controleer de conditie en de spanning van de riem (Figuur 96) om de 100 bedrijfsuren. 1. Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 44 N. 2. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebouten van de wisselstroomdynamo losdraaien (Figuur 96).
Drijfriem van maaimes vervangen poelies op de riem drukt met een kracht van 44 N. 2. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebout van de spanpoelie losdraaien (Figuur 96). Verhoog of verminder de spanning van de compressorriem en draai de bouten vast. Controleer nogmaals de speling van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is.
Onderhoud hydraulisch systeem Bevestig de motor aan het maaidek met de bouten die u eerder hebt verwijderd. Opmerking: Plaats de riem aan kant van de riemgeleider die naar de veer is gekeerd (Figuur 97). 8. Hydraulische vloeistof verversen Bevestig de trekveer (Figuur 97) weer aan de oogbout en span de riem als volgt: • Als de drijfriem de juiste spanning heeft, Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren moet de trekveer (haak tot haak) een lengte van ongeveer 8,9 cm ± 0,63 cm (binnenkant) hebben.
5. Controleer het vloeistofpeil en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Niet te vol vullen. Hydraulische filters vervangen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Vervang de 2 hydraulische filters in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Gebruik ter vervanging Toro-filters (onderdeelnr. 94-2621 op de linkerkant van de machine en onderdeelnr. 75-1310 op de rechterkant van de machine). g020461 Figuur 101 1.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Frontmaaidek omlaag draaien (kantelen) Onderhoud van het maaimachine Middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen). Indien u het maaidek wilt kantelen, moet u als volgt te werk gaan: 1. 2. Breng het voorste maaidek iets omhoog van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje.
naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en moeten deze worden vervangen. 1. Breng het maaidek omhoog zodat de wielen vrijkomen van de grond. Zet het maaidek vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt. 2. Verwijder het klemkapje, de afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas. 3. Trek de zwenkwielas uit de buis waarin deze is bevestigd.
Onderhoud van maaimessen Controleren op kromme messen Als u een vreemd voorwerp heeft geraakt, moet u de maaimachine op beschadigingen controleren en reparaties uitvoeren voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt. Draai alle moeren van de aspoelie vast met een torsie van 176 tot 203 N·m. g004738 Figuur 107 1. Zwenkwielbout 3. Lager 2. Zwenkwielvork 4. Afstandsstuk van lager 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
en verwijder het sleuteltje uit het contact. Zet het maaidek vast om te voorkomen dat dit per ongeluk naar beneden valt. 2. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke, gevoerde handschoen. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 110). 3. Monteer het mes, de antiscalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 N·m. en de snijrand.
GEVAAR Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes. Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. • Probeer nooit een krom mes te richten of een gebroken of gescheurd mes te lassen. • Vervang een versleten of beschadigd mes. g000276 Figuur 112 1.
5. 6. 7. Onderhoud van de cabine Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. Noteer deze afstand. Draai vervolgens hetzelfde mes zodat het andere uiteinde voor komt en meet opnieuw. Het verschil tussen de afstanden mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil meer dan 3 mm bedraagt, is het mes krom en moet het worden vervangen. U moet alle messen meten.
3. Het condenserscherm van de airco reinigen. Installeer de filters en het rooster en zet ze vast met de duimschroeven. De airconditioningspoel reinigen. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden) Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden) 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2.
Stalling 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. Voorbereidingen voor winterstalling 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Tractie-eenheid 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie.
Schema's g020462 Hydraulisch schema (Rev.
Opmerkingen:
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.