Form No. 3327-757 Groundsmaster 120 Groundsmaster Tractie-eenheid Modelnr. 30612TE—Serienr.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES–002. Smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van de rem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van het brandstoffilter . . . . . . . . . . . . Bandenspanning controleren . . . . . . . . . . . . . . . . Het koelsysteem reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Riemen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Riemen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder: De volgende instructies zijn ontleend aan de CEN norm EN 836:1997. Modelnr.: Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen. Serienr.
• Onthoud dat er geen “veilige” hellingen bestaan. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere voorzichtigheid. Om te voorkomen dat de machine kantelt: Voor ingebruikname • Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
• Versleten of beschadigde onderdelen vervangen ten behoeve van een veilig gebruik. • Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleuteltje uit het contact verwijderen • Als de brandstoftank moet worden afgetapt, moet dit buiten plaatsvinden. • voordat u verstoppingen losmaakt of de afvoertunnel ontstopt; • Let op dat bij machines met meer maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 92-6288 93-7276 1. Gevaar voor ontploffing—Draag oogbescherming. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden—Afspoelen met water en eerste hulp verlenen. 93-6668 1. Accu 2. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamhed en uit te voeren. 3.
93-7300 1. Neerlaten 2. Opheffen 93-7281 1. 2. 3. 4. Choke Aan Uit Parkeerrem vrijzetten. 5. 6. 7. 8. Aftakas inschakelen Snel Continu snelheidsregeling Langzaam 93-7306 1. Waarschuwing—Lees de Gebruikershandleiding 2. Handen en voeten kunnen worden gesneden—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 3. Machine kan kantelen—Laat het maaidek neer als u heuvelafwaarts rijdt op hellingen van minder dan 10 graden. 4.
93-7822 1. Waarschuwing—Vul de brandstoftank tot maximaal 25 mm van de bovenrand van de tank; lees de Gebruikershandleiding. 93-7823 1. Motorolie 2. Lees de Gebruikershandleiding 93-8069 1. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden—Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 98-4387 1. Waarschuwing—Draag gehoorbescherming.
Benzine en olie Waarschuwing Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. Aanbevolen benzine Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de opening van een tank of een blik met conditioner.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
Stuurwiel monteren De accu in gebruik nemen 1. Zet de achterwielen recht naar voren. Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1,260 moet u kopen bij een plaatselijke accuhandelaar. 2. Schuif het afstandsstuk en het stuurwiel op de stuuras in een rechte lijn met de montagegaten. Controleer of het logo op de stuurdop naar voren wijst. 1. Als de accu al is gemonteerd, moet u de accu uit de houder halen. 3. Zet het stuurwiel vast aan de stuuras met een rolpen (Fig. 3).
Accu monteren 3. Laat de afdekplaten eraf en bevestig een accu-oplader van 3–4 A op de accuklemmen (Fig. 6). Laad de accu gedurende 4 uur op met 4 A of minder (12 V). Belangrijk Accu vullen met accuzuur en opladen voordat u deze monteert. 1. Monteer de accu op de accusteun met de accupolen gericht naar de benzinetank (Fig. 7). 4 2. Zet de accu vast met de klem, de steunstang en de vleugelmoer (Fig. 7). 2 3 Opmerking: Niet te vast aandraaien. 1 3.
Gebruiksaanwijzing 3. Zet de gashendel op Choke voordat u een koude motor start. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Opmerking: Als de motor warm of heet is, hoeft u de choke mischien niet te gebruiken. Veiligheid staat voorop 4. Draai het contactsleuteltje op Start. Als de motor start, laat u het sleuteltje los, zet u de gashendel langzaam van Choke op Lopen en regelt u het gas om de gewenste snelheid te krijgen.
Bediening van de aftakas De machine stoppen Met de aftakas schakelt u de aandrijving naar de elektrische koppeling aan of uit. Om de machine te stoppen, moet u het tractiepedaal laten opkomen, de aftakasschakelaar op Uit zetten en het contactsleuteltje op Uit draaien. Verwijder het sleuteltje uit het contact. Als u de machine onbeheerd laat, moet u tevens de parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 18. Aftakas inschakelen 1.
Parkeerrem gebruiken De werktuighefhendel gebruiken Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. Met behulp van de hefhendel kunnen u diverse werktuigen opheffen en neerlaten (Fig. 10). Parkeerrem in werking stellen 1. Laat het tractiepedaal opkomen om de machine tot stilstand te brengen. Opmerking: Als u een werktuig hebt opgeheven of neergelaten, bevestigt u de vergrendelingsbeugel en draait u de knop vast. 2.
Het veiligheidssysteem Belangrijk De machine kan worden gestart om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, zonder dat de bestuurder op de stoel zit, als alle bedieningsorganen in een veilige stand staan. Voorzichtig Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.
Schuim- en papierelement verwijderen Riemkap verwijderen en monteren 1. Bestuurdersstoel optillen en riemkap verwijderen. Zie Riemkap verwijderen, blz. 21. U moet de riemkap verwijderen om onderhoudswerkzaamheden onder de bestuurdersstoel en de motorkap uit te voeren. 2. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit. Contactsleuteltje verwijderen. 3. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat vuil in de motor komt en schade veroorzaakt.
Papierelement reinigen Carterinhoud: met filter, 1,9 liter 1. Klop het element voorzichtig tegen een vlak oppervlak om vuil en stof te verwijderen (Fig. 16). Viscositeit: zie onderstaande tabel GEBRUIK UITSLUITEND OLIESOORTEN MET DEZE SAE-VISCOSITEIT 2. Controleer het filter op scheuren, een vettig oppervlak of beschadiging van de rubberen afdichting. Belangrijk Het papierfilter nooit reinigen met perslucht of vloeistoffen zoals oplosmiddelen, benzine of kerosine.
Motorolie verversen Motoroliefilter vervangen 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter afgetapt worden. Onderhoudsinterval/Specificatie Vervang het oliefilter om de 100 bedrijfsuren of om de andere olieverversingsbeurt. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. Schakel vervolgens de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit. Contactsleuteltje verwijderen.
Onderhoud van de bougie Onderhoudsinterval/Specificatie 2 1 Controleer de bougie(s) om de 200 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie(s) en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is. Type: Champion RC 12YC (of equivalent type) Elektrodenafstand: 1 mm M–4286 Figuur 20 Bougie verwijderen 1. Brandstoftank 2.
Bougie(s) monteren Smeerpunten 1. Monteer de bougies en de metalen afdichtring. Controleer of de elektrodenafstand correct is. 1. Smeer de wiellagers (Fig. 22). 2. Draai de bougie(s) vast met een torsie van 17 Nm. 3. Druk de kabel(s) op de bougie(s) (Fig. 20). 4. Druk het kunststof deksel in de toegangsopening in de plaat tussen de motor en de benzinetank. 5. Til de brandstoftank op en bevestig de brandstofleiding. Zet deze vast met een slangklem. 6.
Rem afstellen 4. Smeer de lagerbussen van het tractiepedaal met een paar druppels SAE 10W–30 olie of droge sproeismering. Smeer hiermee ook de stuuras (Fig. 25). Als de aandrijfwielen niet vrij kunnen draaien als de remhendel op Uit staat of de rem niet werkt als de hendel op Aan staat, moet de rem worden afgesteld. 1. Zet de remhendel op Aan. 2. Meet de afstand tussen de bedieningsarm van de schijfrem en de aanslagpen op de opsluitplaat bij de as (Fig. 26). Deze afstand mag niet meer dan 6 mm zijn. 3.
Onderhoud van het brandstoffilter Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval/Specificatie Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben. Controleer de spanning bij het ventiel om de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden (Fig. 28). De bandenspanning kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Riemen afstellen Riemen vervangen Als een riem slipt, moet u de spanpoelies afstellen om de riemspanning te verhogen. Om de tractie- of tussenasriem te vervangen, moet u als volgt te werk gaan en gebruik maken van het riemgeleidingsdiagram (Fig. 30). 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit. Contactsleuteltje verwijderen. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit. Contactsleuteltje verwijderen.
Hefcilinder en veren van tegengewicht afstellen 5. Start de motor en hef de hefarmen (maaieenheid) op totdat de hefcilinder volledig is ingetrokken en het hefmechanisme (maaieenheid) volledig is opgeheven. 1. Bestuurdersstoel optillen en riemkap verwijderen. Zie Riemkap verwijderen, blz. 21. 6. Controleer de afstand tussen de gaffelpen en de onderste haken van de veren (Fig. 29). De afstand mag maximaal 6 mm zijn. 2.
Neutraalstand van transmissie afstellen 1 2 De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, is afstelling vereist. 1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, laat de maaieenheid neer en zet de motor af. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Bestuurdersstoel optillen en riemkap verwijderen. Zie Riemkap verwijderen, blz. 21. 3. Krik de voorkant van de machine omhoog totdat de wielen vrij komen van de grond.
4. De juiste afstand (ontkoppeld) tussen de koppelingsplaten is 0,30–0,45 mm. U moet deze afstand controleren bij alle drie gleuven om ervoor te zorgen dat de koppelingsplaten evenwijdig ten opzichte van elkaar staan. Het hydraulische systeem is ontworpen voor gebruik met SAE10W–30 motorolie of, als vervanging, SAE 10W–40 motorolie. Het reservoir is in de fabriek gevuld met ongeveer 4,75 liter 10W–30 motorolie.
Hydraulische vloeistof verversen De hydraulische olie moet om de 250 bedrijfsuren worden ververst of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. De inhoud van het reservoir is ongeveer 4,75 liter. 1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, laat de maaieenheid neer, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. 3 2. Reinig de omgeving van het hydraulische filter en verwijder het filter uit de onderkant van het filterhuis.
Hydraulisch filter vervangen De stuurinrichting afstellen Het hydraulische filter houdt het hydraulische systeem betrekkelijk goed vrij van verontreinigende stoffen. Het hydraulische filter moet regelmatig een onderhoudsbeurt krijgen. De intervallen zijn: Na de eerste 5 bedrijfsuren en vervolgens om de 250 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Als u het filter vervangt, moet u een origineel Toro-oliefilter monteren. 1.
Hydraulisch schema TRANSMISSION RESERVOIR FILTER VALVE CYLINDER T-0084 GM 1,9 liter (4 PT.
Olie in vooras verversen Zuurpeil controleren Om de 500 bedrijfsuren moet u de olie in de vooras verversen. 1. Bestuurdersstoel optillen en riemkap verwijderen. Zie Riemkap verwijderen, blz. 21. 1. Laat de motor voor het verversen even draaien zodat de olie wordt opgewarmd. Warme olie is vloeibaarder en voert verontreinigingen beter mee. 2. Zet de motor af en maak de doppen open om in de cellen te kijken. Het zuurpeil moet tot aan de onderste deel van de buis komen (Fig. 39).
Accu opladen Onderhoud van de kabelboom Belangrijk Zorg dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,260). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu bij temperaturen beneden 0°C te voorkomen. Om corrosie van de kabelklemmen te voorkomen, moet u een dun laagje Grafo 112X–vet op de binnenkant van alle kabelboomstekkers smeren wanneer de kabelboom wordt vervangen. 1. Bestuurdersstoel optillen en riemkap verwijderen. Zie Riemkap verwijderen, blz. 21.
Elektrisch schema IGNITION SWITCH CIRCUITRY START B+S+I RUN A+B+I X+Y OPEN OFF DIODE MODULE CONNECTOR CLUTCH GREY WHITE BLACK BLACK ENGINE CONNECTOR N O HOUR METER GREEN C TO MAGNETO N C BLACK RELAY BLUE TO REGULATOR PTO SWITCH CIRCUITRY A+B ON OFF C+D BLUE BLUE A BROWN BC PTO SWITCH I X ORANGE D Y A VIOLET TO STARTER S B KEY SWITCH PARKING BRAKE CLOSED WHEN PARKING BRAKE IN OFF POSITION NEUTRAL CLOSED WHEN TRACTION PEDAL IS IN NEUTRAL STARTER SEAT OPEN WHEN OPERATOR IS NOT
Reiniging en stalling 9. Bandenspanning controleren; zie Bandenspanning controleren, blz. 27. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit. Contactsleuteltje verwijderen. 10. Als de machine lange tijd wordt gestald, moet u ofwel de benzine aftappen uit de brandstoftank (stap 11) of een stabilizer/conditioner toevoegen aan de brandstof in een volle tank (stap A). 2.
Storingen, oorzaak en remedie PROBLEEM Startmotor wil niet aanslaan Motor start niet, start moeilijk of blijft niet lopen. lopen Motor levert te weinig g vermogen. g MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Aftakas is ingeschakeld. 1. Aftakas uitschakelen. 2. Tractiepedaal staat niet in neutraalstand. 2. Zet tractiepedaal in neutraalstand. 3. Elektrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 3. Controleer of elektrische aansluitingen goed contact maken. 4. Zekering doorgebrand. 4. Zekering vervangen. 5.
PROBLEEM Motor raakt oververhit. Abnormale trillingen. Machine rijdt niet. MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE 1. Motor overbelast. 1. Verminder de rijsnelheid. 2. Oliepeil in carter te laag. 2. Carter bijvullen met motorolie. 3. Koelribben en luchtkanalen onder ventilatorhuis verstopt. 3. Koelribben en luchtkanalen ontstoppen. 1. Bevestigingsbouten van motor zitten los. 1. Bevestigingsbouten van motor aandraaien. 2. Losse motorpoelie, spanpoelie of mespoelie. 2. Desbetreffende poelie vastzetten. 3.