Form No. 3411-361 Rev B Groundsmaster® 4100 of 4110 cirkelmaaier Modelnr.: 30608—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 30644—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
U kunt op www.Toro.com rechtstreeks contact met Toro opnemen om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een verkoper te vinden of uw product te registreren. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. WAARSCHUWING Als u service, originele Toro onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro.
Inhoud Na gebruik ........................................................... 49 Veiligheid na het werk ....................................... 49 De machine duwen of slepen ............................ 49 De krikpunten bepalen...................................... 50 De machine transporteren ................................ 50 De bevestigingspunten bepalen ....................... 50 Onderhoud .............................................................. 51 Aanbevolen onderhoudsschema ....................
Veiligheid Drijfriemen van maaimessen aanspannen................................................................ 71 De riem van de mesaandrijving vervangen ..................................................... 71 Onderhoud hydraulisch systeem ......................... 72 Veiligheid van het hydraulische systeem........... 72 Het hydraulische systeem een onderhoudsbeurt geven ................................ 72 Onderhoud van de maaimachine..........................
Motoremissiecertificaat De motor van deze machine voldoet aan de eisen van EPA Tier 4 Final en fase 3b. Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-7818 decal58-6520 93-7818 58-6520 1.
decal100-6578 100-6578 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Gebruik de machine nooit als de veiligheidsschermen of afdekplaten zijn verwijderd; zorg ervoor dat deze op hun plaats zitten; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal106-6754 106-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal104-3579 104-3579 1. Lage maaihoogteinstelling 2.
decal120-4159 120-4159 decal114-0849 114-0849 1. Waarschuwing – 1) Schakel de vermogenaftakas uit; 2) Breng het maaidek omhoog 4. Vooruit 2. Hier niet staan 3. Richtingpedaal 5. Achteruit decal117-2718 117-2718 7 1. Uit 8. Hoog 2. Verlichting 9. Tractie-aandrijving 3. Aan 10. Laag 4. Locatie van lichtschakelaar 5. Snel 6. Snelheidsinstelling 11. Aftakasschakelaar 12. Onderste maaidek links 13. Onderste maaidek midden 7. Langzaam 14.
decal120-6604 120-6604 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen en houd alle beschermende delen op hun plaats. decal120-8947 3. Handen of voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen en houd alle beschermende delen op hun plaats. 120-8947 8 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 4.
decal127-3700 127-3700 decal121-3884 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten 1. Linker maaidek omhoog brengen. 4. Motortoerental vergrendelen. 2. Middelste maaidek omhoog brengen. 5. Motortoerental ontgrendelen. 3. Rechter maaidek omhoog brengen. decal121-3887 121-3887 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal125-9688 125-9688 1. Ruitenwissers – uit 2. Ruitenwissers 3. Ruitenwissers – aan 4. Ruitensproeiervloeistof spuiten decal130-0594 130-0594 1.
decal130-0611 130-0611 1. Waarschuwing – 1) Verwijder de pen; 2) Breng de deuren omhoog; 3) Verlaat de cabine. decal121-1599 121-1599 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. decal130-5355 130-5355 2. Til de motorkap op. 1. Sluit de achterruit. decal130-5357 130-5357 1. Naar voren duwen om vooruit te rijden. 2. Naar achteren duwen om achteruit te rijden. decal114-0846 114-0846 1. Lees de 4. Trek de knop uit om de Gebruikershandleiding aftakas in te schakelen.
decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op een veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken. 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9.
decal130-6042 130-6042 1. Lees de Gebruikershandleiding voor onderhoudsinformatie. decal132-3600 132-3600 Enkel cabine decal130-6048 130-6048 1. Lees de Gebruikershandleiding. 12 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. Werkverlichting (20 A) 2. Koplamp (25 A) 6. Hulpaggregaat (15 A) 3. Koppeling condenserventilator en airconditioning (30 A) 7. Cabineverlichting (15 A) 4. Ventilator (25 A) 8.
decal120-0250 120-0250 1. Langzaam rijdend voertuig decal117-2754 117-2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit en de rolbeugel uitgeklapt is. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 6.
decal117-2766 117-2766 (Aanbrengen op onderdeelnr. 117-2754 conform EU-voorschriften*) * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese veiligheidsnorm voor grasmaaiers EN ISO 5395:2013. De aangegeven maximale hellinghoeken waarbij deze machine veilig kan worden gebruikt, zijn gebaseerd op deze norm. Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De machine smeren. Geen onderdelen vereist – De bandenspanning controleren. Geen onderdelen vereist – De vloeistofniveaus controleren.
Algemeen overzicht van de machine 3 De vloeistofniveaus controleren Bedieningsorganen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Geen onderdelen vereist Bedieningsorganen van de machine Procedure 1. Het oliepeil in de motor controleren; zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 60). 2. Het hydraulische vloeistofpeil controleren; zie Hydraulische vloeistof controleren (bladz. 72). 3.
te zetten en laat de hendel vervolgens los om de instelling te borgen (Figuur 3). Aftakasschakelaar De aftakasschakelaar heeft 2 standen: UIT (START ) en Trek de knop van de aftakasschakelaar uit om de maaidekmessen te activeren. Druk de knop in om de maaidekmessen uit te schakelen (Figuur 4). IN (STOP). Parkeerremvergrendeling Een knop links van het bedieningspaneel activeert de vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 3).
om de luchtdruk te verhogen en druk de hendel omlaag om de luchtdruk te verlagen. De instelling is juist als de gewichtsmeter in het groene gedeelte staat. Aansluitpunt Het aansluitpunt dient voor de aansluiting van optionele elektrische accessoires (Figuur 5).
Lichtschakelaar Gebruik deze schakelaar om de koplampen en het achterlicht in of uit te schakelen (Figuur 7). Schakelaar knipperlichten Gebruik deze schakelaar om de knipperlichten (gevaarlichten) in of uit te schakelen (Figuur 7). Aircoschakelaar Met deze schakelaar kunt u de airconditioning aan- en uitzetten (Figuur 7). Voorruitvergrendeling Open de vergrendelingen om de voorruit te openen (Figuur 8). Druk op de vergrendeling om de voorruit de GEOPENDE STAND te vergrendelen.
Specificaties g203228 Figuur 9 20
Beschrijving Figuur 9 referentie Afmetingen of gewicht Hoogte met cabine A 237 cm Hoogte met rolbeugel omhooggeklapt I 217 cm Hoogte met rolbeugel omlaag K 173 cm Totale lengte H 186 cm Lengte voor stalling G 184 cm D 315 cm Maaibreedte totaal voorste maaidek 137 cm zijmaaidek 94 cm voorste maaidek en een zijmaaidek 226 cm Totale breedte maai-eenheden neergelaten E 323 cm maaidekken opgeheven (transportstand) C 180 cm F 141 cm vóór B 114 cm achter J 107 cm Wielbasis W
Gebruiksaanwijzing • Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat. Opmerking: Bepaal vanuit de normale • Probeer de motor niet te starten als u brandstof bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
Belangrijk: Het aandeel diesel moet een ultralaag Als de onderstaande waarschuwingen niet worden opgevolgd kan dit leiden tot schade aan de motor. • Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof. • Meng nooit kerosine of motorolie met de dieselbrandstof. • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen verzinkt zijn. • Voeg geen additieven toe aan de brandstof. zwavelgehalte hebben.
De bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks GEVAAR Een te lage bandenspanning vermindert de zijdelingse stabiliteit van de machine op hellingen. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. g033358 Figuur 12 Voorwielen Pomp de banden niet te zacht op. De luchtdruk in de banden moet tussen 1,72 en 2,07 bar zijn.
WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Gebruik de machine niet op oneffen terrein of op een heuvel met een omlaag geklapte rolbeugel. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. g008870 • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. Figuur 14 1. Zijspiegels 3. Hendel • Rij langzaam en voorzichtig. 2. Achteruitkijkspiegel • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat.
De rolbeugel omhoog klappen g008866 Figuur 17 g201854 Figuur 16 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken Maaihoogte instellen Opmerking: Als u de machine gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van de zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras ophoopt tussen het wiel en de vork.
decal100-5622nc Figuur 18 decal106-4251nc Figuur 20 6. Druk de zwenkwielas door de voorste zwenkwielarm. Opmerking: Als u de machine afstelt op maaihoogten van 25, 38 of in sommige gevallen 51 mm, moet u de glijders en de maatwielen in de bovenste openingen plaatsen. 7. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. 8. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. 9.
3. Plaats 2 opvulstukken op de spilas zoals ze oorspronkelijk waren geplaatst. Opmerking: Deze opvulstukken zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm (raadpleeg onderstaande tabel) op de spilas om de gewenste maaihoogte te verkrijgen; schuif daarna de klemring op de as.
2. Draai een maaimes van het middelste maaidek en een naastgelegen mes van een zijmaaidek zodanig dat de randen van de messen in een lijn staan. Meet de afstand tussen de mespunten (Figuur 27).
2. Controleer de bandenspanning van het voor- en achterwiel van de machine en zorg dat deze 1,72 tot 2,07 bar bedraagt. 3. Controleer de bandenspanning van de zwenkwielen van het maaidek en zorg dat deze 3,45 bar bedraagt. 4. Controleer met behulp van de hydraulische testpoorten de druk van de lading en het tegengewicht met de motor in HOOG STATIONAIR . Opmerking: Stel het tegengewicht af op 22,41 bar. 5. Controleer op kromme messen; zie Controleren op kromme messen (bladz. 79). 6.
De bediening van het InfoCenter gebruiken De maaihoogte van de maaidekken gelijkstellen 1. 2. Plaats het mes op de buitenste as van beide zijmaaidekken dwars op de rijrichting. De LCD van het InfoCenter toont informatie over uw machine, zoals de bedrijfsmodus en diagnostische informatie (Figuur 31). Er is een welkompagina en een hoofdscherm in het InfoCenter.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Hoofdmenu Symbolen worden vaak gecombineerd in zinnen. Hier volgen enkele voorbeelden Instellingen In het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen. Machine In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Instellingen Auto stationair Bepaalt hoe lang het duurt voordat de motor stationair gaat lopen als hij niet wordt gebruikt Maaisnelheid Regelt de maximumsnelheid in maaimodus (laag bereik) Transportsnelheid Regelt de maximumsnelheid in transportmodus (hoog bereik) Smart Power Smart Power voorkomt vastlopen in zware omstandigheden door de machinesnelheid automatisch te regelen en de maaiprestaties te optimaliseren. g028523 Figuur 32 2.
Opmerking: Zet de contactschakelaar op UIT en dan op AAN om het beveiligde menu te vergrendelen. Tijdens gebruik In het beveiligde menu kunt u instellingen bekijken en wijzigen. Scroll in het beveiligde menu omlaag tot de optie Instellingen beveiligen. Wijzig de instelling met de rechterknop. Als u Instellingen beveiligen op UIT zet kunt u de instellingen in het beveiligde menu bekijken en wijzigen zonder de PIN-code in te voeren.
• • • • • • wijzigt (tenzij u deze kunt aanpassen vanuit de bestuurderspositie). Laat de motor nooit lopen in een ruimte waar uitlaatgassen zich kunnen verzamelen. Als u de machine verlaat, laat deze dan niet draaien. Doe het volgende voordat u de bestuurderspositie verlaat (inclusief het legen van de grasvangers of deblokkeren van het kanaal): – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken. – Stel de parkeerrem in werking.
Starten van de motor Belangrijk: Het brandstofsysteem ontlucht zichzelf automatisch indien zich een van de volgende situaties voordoet: • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt omdat de brandstof op was. • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem. 1. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de neutraalstand staat. Stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . 3.
DPF vermindert de hoeveelheid schadelijke gassen en het roetfilter vangt het roet in de uitlaatgassen op. Als u een van de bovenstaande functies start keert de machine automatisch terug naar de vorige stand van het gaspedaal. Bij de regeneratie van het DPF wordt het roet in het filter verbrand door de hitte van de uitlaatgassen. Hierbij wordt het roet omgezet tot as en worden de kanalen van het filter schoongemaakt zodat de gefilterde uitlaatgassen door het DPF kunnen stromen.
• Als er teveel roetopbouw is geeft de computer aan dat regeneratie van het DPF nodig is. • Hierbij wordt het roet in het DPF verbrand tot as. • De computer geeft niet alleen een waarschuwing maar verlaagt het motorvermogen ook, afhankelijk van de mate van roetopbouw.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motor-waarschuwingen - as-opbouw Niveau Advies of foutcode Niveau 1 Bestuurdersadvies Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen 100% Laat de onderhoudswerkplaats weten dat het InfoCenter Advies #179 toont. Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85% Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 42).
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Wanneer Proces Recovery/herstel Is nodig als het verzoek om geparkeerde regeneratie niet is opgevolgd, het verdere gebruik leidt tot nog meer roetopbouw in het DPF dat al geparkeerde regeneratie nodig heeft. Als het herstel regeneratie pictogram wordt weergegeven op het InfoCenter is herstel regeneratie nodig.
Reset regeneratie Geparkeerde regeneratie g214713 g214711 Figuur 42 Pictogram verzoek geparkeerde regeneratie Figuur 41 Pictogram ondersteunde/reset regeneratie • Het pictogram verzoek geparkeerde regeneratie • Het pictogram ondersteunde/reset regeneratie verschijnt op het InfoCenter (Figuur 42). Als geparkeerde regeneratie nodig is verschijnt op het InfoCenter Motorwaarschuwing SPN 3719, FMI 16 (Figuur 43) en de computer van de motor vermindert het vermogen tot 85%.
6. Stel de parkeerrem in werking. 7. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . Uitvoeren van een geparkeerde regeneratie Opmerking: Voor informatie over het openen van beveiligde menu's, zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 34). 1. Open het beveiligde menu en ontgrendel het beschermde submenu met instellingen (Figuur 44), zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 34). g212138 Figuur 46 4. Als het bericht “Initiate DPF Regen. Are you sure?” (DPF regeneratie starten.
g211986 g212405 Figuur 48 6. Figuur 50 Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR en druk op de middelste knop (Figuur 49). B. Daarna “Waiting on ” (Figuur 51). g212406 Figuur 51 g212372 Figuur 49 7. C. De volgende berichten worden getoond als de geparkeerde regeneratie begint: A. “Initiating DPF Regen.” (Figuur 50). De computer bepaalt of de regeneratie wordt uitgevoerd. Een van de volgende berichten verschijnt op het InfoCenter: • Als regeneratie mogelijk is verschijnt “Regen Initiated.
De motor is koud - wachten. De motor is warm - wachten. De motor is heet - regeneratie wordt uitgevoerd (percentage voltooid). 9. g213424 De geparkeerde regeneratie is voltooid als het bericht “Regen Complete” op het InfoCenter verschijnt. Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten (Figuur 54). Figuur 52 • Als de motorcomputer de regeneratie niet toestaat verschijnt “DPF Regen Not Allowed” op het InfoCenter (Figuur 53).
Transportsnelheid afstellen • Voer een herstel regeneratie uit als het motorvermogen lager wordt en geparkeerde regeneratie niet voldoende is om het roet uit het DPF te branden. Supervisor (beveiligd menu) Laat de supervisor toe om de maximale snelheid in te stellen (50, 75 of 100%) waarmee de bestuurder kan rijden voor transport (hoog bereik). • Herstel regeneratie kan tot 4 uur duren.
Selecteer de juiste maaihoogteinstelling De tractiehulp werkt automatisch en vereist geen handelingen van de bestuurder. Als een wiel begint te slippen, wordt de stroom automatisch verdeeld tussen de voor- en achterwielen om slippen van de wielen en tractieverlies te beperken. Verwijder bij het maaien ongeveer 25 mm of niet meer dan 1/3 van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht gras moet u misschien de maaihoogte vergroten. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt.
tot meer benodigd vermogen, fijner maaisel en een betere maaikwaliteit. hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen. Belangrijk: U mag de machine niet sneller dan 3 De prestaties van de airconditioner optimaliseren tot 4,8 km per uur duwen of slepen omdat anders de transmissie intern kan worden beschadigd. De omloopklep moet open zijn als de machine wordt geduwd of gesleept.
De krikpunten bepalen WAARSCHUWING Gebruik altijd assteunen. Vertrouw niet enkel op een krik of takel om de machine te ondersteunen. Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. Er zitten opkrikpunten aan de voorzijde en de achterzijde van de machine. g203193 • Op het frame aan de binnenzijde van beide Figuur 59 voorwielen 1.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks Wielmoeren aandraaien. Controleer de riemspanning van de wisselstroomdynamo.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 1000 bedrijfsuren • Motorklepspeling controleren en afstellen. Om de 6000 bedrijfsuren • Demonteer het roetfilter van het DPF, maak het schoon en monteer het geheel weer. Maak het roetfilter schoon als motorstoring SPN 3720 FMI 16, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter verschijnt. Om de 2 jaar • Koelsysteem schoonspoelen en vloeistof verversen. • Loszittende slangen vervangen.
Voor week van: Gecontroleerde item Alle smeernippels maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag smeren.2 Beschadigde lak bijwerken. 1 Controleer de gloeibougie en de spuitmonden van de injector, als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt. 2Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval Belangrijk: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Procedures voorafgaande aan onderhoud De machine klaar maken voor onderhoud Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden • Doe het volgende voordat u de machine gaat afstellen, schoonmaken of repareren: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 1. Zorg ervoor dat de aftakas is uitgeschakeld. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Laat indien nodig maaidek(ken) zakken. 5.
De motorkap verwijderen 1. Ontgrendel en open de motorkap. 2. Verwijder de R-pen waarmee het draaipunt van de motorkap aan de montagebeugels is bevestigd (Figuur 63). g037226 g031613 Figuur 63 1. R-pen 3. Schuif de motorkap naar de rechterkant, til de andere kant omhoog en trek de motorkap uit de beugels. Opmerking: Voer deze stappen in omgekeerde volgorde uit om de motorkap te monteren. g037227 Figuur 62 1. Vergrendeling van de motorkap 3. Steunstang 2. Handgreep 3.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithium vet. Smeer de machine ook onmiddellijk na elke wasbeurt.
g009440 Figuur 67 g011557 Figuur 69 1.
g011551 Figuur 72 g011557 Figuur 74 Hefeenheden zijmaaidek De hefcilinder van de 4 zijmaaidekken (Figuur 73) g011502 Figuur 73 Zijmaaidekken • 1 lagerbus van de as van de zwenkwielvork (Figuur 74) • 2 aslagerbussen – onder de poelie • 1 lagerbus van het draaipunt van de spanpoeliearm – op de spanpoeliearm 58
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De indicator van het luchtfilter controleren Om de 50 bedrijfsuren—Luchtfilter controleren.
Belangrijk: Controleer het motoroliepeil dagelijks. Als de niveau van de motorolie hoger is dan het Vol-merkteken op de peilstok kan de olie verdund zijn met brandstof, in dat geval moet de olie vervangen worden. De beste tijd om de motorolie te controleren is wanneer de motor koud is voordat deze is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert.
Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 250 bedrijfsuren g213865 1. Start de motor en laat deze 5 minuten lopen zodat de olie warm wordt. 2. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud van brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren (ook als het brandstofsysteem verontreinigd is) Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen. Brandstofleidingen en -verbindingen controleren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren De leidingen en aansluitingen controleren op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen.
Onderhoud elektrisch systeem Opmerking: Druk op het vlakke deel boven het accudeksel om het deksel gemakkelijker te kunnen wegnemen (Figuur 83). Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. g036369 • Laad de accu op in een open, goed geventileerde Figuur 83 ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur.
WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. g020439 Figuur 86 • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. 1. Zekeringen • Sluit altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 3.
Onderhoud aandrijfsysteem De hoek van het tractiepedaal instellen 1. Draai de 2 bouten en moeren los waarmee de linkerzijde van het tractiepedaal aan de beugel is bevestigd (Figuur 90). g019500 Figuur 91 1. Controle-/aftapplug (2) 2. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 91). Opmerking: De olie zou tot de onderkant van de opening van de controleplug moeten reiken. Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot deze uit de opening aan de rechterkant begint te vloeien.
g020680 g011487 Figuur 93 1. Aftapplug Figuur 94 2. Remkast 4. Als alle olie op de beide plaatsen is afgetapt, plaatst u de plug weer in de remkast. 5. Draai het wiel tot de open plugopening in het planeetwiel zich helemaal bovenaan bevindt. 6. Giet langzaam 0,65 liter hoogwaardige SAE 85W-140 tandwielolie door de opening in het planeetwiel. 1.
Het smeermiddel van de achteras verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Reinig de omgeving van de drie aftappluggen, (1) aan elke kant en (1) in het midden (Figuur 96). 3. Verwijder de controlepluggen zodat de olie gemakkelijker kan weglopen. 4. Verwijder de aftappluggen zodat de olie in de opvangbakken kan lopen. g011558 Figuur 97 1. Aftapplug 7.
3. Zie Het middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) (bladz. 75). Onderhoud koelsysteem 4. Kantel het maaidek naar voren zodat u het wiel kunt verwijderen. Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen.
4. Plaats de doppen van de radiateur en de expansietank terug. 4. Het motorkoelsysteem een onderhoudsbeurt geven Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar Deze machine is voorzien van een hydraulisch aangedreven ventilatorsysteem dat automatisch (of handmatig) in de achteruit schakelt om de opeenhoping van vuil op de radiateur/oliekoeler en het scherm te verminderen.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De bedrijfsremmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Stel de bedrijfsremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren 1. Maak de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren.
2. vele bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, slippende messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. poelies op de riem drukt met een kracht van 44 N.m. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebout van de spanpoelie losdraaien (Figuur 101). Verhoog of verminder de spanning van de compressorriem en draai de bouten vast.
9. Onderhoud hydraulisch systeem Bevestig de trekveer (Figuur 102) aan de oogbout en span de riem als volgt: • Als de juiste spanning verkregen is, moet de binnenmeting van de trekveer (haak tot haak) ongeveer 8,3 cm tot 9,5 cm bedragen. Veiligheid van het hydraulische systeem • Als u de juiste veerspanning verkrijgt, moet u de aanslagbout (slotbout) afstellen totdat de afstand tussen de kop van de bout en de arm van de spanpoelie ongeveer 2 tot 5 mm is.
door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof (Figuur 104).
2. Verwijder de aftapplug onderaan aan de voorzijde van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in een grote opvangbak lopen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken naar beneden, stel de parkeerremmen in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 3. Plaats de aftapplug terug wanneer er geen hydraulische vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet de plug vast. 2. Vervang de hydraulische filters (Figuur 106). 4.
Onderhoud van de maaimachine moet de motor lopen en het maaidek moet omlaag gebracht zijn in de zweefstand. Opmerking: De zwenkwielen van de 3 maaidekken moeten op de grond blijven bij het afstellen van het tegengewicht en als het tegengewicht wordt gebruikt. Het middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) Opmerking: Hoewel dit niet noodzakelijk is kunt het middelste maaidek rechtop zetten. 1.
de achterkant van het mesvlak 8 tot 11 mm hoger is dan de voorkant. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel het maaidek in op de gewenste maaihoogte. 3. Draai een mes zodat het recht naar voren wijst. 4. Meet met een korte liniaal de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes. 5. Draai de rand van het mes achterwaarts en meet de afstand van de grond tot de rand van het mes. 6.
3. Monteer de inbusbouten en de moeren. g004737 Figuur 112 1. Buis van zwenkwielarm g011561 Figuur 111 1. Zwenkwielarm 2. Opvulstukken 3. Zwenkwielvork 5. Tik de andere lagerbus uit de buis. 6. Reinig de binnenkant van de buizen. Monteren van de bussen Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen Verwijderen van de bussen In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten.
De scharnierkappen van de maaidekken vervangen. De scharnierkappen voorkomen dat er vuil via de scharnierpunten tussen de maaidekken komt. Bij beschadiging of slijtage moet een kap worden vervangen. g004738 Figuur 113 1. Zwenkwielbout 3. Lager 2. Zwenkwielvork 4. Afstandsstuk van lager g011516 Figuur 115 g004739 Figuur 114 1. Zwenkwiel 3. Lager 2. Zwenkwielarm 4. Afstandsstuk van lager 2. Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 113 en Figuur 114). 3.
Onderhoud van maaimessen maaidek en de snijrand van het mes in dezelfde stand als bij stap 2. Opmerking: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 2 en stap 3 mag niet meer dan 3 mm zijn. Als dit meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren (bladz. 79).
Maaimes(sen) controleren en slijpen Als u het maaimes controleert en een onderhoudsbeurt geeft, moet u op twee plaatsen letten: de vleugel en de snijrand. Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert. De vleugel is belangrijk omdat deze het gras rechtop zet zodat het gelijkmatig wordt gemaaid. De vleugel zal tijdens gebruik langzaam slijten.
Belangrijk: Gebruik niet meer dan 3 opvulstukken voor 1 opening. Gebruik minder opvulstukken in naastgelegen openingen indien er meer dan 1 opvulstuk voor 1 opening is gebruikt. Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de antiscalpeercup en de mesbout; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren (bladz. 79). 8.
Onderhoud van de cabine De luchtfilters van de cabine reinigen De cabine reinigen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil.) 1. Voor machines met een cabine Belangrijk: Wees voorzichtig in de buurt van de afdichtingen en verlichting van de cabine (Figuur 120). Als u een hogedrukreiniger gebruikt, hou de spuitstok dan minstens 0,6 m van de machine vandaan.
3. Belangrijk: Als er in een filter een gat, scheur of andere beschadiging zit, moet deze worden vervangen. Installeer de filters en het rooster en zet ze vast met de duimschroeven. Het voorfilter van de cabine reinigen Het voorfilter van de cabine voorkomt dat grotere vuildeeltjes zoals gras en bladeren in de filters van de cabine dringen. 1. Draai de schermafdekking naar beneden. 2. Reinig het filter met water. Opmerking: Gebruik geen hogedrukreiniger.
Stalling 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. Voorbereidingen voor winterstalling 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Tractie-eenheid 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning; zie De bandenspanning controleren (bladz. 24). 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4. Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of olie.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.