Form No. 3420-852 Rev A Groundsmaster® 4100 of 4110 cirkelmaaier Modelnr.: 30608—Serienr.: 401420001 en hoger Modelnr.: 30644—Serienr.: 401420001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Belangrijk: Om de veiligheid en de prestaties Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. van deze machine te optimaliseren en een juist gebruik ervan te garanderen, moet u de inhoud van deze Gebruikershandleiding zorgvuldig lezen en volledig begrijpen. Als u nalaat deze bedieningsinstructies op te volgen of geen goede training krijgt, kan dit leiden tot letsel. Ga naar www.Toro.
Smart Power® Traction .................................... 39 De draairichting van de ventilator omkeren........................................................ 39 De functie Auto stationair.................................. 39 Gebruik van de cruisecontrol ............................ 39 Regeneratie van het dieselpartikelfilter ............. 39 De toerentalschakelaar gebruiken .................... 51 Maaisnelheid afstellen ...................................... 51 Transportsnelheid afstellen ...............
Veiligheid Het motorkoelsysteem een onderhoudsbeurt geven ............................................................ 74 Onderhouden remmen ........................................ 75 De bedrijfsremmen afstellen ............................. 75 Onderhoud riemen .............................................. 76 Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo .................................... 76 Onderhoud van de compressorriem van de airconditioner ................................................
Motoruitstoot certificatie De motor van deze machine voldoet aan de eisen van EPA Tier 4 Final en EU-norm fase 3b. Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-7818 decal58-6520 93-7818 58-6520 1.
decal100-6578 100-6578 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal106-6754 106-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal104-3579 104-3579 1. Lage maaihoogteinstelling 2.
decal120-6604 120-6604 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen en houd alle beschermende delen op hun plaats. decal114-0849 114-0849 1. Waarschuwing – 1) Schakel de vermogenaftakas uit; 2) Breng het maaidek omhoog 4. Vooruit 2. Hier niet staan 3. Richtingpedaal 5. Achteruit 3.
decal120-4159 120-4159 1. Uit 8. Hoog 2. Verlichting 9. Tractie-aandrijving 3. Aan 10. Laag 4. Lichtschakelaar 5. Snel 6. Traploze toerentalinstelling 11. Aftakasschakelaar 12. Linkermaaidek – neerlaten 13. Middelste maaidek – neerlaten 7. Langzaam 14. Rechtermaaidek – neerlaten decal120-8947 120-8947 8 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 4. Als de rolbeugel omhoog is geklapt, draag dan de veiligheidsgordel. 2. Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt.
decal127-3700 127-3700 decal121-3884 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten 1. Linker maaidek omhoog brengen. 4. Motortoerental vergrendelen. 2. Middelste maaidek omhoog brengen. 5. Motortoerental ontgrendelen. 3. Rechter maaidek omhoog brengen. decal121-3887 121-3887 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal125-9688 125-9688 1. Ruitenwissers – uit 2. Ruitenwissers 3. Ruitenwissers – aan 4. Ruitensproeiervloeistof spuiten decal130-0594 130-0594 1.
decal130-0611 130-0611 1. Waarschuwing – 1) Verwijder de pen; 2) Breng de deuren omhoog; 3) Verlaat de cabine. decal130-5355 130-5355 2. Til de motorkap op. 1. Sluit de achterruit. decal130-5357 130-5357 1. Naar voren duwen om vooruit te rijden. 2. Naar achteren duwen om achteruit te rijden. decal130-5733 130-5733 1. Opgelet; lees de Gebruikershandleiding – 1) Verwijder de optionele vuilniszak; 2) Kantel de stoel naar voren. decal130-5980 130-5980 1.
decal136-4436 136-4436 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 7. Infocenter – 2 A 2. Motor voorgloeien – 60 A 8. Koplampen – 15 A 9. Aandrijving stoel – 10 A 3. Stroomtoevoer – 7,5 A 4. Richtingaanwijzers – 10 A 10. Aansteker – 10 A 5. Motorbediening – 10 A 11. Claxon - 10 A 6.
decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie decal114-0846 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 114-0846 1. Lees de 4. Trek de knop uit om de Gebruikershandleiding aftakas in te schakelen. voor informatie over het starten van de motor – 1) Schakel in neutraal; 2) Schakel de rem in; 3) Stel de motor in op laag toerental; 4) Draai het contactsleuteltje naar voorverwarmen; 5) Draai het contactsleuteltje om de motor te starten. 2. Lees de 5.
decal121-8378 121-8378 1. Ventilator – uit 3. Koude lucht 5. Buitenlucht 7. Airconditioning – aan (indien aanwezig) 2. Ventilator – aan (maximaal vermogen) 4. Warme lucht 6. Binnenlucht 8. Airconditioning – uit (indien aanwezig) decal130-6042 130-6042 1. Lees de Gebruikershandleiding voor onderhoudsinformatie.
decal133-5618 133-5618 decal130-6048 decal120-0250 130-6048 120-0250 1. Lees de Gebruikershandleiding. 1. Langzaam rijdend voertuig decal132-3600 132-3600 Enkel cabine 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. Werkverlichting (20 A) 2. Koplamp (25 A) 6. Hulpaggregaat (15 A) 3. Koppeling condenserventilator en airconditioning (30 A) 7. Cabineverlichting (15 A) 4. Ventilator (25 A) 8.
decal117-2754 117-2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit en de rolbeugel uitgeklapt is. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 6. Het risico bestaat dat u in uw handen of voeten wordt gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De machine smeren. Geen onderdelen vereist – De bandenspanning controleren. Geen onderdelen vereist – De vloeistofniveaus controleren.
Algemeen overzicht van de machine 3 De vloeistofniveaus controleren Bedieningsorganen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Geen onderdelen vereist Procedure 1. Het oliepeil in de motor controleren; zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 64). 2. Het hydraulische vloeistofpeil controleren; zie Hydraulische vloeistof controleren (bladz. 78). 3. Het koelsysteem controleren; zie Het koelsysteem controleren (bladz. 74). 4.
Aftakasschakelaar te zetten en laat de hendel vervolgens los om de instelling te borgen (Figuur 3). De aftakasschakelaar heeft 2 standen: UIT (START ) en Trek de knop van de aftakasschakelaar uit om de maaidekmessen te activeren. Druk de knop in om de maaidekmessen uit te schakelen (Figuur 4). IN (STOP). Parkeerremvergrendeling Een knop links van het bedieningspaneel activeert de vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 3).
Afstelknop voor armsteun Draai aan de knop om de hoek van de armsteun te verstellen (Figuur 6). Instelhendel rugleuning Verplaats de hendel om de hoek van de rugleuning van de stoel in te stellen (Figuur 6). Meter voor instelling van gewicht van bestuurder De meter voor de instelling van het gewicht geeft aan wanneer de stoel is ingesteld naar het gewicht van de bestuurder (Figuur 6). Stel de hoogte in door de ophanging binnen de groene zone in te stellen. g028454 Figuur 5 1. Aansluitpunt 2.
Ventilatorregelingsknop Achterruitvergrendeling Draai aan de ventilatorregelingsknop om de snelheid van de ventilator te regelen (Figuur 7). Open de vergrendelingen om de achterruit te openen. Druk op de vergrendeling om de achterruit in de GEOPENDE stand te vergrendelen. Druk de vergrendeling uit en omlaag om de achterruit te sluiten en vast te zetten (Figuur 8). Temperatuurregelingsknop Draai aan de temperatuurregelingsknop om de temperatuur in de cabine te regelen (Figuur 7).
Specificaties g203228 Figuur 9 21
Beschrijving Figuur 9 referentie Afmetingen of gewicht Hoogte met cabine A 237 cm Hoogte met rolbeugel omhooggeklapt I 217 cm Hoogte met rolbeugel omlaag K 173 cm Totale lengte H 186 cm Lengte voor stalling G 184 cm D 315 cm Maaibreedte totaal voorste maaidek 137 cm zijmaaidek 94 cm voorste maaidek en een zijmaaidek 226 cm Totale breedte maai-eenheden neergelaten E 323 cm maaidekken opgeheven (transportstand) C 180 cm F 141 cm vóór B 114 cm achter J 107 cm Wielbasis W
Gebruiksaanwijzing • Bewaar de machine en het brandstofvat niet Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Voor gebruik op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn. Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
Belangrijk: Het aandeel diesel moet een ultralaag • Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van zwavelgehalte hebben. dieselbrandstof. • Meng nooit kerosine of motorolie met de Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: dieselbrandstof. • Biodieselmengsels kunnen gelakte oppervlakken • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen beschadigen. verzinkt zijn. • Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met • Voeg geen additieven toe aan de brandstof.
De bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks GEVAAR Een te lage bandenspanning vermindert de zijdelingse stabiliteit van de machine op hellingen. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. g033358 Figuur 12 Voorwielen Pomp de banden niet te zacht op. De luchtdruk in de banden moet tussen 1,72 en 2,07 bar zijn.
WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Gebruik de machine niet op oneffen terrein of op een helling met een omlaag geklapte rolbeugel. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. g008870 • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. Figuur 14 1. Zijspiegels 3. Hendel • Rij langzaam en voorzichtig. 2. Achteruitkijkspiegel • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat.
De rolbeugel omhoog klappen g008866 Figuur 17 g221651 Figuur 16 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken De maaihoogte instellen Opmerking: Als u de machine gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van de zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras ophoopt tussen het wiel en de vork.
decal100-5622nc Figuur 18 decal106-4251nc Figuur 20 7. Druk de zwenkwielas door de voorste zwenkwielarm. Opmerking: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25, 38 of in sommige gevallen 51 mm, moet u de glijders en de maatwielen in de bovenste openingen plaatsen. 8. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. 9. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. 10.
3. Plaats 2 opvulstukken op de spilas zoals ze oorspronkelijk waren geplaatst. Opmerking: Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm (raadpleeg onderstaande tabel) op de spilas om de gewenste maaihoogte te verkrijgen; schuif daarna de klemring op de as.
2. Draai een maaimes van het middelste maaidek en een naastgelegen mes van een zijmaaidek zodanig dat de randen van de messen in een lijn staan. Meet de afstand tussen de mespunten (Figuur 27). Opmerking: De afstand moet ongeveer 10 tot 16 mm zijn g033110 Figuur 25 g223264 Figuur 27 1.
2. Controleer de bandenspanning van het voor- en achterwiel van de machine en zorg dat deze 1,72 tot 2,07 bar bedraagt. 3. Controleer de bandenspanning van de zwenkwielen van het maaidek en zorg dat deze 3,45 bar bedraagt. 4. Controleer met behulp van de hydraulische testpoorten de druk van de lading en het tegengewicht met de motor in HOOG STATIONAIR . Opmerking: Stel het tegengewicht af op 22,41 bar. 5. Controleer op kromme messen; zie Controleren op kromme messen (bladz. 84). 6.
De maaihoogte van de maaidekken gelijk stellen 1. zijmaaidek tot de buitenste rand van het voorste maaidek. Plaats de messen dwars op de rijrichting op de buitenste as van beide zijmaaidekken. 6. Als de binnenste rand nog steeds te laag is, moet u nog een opvulstuk toevoegen aan het onderste deel van de voorste binnenste zwenkwielarm van het zijmaaidek en een opvulstuk toevoegen aan de voorste buitenste zwenkwielarm van het zijmaaidek. 7.
De bediening van het InfoCenter gebruiken Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) De LCD van het InfoCenter toont informatie over uw machine, zoals de bedrijfsmodus en diagnostische informatie (Figuur 31). Er is een welkompagina en een hoofdscherm in het InfoCenter. U kunt altijd tussen de welkompagina en het hoofdscherm schakelen door een willekeurige InfoCenter-knop in te drukken en dan de betreffende pijltoets in te drukken.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Aftakas – Geeft aan dat de aftakas ingeschakeld is Symbolen worden vaak gecombineerd in zinnen.
Instellingen Hoofdmenu Instellingen In het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen. Auto stationair Bepaalt hoe lang het duurt voordat de motor stationair gaat lopen als hij niet wordt gebruikt Machine In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Opmerking: Zet de contactschakelaar op UIT en dan op AAN om het beveiligde menu te vergrendelen. U kunt de instellingen in het beveiligde menu weergeven en wijzigen. Scroll in het beveiligde menu omlaag tot de optie Instellingen beveiligen. Wijzig de instelling met de rechterknop. Als u Instellingen beveiligen op UIT zet kunt u de instellingen in het beveiligde menu bekijken en wijzigen zonder de PIN-code in te voeren.
Tijdens gebruik • Laat de motor nooit lopen in een ruimte waar • Veiligheid tijdens het werk • Algemene veiligheid • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • • • • • • • • • • • • ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen. Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse juwelen.
• • • Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. Let op: er is geen omkantelbeveiliging als een inklapbare rolbeugel omlaag is geklapt. Controleer het gebied dat u gaat maaien en klap de rolbeugel nooit omlaag op golvend terrein of gebieden met steile hellingen of waterkanten. de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
• Het tractiepedaal keert terug naar de NEUTRALE turbocompressor afkoelen voordat u de motor afzet. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen met de turbocompressor ontstaan. stand. • de aftakas is uitgeschakeld. • Alle hefschakelaars zijn inactief. Opmerking: Laat de maaidekken altijd neer op de grond als u de machine parkeert. Dit vermindert de hydraulische belasting van het systeem, beperkt slijtage van onderdelen van het systeem en voorkomt ook dat de maaidekken per ongeluk worden neergelaten. 1.
Roetopbouw in het DPF Hou bij het gebruik en onderhoud van uw machine rekening met de werking van het DPF. Een belaste motor bij een hoog stationair toerental (volgas) produceert meestal uitlaatgassen die heet genoeg zijn voor de regeneratie van het DPF. • Na verloop van tijd wordt roet opgestapeld in het roetfilter van het dieselpartikelfilter. De computer van de motor bewaakt de roetopbouw in het DPF.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motorwaarschuwingen – asopbouw Niveau Niveau 1: Motorwaarschuwing Foutcode Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85%. Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 66) Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 50%.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Herstel Doet zich voor omdat de gebruiker aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld in het dieselpartikelfilter. • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstel regeneratie of MELDING NR.
en druk op de rechterknop om de optie Technicus te selecteren (Figuur 41). DPF-werkingstabel (cont'd.) Status Beschrijving Reset Stby De computer van de motor probeert een reset regeneratie uit te voeren maar een van de volgende factoren verhindert de regeneratie: • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter (Figuur 42). De uitlaattemperatuur is te laag voor regeneratie.
Passieve regeneratie van het DPF • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • Het pictogram hoge uitlaattemperatuur normale werking van de motor. • • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen. Ondersteunde regeneratie van het DPF • • De computer van de motor past de motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.
1. Ga naar het menu DPF Regeneration, druk op de middelste knop om naar de optie INHIBIT REGEN te gaan en druk op de rechterknop om de optie Inhibit Regen te selecteren (Figuur 46). g224394 Figuur 48 Opmerking: Als de uitlaattemperatuur te laag is, g227304 geeft het InfoCenter MELDING NR. 186 (Figuur 49) weer om te melden dat u de motor moet instellen op vol gas (hoog stationair). Figuur 46 2.
Geparkeerde of herstel regeneratie InfoCenter (geparkeerde regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld) (Figuur 53). • Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie of herstel regeneratie vraagt, wordt het pictogram regeneratie vereist (Figuur 50) weergegeven op het InfoCenter. g224398 Figuur 53 Belangrijk: U dient een geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz.
• Geparkeerde regeneratie: Verzeker Belangrijk: U dient een herstel regeneratie dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 48) en Een geparkeerde of herstel regeneratie uitvoeren (bladz. 48).
3. Controleer in het scherm DPF-controlelijst of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat (Figuur 61). g224402 g224407 g224629 Figuur 59 2. Controleer in het scherm VERIFY FUEL LEVEL (controle brandstofpeil) of de brandstoftank minstens ¼ vol is indien u een geparkeerde regeneratie gaat uitvoeren of halfvol in het geval van een herstel regeneratie, en druk op de rechterknop om verder te gaan (Figuur 60). g227679 Figuur 61 4.
5. Het InfoCenter toont de boodschap INITIATING DPF REGEN (Figuur 63). Tabel berichten en vereiste acties (cont'd.) g224411 Vereiste actie: Start de motor en laat deze lopen. g227681 Figuur 63 Vereiste actie: Laat de motor lopen tot de koelvloeistoftemperatuur 60 °C bedraagt. 6. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren (Figuur 64). Vereiste actie: Stel het motortoerental in op laag stationair.
Maaisnelheid afstellen InfoCenter (Figuur 66). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten. Supervisor (beveiligd menu) Laat de supervisor toe om de maximale snelheid waarmee de bestuurder kan maaien (laag bereik) in te stellen in stappen van 5% tussen 30% en 100%. Zie De maximale toegestane maaisnelheid instellen (bladz. 36) voor de procedure om de maaisnelheid in te stellen.
de eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines. Bij het gebruik van de tractie, maaimessen of andere werktuigen moet u er rekenng mee houden dat de transmisie, toerental, belasting van de maaimessen en andere werktuigonderdelen van invloed zijn op de prestaties van de machine. Dankzij Toro Smart Power™ hoeft u niet naar de motor te luisteren in zware omstandigheden.
mulchplaten zijn gemonteerd, kan het gazon er na het maaien minder fraai uitzien en moet er meer kracht worden gebruikt om het gras te maaien. De mulchplaten zijn ook uitstekend geschikt om in de herfst bladeren fijn te maken. schakelaar voor maaien/transport op TRANSPORT zetten en de gashendel op SNEL zetten. Maaipatronen veranderen Verander vaak het maaipatroon om te vermijden dat het maairesultaat onvolmaaktheden vertoont die te wijten zijn aan herhaald maaien in één richting.
tot meer benodigd vermogen, fijner maaisel en een betere maaikwaliteit. pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen. Belangrijk: U mag de machine niet sneller dan 3 tot 4,8 km per uur duwen of slepen. Als u de machine duwt of sleept met een hogere snelheid kan interne beschadiging van de transmissie optreden. De omloopkleppen moeten open zijn als de machine wordt geduwd of gesleept. 1.
tractieverdeler (achter het voorwiel). De slangeenheid bevat 1 slang (onderdeelnr. 95-8843), 2 koppelingen (onderdeelnr. 95-0985) en 2 hydraulische fittings (onderdeelnr. 340-77). De krikpunten bepalen GEVAAR Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. • Plaats de machine altijd op assteunen. g203193 Figuur 71 • Gebruik nooit een hydraulische krik. 1.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Belangrijk: Raadpleeg de gebruikershandleiding Opmerking: Download het elektrische of van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Wielmoeren aandraaien.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 800 bedrijfsuren • • • • • • • • Om de 6000 bedrijfsuren • Demonteer het roetfilter van het DPF, maak het schoon en monteer het geheel weer. Of maak het roetfilter schoon als actieve storing SPN 3251 HIGH, SPN 3720 TOO HIGH SEVERE, of SPN 3720 HIGH op het InfoCenter verschijnt. Om de 2 jaar Brandstoftank aftappen en reinigen (ook als het brandstofsysteem verontreinigd is) Olie van voorste planeetwielaandrijving verversen.
Voor week van: Gecontroleerde item maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag De bandenspanning controleren. Werking van instrumenten controleren. Maaihoogte-instelling controleren. Alle smeernippels smeren.2 Beschadigde lak bijwerken. 1 Controleer de gloeibougie en de spuitmonden van de injector, als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt.
Procedures voorafgaande aan onderhoud De motorkap openen 1. Sluit de achterruit van de cabine (Figuur 72). Veiligheid bij onderhoud • Doe het volgende voordat u de machine gaat afstellen, schoonmaken of repareren: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Zet de gashendel op stationair – laag. – Schakel de maai-eenheden uit. – Breng de maai-eenheden omlaag. – Zorg dat de tractie in neutraal staat. – Stel de parkeerrem in werking. – Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2. De motorkap verwijderen Open de vergrendelingen van de twee onderste voorhoeken van de motorkap (Figuur 73). 1. Ontgrendel en open de motorkap. 2. Verwijder de R-pen waarmee het draaipunt van de motorkap aan de montagebeugels is bevestigd (Figuur 74). g037226 g031613 Figuur 74 1. R-pen 3. Schuif de motorkap naar de rechterkant, til de andere kant omhoog en trek de motorkap uit de beugels. Opmerking: Voer deze stappen in omgekeerde volgorde uit om de motorkap te monteren. g037227 Figuur 73 1.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithium vet. Smeer de machine ook onmiddellijk na elke wasbeurt.
g009440 Figuur 78 g011557 Figuur 80 1.
g011551 Figuur 83 g011557 Figuur 85 Hefeenheden zijmaaidek De hefcilinder van de 4 zijmaaidekken (Figuur 84) g011502 Figuur 84 Zijmaaidekken • 1 lagerbus van de as van de zwenkwielvork (Figuur 85) • 2 aslagerbussen – onder de poelie • 1 lagerbus van het draaipunt van de spanpoeliearm – op de spanpoeliearm 63
Onderhoud motor Belangrijk: Zorg ervoor dat het oliepeil tussen de merktekens voor het minimum en het maximum op de peilstok staat; de motor kan beschadigd worden indien deze te veel of te weinig olie bevat. Veiligheid van de motor • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het • Het oliepeil in de motor controleren; zie Figuur 86. contact voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
g009709 Figuur 88 1. Luchtfilterindicator Belangrijk: Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit. 1. g031675 Figuur 87 4. Het carter met olie vullen. Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De indicator van het luchtfilter controleren Om de 50 bedrijfsuren—Luchtfilter controleren.
g009712 Figuur 90 1. Veiligheidsfilter 2. Stel de indicator (Figuur 88) opnieuw in als deze rood is. Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren Of maak het roetfilter schoon als actieve storing SPN 3251 HIGH, SPN 3720 TOO HIGH SEVERE, of SPN 3720 HIGH op het InfoCenter verschijnt.
Onderhoud brandstofsysteem g213863 Onderhoud van brandstofsysteem Figuur 93 1. 2. 3. Zie het hoofdstuk over de motor in de Onderhoudshandleiding voor informatie over de demontage en montage van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter van het DPF.
Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de • machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool.
Opmerking: Druk op het vlakke deel boven WAARSCHUWING het accudeksel om het deksel gemakkelijker te kunnen wegnemen (Figuur 95). Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt.
Onderhoud aandrijfsysteem De hoek van het tractiepedaal instellen g020439 Figuur 98 1. 1. Zekeringen Draai de 2 bouten en moeren los waarmee de linkerzijde van het tractiepedaal aan de beugel is bevestigd (Figuur 102). g221933 Figuur 99 De cabinezekeringen (Figuur 100 en Figuur 101) bevinden zich in de zekeringdoos van de cabineheadliner (uitsluitend model met cabine). g009745 Figuur 102 1. Tractiepedaal 2. 2.
g019500 Figuur 103 g020680 Figuur 105 1. Controle-/aftapplug (2) 1. Aftapplug 2. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 103). Opmerking: De olie zou tot de onderkant van 4. Als alle olie op de beide plaatsen is afgetapt, plaatst u de plug weer in de remkast. 5. Draai het wiel tot de open plugopening in het planeetwiel zich helemaal bovenaan bevindt. 6. Giet langzaam 0,65 liter hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie door de opening in het planeetwiel.
Het smeermiddel van de achteras verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Reinig de omgeving van de drie aftappluggen, (1) aan elke kant en (1) in het midden (Figuur 108). 3. Verwijder de controlepluggen zodat de olie gemakkelijker kan weglopen. 4. Verwijder de aftappluggen zodat de olie in de opvangbakken kan lopen. g011487 Figuur 106 1. Controleplug 2.
g011558 Figuur 109 1. Aftapplug 7. Vul voldoende olie bij totdat het peil de onderkant van de openingen van de controlepluggen bereikt; zie Het smeermiddel van de achteras verversen (bladz. 72) en Het smeeroliepeil van de tandwielkast van de achteras controleren (bladz. 72). 8. Plaats de pluggen. Toespoor achterwiel controleren Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren 1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen.
Onderhoud koelsysteem 3. Veiligheid van het koelsysteem Belangrijk: Gebruik geen koelvloeistoffen op basis van alcohol/methanol of alleen water, want dit kan schade veroorzaken. • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging • • • • Als het koelvloeistofpeil te laag is, moet u bijvullen met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol-antivries bestaat. 4. veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
Onderhouden remmen De bedrijfsremmen afstellen Stel de bedrijfsremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Maak de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, moet u de remmen als volgt vaster zetten: A.
Onderhoud riemen poelies op de riem drukt met een kracht van 44 N. 2. Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 44 N. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebout van de spanpoelie losdraaien (Figuur 113).
De riem van de mesaandrijving vervangen 8. Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren Opmerking: Plaats de riem aan de kant van de riemgeleider die naar de veer is gekeerd (Figuur 114). De drijfriem van het maaimes, die wordt gespannen door de veerbelaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal. De riem zal echter na vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen.
Onderhoud hydraulisch systeem ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt Materiaaleigenschappen: Veiligheid van het hydraulische systeem Viscositeit, ASTM D445 St bij 40 °C 44 tot 50 St bij 100 °C 7,9 tot 8,5 140 tot 160 Viscositeitsindex ASTM D2270 • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
3. Plaats de aftapplug terug wanneer er geen hydraulische vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet de plug vast. 4. Vul het reservoir (Figuur 117) met hydraulische vloeistof; zie Hydraulische vloeistof controleren (bladz. 78). Belangrijk: Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen het systeem beschadigen. g020456 Figuur 117 1. Hydraulische reservoir 5. Opmerking: Controleer ook op lekkages; zet g031863 daarna de motor af. Figuur 116 6.
2. stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. moet de motor lopen en het maaidek moet omlaag gebracht zijn in de zweefstand. Vervang de hydraulische filters (Figuur 118). Opmerking: De zwenkwielen van de 3 maaidekken moeten op de grond blijven bij het afstellen van het tegengewicht en als het tegengewicht wordt gebruikt. g020446 Figuur 119 1. Stelschroef voor het tegengewicht g031621 Figuur 118 3.
Onderhoud van maaidek Het middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) 5. Start de motor en laat het middelste maaidek langzaam omhoog komen. 6. Breng beide zijmaaidekken langzaam omhoog totdat het zwaartepunt zich verplaatst en het maaidek in de verticale stand begint te draaien. 7. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Opmerking: Hoewel dit niet noodzakelijk is kunt het middelste maaidek rechtop zetten. 1.
Schuinstand van het middelste maaidek afstellen 1. Draai de contramoeren op de bovenkant of de onderkant van de U-bout van de maaihoogteketting los (Figuur 122). 2. Stel de andere moeren af om de achterkant van het maaidek hoger of lager te zetten en een correcte schuinstand te verkrijgen. 3. Draai de contramoeren vast. g011561 Figuur 123 1. zwenkwielarm 2. Opvulstukken 3. zwenkwielvork Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen g020969 Verwijderen van de bussen Figuur 122 1. U-bout 2.
g004737 Figuur 124 1. Buis van zwenkwielarm 2. Lagerbussen 5. Tik de andere lagerbus uit de buis. 6. Reinig de binnenkant van de buizen. g004738 Figuur 125 Monteren van de bussen 1. Smeer vet aan de binnen- en buitenkant van de nieuwe lagerbussen. 2. Druk de lagerbussen voorzichtig in de bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een vlakke plaat. 3. Controleer de zwenkwielas op slijtage en vervang deze in geval van beschadiging. 4.
De scharnierkappen van de Onderhoud van maaidekken vervangen. maaimessen De scharnierkappen voorkomen dat er vuil via de scharnierpunten tussen de maaidekken komt. Bij beschadiging of slijtage moet een kap worden vervangen. Veiligheid van de messen Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Maaimes(sen) controleren en slijpen maaidek en de snijrand van het mes in dezelfde stand als bij stap 2. Opmerking: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 2 en stap 3 mag niet meer dan 3 mm zijn. Als dit meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren (bladz. 85). Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert.
g000276 Figuur 131 1. Onder de oorspronkelijke hoek slijpen. Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de antiscalpeercup en de mesbout; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren (bladz. 85). Ongelijke meshoogte corrigeren Indien de messen op een maaidek niet op gelijke hoogte zijn afgesteld, zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn in het gazon. U kunt dit probleem verhelpen door te zorgen dat de messen recht zijn.
8. Onderhoud van de cabine Verwijder de bouten, platte ringen, borgringen en moeren van de buitenste as op de plek waar u de opvulstukken moet plaatsen. Opmerking: Om een mes hoger of lager te stellen plaatst of verwijdert u een opvulstuk (onderdeelnummer 3256-24) tussen de spilbehuizing en de onderkant van het maaidek. Ga verder en controleer de uitlijning van de messen en plaats opvulstukken totdat de randen van de messen binnen de gewenste afstand blijven.
1. Verwijder de schroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 133 en Figuur 134). 3. Installeer de filters en het rooster met de duimschroeven. Het voorfilter van de cabine reinigen Het voorfilter van de cabine voorkomt dat grote vuildeeltjes zoals gras en bladeren in de filters van de cabine dringen. 1. Draai de schermafdekking naar beneden. 2. Reinig het filter met water. Belangrijk: Gebruik geen hogedrukreiniger.
Stalling De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. Belangrijk: Gebruik geen hogedrukreiniger in de buurt van het InfoCenter of de motorbedieningsomdule (ECU), want dit kan schade veroorzaken. 3. Controleer de bandenspanning; zie De bandenspanning controleren (bladz. 25). 4. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 5.
6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.