Form No.
Voorwoord Deze informatie is bedoeld om servicemonteurs te voorzien van de informatie die nodig voor storingsdiagnose (troubleshooting), testen en repareren van de belangrijkste systemen en onderdelen van Groundsmaster 7210 machines met een Yanmar dieselmotor. Voor informatie over bediening, onderhoud en instellingen wordt u verwezen naar de Gebruikershandleidingen. In Hoofdstuk2 (bladz. 2–1) van dit boek is er ruimte om de Gebruikershandleidingen en Onderdelencatalogus van de machine toe te voegen.
g034400 Figuur 1 Groundsmaster 7210 Bladz.
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................2 Hoofdstuk1: Veiligheid ......................................1–1 Veiligheidsinstructies .....................................1–2 Instructies i.v.m. opkrikken ............................1–6 Hoofdstuk2: Archief en onderhoud ....................2–1 Productarchief ...............................................2–2 Onderhoud ....................................................2–2 Equivalenten en omrekening ....................
Hoofdstuk1 Veiligheid Inhoudsopgave Veiligheidsinstructies ........................................1–2 Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding .................................................1–2 Voor gebruik van de machine .........................1–2 Tijdens het gebruik van de machine .......................................................................1–3 Onderhoud en service ...................................1–4 Instructies i.v.m. opkrikken ................................
Veiligheidsinstructies De Groundsmaster 7210 voldoet minstens aan de veiligheidsspecificaties die in de Gebruikershandleidingen genoemd worden. Hoewel risicobeheersing en ongevallenpreventie deels afhankelijk zijn van het ontwerp en de configuratie van de machine, zijn deze factoren ook afhankelijk van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede instructie van het personeel dat is belast met gebruik, transport, onderhoud en opslag van de machine.
Tijdens het gebruik van de machine • Neem plaats op de bestuurdersstoel als u de Belangrijk: Als u het maaidek volledig op de grond laat zakken staat er geen druk meer op het hefsysteem en kan het maaidek niet onverwacht dalen. machine en start en in gebruik neemt. • Als u de machine parkeert (voor korte of lange tijd) laat het maaidek of werktuig dan op de grond zakken. • Als u de machine op een helling parkeert, plaats dan blokken of keggen tegen de wielen.
Onderhoud en service • Voor het uitvoeren van onderhoud of afstellen • • • • • • • • • • van de machine: laat het maaidek (of werktuig) zakken, stel de parkeerrem in werking, schakel • de motor uit, en verwijder het contactsleuteltje uit de contactschakelaar. Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid zodat u veilig met de machine kunt werken.
• U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Maak de accukabels los voordat u onderhoud uitvoert aan de machine. Maak eerst de min-kabel van de accu los en dan de plus-kabel. Als accuspanning nodig is om problemen op te lossen of tests uit te voeren, moet u de accu tijdelijk aansluiten. Sluit eerst de plus-kabel van de accu aan en dan de min-kabel. • Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken.
Instructies i.v.m. opkrikken VOORZICHTIG Als de machine niet met geschikte assteunen wordt ondersteund kan deze bewegen of neerstorten wat tot letsel kan leiden. Voer de onderstaande stappen uit bij het vervangen van hulpstukken, banden of het uitvoeren van ander onderhoud: • Gebruik geschikte blokken, takels en krikken om de machine te hijsen/heffen en te ondersteunen. • Zorg ervoor dat de machine is geparkeerd op een stevig, horizontaal oppervlak zoals een betonnen vloer.
De achterkant van de machine omhoog brengen Belangrijk: Laat de machine niet steunen op de asnaven (remrotors). 1. Zet de 2 voorste zwenkwielen vast met wielkeggen zodat de machine niet in beweging kan komen. 2. Plaats de krik onder het platte deel van de beschermplaat (Figuur 3). 3. Hef de achterwielen van de grond. 4. Plaats geschikte assteunen onder het frame om de achterkant van de machine te ondersteunen. g033385 Figuur 3 1. Beschermplaat 3. Achterwiel 2.
Veiligheid Bladz.
Hoofdstuk2 Archief en onderhoud Inhoudsopgave Productarchief ..................................................2–2 Onderhoud ........................................................2–2 Equivalenten en omrekening .............................2–3 Decimale- en millimetermaten........................2–3 Omrekenen van Amerikaanse naar metrische eenheden ......................................2–4 Torsie specificaties ............................................2–5 Herkennen van bevestigingsmiddelen ..............
Productarchief Voeg de Gebruikershandleidingen en Onderdelencatalogi van de machine in aan het eind van dit hoofdstuk. Als uw machine is voorzien van opties of accessoires voeg dan de Montage-instructies, Gebruikershandleidingen en Onderdelencatalogi van deze opties in aan het eind van dit hoofdstuk. Onderhoud De onderhoudsprocedures en aanbevolen onderhoudsintervallen van uw machine zijn beschreven in de Gebruikershandleidingen. Gebruik deze bij het uitvoeren van routine-onderhoud aan de machine.
Equivalenten en omrekening Decimale- en millimetermaten Fracties 1/64 1/32 3/64 1/16 5/64 3/32 7/64 1/8 9/64 5/32 11/64 3/16 13/64 7/32 15/64 1/4 17/64 9/32 19/64 5/16 21/64 11/32 23/64 3/8 25/64 13/32 27/64 7/16 29/64 15/32 31/64 1/2 Decimalen mm 0,015625 0,397 0,03125 0,794 0,046875 1,191 0,0625 1,588 0,078125 1,984 0,09375 2,381 0,109275 2,778 0,1250 3,175 0,140625 3,572 0,15625 3,969 0,171875 4,366 0,1875 4,762 0,203125 5,159 0,21875 5,556 0,234375 5,953 0,2500 6,350 0
Omrekenen van Amerikaanse naar metrische eenheden Omrekenen van naar Vermenigvuldigen met Mijl Kilometer 1,609 Yard Meter 0,914 Voet Meter 0,305 Voet Centimeter 30,48 Inch Meter 0,025 Inch Centimeter 2,54 Inch Millimeter 25,4 Vierkante mijl Vierkante kilometer 2,59 Vierkante voet Vierkante meter 0,093 Vierkante inch Vierkante centimeter 6,452 Acre Hectare 0,405 Kubieke yard Kubieke meter 0,765 Kubieke voet Kubieke meter 0,028 Kubieke inch Kubieke centimeter 16,39
Torsie specificaties De aanbevolen aandraaimomenten voor bevestigingsmiddelen zijn opgenomen in de onderstaande tabellen. Bij verbindingen die Toro als kritisch beschouwt wordt ofwel het aanbevolen aandraaimoment ofwel het aandraaimoment specifiek voor die toepassing aangegeven in deze Onderhoudshandleiding.
Berekenen van het aandraaimoment bij gebruik van adapters Het gebruik van een adapter (b.v. een kraaiepootsleutel) in een stand anders dan 90º of 270º op het huis van de momentsleutel zal het aandraaimoment dat de momentsleutel veranderen, omdat de effectieve lengte (hefboom) van de momentsleutel verandert. Bij gebruik van een momentsleutel samen met een adapter moet het aanbevolen aandraaimoment vermenigvuldigd worden met de berekende omrekenfactor (Figuur 6) om het juiste aandraaimoment te bepalen.
Standaard aandraaimoment voor stalen bevestigingsmiddelen, droog, verzinkt (inchmaten) Draaddoorsnede Grade 1, 5 en 8 met dunne moeren # 6 - 32 UNC # 6 - 40 UNF # 8 - 32 UNC # 8 - 36 UNF # 10 - 24 UNC in-lb in-lb N∙cm 10 ± 2 13 ± 2 147 ± 23 13 ± 2 25 ± 5 282 ± 56 18 ± 2 # 10 - 32 UNF SAE Grade 1 bouten, schroeven, draadeinden en bouten met voorgemonteerde ring met moeren van normale dikte (SAE J995 Grade 2 of sterkere moeren) 30 ± 5 SAE Grade 5 bouten, schroeven, draadeinden en bouten met vo
Opmerking: Verminder de aandraaimomenten in bovenstaande met 25% voor gesmeerde bevestigingsmiddelen. Gesmeerde bevestigingsmiddelen zijn die waarbij de schroefdraad voorzien is van een smeermiddel, zoals motorolie, of een draad-afdichtingsmiddel zoals Loctite. Archief en onderhoud Bladz.
Standaard aandraaimoment moment voor stalen bevestigingsmiddelen, droog, verzinkt (metrische maten) Klasse 8.8 bouten, schroeven en draadeinden met normale moeren (Klasse 8 of sterkere moeren) Klasse 10.
Andere specificaties van het aandraaimoment Wielbouten en wielmoeren SAE Grade 8 stalen stelschroeven Draaddoorsnede Aanbevolen aandraaimoment Draaddoorsnede Vierkante kop Inbusbout 1/4 - 20 UNC 140 ± 20 in-lb 73 ± 12 in-lb 5/16 - 18 UNC 215 ± 35 in-lb 145 ± 20 in-lb 3/8 - 16 UNC 35 ± 10 ft-lb 18 ± 3 ft-lb 1/2 - 13 UNC 75 ± 15 ft-lb 50 ± 10 ft-lb Aanbevolen aandraaimoment* 7/16 - 20 UNF Grade 5 65 ± 10 ft-lb 88 ± 14 N∙ m 1/2 - 20 UNF Grade 5 80 ± 10 ft-lb 108 ± 14 N∙m M12 X 1,25 Kl
Hoofdstuk3 Dieselmotor Inhoudsopgave Specificaties .....................................................3–2 Algemene inlichtingen .......................................3–3 Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid ..............................................3–3 Yanmar handleidingen voor onderhoud en foutzoeken ....................................................3–3 Engine Electronic Control Unit (ECU) .............3–3 Yanmar-motor ................................................
Specificaties Beschrijving Onderdeel Merk/aanduiding 4-takt, 3-cilinder, common rail watergekoelde dieselmotor met EGR en dieselparticulaatfilter (DPF). Voldoet aan EPA Tier 4 Final. Boring 88 mm Slag 90 mm 1.
Algemene inlichtingen Dit hoofdstuk omvat informatie over de specificaties en reparatie van de Yanmar dieselmotor van de Groundsmaster 7210. Het algemene onderhoud wordt besproken in de Gebruikershandleiding. Gedetailleerde informatie over foutzoeken bij de motor, testen, demontage en montage is opgenomen in de Yanmar Service Manual en de Yanmar Troubleshooting Manual. Verder beschrijft deze handleiding enkele reparatieprocedures voor de motor.
Yanmar-motor De motor van uw Groundsmaster is een Yanmar TNV-serie dieselmotor die voldoet aan de emissievereisten van EPA Tier 4F. De motor is voorzien van een ECU voor het regelen van het common rail brandstofinjectie-systeem met directe injectie, de watergekoelde uitlaatgas-hercirculatie (EGR), elektronische toerentalregeling, diesel-oxidatiekatalysator (DOC) in het uitlaatsysteem, en een dieselparticulaarfilter (DPF) met actieve regeneratie. Het starten van de motor wordt ondersteund met gloeibougies.
• Stationaire regeneratie wordt door de motor-ECU verzocht indien de ondersteunde of reset regeneratie het DPF niet voldoende schoonbranden. Gedurende stationaire regeneratie, stuurt de motor-ECU het toerental, belasting, en lucht/brandstof-mengsel om het roet in het DPF te verbranden. Deze regeneratie is niet gebruikelijk en kan betekenen dat het DPF op korte termijn onderhoud nodig heeft, dat er een probleem is met de motor (b.v. onjuiste motorbrandstof of -olie) of dat een DPF druksensor defect raakt.
Service en reparaties Luchtfilter g034293 Figuur 9 1. Luchtinlaatslang 4. Slotbout (2 stuks) 7. Inlaatslang 2. Flensmoer (4 stuks) 5. Schroef (2 stuks) 8. Slangklem 3. Beugel 6. Slangklem 9. Luchtfiltereenheid Dieselmotor Bladz.
Verwijderen van het luchtfilter Opmerking: Zie de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor de onderhoudsprocedures en -intervallen voor het luchtfilter. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Maak de motorkap los en til deze naar boven. 3. Verwijder de luchtfilteronderdelen zoals in Figuur 9 en Figuur 10. 4.
Uitlaatsysteem g035049 Figuur 11 1. Pakking 13. DPF-pakking (2 stuks) 25. Sensorbuis 37. Aansluitclip (2 stuks) 2. DPF-beugel 14. Bout (16 stuks) 26. Sensorbuis 38. Bout (2 stuks) 3. DPF-beugel 15. DPF-steun 27. Uitlaatslang 4. DPF-beugel 16. DPF-versteviging (5 stuks)28. Slangklem (2 stuks) 39. Bout (3 stuks) 40. Bout (4 stuks) 5. DPF-beugel 17. DPF-versteviging 29. Uitlaatslang 41. Bout (2 stuks) 6. DPF 18. DPF-versteviging 30. Slangklem (2 stuks) 42. Bout (2 stuks) 7.
De motor van uw Groundsmaster 7210 is een Yanmar model 3TNV88C die voldoet aan de emissievereisten van EPA Tier 4F. De motor is voorzien van een uitlaatsysteem met een diesel-oxidatiekatalysator (Diesel Oxidation Catalyst, DOC) en dieselparticulaatfilter (DPF). Deze onderdelen van het uitlaatsysteem moeten op regelmatige tussenpozen worden onderhouden of vervangen, zie de Gebruikershandleiding. Op de aanbevolen tussenpozen moet het DPF worden gereviseerd.
Het uitlaatsysteem monteren Opmerking: Verzeker dat alle afdichtingsoppervlakken van het uitlaatsysteem schoon zijn en geen beschadigingen hebben die de goede afdichting kunnen beïnvloeden. 1. Monteer een nieuwe pakking op het uitlaatspruitstuk (onderdeel 46 in Figuur 11). 2. Plaats het DPF op de motor. Opmerking: Zet alle bevestigingsmiddelen handvast om spanning op de onderdelen van het uitlaatsysteem te voorkomen, draai de bevestigingsmiddelen dan aan in de richting van de uitlaatstroom, d.w.z.
Radiateur g034297 Figuur 13 1. Radiateurbeugel 12. Dop 23. Koelvloeistofslang 34. Afdichtingsrubber (2 stuks) 2. Bout (2 stuks) 13. O-ring 24. Slangklem 35. Bovenste radiateurslang 3. Radiateur 14. Onderlegring (2 stuks) 25. Dop van de overlooptank 36. Afdichtingsrubber (2 stuks) 4. Trillingsdemper (3 stuks) 15. Moer van het schot (2 stuks) 26. Overlooptank 37. Radiateurdop 5. Clip (4 stuks) 27. Wormklem 16. Hydraulische slang (2 stuks) 38. O-ring 6. Slangklem (3 stuks) 17.
Verwijderen van de radiateur 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Maak de motorkap los en til deze naar boven. GEVAAR Als de radiateur of motor heet zijn kan er hete koelvloeistof ontsnappen en brandwonden veroorzaken. Open de radiateurdop niet en tap de radiateur niet af zolang de koelvloeistof heet is. WAARSCHUWING Antivries op basis van ethyleenglycol is giftig.
14. Dek de oliekoeler, radiateur en losgemaakte koelvloeistof- en hydraulische slangen af, of dop ze af, om verontreiniging te voorkomen. 15. Indien nodig: verwijder de oliekoeler van de radiateur (Figuur 14). 16. Controleer de conditie van de rubber trillingsdempers (onderdeel 4 in Figuur 13) en vervang deze indien beschadigd. 17. Controleer de conditie van de afdichtingsrubbers (onderdelen 9 en 36 in Figuur 13) en vervang deze indien beschadigd. Monteren van de radiateur 1.
Brandstofsysteem g034299 Figuur 15 1. Rechter onluchtingsslang 12. Elleboogfitting 2. Linker onluchtingsslang 13. Scharnier 23. Flensmoer (2 stuks) 34. T-fitting (2 stuks) 24. Schuimblok ( 4 stuks) 35. Brandstofretourslang 3. Ontluchtingsslang (2 stuks)14. Afstandsstuk 25. Klem (4 stuks) 36. Brandstof/water-scheider 4. Schroef (6 stuks) 26. Flensmoer (4 stuks) 37. Brandstofretourslang 27. Brandstoftoevoerslang 38. Kabelklem 15. Rubberen ring (2) 5. Gereedschapskistdeksel 16. Ring (2) 6.
GEVAAR Diesel is zeer ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Wees voorzichtig als u met diesel werkt of opslaat. • Rook niet bij het vullen van de brandstoftank. • Vul de brandstoftank niet als de motor loopt, als de motor heet is, of de machine in een afgesloten ruimte staat. • Vul de brandstoftank altijd in de buitenlucht. Ruim gemorste diesel op alvorens de motor te starten.
11. Bij de rechter brandstoftank: verwijder de 5 flenskopschroeven (onderdeel 1 in Figuur 16) waarmee het bedieningspaneel op de rechter brandstoftank is gemonteerd. Beweeg het bedieningspaneel voorzichtig weg van de brandstoftank. 12. Verwijder de 2 schroeven, 2 klemmen en 2 flensmoeren (onderdelen 32, 25 en 26 in Figuur 15) waarmee elke brandstoftank is gemonteerd op het frame van de machine. 13.
Opmerking: Repareer alle brandstoflekken voordat de machine in gebruik wordt genomen. 11. Sluit de motorkap en zet deze vast met de vergrendelingen. 12. Zet de bestuurdersstoel omlaag. Groundsmaster 7210 Bladz.
Motor g186589 Figuur 17 1. Dubbele temperatuurscha- 8. Schroef kelaar 2. Borgmoer (2 stuks) 9. Ring (2 stuks) 15. Vliegwielbehuizing 22. Uitlaatsteun 16. Borgring (16) 23. Flensmoer (2 stuks) 3. Motorvoet (2 stuks) 17. Schroef (3 stuks) 24. Geleidebeugel 10. Schroef (2 stuks) 4. Borgring (8) 11. Flensmoer (4 stuks) 18. Schroef (13 stuks) 25. Bout (8 stuks) 5. Schroef (8 stuks) 12. Motorvoet (2 stuks) 19. Borgring 26. Yanmar-motor 6. Kabelboomlip 13. Schroef (4 stuks) 20.
Verwijderen van de motor 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder de kap; zie Verwijderen van de motorkap (bladz. 6–36). 3. Koppel de accukabels los van de accu. Maak eerst de min-kabel (onderdeel 1 in Figuur 18) los en dan de plus-kabel (onderdeel 2 in Figuur 18); zie Onderhoud van de accu (bladz. 5–54). 4.
Opmerking: Bij het ophijsen van de motor volgens deze procedure blijven de vliegwielbehuizing en transmissie achter in de machine. VOORZICHTIG De motor is bijzonder zwaar. Een takel die niet geschikt is voor het gewicht van de motor zou kunnen falen en mogelijk leiden tot letsel en schade aan de motor. Gebruik een takel die geschikt is voor het gewicht van de motor, ongeveer 188 kg. Belangrijk: Takel de motor niet op aan de ogen op het DPF. 11.
Belangrijk: Verzeker bij het monteren van de motor dat er geen schade wordt toegebracht aan de motor, vliegwielbehuizing, brandstofslangen, hydraulische slangen, kabelboom of andere onderdelen. Verzeker ook dat de transmissie niet verschuift bij het monteren van de motor. 7. Lijn de motor uit met de motorvoeten die op het frame zijn bevestigd met de borgmoer (onderdeel 2 in Figuur 17), ring, en schroef. 8.
14. Monteer de uitlaatbuis op de motor (Figuur 12). 15. Monteer de luchtfilter op het frame van de machine; zie Monteren van het luchtfilter (bladz. 3–7). 16. Monteer de rolbeugel; zie Monteren van de rolbeugel (bladz. 6–30). 17. Zet de bestuurdersstoel omlaag. 18. Sluit de accukabels aan op de accu. Sluit eerst de plus-kabel van de accu aan (onderdeel 2 in Figuur 18) en dan de min-kabel; zie Onderhoud van de accu (bladz. 5–54). 19. Plaats de motorkap; zie Monteren van de motorkap (bladz. 6–37). 20.
Hoofdstuk4 Hydraulische systeem Inhoudsopgave Specificaties .....................................................4–2 Testen van de insteldruk van de Algemene inlichtingen .......................................4–3 tractie-overdrukklep (tester met manometers Hydraulische slangen.....................................4–3 en debietmeter) ............................................
Specificaties Beschrijving Onderdeel Transmissie Kanzaki dubbele zuigerpompen voor de tractie met regelbaar slagvolume en geïntegreerde toevoerpomp aftakaskoppeling met meerdere schijven 18 cm³ 27.
Algemene inlichtingen Hydraulische slangen De hydraulische slangen staan bloot aan veeleisende omstandigheden zoals drukverschillen tijdens bedrijf, blootstelling aan weer, zon, chemicaliën, opslag bij hoge temperatuur, en verkeerde behandeling bij opslag en gebruik. Dit kan leiden tot schade aan de slangen of achteruitgang van de conditie van de slangen. Sommige slangen zijn hier meer gevoelig voor dan andere.
Monteren van hydraulische slangen en leidingen (fittings met O-ring oppervlakafdichting) 1. Zorg dat alle schroefdraden en afdichtingsoppervlakken van de slang/leiding en de fittings vrij zijn van bramen, inkepingen, krassen en vreemd materiaal. 2. Om hydraulische lekken te voorkomen moeten de O-ringen van oppervlakteafdichtingen worden vervangen als een koppeling wordt losgemaakt. Verzeker dat O-ring juist is geplaatst in de groef van de fitting.
Tabel: aandraaimoment van slangen/leidingen Fittingdiameter Slang/leiding draaddoorsnede (inch - omwentelingen per inch) Aandraaimoment 4 9/16—18 25 tot 29 N·m 6 11/16—16 37 tot 44 N·m 8 13/16—16 51 tot 63 N·m 10 1—14 82 tot 100 N·m 12 1–3/16—12 116 tot 142 N·m 16 1–7/16—12 150 tot 184 N·m 20 1–11/16—12 190 tot 233 N∙m Tabel: telmethode Diameter Aantal sleutelvlakken 4 (1/4 inch nominaal slang of buis) 1/2 tot 3/4 6 (3/8 inch) 1/2 tot 3/4 8 (1/2 inch) 1/2 tot 3/4 10 (5/8 inch
5. Als er geen momentsleutel beschikbaar is of de ruimte rond de poort het gebruik van een momentsleutel onmogelijk maakt, gebruik dan de hieronder beschreven telmethode Tabel: telmethode (bladz. 4–6); A. Monteer de fitting in de poort en schroef deze over de hele lengte in totdat de fitting handvast is. B. Als de poort van staal gemaakt is, draai de fitting dan aan met het opgegeven aantal sleutelvlakken.
Monteren van verstelbare fittings 1. Zorg dat alle schroefdraden en afdichtingsoppervlakken van de fitting en de poort vrij zijn van bramen, inkepingen, krassen en vreemd materiaal. 2. Om hydraulische lekken te voorkomen moeten de O-ringen worden vervangen als een koppeling wordt losgemaakt. 3. Smeer de O-ring lichtjes in met schone hydraulische vloeistof. Verzeker dat de schroefdraad van de fitting schoon is en niet voorzien is van smeermiddel. 4. Draai de borgmoer zo ver mogelijk terug.
Tabel: telmethode Diameter Sleutelvlakken 4 (1/4 inch nominaal slang of buis) 1,00 ± 0,25 6 (3/8 inch) 1,50 ± 0,25 8 (1/2 inch) 1,50 ± 0,25 10 (5/8 inch) 1,50 ± 0,25 12 (3/4 inch) 1,50 ± 0,25 16 (1 inch) 1,50 ± 0,25 Hydraulische systeem Bladz.
Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid De Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid bevat informatie over het gebruik, algemeen onderhoud en onderhoudsintervallen van uw machine. Zie de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor aanvullende informatie bij het verrichten van service-werkzaamheden aan de machine. De tractie-eenheid duwen In geval van nood kan de machine over een bijzonder korte afstand worden geduwd. Toro raadt echter aan hiervan geen standaardprocedure te maken. 1.
Defecten aan onderdelen van het tractie-circuit (gesloten systeem) Het tractiesysteem van de Groundsmaster 7210 bestaat uit 2 identieke en onafhankelijke gesloten tractiecircuits. Als er in één van deze tractiecircuits een onderdeel (b.v. wielmotor of zuigerpomp van de transmissie) defect raakt zal er verontreiniging en dergelijke van het beschadigde onderdeel terechtkomen in het gehele tractiecircuit.
Hydraulische schema's Zie het Hydraulisch schema in Appendix A - uitvouwbare tekeningen. Groundsmaster 7210 Bladz.
Hydraulische schema's g186588 Figuur 28 Hydraulische systeem Bladz.
Tractiecircuits Het tractiesysteem van de Groundsmaster bestaat uit een transmissie die direct is gekoppeld aan het vliegwiel van de motor en daardoor wordt aangedreven. De transmissie heeft twee identieke en onafhankelijke gesloten tractiecircuits: één voor de rechterwielmotor en één voor de linkerwielmotor. Elk van de circuits omvat een zuigerpomp met glijschoen en regelbaar slagvolume die de hydraulische stroom naar een wielmotor verzorgt.
achteruit. De vloeistofstroom uit de wielmotor gaat retour naar de transmissie (Poort A of C) en wordt rondgepompt zolang de tractiehendel naar voren wordt geduwd. Als de tractiebelasting toeneemt kan de druk in het tractiecircuit-achteruit toenemen tot de insteldruk van de overdrukklep, 27.600 kPa. Als de druk in het circuit hoger wordt dan de insteldruk van de overdrukklep stroomt er vloeistof door de overdrukklep achteruit naar het lagedruk gedeelte van het gesloten tractiecircuit.
g186586 Figuur 29 Groundsmaster 7210 Bladz.
Hefcircuit (heffen) Een enkelvoudige tandwielpomp is direct aan de transmissie gekoppeld en wordt aangedreven door de motor. Deze tandwielpomp voedt het hydraulische circuit voor het heffen en zakken van het maaidek (of werktuig). Deze pomp zuigt aan uit de hydraulische tank. Als het maaidek of werktuig niet omhoog of omlaag beweegt gaat de stroom van deze tandwielpomp via het verdeelstuk van de hefbesturing direct retour naar de oliekoeler en dan naar de transmissie.
g186585 Figuur 30 Groundsmaster 7210 Bladz.
Hefcircuit (dalen) Een enkelvoudige tandwielpomp is direct aan de transmissie gekoppeld en wordt aangedreven door de motor. Deze tandwielpomp voedt het hydraulische circuit voor het heffen en zakken van het maaidek (of werktuig). Deze pomp zuigt aan uit de hydraulische tank. De werking van het circuit bij het laten dalen van het maaidek of werktuig is vergelijkbaar met die bij het heffen. De hydraulische stroom wordt nu gebruikt om de hefcilinder terug te trekken waardoor het maaidek of werktuig daalt.
g186587 Figuur 31 Groundsmaster 7210 Bladz.
Aftakas-circuit De transmissie van de Groundsmaster 7210 omvat een hydraulische multiplaat-koppeling die wordt gebruikt om de aftakas (PTO) in te schakelen. De hydraulische stroom voor het inschakelen van de aftakaskoppeling wordt geleverd door de transmissie toevoerpomp. Als de aftakasschakelaar is ingeschakeld wordt de magneetklep van de transmissie bekrachtigd zodat de hydraulische stroom de aftakaskoppeling kan bekrachtigen.
Speciaal gereedschap U kunt dit speciale gereedschap bestellen bij uw Toro-distributeur. Sommige gereedschappen zijn ook bij de gereedschapshandel verkrijgbaar. Hydraulische druk testset Toro onderdeelnummer TOR47009 Met deze set kunt u drukken meten voor diagnose. De snelkoppelingen passen direct, en zonder gereedschap, op de overeenkomende koppelingen op de testpoorten van de machine. Met de hogedrukslang is het mogelijk de metingen op enige afstand af te lezen. Omvat de volgende manometers: 6.
Set hydraulische testfittings Toro onderdeelnummer TOR4079 Deze set omvat diverse fittings met op het oppervlak afdichtende O-ringen om de testapparatuur op het systeem aan te sluiten. De set omvat: T-stukken, rechte koppelingen, verloopkoppelingen, pluggen, doppen en mannelijke testfittings. g033394 Figuur 34 Set O-ringen Toro onderdeelnr. 117-2727 Deze set omvat diverse afmetingen O-ringen voor de oppervlakteafdichtingen en poortafdichtingen van de hydraulische aansluitingen.
Hydraulisch filter met een hoge doorstroming Toro onderdeelnummer: TOR6011 Dit filter is geschikt voor een hoge doorstroming (150 l/min) en hoge druk (34.500 kPa). Deze set voorziet in filtratie in beide richtingen. Dit voorkomt dat ongewenst materiaal in het circuit komt, ongeacht de stroomrichting. Als een onderdeel van het gesloten tractiecircuit defect raakt zal verontreiniging afkomstig van het beschadigde onderdeel in het circuit blijven totdat deze wordt verwijderd.
Afstands-startschakelaar Na het spoelen van het hydraulische systeem of vervangen van een hydraulisch onderdeel (b.v. tandwielpomp, zuigerpomp, of wielmotor), moeten de hydraulische pompen ontlucht worden. Bij het ontluchten kunt u een afstands-startschakelaar (Figuur 38) gebruiken. Deze schakelaar is plaatselijk verkrijgbaar.
Problemen oplossen Onderstaande tabel bevat informatie ter ondersteuning bij het oplossen van problemen met hydraulisch systemen. De onjuiste werking van een machine kan meer dan één oorzaak hebben. Zie Het hydraulische systeem testen (bladz. 4–28) voor voorzorgsmaatregelen en specifieke hydraulische testprocedures. Algemene problemen met het hydraulische systeem Probleem Mogelijke oorzaken Er lekt hydraulische vloeistof uit het systeem. • Beschadigde fitting(s), slang(en) of leiding(en).
Problemen met het tractiecircuit Probleem Mogelijke oorzaken De tractie reageert langzaam. • De transmissie omloopklep(pen) is/zijn open of beschadigd. • De rem lopen aan of zitten vast. • De transmissie-terugslagklep, overdrukklep, en/of spoelklep lekt. • De vuldruk is laag. De hydraulische vloeistof is erg koud. • De transmissie of wielmotor(s) is/zijn versleten of beschadigd.
Problemen met het aftakas-circuit Probleem Mogelijke oorzaken De maaimessen van het maaidek draaien niet. • Er is een elektrische storing, zie Hoofdstuk5 Elektrisch systeem (bladz. 5–1). • De koelvloeistoftemperatuur van de motor is hoog. • De magneetklep van de transmissie zit vast. • De transmissie toevoerpomp is beschadigd (het toevoercircuit werkt ook niet goed). • De transmissie drukklep is beschadigd. • Er is een probleem met het maaidek; zie Hoofdstuk7 Maaidek (bladz. 7–1).
Het hydraulische systeem testen Problemen met het hydraulische systeem kunnen het best worden onderzocht door geschikte hydraulische testapparatuur zoals manometers en debietmeters in de circuits op te nemen bij het testen van de werking, zie Speciaal gereedschap (bladz. 4–21). WAARSCHUWING Als het hydraulische systeem wordt geopend zonder dat het eerst drukloos is gemaakt zal er hydraulische vloeistof ontsnappen en mogelijk tot letsel leiden.
7. Monteer de hydraulische fittings met de hand en verzeker ze niet schuin zijn ingedraaid, en zet ze dan vast met een sleutel. 8. Plaats de van de tester zodat bewegende delen van de machine de slangen niet kunnen raken en de tester of slangen beschadigen. 9. Controleer na het aansluiten van de testvoorzieningen het peil van de hydraulische in de hydraulische tank en verzeker dat het vloeistofpeil in orde is. 10.
Testen van de insteldruk van de toevoer-overdrukklep g187016 Figuur 41 Hydraulische systeem Bladz.
Test de insteldruk van de toevoer-overdrukklep als u een probleem met het tractiecircuit hebt vastgesteld. Deze test laat zien of de toevoer-overdrukklep goed werkt. Testprocedure 1. Verzeker dat hydraulische vloeistof de normale werktemperatuur heeft. 2. Verzeker dat tractie-aandrijving goed is afgesteld op de NEUTRAALSTAND . WAARSCHUWING Maak het hydraulische systeem drukloos voordat u er aan werkt of het afkoppelt, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 3.
Testen van het debiet van de transmissie zuigerpomp (tester met manometers en debietmeter) g187022 Figuur 42 Hydraulische systeem Bladz.
Test het debiet van de transmissie zuigerpomp als er een probleem is met het tractiecircuit. Bij deze test wordt gecontroleerd of het debiet van een zuigerpomp van de transmissie voldoende is. Testprocedure 1. Verzeker dat hydraulische vloeistof de normale werktemperatuur heeft. 2. Verzeker dat tractie-aandrijving goed is afgesteld op de NEUTRAALSTAND . WAARSCHUWING Maak het hydraulische systeem drukloos voordat u er aan werkt of het afkoppelt, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 3.
16. Normaal is het debiet van de tractiepomp stroming 50,3 l/min. Bij een lager pompdebiet kan de prestatie van het tractiecircuit verminderen. Als het debiet lager is dan stroming 41,6 l/min of een druk van 6.900 kPa niet bereikt kan worden: A. Mogelijk moet de tractiehendel bijgesteld worden. B. Als het motortoerental sterk terugval terwijl de debiet-regelklep gesloten wordt moet het functioneren van de motor getest worden, zie Hoofdstuk3 Dieselmotor (bladz. 3–1). C.
Testen van de insteldruk van de tractie-overdrukklep (tester met manometers en debietmeter) g187021 Figuur 43 Groundsmaster 7210 Bladz.
Test de insteldruk van de tractie-overdrukklep als u een probleem met het tractiecircuit hebt vastgesteld. Deze test laat zien of de transmissie-overdrukklep goed werkt. Testprocedure 1. Verzeker dat hydraulische vloeistof de normale werktemperatuur heeft. 2. Verzeker dat tractie-aandrijving goed is afgesteld op de NEUTRAALSTAND . WAARSCHUWING Maak het hydraulische systeem drukloos voordat u er aan werkt of het afkoppelt, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 3.
Opmerking: De overdrukkleppen zijn niet instelbaar. 15. Maak het hydraulische systeem drukloos; zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 16. Koppel de tester los van de pompfitting en de hydraulische slang, en sluit de slang aan op de pompfitting. 17. Herhaal de druktest indien nodig voor de andere overdrukkleppen. Groundsmaster 7210 Bladz.
Het testen van het rendement van de wielmotor (tester met manometers en debietmeter) g187023 Figuur 44 Hydraulische systeem Bladz.
Test het rendement van de wielmotor als er een probleem is met het tractiecircuit. Bij deze test wordt bepaald of een wielmotor overmatige interne lekkage en slijtage heeft. Opmerking: Na verloop van tijd kan een wielmotor intern slijten. Bij een versleten motor kan hydraulische vloeistof stromen naar de lekaansluiting en het rendement van de motor verlagen. Na enige tijd kan het vloeistofverlies leiden tot het stoppen van de wielmotor bij hoge belasting.
13. De interne lekkage van de wielmotor wordt aangegeven op de debietmeter van de tester, in l/min. 14. Zet de tractiehendel weer in de NEUTRAALSTAND . Schakel de motor uit en schrijf het testresultaat op. Draai het wiel en voer de test nogmaals uit. Opmerking: De meest nauwkeurige resultaten worden verkregen door de test bij drie posities van het wiel uit te voeren. 15. Het debiet door de wielmotor moet minder dan 5,7 l/min bedragen. Als deze eis niet wordt vervuld, repareer of vervang de wielmotor dan.
FO RW ARD FO RW ARD Testen van de overdrukklep van de aftakas (met een manometer) g187020 Figuur 45 Groundsmaster 7210 Bladz.
Test de overdrukklep van de aftakas als er een probleem is met het in werking stellen van de aftakas. Bij deze test wordt bepaald of de overdrukklep van de aftakas in de transmissie goed werkt. Testprocedure 1. Verzeker dat hydraulische vloeistof de normale werktemperatuur heeft. WAARSCHUWING Maak het hydraulische systeem drukloos voordat u er aan werkt of het afkoppelt, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 2.
Testen van de insteldruk van de werktuig-overdrukklep (met een manometer) g187018 Figuur 46 Groundsmaster 7210 Bladz.
Test de insteldruk van de werktuig-overdrukklep als er een probleem is bij het heffen en zakken van een maaidek of werktuig. Bij deze test wordt bepaald of de overdrukklep van het werktuig goed werkt. Testprocedure 1. Verzeker dat hydraulische vloeistof de normale werktemperatuur heeft. 2. Verzeker dat tractie-aandrijving goed is afgesteld op de NEUTRAALSTAND . WAARSCHUWING Maak het hydraulische systeem drukloos voordat u er aan werkt of het afkoppelt, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz.
Opmerking: De overdrukklep kan ook worden getest met een hydraulische tester (druk en debiet) in serie met de fitting van de tandwielpomp en de losgekoppelde slang. Gebruik de manometers van de hydraulische tester en volg Testen van de insteldruk van de werktuig-overdrukklep (met een manometer) (bladz. 4–43). 13. Maak het hydraulische systeem drukloos; zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 14.
Testen van de tandwielpomp (tester met manometers en debietmeter) g187017 Figuur 49 Hydraulische systeem Bladz.
Test het debiet van de tandwielpomp als er een probleem is bij het heffen en zakken van een maaidek of werktuig. Bij deze test wordt bepaald of het debiet van de tandwielpomp voldoende is. Testprocedure Opmerking: Na verloop van tijd kunnen de tandwielen en slijtplaten van de tandwielpomp slijten. Bij een versleten pomp kan er hydraulische vloeistof omlopen en valt het rendement van de pomp terug. Na verloop van tijd kan dit verlies zo hoog worden dat de hefcilinder te langzaam werkt.
Opmerking: De overdrukklep kan ook worden getest met een hydraulische tester (druk en debiet) in serie met de fitting van de tandwielpomp en de losgekoppelde slang. Gebruik de manometers van de hydraulische tester en volg Testen van de insteldruk van de werktuig-overdrukklep (met een manometer) (bladz. 4–43). 15. Maak het hydraulische systeem drukloos; zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 16.
FO RW ARD FO RW ARD Testen van de hefcilinder op interne lekkage g187019 Figuur 51 Groundsmaster 7210 Bladz.
Test de interne lekkage van de hefcilinder als er een probleem is bij het heffen en zakken van een maaidek of werktuig. Bij deze test wordt bepaald of de hefcilinder is beschadigd. Opmerking: De werking van het heffen/dalen-circuit kan worden beïnvloed door aanlopen van de hefcilinder, extra gewicht op het maaidek of werktuig, en/of aanlopen van onderdelen van het hefsysteem. Elk van deze punten moet worden gecontroleerd voordat u de interne lekkage van de hefcilinder test. Testprocedure 1.
B. Als de beweging na 4 uur meer dan 6,35 mm bedraagt heeft de hefcilinder schade aan de interne afdichting of overmatige interne schade. Vervang of repareer de hefcilinder; zie Hefcilinder (bladz. 4–109) en Onderhoud van de hefcilinder (bladz. 4–111). 9. Na het bepalen van de staat van de hefcilinder gebruikt u krikken om beide kanten van het maaidek of werktuig iets op te heffen, om de hefcilinder te ontlasten. 10. Ondersteun beide zijden van het maaidek of werktuig met assteunen. 11.
Service en reparaties Algemene voorzorgsmaatregelen bij het verwijderen en monteren van onderdelen van het hydraulische systeem Voordat u onderdelen repareert of vervangt 1. Alvorens onderdelen van het hydraulische systeem te verwijderen: plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden (of werktuig) neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
Hydraulische slangen en leidingen controleren WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Spoelen van het hydraulische systeem Belangrijk: Spoel het hydraulische systeem in geval van ernstige schade aan een onderdeel of als het systeem verontreinigd is (b.v. als de vloeistof er melkachtig of zwart uitziet of metaaldeeltjes bevat). Belangrijk: Bij schade aan onderdelen van het tractiecircuit: zie Defecten aan onderdelen van het tractie-circuit (gesloten systeem) (bladz. 4–10) voor informatie over het belang van het verwijderen van verontreiniging uit het tractiecircuit. 1.
Het hydraulische systeem vullen Opmerking: Als een hydraulisch systeem met nieuwe of gereviseerde onderdelen (b.v. wielmotors, tandwielpomp of hefcilinder) voor het eerst wordt opgestart is het bijzonder belangrijk dat het systeem op de juiste manier wordt gevuld. Ontlucht het systeem en de onderdelen om de kans op beschadiging te verkleinen. Belangrijk: Vervang het hydraulische vloeistof filter bij reparatie of vervanging van hydraulische onderdelen. 1.
16. Zet de machine af. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof in de hydraulische tank en voeg vloeistof toe indien nodig, zie de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid. 17. Controleer de hydraulische onderdelen lekken en trek losse verbindingen aan. Hydraulische systeem Bladz.
Hydraulische tank g033412 Figuur 55 1. Hydraulische tank 12. Elleboogfitting 23. R-klem 2. O-ring 13. Slangklem 24. Bout 3. Zeef 14. Hydraulische slang 25. Flensmoer 4. Slangklem 15. Hydraulische slang 26. Hydraulische slang 5. Hydraulische slang 16. Slangklem 27. Rechte fitting 6. Hydraulische slang 17. T-fitting 28. Kabelbinder 7. Pakkingring 18. Hydraulische slang 29. Ontluchting 8. Slangklem 19. O-ring 30. Flenskopschroef (2 stuks) 9. Peilstok 20. Rechte fitting 31.
3. Verwijder de remhendel van de machine zodat de hydraulische tank verwijderd kan worden, zie Parkeerrem (bladz. 6–15). 4. Tap de hydraulische vloeistof af uit de hydraulische tank. 5. Maak de uiteinden van de hydraulische slangen en fittings op de hydraulische tank schoon zodat er geen verontreiniging in het hydraulische systeem kan komen. 6. Etiketteer alle hydraulische slangen en fittings om een goede montage te verzekeren.
Wielmotors g033415 Figuur 56 1. Borgmoer 8. Schijfspie 15. Remklauw (links) 2. Wielmoer (5 stuks) 9. O-ring 16. Flensmoer (4 stuks per kant) 3. Wiel 10. Hydraulische fitting 17. Bout (2 stuks per kant) 4. Wielnaaf 11. O-ring 18. Bout (2 stuks per kant) 5. Wiel-draadeind (5 stuks) 12. Hydraulische fitting 19. Remsteun 6. Inbusbout (4 stuks per motor) 13. Hydraulische slang 7. Wielmotor (links) 14.
Belangrijk: Lees Instructies i.v.m. opkrikken (bladz. 1–6) en volg deze aanwijzingen voordat u de machine opkrikt. 2. Hef de machine met een krik en verwijder het aangedreven wiel, ondersteun de machine met assteunen, zie Verwijderen van het achterwiel (bladz. 6–5). 3. Verwijder de remeenheid van de machine; zie Verwijderen van de parkeerremmen (bladz. 6–10). Belangrijk: Sla nooit met een hamer op de wielnaaf, poelietrekker of wielmotor bij de (de)montage.
6. Volg de etiketten die u bij de demontage heeft aangebracht om de hydraulische slangen aan de fittings van de wielmotor te koppelen, zie Monteren van hydraulische slangen en leidingen (fittings met O-ring oppervlakafdichting) (bladz. 4–4). 7. Verzeker dat de conussen van de wielmotor-as en wielnaaf schoon zijn. 8. Plaats de schijfspie in de sleuf op de as van de wielmotor. 9. Monteer de wielnaaf op de motor as met de borgmoer. 10.
Onderhoud van de wielmotor g033417 Figuur 58 1. Borgmoer 2. Water/stof-afdichting 3. Ventilatorbehuizing 8. Verdeelstuk 15. Aandrijfelement 9. Commutator-ring 16. Slijtplaat 10. Bout (7 stuks) 17. Druklager 4. Steunring 11. Eindkap 18. Schijfspie 5. Asafdichting 12. Commutator 19. Volgring 6. Koppelas 13. Commutator-ring 7. Huisafdichting (5 stuks) 14. Stator Opmerking: De 2 wielmotors van de Groundsmaster 7210 hebben dezelfde basisconstructie.
Transmissie g034385 Figuur 59 1. Transmissie 16. Hydraulische buis 31. O-ring 2. Koppeling 17. O-ring 32. Hydraulische slang 3. O-ring 18. Hydraulische fitting 33. Slangklem 4. Tandwielpomp 19. 90° hydraulische fitting 34. 90° hydraulische fitting 5. Bout (lengte 40 mm) 20. Hydraulische fitting 35. 90° hydraulische fitting 6. Borgring (7) 21. Slangklem 36. Hydraulische slang 7. Bout (lengte 50 mm) (6 stuks) 22. Hydraulische slang 37. Hydraulische slang (2 stuks) 8. Buis 23.
Verwijderen van de transmissie WAARSCHUWING Maak het hydraulische systeem drukloos voordat u er aan werkt of het afkoppelt, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder de bestuurdersstoel en voet van de stoel, zie Verwijderen van de bestuurdersstoel (bladz. 6–32). 3.
g033420 Figuur 61 1. Linkerwielmotor 4. Rechterwielmotor 2. Hydraulische tank 5. Stomp met 8 mm getapt gat 3. Tandwielpomp 6. Transmissie 7. Vliegwielbehuizing Opmerking: Er kunnen twee 8 mm oogbouten in de stompen op de transmissie worden geschroefd zodat de transmissie met een takel, o.i.d. verwijderd kan worden (Figuur 61). VOORZICHTIG Bij het verwijderen van de transmissie van de vliegwielbehuizing moet deze worden ondersteund zodat deze niet kan vallen en letsel kan veroorzaken. 11.
Monteren van de transmissie 1. Verzeker dat de vliegwielkoppeling en vliegwielbehuizing goed op de motor zijn gemonteerd; zie Hoofdstuk3 Dieselmotor (bladz. 3–1). 2. Als de hydraulische fittings van de transmissie verwijderd zijn, smeer dan nieuwe O-ringen en plaats ze op de fittings. Monteer de fittings in de poorten van de transmissie, zie Monteren van hydraulische fittings (rechte SAE draad fitting met O-ring in poort van het onderdeel) (bladz. 4–5).
8. Monteer de transmissie op de vliegwielbehuizing met de 7 bouten en 7 borgringen. Verzeker dat de kortere (40 mm) bout (onderdeel 5 in Figuur 59) op de juiste plaats zit. Draai de bouten vast met 45 N∙m. 9. Monteer de hydraulische tank op de machine, zie Monteren van de hydraulische tank (bladz. 4–58). 10. Aan beide zijden van de machine, bevestig de bedieningsstang van de pomp aan de naaf van de tractiebediening met de bout en borgmoer (Figuur 60).
Onderhoud van de transmissie g033422 Figuur 63 Hydraulische systeem Bladz.
Figuur 63 (cont'd.) 1. Magneetspoel 27. Afdichting (4 stuks) 53. Poortplaat (2 stuks) 2. Magneetklep 28. O-ring (2 stuks) 54. Cilinderblok (2 stuks) 3. Bout (3 stuks) 29. Onderlegring (2 stuks) 55. Poortplaat (2 stuks) 4. Bout (2 stuks) 30. Lager (5 stuks) 56. Slagplaat (2 stuks) 5. Zeskantplug (2 stuks) 31. Lager (2 stuks) 57. Pen (4 stuks) 6. O-ring 32. Deksel zijkant (2 stuks) 58. Pakking 7. Pomphuis 33. Inbusbout (3 stuks per deksel) 59. Pompbehuizing 8. Pen (2 stuks) 34.
Demonteren van de transmissie 1. Maak de transmissie van buiten schoon. 2. Neem de moer, veerring, onderlegring, O-ring, magneetspoel, en O-ring van de steel van de magneetklep. 3. Met het oog op de montage: merk op dat de "I" van "KANZAKI" (geperst in de spoel) het dichtst bij de moer zit - de richting van de spoel heeft invloed op de goede werking. 4. Verwijder de steel van de magneetklep van het huis van de transmissiepomp. 5.
9. Verwijder de plug van de overdrukklep, veer, en klep uit het huis van de transmissiepomp. 10. Neem de O-ring van de plug en gooi deze weg. 11. Verwijder de plug van de toevoer-overdrukklep, veer, en klep uit het huis van de transmissiepomp. 12. Neem de O-ring van de plug en gooi deze weg. g033425 Figuur 66 1. Plug van de overdrukklep 2. Plug van de toevoeroverdrukklep 13. Verwijder de 2 bouten waarmee het deksel van de accumulator is bevestigd aan het huis van de transmissiepomp. 14.
18. Verwijder de 3 korte (45 mm) en 2 lange (95 mm) flenskopschroeven waarmee het pomphuis is bevestigd op het middenhuis, en neem het pomphuis van het middenhuis. g033428 Figuur 69 1. Pomphuis 2. Middenhuis 19. Verwijder de 2 pennen waarmee het pomphuis op zijn plaats wordt gehouden. 20. Verwijder de O-ringen en gooi deze weg. g033429 Figuur 70 1. Pen 2. Pomphuis 21. Schuif de buitenste en binnenste pomprotors van de pompas rechts, en neem de spie uit de spiebaan in de pompas.
22. Verwijder de 8 inbusbouten waarmee het middenhuis is bevestigd aan de behuizing van de transmissiepomp. 23. Verwijder het middenhuis voorzichtig uit de behuizing van de transmissiepomp. 24. Verwijder de 2 pennen uit de boringen in de behuizing van de transmissiepomp. 25. Verwijder de pakking en gooi deze weg. 26. Verwijder de omloopkleppen uit het middenhuis. 27. Verwijder de O-ringen en steunringen uit de omloopkleppen en gooi deze weg.
30. Verwijder de 6 zeskantpluggen uit het middenhuis. 31. Neem de O-ringen van de pluggen en gooi deze weg. 32. Verwijder de spoelklep rechts en links, veren en kleppen uit het middenhuis. Maak een aantekening van de verschillen in de spoelkleppen en hun posities om de juiste hermontage te verzekeren. 33. Neem de O-ringen van de pluggen en gooi deze weg. g033434 Figuur 75 1. Zeskantplug (6 stuks) 3. Spoelklep links 2. Spoelklep rechts 4. Middenhuis 34. Schuif de 2 cilinderblokken van de pompassen.
40. Verwijder de 2 zeskantpluggen en 1 plug met binnenzeskant uit het tandwielhuis. 41. Neem de O-ringen van de pluggen en gooi deze weg. g033437 Figuur 78 1. Zeskantplug 2. Plug met binnenzeskant 42. Verwijder de 15 flenskopschroeven waarmee het tandwielhuis is bevestigd aan de behuizing van de transmissiepomp. 43. Verwijder het tandwielhuis voorzichtig van het pomphuis. 44. Neem de 2 pennen uit de boringen in het tandwielhuis. 45. Verwijder de pakking en gooi deze weg. 46.
47. Verwijder de ingaande as, pompas rechts, en pompas links van het pomphuis van de transmissie. 48. Schuif de buis uit de boring in het pomphuis van de transmissie. 49. Verwijder de 2 O-ringen van de groeven in de buis en gooi deze weg. g033439 Figuur 80 1. Ingaande as 3. Pompas links 2. Pompas rechts 4. Pijp 50. Als het lager van de pompas vervangen moet worden: verwijder de afdichtring van de pompas links en rechts, en gooi deze weg. 51. Verwijder de lagers van de pompas met een lagertrekker. 52.
55. Verwijder de aftakas van de behuizing van de transmissiepomp. g033441 Figuur 82 1. Aftakas 2. Pompbehuizing 56. Verwijder de laatste frictieplaat uit de behuizing van de transmissiepomp. Opmerking: Deze frictieplaat is mogelijk al met de aftakas verwijderd. g033442 Figuur 83 1. Frictieplaat Groundsmaster 7210 Bladz. 4–77 2.
57. Demonteer de aftakas: A. Verwijder het lager van de aftakas met een lagertrekker. Gooi het lager weg. B. Verwijder het afstandsstuk van de aftakas as. C. Schuif het tandwiel en de koppeling van de aftakas. D. Verwijder de spie uit de sleuf in de aftakas. E. Verwijder de 2 afdichtingsringen uit de groeven in de aftakas. Gooi de afdichtingsringen weg. F. Verwijder de B-plaat, C-plaat, 3 A-platen, en 3 frictieplaten van de aftakas. g033443 Figuur 84 1. Lager 4. Tandwiel 2. Aftakas 5. Koppeling 3.
60. Indien nodig: verwijder de 2 lagers van het aftakas-tandwiel en gooi de lagers weg. 61. Verwijder de borgring uit de groef in de boring van het aftakas-tandwiel. g033446 Figuur 87 1. Lager 3. Borgring 2. Aftakas-tandwiel 62. Verwijder de plug met binnenzeskant en zeskantplug van de behuizing van de transmissiepomp. 63. Neem de O-ringen van de pluggen en gooi deze weg. g033447 Figuur 88 1. Plug met binnenzeskant 3. Pompbehuizing 2. Zeskantplug Groundsmaster 7210 Bladz.
64. Verwijder de 3 inbusbouten waarmee het de 2 zijdeksels zijn bevestigd aan de behuizing van de transmissiepomp. 65. Schuif de zijdeksels voorzichtig van de tap-assen en de behuizing. 66. Neem de O-ringen van de zijdeksels en gooi deze weg. 67. Verwijder de borgringen waarmee de oliekeerringen in de 2 zijdeksels zijn gemonteerd. 68. Neem de oliekeerringen van de zijdeksels en gooi deze weg. g033448 Figuur 89 1. Deksel zijkant 4. Borgring 2. O-ring 5. Oliekeerring 3. Pompbehuizing 69.
Monteren van de transmissie Opmerking: Bij het monteren van de transmissie moeten alle onderdelen worden gesmeerd met schone hydraulische vloeistof. 1. Verzeker voor de montage dat alle onderdelen van de transmissie schoon zijn. 2. Breng schone hydraulische vloeistof op de ringen en oppervlak van de slagplaat. Monteer de ring op elke slagplaat en monteer de slagplaten voorzichtig in de behuizing van de transmissiepomp. g033450 Figuur 91 1. Slagplaat (2 stuks) 3. Pompbehuizing 2. Ring 3.
6. Smeer de nieuwe O-ringen en monteer de O-ringen op de plug met binnenzeskant en de zeskantplug. Monteer de pluggen in de behuizing van de transmissiepomp, draai ze aan met 23 tot 26 N∙m. g033452 Figuur 93 1. Plug met binnenzeskant 3. Pompbehuizing 2. Zeskantplug 7. Monteer de borgring in de groef in de boring van het aftakas-tandwiel. Druk beide lagers op het tandwiel van de aftakas totdat deze de eerder geplaatste borgringen raken. g033453 Figuur 94 1. Lager 3. Borgring 2.
8. Schuif de 3 stangen in de gaten in de koppeling. 9. Schuif het aftakas-tandwiel in de koppeling. g033454 Figuur 95 1. Stang (3 stuks) 3. Aftakas-tandwiel 2. Koppeling 10. Monteer de aftakas: A. Druk een nieuw lager op de aftakas zodat het lager gelijkligt met de schouders op de as. B. Plaats afwisselend de 3 A-platen en 3 frictieplaten op de aftakas. C. Plaats de C-plaat en dan de B-plaat op de as. D. Monteer de 2 afdichtingsringen voorzichtig in de groeven van de aftakas. g033455 Figuur 96 1.
12. Breng schone hydraulische vloeistof aan op de frictieplaat en plaats deze in de behuizing van de transmissiepomp. Opmerking: Verzeker dat nokken van de frictieplaten in de groeven van de behuizing vallen. g033457 Figuur 98 1. Frictieplaat 2. Pompbehuizing 13. Monteer de aftakas in de behuizing van de transmissiepomp. Opmerking: Verzeker dat nokken van de frictieplaten in de groeven van de behuizing vallen. g033458 Figuur 99 Hydraulische systeem 1. Aftakas 3. Nokken van de frictieplaat 2.
14. Als de assen zijn gedemonteerd: monteer het tandwiel en de 2 lagers op de ingaande as, pompas rechts en/of pompas links. Opmerking: Verzeker dat lagers geheel tot de schouder van de as zijn gedrukt. 15. Smeer de afdichtringsringen en monteer deze op de pompassen links en rechts. g033459 Figuur 100 1. Pompas rechts 3. Ingaande as 2. Pompas links 4. Afdichtring 16. Monteer de pompas links en rechts in de behuizing van de transmissiepomp, en monteer de ingaande as in de pompbehuizing.
18. Monteer de 2 pennen in de gaten in de behuizing van de transmissiepomp. Lijn de nieuwe pakking uit met de behuizing. 19. Plaats het tandwielhuis voorzichtig op de pompbehuizing en lijn de pennen, buis en aslagers uit. 20. Monteer het tandwielhuis op de pompbehuizing met de 15 flenskopschroeven. Draai de schroeven kruislings en gelijkmatig aan met 23 tot 26 N∙m. 21. Monteer de oliekeerring in de boring van het tandwielhuis. Opmerking: Verzeker de oliekeerring van de ingaande as niet wordt beschadigd. 22.
24. Monteer de oliekeerring in de boring van de pompbehuizing bij de aftakas. Opmerking: Verzeker dat de oliekeerring van de aftakas niet wordt beschadigd. 25. Plaats het afstandsstuk op de oliekeerring en zet deze vast met de borgring. 26. Smeer beide zijden van de poortplaten met schone hydraulische vloeistof. Plaats de poortplaat op elke slagplaat. Opmerking: Verzeker de afkantingen van de poortplaten tegen het oppervlak van de slagplaat aan liggen. g033463 27.
34. Smeer de O-ringen en steunringen van de omloopkleppen. Plaats de ringen op de omloopkleppen en monteer de kleppen op het middenhuis; draai de kleppen aan met 7 tot 9 N∙m. 35. Smeer de afdichtingsringen en monteer ze op de overdrukpatronen vooruit en achteruit. Belangrijk: Er zijn verschillen tussen de overdrukpatronen vooruit en achteruit. Monteer de patronen op de juiste posities aan de hand van de etiketten die u bij de demontage heeft aangebracht. g033466 36.
38. Monteer de 2 pennen in de behuizing van de transmissiepomp. Lijn de nieuwe pakking uit met de behuizing van de pomp. 39. Plaats het middenhuis op de behuizing van de transmissiepomp en verzeker dat poortplaten in de juiste posities staan. 40. Monteer het middenhuis op de behuizing van de transmissiepomp met de 8 inbusbouten. Draai de schroeven kruislings en gelijkmatig aan met 23 tot 26 N∙m. g033468 Figuur 109 1. Middenhuis 3. Pen (2 stuks) 2. Pompbehuizing 41.
42. Monteer de 2 pennen in de boringen van het pomphuis. 43. Breng schoon vet aan op de O-ringen in het pomphuis om ze bij de montage op hun plaats te houden. Plaats de O-ringen in de het pomphuis. g033470 Figuur 111 1. Pen 2. Pomphuis 44. Plaats het pomphuis op het middenhuis en verzeker dat de O-ringen op hun plaats blijven. Monteer de 3 korte en 2 lange flenskopschroeven om het pomphuis op het middenhuis te bevestigen, draai ze kruislings aan met 23 tot 26 N∙m. g033471 Figuur 112 1. Pomphuis 2.
47. Smeer de accumulatoronderdelen met schone hydraulische vloeistof. Monteer de zuiger, veer, en kraag in het pomphuis. Opmerking: Verzeker dat het gat in de kraag naar de buitenkant van het pomphuis wijst. 48. Plaats een nieuwe pakking op het accumulatordeksel en monteer het deksel op het pomphuis met de 2 bouten; draai de bouten aan met 23 tot 26 N∙m. g033473 Figuur 114 1. Accumulatorzuiger 3. Kraaggat 2. Accumulatorkraag 4. Accumulatordeksel 49.
54. Smeer de magneetklep-veer, huls, en schuif met schone hydraulische vloeistof en monteer de magneetklep-veer, huls, en schuif in het pomphuis. Opmerking: Verzeker dat de huls zo is gemonteerd dat de gaten en de schouder in de schuif zich aan de kant van de veer bevinden. 55. Plaats de pen in de schuif. 56. Monteer de steel van de magneetklep in het pomphuis en de steel aan met 21 tot 22 N∙m. 57.
Tandwielpomp g034386 Figuur 118 1. Transmissie 7. Hydraulische slang (uitstroom) 13. Hydraulische slang 2. Koppeling 8. Bout (2 stuks) 14. Hydraulische slang (aanzuiging) 3. O-ring 9. Borgring (2) 15. O-ring 4. O-ring 10. O-ring 16. Hydraulische fitting 5. Hydraulische fitting 11. Hydraulische fitting 17. O-ring 6. O-ring 12. Slangklem 18.
6. Koppel de hydraulische slangen los van de fittings op de hydraulische tank en tandwielpomp (Figuur 119). Laat de slangen leeglopen in een geschikte opvangbak. 7. Plaats schone kappen of pluggen op de slang en fittings om verontreiniging van het systeem te voorkomen. 8. Verwijder de remhendel van de machine zodat de hydraulische tank verwijderd kan worden, zie Demonteren van de parkeerrem (bladz. 6–16). 9.
Onderhoud van de tandwielpomp g033479 Figuur 120 1. Asafdichting 7. O-ring 13. Pen (2 stuks) 2. Drukafdichting voor 8. Overdrukklep van het werktuig 14. Lagerblok achter 3. Steunring voor 9. Inbusbout (4 stuks) 15. Aangedreven tandwiel 4. Aandrijftandwiel 10. Borgring (4) 16. Lagerblok voor 5. Steunring achter 11. Achterplaat 17. Voorplaat 6. Drukafdichting achter 12. Huis 18. Borgring Groundsmaster 7210 Bladz.
Demonteren van de tandwielpomp 1. Plaats schone pluggen in de poorten van de pomp en reinig de pomp van buiten. Na het reinigen: verwijder de pluggen en laat de hydraulische vloeistof uit de pomp lopen. 2. Maak met een viltstift een V over de voorplaat, huis en achterplaats, om de hermontage te vergemakkelijken (Figuur 121). Belangrijk: Als het pomphuis in een bankschroef wordt geklemd kan de pomp beschadigd worden. Klem alleen de montage-flens in een bankschroef. 3.
Inspecteren van de tandwielpomp VOORZICHTIG Draag oogbescherming (b.v. een ruimzichtbril) bij het gebruik van perslucht. 1. Maak alle onderdelen van de pomp schoon met oplosmiddel en droog ze met perslucht. 2. Inspecteer het aandrijvende tandwiel, aangedreven tandwiel, en de lagerblokken op de onderstaande punten. Bij schade moet de pomp worden vervangen. A. De tandwiel-assen mogen geen ruwheid of overmatige slijtage hebben bij de bussen en afdichtingen.
11. Monteer de 2 pennen in het huis. Belangrijk: Zorg dat de O-ringen, drukafdichtingen, en steunringen tijdens de eindmontage op hun plaats blijven. 12. Schuif de achterplaat voorzichtig op het geheel (kijk naar de viltstiftlijnen om de goede positie te verzekeren) en druk de pennen stevig aan met de hand. 13. Plaats een dunne huls of tape op de spiebanen van de pomp-as om beschadiging van de afdichting te voorkomen. 14. Zet de pomp neer met de achterplaat naar achteren. 15.
Hefverdeelstuk g035138 Figuur 123 1. Hefcilinder 6. O-ring 11. Hydraulische slang 2. Hefverdeelstuk 7. Hydraulische slang 12. O-ring 17. Bout (2 stuks) 3. Hydraulische slang 8. O-ring 13. Hydraulische slang 18. Borgring (2) 14. O-ring 19. Klem (2 stuks) 4. O-ring 5. Hydraulische fitting 9. 90° hydraulische fitting 10. O-ring 16. O-ring 15.
3. Etiketteer alle hydraulische slangen en elektrische aansluitingen om een goede montage te verzekeren 4. Koppel de hydraulische slangen los van de fittings op het verdeelstuk en laat ze leeglopen in een geschikt vat. 5. Zet schone kappen of pluggen op de hydraulische slangen en fittings om verontreiniging te voorkomen. 6. Koppel de connectors van de kabelboom los van de magneetspoelen op het verdeelstuk. 7. Ondersteun het verdeelstuk zodat het niet naar beneden kan vallen. 8.
Onderhoud van het hefverdeelstuk g035139 Figuur 124 1. Hefverdeelstuk 5. Magneetspoel 2. Lekvrije plug met O-ring 6. Spoel-tussenstuk 3. Magneetklep (heffen) 7. Moer 4. Magneetklep (dalen) 8. Moer 9. Spreidplug (geen onderhoud mogelijk) 10. Magneetspoel Het hefverdeelstuk op machines met serienummers 313000001 tot en met 314999999 verschilt van dat op machines met een serienummer hoger dan 315000000. Ze zijn beide geïllustreerd in Figuur 124.
Onderhoud van het hefverdeelstuk VOORZICHTIG Voordat u het hydraulische systeem opent: bedien alle hydraulische bedieningsorganen om het systeem drukloos te maken en verwonding door hydraulische vloeistof onder druk te voorkomen, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9).
8. Monteer de patroonklep als volgt op het verdeelstuk: A. Smeer de nieuwe afdichtingsonderdelen met schone hydraulische vloeistof en monteer de onderdelen op klep. B. Monteer de O-ringen, afdichtingsringen en steunringen op de patroonklep om het goede functioneren en de afdichting te verzekeren. C. Plaats de gemonteerde patroon in schone hydraulische vloeistof. Belangrijk: Ga voorzichtig om met de patroonklep. Een geringe verbuiging of vervorming van de steel kan al leiden tot haperen en defecten.
Polar Trac hydraulische regelklep g033626 Figuur 125 1. Smeernippel (2 stuks) 16. 45° hydraulische fitting (2 stuks) 2. Penconstructie 17. O-ring 32. O-ring 3. Lager met flens 18. 45° hydraulische fitting 33. Hydraulische buis 4. Rechterpedaal 19. O-ring 34. Flensmoer (2 stuks) 5. Lager met flens 20. Kabelbinder 35. Haarspeldveer (2 stuks) 6. Linkerpedaal 21. O-ring 36. Bedieningsarm van de klep (2 stuks) 7. Plaatje met wettelijke informatie 8. Plaatje met serienummer 22.
Verwijderen van de Polar Trac hydraulische regelklep WAARSCHUWING Maak het hydraulische systeem drukloos voordat u er aan werkt of het afkoppelt, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
Onderhoud van de Polar Trac hydraulische regelklep g034395 Figuur 127 1. Terugslagklep-pen 23. Arreteerveer 12. O-ring 2. Arreteerplunjer 13. Borgring 24. O-ring 3. Afstandsstuk 14. Ring 25. O-ring 4. Schuif 15. Zittingsplug 26. Steunring 5. Zitting (3 stuks) 16. Schuifveer 27. O-ring 6. Dichte plug 17. Schijf 28. O-ring 7. Zittingsplug (2 stuks) 18. Stekker 29. O-ring 8. Lagerbus 19. Arreteerplug 30. Steunring 9. Terugslagveer 20. Afstrijker 31. Stekker 10.
Demonteren van de Polar Trac hydraulische regelklep 1. Zet pluggen in alle poorten en maak de klep van buiten schoon. Belangrijk: Breng voor de demontage merktekens aan op de schuiven en hun boringen. De schuiven moeten later gemonteerd worden in de boringen waar ze oorspronkelijk in zaten. 2. Verwijder de 2 schuifkappen (onderdeel 10 in Figuur 127) en neem de schuiven uit hun boringen. 3. Verwijder de O-ring (onderdeel 12 in Figuur 127) en lagerbus van elke schuif. 4.
10. Monteer de O-ringen, steunringen, en zittingspluggen (onderdelen 7 en 15 in Figuur 127) in de betreffende boringen voor de plunjers, draai de pluggen aan met 41 tot 47 N∙m. 11. Monteer een nieuwe O-ring, steunring, en dichte plug (onderdeel 6 in Figuur 127) in de boring voor de arreteerplunjer, draai de plug aan met 41 tot 47 N∙m. 12. Smeer de arreteerplunjer (onderdeel 22 in Figuur 127), veer, en schijf met een dikke laag schone hydraulische vloeistof en monteer ze in de boring van het klephuis. 13.
Hefcilinder g033629 Figuur 128 1. Smeernippel 10. O-ring 19. Flenskopschroef 2. Borgring 11. T-fitting 20. Bout (2 stuks) 3. O-ring 12. O-ring 21. Borgring (2) 4. Rechte fitting (2 stuks) 13. O-ring 22. Hefverdeelstuk 5. O-ring 14. Rechte fitting 23. O-ring 6. Hydraulische slang 15. O-ring 24. 90° hydraulische fitting 25. O-ring 7. O-ring 16. Hefcilinder 8. O-ring 17. Borgmoer 9. Hydraulische slang 18.
4. Koppel de hydraulische slangen los van de fittings op de hefcilinder. 5. Plaats schone kappen of pluggen op de slangen om verontreiniging van het systeem te voorkomen. 6. Verwijder de borgring (onderdeel 2 in Figuur 128) waarmee de cilinderbuis is bevestigd aan de pen op het frame. 7. Verwijder de borgmoer, flenskopschroef, en draaipen waarmee de stangkant van de hefcilinder is verbonden met de rechter hefarm (Figuur 129). 8. Verwijder de hefcilinder van de machine. g033630 9.
Onderhoud van de hefcilinder g033631 Figuur 130 1. Smeernippel 6. Kraag 11. O-ring 2. Cilinderbuis 7. As 12. Zuiger 3. Moer 8. Stofafdichting 13. Zuigerafdichting 4. O-ring 9. Stangafdichting 5. Kop 10. Steunring Demonteren van de hefcilinder 1. Duw de cilinderstang langzaam naar binnen om de hydraulische vloeistof in de cilinder in een opvangvat te laten stromen. Zet pluggen in beide poorten en maak de cilinder van buiten schoon.
4. Verwijder de pluggen uit de poorten. Draai en trek voorzichtig aan de stang om deze uit de cilinder te trekken met de kop en de zuiger. Belangrijk: Het klemmen van de stang in de bankschroef kan tot beschadiging leiden. Klem alleen het oog van de stang in de bankschroef. 5. Zet de stang in een bankschroef door deze bij het oog in te klemmen. Verwijder de moer en zuiger van de stang. Schuif de kop van de stang. 6.
Polar Trac hefcilinder g033632 Figuur 131 1. Penconstructie 14. Tussenschotfitting (2 stuks) 27. Flenslager 2. Lager met flens (2 stuks) 15. O-ring 28. Borgring (2 stuks) 3. Smeernippel (4 stuks) 16. Snelkoppelingnippel 29. As 4. Borgmoer (2 stuks) 17. Stofkap 30. Rubber tule (4 stuks) 5. Borgmoer 18. Stofplug 31. Schroef 6. Hefcilinder 19. Snelkoppeling 32. Borgmoer (2 stuks) 7. O-ring (2 stuks) 20. O-ring 33. Flenskopschroef (2 stuks) 8. 90° hydraulische fitting (2 stuks) 21.
Verwijderen van de Polar Trac hefcilinder WAARSCHUWING Maak het hydraulische systeem drukloos voordat u er aan werkt of het afkoppelt, zie Het hydraulische systeem drukloos maken (bladz. 4–9). 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
Onderhoud van de Polar Trac hefcilinder g033633 Figuur 132 1. Kapafdichting 6. O-ring 11. Steunring 2. Cilinderbuis 7. Stang 12. Zuiger 3. Borgmoer 8. Afstrijker 13. Slijtring 4. O-ring 5. Kop Groundsmaster 7210 9. Afdichting 10. Borgring Bladz.
Demonteren van de Polar Trac hefcilinder 1. Duw de cilinderstang langzaam naar binnen om de hydraulische vloeistof in de cilinder in een opvangvat te laten stromen. Zet pluggen in beide poorten en maak de cilinder van buiten schoon. Belangrijk: Als u de hefcilinder in een bankschroef zet, klem deze dan alleen bij de gaffel van de cilinderbuis om schade te voorkomen. 2. Zet de hefcilinder in een bankschroef door deze bij de gaffel van de cilinderbuis te klemmen.
D. Neem de stang uit de bankschroef. Belangrijk: Als u de hydraulische cilinder in een bankschroef zet, klem deze dan alleen bij de gaffel van de cilinderbuis om schade te voorkomen. 4. Zet de hefcilinder in een bankschroef door deze bij de gaffel van de cilinderbuis te klemmen. Belangrijk: Besteed, bij het monteren van de kop op de cilinderbuis, speciale aandacht aan de groef voor de borgring in de cilinderkop en verzeker dat de zuiger- en kopafdichtingen niet in de groef vast komen te zitten. 5.
Oliekoeler Verwijderen van de oliekoeler 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Maak de motorkap los en til deze naar boven. VOORZICHTIG U kunt zich branden aan een hete radiateur en oliekoeler. Laat de motor en het koelsysteem afkoelen voordat u hier, of in de buurt ervan, werkt. 3.
Hoofdstuk5 Elektrisch systeem Inhoudsopgave Weerstand ...................................................5–39 Algemene inlichtingen .......................................5–2 Voorgloei-relais ...........................................5–40 Standard Control Module ...............................5–2 Startrelais en EGR-relais..............................5–41 Standard Control Module - logica-tabel Brandstofpomp.............................................5–42 ..................................................
Algemene inlichtingen De Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid bevat informatie over het gebruik, algemeen onderhoud en onderhoudsintervallen van uw machine. Zie de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor aanvullende informatie bij het verrichten van service-werkzaamheden aan de machine. Standard Control Module De Groundsmaster 7210 is voorzien van een Standard Control Module (SCM) die de elektrische onderdelen die voor het veilige gebruik vereist zijn bewaakt en regelt.
SCM-uitgangen De Start-LED moet oplichten als de contactschakelaar op START staat, met de 2 tractiehendels op de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND , de aftakasschakelaar op UIT en er iemand op de stoel zit of de parkeerrem ingeschakeld is. De Motor-loopt-LED moet oplichten als de contactschakelaar op AAN staat en de signalen van de neutraalstand-, parkeerrem-, aftakas-, stoel- en koelvloeistoftemperatuur-schakelaars aangeven dat de motor veilig kan draaien (m.a.w.
g034737 Figuur 136 Elektrisch systeem Bladz.
Yanmar Engine Electronic Control Unit (ECU) De Yanmar-motor van de Groundsmaster 7210 is voorzien van een elektronische regeleenheid (ECU) voor het regelen van de motor en communiceren met het InfoCenter van de machine. Als u de motor-ECU moet verwijderen, verzeker dan dat het contactsleuteltje minstens 30 seconden op UIT staat en u de sleutel uitneemt voordat u de motor-ECU loskoppelt. Zie Hoofdstuk3 Dieselmotor (bladz. 3–1). g034741 Figuur 137 1. Luchtfilter 2. Elektronische bedieningsmodule (ECU) 3.
Elektrische schema's Zie de elektrische schema's en kabelboomschema's in Appendix A —uitvouwbare tekeningen. Elektrisch systeem Bladz.
Speciaal gereedschap U kunt dit speciale gereedschap bestellen bij uw Toro-distributeur. Sommige gereedschappen zijn ook bij de gereedschapshandel verkrijgbaar. Multimeter Met deze meter kunt u elektrische onderdelen en schakelingen testen door stroom, spanning en weerstand te meten. Opmerking: Gebruik bij het testen van de elektrische schakelingen een digitale multimeter. Bij het meten van spanning voorkomt de hoge interne weerstand van een digitale meter dat er teveel stroom door de meter loopt.
Accuzuur hydrometer Met deze hydrometer kunt u het soortelijk gewicht van het accuzuur meten. Dit onderdeel is plaatselijk verkrijgbaar. g033640 Figuur 140 Elektrisch systeem Bladz.
Diëlektrische gel Met deze gel kunt u de corrosie van blanke aansluitingen voorkomen. Om te verzekeren dat de aansluiting geheel is bedekt brengt u een ruime hoeveelheid gel aan op het onderdeel en de connector van de kabelboom, steekt u de connector op het onderdeel, trekt u de connector weer los, brengt u weer gel op beide oppervlakken aan, en sluit u de connector nogmaals op het onderdeel aan. Voor de goede werking moeten de connectors geheel met de gel gevuld zijn.
InfoCenter display Het InfoCenter display van Groundsmaster is voorzien van een LCD en gemonteerd op het bedieningspaneel. Het InfoCenter voorziet bestuurder van informatie tijdens het gebruik van de machine, ondersteunt foutzoeken van het elektrische systeem door technici, en heeft ingangen voor machine-instellingen. Het InfoCenter wordt van stroom voorzien als het hoofdvoedings-relais is ingeschakeld (contactschakelaar op LOPEN of START ).
Hoofdscherm De twee hoofdschermen van het InfoCenter (Figuur 143 en Figuur 144) verschijnen nadat het startscherm enkele seconden is getoond. Gedurende het normale bedrijf van de machine voorzien de hoofdschermen de bestuurder van informatie over de machine. U schakelt om tussen de twee hoofdschermen met de rechter knop van het InfoCenter. De hoofdschermen tonen de koelvloeistoftemperatuur, accuspanning en motortoerental.
Hoofdmenu Het hoofdmenu wordt vanuit het hoofdscherm of startscherm van het InfoCenter bereikt door het indrukken en loslaten van de knop menu/terug (linker knop) op het display. In het hoofdmenu (Figuur 145) zijn er drie mogelijkheden om de menu-opties te kiezen. Door het indrukken van de knop Ga naar menu-optie (middelste knop) wordt een andere menu-optie gekozen. De keuze wordt dan afgerond door het indrukken van de knop Kies menu-optie (rechter knop).
Instellingen-scherm Het Instellingen-scherm (Figuur 146 geeft de InfoCenter-taal en eenheden (Amerikaans of metrisch) aan. In dit scherm kunt u verder de achtergrondverlichting (helderheid) en het contrast van het InfoCenter display instellen. Als de achtergrondverlichting of contrast gekozen worden kunt u de instellingen wijzigen met de middelste of rechter knop. Beveiligde menu's kunnen geopend worden door de PIN in te voeren zodat de beschermde onderhoudsopties getoond en te wijzigen zijn.
Informatie-scherm Het Informatie-scherm (Figuur 147) toont het modelnummer, serienummer, en software versie van de machine. Het Informatie-scherm geeft ook de status van de CAN-bus aan. Als de PIN is ingevoerd voordat het Informatie-scherm wordt geopend wordt er aanvullende informatie getoond. Om vanuit het Informatie-scherm terug te keren naar het hoofdmenu drukt u op de knop terug. g035033 Figuur 147 1. Informatie 4. Knop terug 2. Kies menu-optie 5. Informatie-opties 3.
Problemen oplossen VOORZICHTIG Verwijder alle sieraden, vooral ringen en horloges, voordat u probeert elektrische problemen op te zoeken of tests uit te voeren. Koppel de accukabels los tenzij de test vereist dat de accuspanning aanwezig is. Om elektrische problemen op te lossen en reparaties uit te voeren moet u een goed begrip hebben van de elektrische schakelingen en onderdelen van de machine. Zie ook het elektrische schema in Appendix A - uitvouwbare tekeningen.
Problemen met het starten Probleem Mogelijke oorzaken Er is geen elektrische voeding, ook niet naar het InfoCenter display. • • • • • De accu is leeg. De accukabels zijn los of gecorrodeerd. De zekering (15 A) van de contactschakelaar is defect. De massa-aansluiting is los of gecorrodeerd. De contactschakelaar of bedrading ervan is defect. Het startmotor-relais klikt maar de startmotor draait niet. • • • • • • De accu is bijna leeg. De accu is leeg. De accukabels zijn los of gecorrodeerd.
De motor draait rond, maar zou dat niet mogen doen, met de aftakasschakelaar AAN (uitgetrokken). • De aftakasschakelaar of bedrading ervan is defect. • De Standard Control Module is defect. De motor start maar slaat af als de contactschakelaar uit START terugspringt. • De bedrading is defect. • De contactschakelaar is defect. Groundsmaster 7210 Bladz.
Algemene problemen met het rijden en transporteren Probleem Mogelijke oorzaken De motor blijft lopen, maar zou dat niet mogen doen, als de contactschakelaar op UIT staat. • • • • De motor stopt tijdens het werken maar kan dan weer starten. • De handrem is in werking gesteld. • De bestuurder staat op uit de bestuurdersstoel (de bestuurdersstoel-schakelaar is niet volledig ingedrukt). • De stoelschakelaar of bedrading ervan is defect. • De contactschakelaar of bedrading ervan is defect.
Problemen met het maaidek Opmerking: Om het maaien in te kunnen schakelen moet de bestuurder in de bestuurdersstoel zitten en de aftakasschakelaar ingeschakeld zijn. Probleem Mogelijke oorzaken Het maaidek blijft lopen maar zou dat niet mogen doen, zonder bestuurder in de bestuurdersstoel. • De stoelschakelaar of bedrading ervan is defect. • Er is een hydraulisch probleem in het maaisysteem, zie Hoofdstuk4 Hydraulische systeem (bladz. 4–1).
Problemen met het heffen/dalen van het maaidek Probleem Mogelijke oorzaken Het maaidek daalt niet. • De bestuurder drukt niet volledig op de bestuurdersstoel-schakelaar. • De stoelschakelaar of bedrading ervan is defect. • Magneetklep S1 van het hefverdeelstuk of bedrading ervan is defect. • Er is een hydraulisch probleem in het in Heffen/dalen systeem, zie de Problemen oplossen (bladz. 4–25). Geen enkel maaidek gaat naar boven. • Magneetklep S1 van het hefverdeelstuk of bedrading ervan is defect.
Korte controle van het elektrische systeem Controle van de accu (test met open circuit) Meet de spanning tussen de accupolen met een multimeter, zie Accucontrole-tabel (bladz. 5–21). Zet de multimeter op gelijkspanning (DC-volt). De temperatuur van de accu moet tussen de 16°C en 38°C zijn. Verzeker dat het contactsleuteltje op UIT staat en alle accessoires uitgeschakeld zijn. Sluit de plus-kabel (+) van de multimeter aan op de pluspool van de accu en de min-kabel (-) op de minpool.
Accuspannings-tabel Ten minste 0,50 V hoger dan de aanvankelijke accuspanning. Aanvankelijke accuspanning = 12,30 V Accuspanning na 3 minuten laden = 12,85 V Verschil = +0,55 V Controle van het gloeisysteem De goede werking het gloeisysteem van een Groundsmaster kan snel worden gecontroleerd. Voer deze controle uit als een dieselmotor moet een gloeisysteem moeilijk start als de motor koud is. Vereist gereedschap: Digitale multimeter en/of ampère-meter met stroomtang.
Controle van de elektrische componenten Voor een goede meting van de weerstand of doorgang moet het onderdeel waaraan gemeten wordt uit de schakeling worden genomen. Voorbeeld: trek de connectors los van de contactschakelaar voordat u de doorgang van de schakelaar meet. Opmerking: Voor het controleren van motoronderdelen wordt u verwezen naar de Yanmar Engine Service Manual.
Contactschakelaar De contactschakelaar (onderdeel 1 in Figuur 148) heeft 3 standen: UIT, AAN/VOORGLOEIEN en START ) (Figuur 149). De aansluitingen van de contactschakelaar zijn getoond in Figuur 150. De Standard Control Module (SCM) controleert de stand van de contactschakelaar. Als de contactschakelaar op AAN staat moet de voeding-LED van de SCM oplichten. Controle van de contactschakelaar 1.
Doorgangstabel Schakelaarstand Normale schakelingen Andere schakelingen UIT Geen Geen AAN/VOORGLOEIEN B+A+I X+Y START B+S+I Geen Groundsmaster 7210 Bladz.
Aftakasschakelaar De aftakasschakelaar bevindt zich op de bedieningspaneel (Figuur 151). Trek de aftakasschakelaar uit om de aftakas (maaidek of werktuig) in te schakelen. De Standard Control Module (SCM) controleert de stand van de aftakasschakelaar (in of uit). Op basis van de ingangen van de aftakasschakelaar en andere schakelaars van het interlock systeem (veiligheidssysteem), stuurt de SCM de magneetklep van de transmissie, en dus de aftakas, aan.
D. Vervang de aftakasschakelaar indien nodig. Groundsmaster 7210 Bladz.
E. Als de aftakasschakelaar goed is maar er nog steeds een probleem is, controleer dan de kabelboom, zie de elektrische schema's en kabelboomschema's in Appendix A —uitvouwbare tekeningen. F. Sluit de kabelboom aan op de aftakasschakelaar. Controleer de werking van de aftakasschakelaar.
Neutraalstand-schakelaars De Groundsmaster 7210 heeft twee identieke neutraalstand-schakelaars. De neutraalstand-schakelaars zijn normaal open en sluiten als de tractiehendels in de VERGRENDELD NEUTRAAL stand worden gezet. De schakelaars bevinden zich onder de linker- en rechterkap onder de bestuurdersstoel (Figuur 153 en Figuur 154). De Standard Control Module (SCM) controleert de stand van de neutraalstand-schakelaars.
F. Vervang de schakelaar indien nodig. G. Als de neutraalstand-schakelaars goed zijn maar er nog steeds een probleem is, controleer dan de kabelboom, zie de elektrische schema's en kabelboomschema's in Appendix A —uitvouwbare tekeningen. H. Sluit de kabelboom aan op de neutraalstand-schakelaar. Controleer de werking van de neutraalstand-schakelaar. g033650 Figuur 155 1. Tractiehendel 2. Neutraalstand-schakelaar Elektrisch systeem Bladz. 5–30 3.
Stoelschakelaar De stoelschakelaar is normaal geopend en sluit als de bestuurder op de stoel zit. Als het tractiesysteem of de aftakasschakelaar zijn ingeschakeld als de bestuurder opstaat uit de stoel schakelt motor uit. De stoelschakelaar en elektrische aansluiting bevinden zich direct onder de stoel (Figuur 156). De Standard Control Module (SCM) controleert de stand van de stoelschakelaar. Als de contactschakelaar op AAN staat en de er iemand op de stoel zit moet de SCM stoel-bezet-LED oplichten.
G. Als de bestuurdersstoel-schakelaar goed is maar er nog steeds een probleem is, controleer dan de machine-kabelboom, zie de elektrische schema's en kabelboomschema's in Appendix A —uitvouwbare tekeningen. H. Na het controleren van de stoelschakelaar sluit u de machine-kabelboom weer aan op de kabelboom van de stoelschakelaar. Klap de stoel naar beneden. Controleer de werking van de stoelschakelaar. Elektrisch systeem Bladz.
Oliedruk-schakelaar De oliedruk-schakelaar bevindt zich op de motor, dicht bij het oliefilter(Figuur 157). De oliedruk-schakelaar is normaal gesloten en opent bij voldoende oliedruk. De oliedruk-schakelaar opent tussen 40 en 60 kPa. De oliedruk-schakelaar is aangesloten op de motor-ECU. Als de schakelaar sluit terwijl de motor loopt (wat een lage oliedruk aangeeft) zal de ECU de motor stoppen.
Parkeerrem-sensor De parkeerrem-sensor is een normaal geopende naderingssensor onder de parkeerrem-as (Figuur 158). De sensor wordt aangestuurd door de lip op de parkeerrem-as. Als de parkeerrem niet in werking is (remvergrendeling niet ingeklikt) bevindt de lip zich bij het gevoelige einde van de sensor, daardoor sluit de sensor. Als de parkeerrem in werking wordt gesteld (remvergrendeling ingeklikt) beweegt de lip zich van de sensor af, daardoor opent de sensor.
D. Zet de contactschakelaar op LOPEN) (start de motor niet) en controleer met een multimeter of de aansluiting van de roze draad op de machine-kabelboom de systeemspanning (12 V) voert. E. Als de zwarte draad met massa verbonden is, de roze draad de systeemspanning voert, en de sensor-LED niet oplicht, vervang de parkeerrem-sensor dan. Stel de sensor na montage in, zie Parkeerrem-sensor (bladz. 5–50). 10.
Spoel van de magneetklep van de aftakas Het hydraulische systeem van de Groundsmaster 7210 heeft een magneetklep aan de voorkant van de transmissie (Figuur 159). Als deze wordt bekrachtigd stroomt er olie om het aftakas-systeem in te schakelen. De Standard Control Module (SCM) stuurt de magneetklep aan op basis van de toestand van verschillende ingangen. De aftakas-LED op de SCM licht op als de magneetklep wordt bekrachtigd.
Kabelboom met smeltdraden De Groundsmaster 7210 heeft 3 smeltdraden ter bescherming van de elektrische schakelingen . Deze smeltdraden bevinden zich in de kabelboom tussen de B+ aansluiting van de startmotor en de kabelboom. Als een van deze smeltdraden doorbrandt wordt de voeding van de beschermde schakeling onderbroken, zie het elektrische schema in Appendix A uitvouwbare tekeningen.
Diodes Groundsmaster 7210 machines hebben meerdere diodes, die allemaal hetzelfde zijn. De maximale stroomsterkte door de diodes is 6 A. De diodes zijn herkenbaar aan de zwarte kleur, diode-symbool en het Toro onderdeelnummer aan het uiteinde van het diodehuis (Figuur 162). Eén van de diodes beveiligt schakelingen tegen piekspanningen die optreden bij het uitschakelen van het startmotor-relais.
Weerstand De weerstand wordt gebruikt in de alle machine kabelbomen van de GM7210 die samenhangen met de contactschakelaar. De weerstand wordt in de buurt van de wisselstroomdynamo aangesloten op de kabelboom, zie de Motor-kabelboomtekening in Appendix A—uitvouwbare tekeningen De weerstand is te herkennen aan de grijze kleur en het weerstand-symbool aan het uiteinde van het huis. Controle van de weerstanden De weerstand kan worden gecontroleerd met een multimeter (in de ohm-stand).
Voorgloei-relais Het voorgloei-relais van de Groundsmaster 7210 heeft 4 aansluitingen en als het bekrachtigd is levert het de elektrische voeding aan de gloeibougies van de motor. Het voorgloei-relais is bevestigd aan de ECU-beugel boven de accu. De ECU bekrachtigt het voorgloei-relais als u de contactschakelaar op AAN/VOORGLOEIEN zet en op START . Controle van het voorgloei-relais g035044 1. Maak de motorkap los en til deze naar boven. 2. Zorg ervoor dat de contactschakelaar op UIT staat.
Startrelais en EGR-relais De Groundsmaster 7210 heeft 2 identieke relais met 5 aansluitingen voor het aansturen van het startrelais en de EGR-klep van de motor. De relais zijn bevestigd op de ECU-beugel boven de accu (Figuur 166). Het startrelais levert stroom aan spoel van de startmotor als het wordt bekrachtigd door de motor-ECU. Het EGR-relais levert stroom aan de EGR-klep als het wordt bekrachtigd door de motor-ECU. g034747 Controle van het startrelais of EGR-relais Figuur 166 1. Startrelais 3.
Brandstofpomp De brandstofpomp is bevestigd aan de rolbeugelbuis bij de linker brandstoftank (Figuur 168). De Motor-loopt-LED van de Standard Control Module licht op als de brandstofpomp wordt bekrachtigd. Controle van de brandstofpomp 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat het maaidek of werktuig zakken, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. Zorg ervoor dat de contactschakelaar op UIT staat. 2. Ontgrendel de bestuurdersstoel en klap deze naar boven om de brandstofpomp te bereiken.
Dubbele temperatuurschakelaar De dubbele temperatuurschakelaar heeft 2 schakelingen, die normaal open zijn, om de temperatuur van de motorkoelvloeistof te bewaken. Dit zijn de schakeling die een waarschuwing geeft bij een te hoge temperatuur en de schakeling die de motor uitschakelt. De dubbele temperatuurschakelaar is gemonteerd op de waterpomp van de motor (Figuur 169). Als de temperatuur van de koelvloeistoftemperatuur ongeveer 105°C, bereikt sluit de waarschuwingsschakelaar.
3. Plaats de schakelaar in vat met olie en een thermometer en verwarm de olie dan langzaam (Figuur 171). VOORZICHTIG De olie is heet en kan letsel of brand veroorzaken. Wees bijzonder voorzichtig bij het werken met hete olie. 4. Controleer de weerstand van de schakelaar met een multimeter (in de ohm-stand) terwijl de olietemperatuur toeneemt. A. De waarschuwings-schakeling is normaal open en sluit bij 101° tot 108°C. B. De uitschakel-schakeling is normaal open en sluit bij 112° tot 119°C. 5.
Zekeringen De zekeringhouder bevindt zich onder het deksel van de controller, naast de bestuurdersstoel. Naast de zekeringen in de zekeringhouder, is er een 25 A zekering in de motor-kabelboom ter bescherming van de voeding van de ECU. Deze zekering bevindt zich bij de ECU (Figuur 173). Plaats en functie Zie Figuur 172 voor de plaats van elke zekering in de zekeringhouder en de waarde ervan.
CAN-bus terminatie-weerstand De systeemcommunicatie tussen de elektrische onderdelen van de Groundsmaster 7210 verloopt via een CAN-bus. De twee speciale, getwiste draden vormen het netwerk van uw machine. Deze draden vormen het pad waarover de data tussen de onderdelen van de machine stroomt. Aan het uiteinde van de "twisted pair bus", bij het InfoCenter display, bevindt zich een 120 ohm CAN-bus terminatie-weerstand. De CAN-bus terminatie-weerstand wordt aangesloten op de platform-kabelboom in de regelarm.
Schakelaar voor heffen/dalen van het maaidek Met de heffen/dalen-schakelaar kunt u het maaidek van uw machine naar boven en beneden bewegen. De schakelaar is bevestigd aan de rechter tractiehendel (Figuur 175). De heffen/dalen-schakelaar is verbonden met de kabelboom die door de rechter tractiehendel loopt en is aangesloten op de hoofd-kabelboom onder het bedieningspaneel.
7. Als de onderkant van de schakelaar (inklikkend) wordt ingedrukt dient er doorgang te zijn tussen de bovenste en middelste schakelaaraansluitingen, en geen doorgang tussen de onderste en middelste schakelaaraansluitingen. 8. Als uit de test blijkt dat de heffen/dalen-schakelaar defect is moet deze vervangen worden. 9. Na afloop van de test koppelt u de connectors van de kabelboom aan de heffen/dalen-schakelaar. Opmerking: Verzeker dat connectors op de schakelaar zijn aangesloten zoals in Figuur 176.
Spoel van de magneetklep van het verdeelstuk van de hefbesturing De hydraulische klep van het hefverdeelstuk bevindt zich aan de rechterkant van de machine, bij het linkerwiel. Als de spoel wordt bekrachtigd schakelt de klep om en regelt de stroom hydraulische vloeistof. De spoelen kunnen doorgemeten worden terwijl ze op de kleppen zitten. Controle van de spoel van de magneetklep van het hefverdeelstuk 1. Zorg ervoor dat de contactschakelaar op UIT staat. 2.
Instellingen Parkeerrem-sensor De parkeerrem-sensor levert een ingangssignaal aan de SCM om te bepalen of de parkeerrem in werking is (of de remvergrendeling is ingeklikt). De parkeerrem-sensor is een normaal open naderingssensor gemonteerd op de beugel onder de remas (Figuur 179). Als de parkeerrem niet in werking is (remvergrendeling niet is ingeklikt) bevindt de lip zich bij het gevoelige einde van de sensor, daardoor sluit de sensor.
Service en reparaties Opmerking: Voor informatie over het repareren van elektrische onderdelen van de motor zie Hoofdstuk3 Dieselmotor (bladz. 3–1). Spoel van de magneetklep van de aftakas U kunt de spoel van de magneetklep op de transmissie vervangen zonder het hydraulische systeem te moeten openen (Figuur 181). Verwijderen van de spoel van de magneetklep van de aftakas 1.
Spoelen van de magneetklep van het hefverdeelstuk U kunt een spoel van een magneetklep van het hefverdeelstuk (Figuur 183) voor het maaidek vervangen zonder het hydraulische systeem te openen. Verwijderen van de spoelen van de magneetklep van het hefverdeelstuk 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek of werktuig zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
Opslag van de accu Als u de machine langer dan 30 dagen stalt: 1. Zorg ervoor dat de contactschakelaar op UIT staat. Verwijder de accu en laad deze volledig op, zie Onderhoud van de accu (bladz. 5–54). 2. U kunt de accu apart opslaan of op de machine plaatsen. 3. Als de accu op de machine is geplaatst, maak de accukabels dan los. 4. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de accu snel ontlaadt. 5.
Onderhoud van de accu De accu vormt het hart van het elektrische systeem. De levensduur van de accu kan verlengd worden door deze regelmatig en op de juiste manier te onderhouden. Dit kan ook defecten van de accu en elektrische onderdelen voorkomen. VOORZICHTIG Accuzuur (elektroliet) is bijtend en kan brandwonden van de huid en ogen veroorzaken en kleding beschadigen. Als u aan een accu werkt moet u bijzonder voorzichtig zijn om spatten of morsen van accuzuur te voorkomen.
Inspectie, onderhoud en controle van de accu 1. Voer het volgende onderhoud en controles uit: A. Controleer de accu op barsten. Vervang de accu als deze barsten heeft of lekt. B. Controleer de accupolen op corrosie. Borstel de corrosie van de polen met een draadborstel. Belangrijk: Verzeker eerst dat de accukappen goed zijn vastgedraaid en dek ze af met tape of iets anders voordat u de accu schoonmaakt. C. Controleer de bovenkant van de accu op tekenen van lekken of vloeistof.
VOORZICHTIG Volg de instructies van de fabrikant bij het gebruik van een accutester. A. Controleer de spanning tussen de accupolen voordat u de accu test. Als de spanning lager is dan 12,4 VDC moet de accu eerst worden opgeladen. B. Als u de accu oplaadt breng dan eerst een belasting van 150 A gedurende 15 seconden aan om de oppervlakte lading te elimineren. Gebruik een accutester volgens de aanwijzingen van de fabrikant. C. Verzeker dat de accupolen geen corrosie hebben. D.
8. Breng na het maken van de aansluitingen beschermspray voor accupolen (Toro onderdeelnummer 107-0392) of een dunne laag vet aan op de polen en kabelklemmen om corrosie te verminderen. Groundsmaster 7210 Bladz.
De accu opladen Volg de onderstaande procedure om de accu langzaam op te laden om schade te minimaliseren en te verzekeren dat de accu volledig wordt geladen. U kunt de procedure uitvoeren met een in de handel verkrijgbare lader die een constante laadstroom levert. Belangrijk: Volg de instructies van de fabrikant bij het gebruik van de acculader. Opmerking: Het meten van het soortelijk gewicht van het accuzuur is de meest nauwkeurige manier om de staat van de accu te meten. 1.
VOORZICHTIG Het opladen van een bevroren accu kan leiden tot een explosie en letsel. Laat de accu opwarmen tot 15,5°C voordat u deze aansluit op een acculader. • Laad de accu op in een omgeving met goede ventilatie zodat de gassen die bij het laden vrijkomen kunnen ontsnappen. • De gassen zijn explosief, houd open vuur en elektrische vonken uit de buurt van de accu. Niet roken. • Het inademen van accugassen kan leiden tot misselijkheid.
Elektrisch systeem Bladz.
Hoofdstuk6 Chassis Inhoudsopgave Specificaties .....................................................6–2 Algemene inlichtingen .......................................6–3 Service en reparaties ........................................6–4 Achterwielen ..................................................6–4 Polar Trac wielen............................................6–6 Parkeerremmen ...........................................6–10 Onderhoud van de parkeerrem ....................6–13 Parkeerrem ..................
Specificaties Beschrijving Onderdeel Bandenspanning, achter 1,24 bar Bandenspanning, zwenkwiel voor 1,72 bar Bandenspanning (machines met Polar Trac) 2,41 bar Aandraaimoment, wielmoer van het achterwiel 102 tot 115 N∙m 88 tot 115 N∙m Aandraaimoment, wielmoer (machines Polar Trac) Aandraaimoment, achterwiel, borgmoer Chassis 407 tot 542 N∙m Bladz.
Algemene inlichtingen De Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid bevat informatie over het gebruik, algemeen onderhoud en onderhoudsintervallen van uw machine. Zie de Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid voor aanvullende informatie bij het verrichten van service-werkzaamheden aan de machine. Groundsmaster 7210 Bladz.
Service en reparaties Achterwielen g033677 Figuur 185 1. Borgmoer 6. Inbusbout (4 stuks) 11. O-ring 2. Wielmoer (5 stuks per wiel) 7. Wielmotor (links) 12. Hydraulische fitting 3. Wiel 8. Schijfspie 13. Hydraulische slang 4. Wielnaaf 5. Wiel-draadeind (5 stuks per wiel) Chassis 14. Hydraulische slang 9. O-ring 10. Hydraulische fitting Bladz. 6–4 15.
Verwijderen van het achterwiel 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek of werktuig zakken, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Opmerking: Als de machine is uitgerust met de Polar Trac-set: zie Polar Trac wielen (bladz. 6–6) voor informatie over het demonteren van het wiel. 2. Maak de 5 wielmoeren waarmee het achterwiel op de wielnaaf is gemonteerd los, maar verwijder ze niet. Belangrijk: Lees Instructies i.v.m. opkrikken (bladz.
Polar Trac wielen g033678 Figuur 186 1. Voorste frame 7. Rupsband 13. Borgmoer 2. Bogie 8. Schijfspie 14. Platte ring 3. Borgmoer 9. Wiel-draadeind (5 stuks per naaf) 15. Zeskantmoer 4. Wielnaaf achter (links) 10. Wielmotor achter (links) 16. Bogie-scharnierbeugel (links) 5. Wiel (6 stuks) 11. Parkeerrem (links) 17. Wiel-draadeind (5 stuks per naaf) 6. Wielmoer (5 stuks per wiel) 12.
Opmerking: Bij het verwijderen van de wielen van een Polar Trac machine: verwijder het middelste wiel eerst om de rupsband speling te geven bij het voor- of achterwiel. 2. Maak de wielmoeren waarmee de wielen op de machine zijn gemonteerd los, maar verwijder ze niet. 3. Plaats 2 assteunen onder de buis van de achterbumper op een hoogte waarop ze de bumper raken of bijna raken. 4. Aan de kant van de machine waar een of meer wielen moeten worden verwijderd (Figuur 187): A.
7. Steek het draadeind van de bogie-scharnierbeugel door het gat in het voorframe en bevestig dit met de onderlegring (onderdeel 14 in Figuur 186) en borgmoer; draai de borgmoer aan tot 102 N∙m. Chassis Bladz.
8. Plaats de afdekplaat op het frame en bevestig deze met de 2 schroeven. 9. Laat de machine geheel neer op de grond en trek alle wielmoeren kruislings aan met 88 tot 115 N∙m. Groundsmaster 7210 Bladz.
Parkeerremmen g033680 Figuur 188 1. Borgmoer 9. O-ring 17. Bout (2 stuks per kant) 2. Wielmoer (5 stuks per wiel) 10. Hydraulische fitting 18. Bout (2 stuks per kant) 3. Wiel 11. O-ring 19. Remsteun 4. Wielnaaf 12. Hydraulische fitting 20. Remstang 5. Wiel-draadeind (5 stuks per wiel) 13. Hydraulische slang 21. Platte ring 6. Inbusbout (4 stuks) 14. Hydraulische slang 22. Borgring 7. Wielmotor (links) 15. Parkeerrem (links) 8. Schijfspie 16.
4. Verwijder de borgring en onderlegring waarmee de remstang is gekoppeld aan de parkeerrem-hendel. Maak de remstang los van de remhendel. 5. Verwijder de 4 bouten en 4 flensmoeren waarmee de remsteun op het frame is bevestigd. 6. Schuif de remsteun (met daaraan de parkeerrem) van de schijf van de wielnaaf en het frame. 7. Verwijder de 2 borgmoeren waarmee de parkeerrem is bevestigd aan de remsteun, en neem de rem van de steun. 8.
7. Stel de remsteun zo in dat de tussenruimte tussen de schijf op de wielnaaf en 2 veren in de parkeerrem 0,8 tot 1,7 mm bedraagt. Trek de 4 bouten en 4 flensmoeren volledig aan als de goede tussenruimte is ingesteld (Figuur 191). 8. Bevestig de remstang aan de parkeerrem-hendel met de onderlegring en borgring. 9. Monteer het wiel op de machine met de 5 wielmoeren. 10. Laat het wiel op de grond zakken en trek de wielmoeren aan met 102 tot 115 N∙m in een kruispatroon. 11.
Onderhoud van de parkeerrem g033684 Figuur 192 1. Hendel 8. Huls (2 stuks) 15. Inbusbout (2 stuks) 2. Huls (2 stuks) 9. Stalen bal (3 stuks) 16. Buitenste stator (remblok) 3. Geharde ring (2 stuks) 10. Veerpen 17. Binnenste stator (remblok) 4. Zeskantbout (2 stuks) 11. Drukveer (2 stuks) 18. Opvulstuk 5. Borgmoer (2 stuks) 12. Huls (2 stuks) 19. Ring 6. Zeskantmoer (2 stuks) 13. Zeskantmoer (2 stuks) 7. Vaste plaat 14.
Demonteren van de parkeerrem 1. Maak de volgende onderdelen los en verwijder ze: 2 bouten (onderdeel 4 in Figuur 192), 2 inbusbouten, en 4 moeren. 2. Schuif de binnenste en buitenste stator van de hulzen en de vaste plaat. 3. Controleer de onderdelen van de parkeerrem. Als één of meer onderdelen teveel schade of slijtage hebben moet de gehele parkeerrem vervangen worden. Monteren van de parkeerrem 1. Plaats de vaste plaat op een vlakke ondergrond. 2.
Parkeerrem g033685 Figuur 193 1. Remhendel 2. Moer (4 stuks) 9. Borgring (2 stuks) 17. Lager (4 stuks) 10. Schroef (4 stuks) 18. Haarspeldveer (6 stuks) 3. Lager met flens (2 stuks) 11. Naderingssensor 19. Gaffelpen (2 stuks) 4. Remstang achter (2 stuks) 12. Zeskantmoer (2 stuks) 20. Remstang-gaffel (2 stuks) 5. Zeskantmoer (10 stuks) 13. Borgring (2) 21. Remstang voor (2 stuks) 6. Scharnierpunt (2 stuks) 14. Beugel van de schakelaar 22. Handgreep van remhendel 7.
Demonteren van de parkeerrem 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek of werktuig zakken, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder de 2 bouten (onderdeel 2 in Figuur 194) waarmee de linkerkap op de machine is bevestigd, en verwijder de linkerkap. 3. Indien nodig: verwijder de remhendel (onderdeel 1 in Figuur 193): A. Aan beide zijden van de machine: verwijder de haarspeldveer en gaffelpen van de remstang-gaffel. B.
2. Na het monteren van het remsysteem moet de parkeerrem in werking gesteld worden en de lengte van de drukveer op de remstang achter gecontroleerd worden. Opmerking: Met aangetrokken rem moet de lengte van de veer 7,4 tot 7,6 cm bedragen. Stel de lengte van de veer in met de zeskantmoeren voor (onderdeel 6 in Figuur 196) op de remstang achter. g033688 3. Controleer de werking van de parkeerrem en sensor van de parkeerrem. 4. Monteer de linkerkap op de machine met de 2 bouten (Figuur 194).
Voorste zwenkwielen g033689 Figuur 197 1. Vloerplaat 8. Plug 15. Afdichting (2 stuks) 2. Draagframe 9. Lagerkom 16. Lagerconus (4 stuks) 3. Bevestigingspen (2 stuks) 10. Borgmoer (3 stuks) 17. Schotelveer (6 stuks) 4. Taptite-schroef (2 stuks) 11. Bout (2 stuks) 18. Borgmoer (2 stuks) 19. Vetkap (2 stuks) 5. Smeernippel (2 stuks) 12. Zwenkwiel (2 stuks) 6. Zwenkwielarm 13. Borgmoer (2 stuks) 7. Schroef (3 stuks) 14. Zwenkwielvork (2 stuks) Chassis Bladz.
Demonteren van de voorste zwenkwielen Opmerking: Het linker zwenkwiel is instelbaar in 2 standen, de ene voor maaidekken van 152/158 cm en de andere voor maaidekken van 183 cm. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. Belangrijk: Lees Instructies i.v.m. opkrikken (bladz. 1–6) en volg deze aanwijzingen voordat u de machine opkrikt. 2. Zet de wielen vast met wielkeggen.
D. Plaats zorgvuldig de lager-afstandsstukken en dan het afstandsstuk van het zwenkwiel in het wiel. 2. Als de lagerkommen van het draagframe verwijderd zijn druk dan nieuwe kommen in het draagframe totdat ze gelijkliggen met de schouder van het frame. 3. Vul de 2 lagerconussen met nieuw vet. Plaats de met vet gevulde lagerconus op de onderste lagerkom van het draagframe. Opmerking: Voorkom beschadiging van de afdichting. 4. Monteer een nieuwe afdichting. Schuif de zwenkwielvork door het draagframe. 5.
Onderhoud van de Polar Trac wielnaaf g033692 Figuur 200 1. Frame 5. Wiel 2. Bogie 6. Wielmoer (5 stuks per wiel) 10. Draaipen 3. Flensmoer 7. Rupsband 11. Borstbout 4. Borstbout 8. Draaipen 9. Scharnierbeugel (links) Demonteren van de Polar Trac wielnaaf Opmerking: Zie de Polar Trac gebruikershandleiding voor aanvullende informatie over het verwijderen van de rupsband en wielen. Groundsmaster 7210 Bladz.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het werktuig neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder indien nodig één of meer wielen om de naaf/naven te bereiken, zie Verwijderen van de Polar Trac wielen (bladz. 6–6). 3. Ondersteun de machine met assteunen. 4. Verwijder de stofkap van de wielnaaf. 5. Verwijder de borgpen en kroonmoer. Schuif de wielnaaf en lagers van de maai-as. 6.
Aftakas g033694 Figuur 202 1. Transmissie 3. Spanbus (2 stuks) 5. Aftakas 2. Bout (4 stuks) 4. Borgmoer (4 stuks) 6. Maaidek-tandwielkast Verwijderen van de aandrijfas van de aftakas Opmerking: Het verwijderen van de aftakas is makkelijker als de machine is opgetakeld. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken tot de laagste stand, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
D. Neem de aftakas uit de machine. Monteren van de aftakas 1. Plaats de aftakas in de machine. Opmerking: Verzeker dat aandrijfas-gaffel en de schuifbuis (onderdeel 6 in Figuur 203) zich bevinden aan de kant van de ingaande as van de maaidek-tandwielkast. 2. Lijn de spiebanen en spanbus-gaten van de aandrijfas-gaffels uit met de transmissie-as en tandwielkast-as. 3. Schuif de eindgaffels van de aftakas op de transmissie-as en tandwielkast-as. 4. Bevestig het eindjukken van de aftakas: A.
Onderhoud van het kruisstuk en lagers van de aftakas 1. Verwijder de aftakas van de machine, zie Verwijderen van de aandrijfas van de aftakas (bladz. 6–23). Belangrijk: Als u een gaffel in de bankschroef zet, klem deze dan voorzichtig bij het massieve deel om schade te voorkomen. Gebruik een bankschroef met zachte bekleding op de bekken. 2. Klem de gaffel voorzichtig in een bankschroef. Verwijder de borgveren waarmee de lagers in de gaffel zijn bevestigd met 2 schroevendraaiers.
Maaidek-hefarmen g033697 Figuur 205 1. Schroef 7. Moer (4 stuks) 13. Schroef (4 stuks) 2. Borgmoer (4 stuks) 8. Lagerhelft (4 stuks) 14. Schroef (3 stuks) 3. Hefas 9. Flensmoer (8 stuks) 15. Smeernippel (2 stuks) 4. Verbinding (2 stuks) 10. Bout (4 stuks) 16. Hefarm 5. Kogelkop (4 stuks) 11. Maaidek-hefketting (4 stuks) 17. Onderlegring (2 stuks) 6. Contramoer (4 stuks) 12. Lagerplaat (2 stuks) 18. Borgring (2 stuks) Chassis Bladz.
Demonteren van de maaidek-hefarmen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak met het maaidek volledig omhoog. Zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Let op de plaats van de maaihoogtepen in de maaihoogtebeugel voor wanneer u deze weer gaat terugplaatsen en verwijder de maaihoogtepen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 206). 3. Schakel de motor in en laat het maaidek volledig neer. Schakel de motor uit en verwijder het contactsleuteltje uit het contact.
Monteren van de maaidek-hefarmen 1. Controleer de lagerbussen met flens in het draagframe op slijtage of schade (Figuur 208). Opmerking: Vervang de lagerbussen indien dit nodig is. 2. Monteer de hefarmonderdelen zoals in Figuur 205 en Figuur 207. A. Indien de kogelkoppen zijn gedemonteerd van de verbinding (onderdeel 4 in Figuur 205), monteer de kogelkoppen dan symmetrisch aan beide uiteinden van de verbinding. Stel de hart-op-hart lengte van de verbinding in op 45,9 tot 46,1 cm.
Rolbeugel g035305 Figuur 210 1. Achterpaneel 6. Scharnierpen (2 stuks) 11. Borgmoer (3 stuks) 2. Vergrendeling (3 stuks) 7. Schroef (2 stuks) 12. Flensmoer (4 stuks) 3. Schroef (4 stuks) 8. Waarschuwingssticker 13. Bovendeel van de rolbeugel 9. Moer (2 stuks) 14. Kruisstuk 4. Klinknagel (4 stuks) 5. Bladveer (2 stuks) Groundsmaster 7210 10. Haarspeldveer (2 stuks) Bladz.
Verwijderen van de rolbeugel 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Zet de bestuurdersstoel omhoog. 3. Verwijder de 2 haarspeldveren (onderdeel 10 in Figuur 210) van de 2 scharnierpennen en trek de scharnierpennen uit de steunplaat van de rolbeugel. 4.
Bestuurdersstoel g035046 Figuur 212 1. Stoel 12. Borgpen 2. Platte onderlegring (2 stuks) 13. Handgreep van remhendel 24. Bout (2 stuks) 3. Teruglopende veiligheidsgordel 14. Gaffelpen 25. Sticker op bovenpaneel 4. Platte onderlegring (2 stuks) 15. Stoelhendel 26. Slotbout 5. Schroef (2 stuks) 16. Torsieveer 27. Kokerdop 6. Slotbout (4 stuks) 17. Flensmoer (8 stuks) 28. R-klem (2 stuks) 7. Stoelsteun 18. Stoelsteun 29. Koker voor de gebruikershandleiding 8. Moer (2 stuks) 19.
Verwijderen van de bestuurdersstoel 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Ontgrendel de bestuurdersstoel en klap deze omhoog. WAARSCHUWING Om letsel te voorkomen moet u niet proberen de stoelschakelaar te bereiken via de openingen in de stoelplaat.
Onderhoud van de bestuurdersstoel g033705 Figuur 214 1. Onderkussen 10. Schokdemper 19. Knop, gewichtsinstelling 2. Rugkussen 11. Ophangveer (2 stuks) 20. Gewichtsindicator 3. Armsteun 12. Ophanging 21. Ring 4. Drager van de rechter armsteun 5. Achterpaneel 13. Veerzadel 22. Knop van rugleuning 14. Lager-as 23. Sticker 6. Drager van de linker armsteun 7. Stoelframe 15. Zeskantmoer 24. Stoelschakelaar 16. Kabel (2 stuks) 25. Stoelregelaar 8. Instelknop lendensteun 17.
Demonteren van de bestuurdersstoel 1. Verwijder de bestuurdersstoel van de machine, zie Verwijderen van de bestuurdersstoel (bladz. 6–32). 2. Verwijder de armleuningen en achterpaneel van de achterkant van de bestuurdersstoel. 3. Haal de sticker voorzichtig van de knop van de rugleuning, en verwijder de moer en knop van het stoelframe (Figuur 215). 4. Verwijder de 6 clips waarmee het rugkussen is bevestigd op het stoelframe, en verwijder het rugkussen. 5.
9. Steek de knop van de gewichtsinstellings-as door de gewichtsindicator, onderlegring, en het gat in het stoelframe. 10. Schroef de knop-as in de stang van de gewichtsinstelling en monteer de moer op de knop-as. 11. Plaats stoelafdekking op het stoelframe en bevestig dit met de 18 clips. 12. Plaats het onderkussen op het stoelframe en bevestig het met de 2 bouten. 13. Plaats het rugkussen op het stoelframe en bevestig het met de 6 clips. 14.
Motorkap g033707 Figuur 216 1. Motorkap 9. Afdichtingsplaat 17. Haarspeldveer (2 stuks) 2. Schroef (2 stuks) 10. Afdichtingsrubber 18. Slotbout (7 stuks) 3. Moer (11 stuks) 11. Motorkapsteun 19. Schuimrubber afdichting (2 stuks) 4. Inlaatrooster 12. Borgmoer (4 stuks) 20. Afdichtingsrubber 5. Kunststofplug (26 stuks) 13. Platte onderlegring (3 stuks) 21. Spoiler 6. Motorkapsticker (2 stuks) 14. Kapsteun 22. Clip (3 stuks) 7. Schroef (4 stuks) 15. Schroef (5 stuks) 8.
5. Verwijder de motorkap van de machine. 6. Indien nodig: verwijder de motorkap-onderdelen (Figuur 216). Monteren van de motorkap 1. Monteer alle motorkap-onderdelen die verwijderd waren (Figuur 216). Opmerking: Als het inlaatrooster van de motorkap gedemonteerd is, verzeker dan dat de motorkapsteun en afdichtingsplaat aan de motorkap bevestigd zijn voordat u het scherm monteert. 2. Monteer het scherm op de motorkap met de 26 pluggen. 3.
Chassis Bladz.
Hoofdstuk7 Maaidek Inhoudsopgave Algemene inlichtingen .......................................7–2 Specificaties...................................................7–2 Gebruikershandleiding van het maaidek .......................................................................7–2 Factoren die invloed hebben op de maaiprestaties ..................................................7–3 Service en reparaties ........................................7–4 Stoptijd van het mes ......................................
Algemene inlichtingen Specificaties Er zijn diverse maaidekken leverbaar voor de Groundsmaster 7210. Zie de Gebruikershandleiding van het maaidek voor specificaties en optionele accessoires voor het maaidek van uw machine. Opmerking: Dit hoofdstuk bevat informatie over het foutzoeken en repareren van de 152, 158 en 183 cm maaidekken. Dit hoofdstuk bevat geen informatie over het 254 cm maaidek.
Factoren die invloed hebben op de maaiprestaties Er zijn diverse mogelijke oorzaken van teleurstellende maaiprestaties, waaronder de staat van de grasmat. De toestand van het gras, zoals overmatig gazonvilt, sponzigheid of het maaien van een te grote lengte van het gras zijn van belang en kunnen niet altijd worden opgelost door het instellen van de machine. U dient er ook rekening mee te houden dat deze factoren kritischer worden des te lager de maaihoogte is.
Service en reparaties WAARSCHUWING U mag de motor niet starten en de aftakasschakelaar niet inschakelen als de aandrijfas van de aftakas niet op het maaidek of werktuig is aangesloten. Als de motor wordt gestart en de aftakas gaat draaien kan dit ernstig lichamelijk letsel en schade aan de machine tot gevolg hebben. Voordat u de aftakas loskoppelt van het maaidek of werktuig moet u zekering F1 (15 A) uit de zekeringhouder verwijderen zodat de aftakaskoppeling niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Stoptijd van het mes De maaimessen van het maaidek moeten volledig stoppen binnen 7 seconden na het uitschakelen van de aftakasschakelaar. Opmerking: Als u de stoptijd van het mes controleert moet het maaidek worden neergelaten op een schoon stuk gras of een hard oppervlak om het rondblazen van stof en ongewenst materiaal te voorkomen. Om de stoptijd van het mes te controleren moet u een tweede persoon, op een veilige afstand van de machine, vragen die messen van het maaidek te observeren.
Spanpoelies g033711 Figuur 218 1. Maaidek 10. Drijfriem 19. Spanpoelie-afstandsstuk (2 stuks) 2. Platte ring 11. Spanpoelie 20. Linker spanpoelie-arm 3. Linker maai-as 12. Spanpoelie 21. Aanslagbout 4. Drijfriem 13. Middelste maai-as 22. Contramoer (2 stuks) 5. Borgveer (2 stuks) 14. Rechter maai-as 23. Verdubbelingsring (3 stuks) 6. Flenslager 15. Inbusbout (2 stuks) 24. Flensmoer (24 stuks) 7. Torsieveer (2 stuks) 16. Borgmoer (2 stuks) 25. Ribbelbout (24 stuks) 8.
Verwijderen van de spanpoelie 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Til de voetsteun op om de bovenkant van het maaidek te bereiken en de laat de voetsteun rusten op de steunstang. 3. Verwijder de maaidekkappen die boven op het maaidek zitten. 4.
Maai-as g033713 Figuur 220 1. Rechter maai-as 6. Drijfriem 2. Drijfriem 7. Linker maai-as 12. Flensmoer (24 stuks) 3. Spanpoelie 8. Maaidek 13. Verdubbelingsring (3 stuks) 4. Ribbelbout (24 stuks) 5. Spanpoelie Maaidek 11. Mesbout (3 stuks) 9. Mes (3 stuks) 10. Antiscalpeercup (3 stuks) Bladz. 7–8 14. Middelste maai-as 15.
g033716 Figuur 221 1. Smeernippel, rechter maai-as 2. Smeernippel, middelste maai-as 3. Smeernippel, linker maai-as Verwijderen van de maai-as 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, hef het maaidek, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. Ondersteun het maaidek zodat dit niet onbedoeld kan dalen. 2. Til de voetsteun op om de bovenkant van het maaidek te bereiken en de laat de voetsteun rusten op de steunstang. 3.
Monteren van de maai-as 1. Plaats de maai-op as het maaidek en maak een aantekening van de positie van de smeernippel (Figuur 221). Monteer de maai-as op het maaidek met de 8 ribbelbouten en 8 flensmoeren. 2. Monteer het maaimes, de antiscalpeercup, en de mesbout (Figuur 220), draai de mesbout aan met 119 tot 146 N∙m. 3. Draai de maaimessen langzaam om te verzekeren dat zie niet in aanraking komen met de onderdelen van het maaidek. 4. Plaats de aandrijfriem op de poelies van het maaidek. 5.
Onderhoud van de maai-as Onderhoud van de maai-as 1. Verwijder de borgmoer van de bovenkant van de maai-as. 2. Verwijder de speciale geharde ring en poelie van de as. 3. Verwijder de maai-as uit de behuizing met een pers. Opmerking: Verzeker dat het afstandsstuk op de maai-as blijft bij het verwijderen van de as. 4. Verwijder de oliekeerringen van de behuizing van de maai-as. 5. Verwijder de lagerconussen, O-ring, binnenste afstandsstuk van het lager, en afstandsstuk uit de behuizing van de maai-as. 6.
1. Als de grote borgveer uit de behuizing van de maai-as verwijderd is, monteer de nieuwe borgveer dan in de groef in de behuizing. Opmerking: Verzeker dat de borgveer goed zit in de groef in de behuizing. 2. Monteer het buitenste afstandsstuk in de bovenkant van de behuizing. Opmerking: Verzeker dat het buitenste afstandsstuk tegen de borgveer aanligt. 3. Druk de lagerkommen met een pers in de onderkant en bovenkant van de behuizing.
6. Schuif het afstandsstuk en het binnenste lager-afstandsstuk in de maai-as-behuizing, monteer dan de bovenste lagerconus en de oliekeerring in de bovenkant van de behuizing. Opmerking: De bovenste afdichting moet gemonteerd zijn zodat de lip naar binnen (beneden) wijst. Monteer de bovenste afdichting dat deze gelijkligt met het oppervlak van de behuizing, of maximaal 2,0 mm daarin verdiept ligt (Figuur 226). 7.
Tandwielkast g033722 Figuur 228 1. Flensmoer (3 stuks) 7. Rubber tule (5 stuks) 2. Onderlegring (3 stuks) 8. Conische klembus 13. Aandrijfpoelie van het maaidek 14. Kap van het rechtermaaidek 3. Linker tandwielkast-beugel 9. Rechter tandwielkast-beugel 15. Kap van het linkermaaidek 4. Bevestiging (3 stuks) 10. Bout (4 stuks) 16. Knop (2 stuks) 5. Slotbout (3 stuks) 11. Borgring (4) 17. Stelschroef (2 stuks) 6. Tandwielkast 12. Schijfspie 18. Kooimoer (2 stuks) Maaidek Bladz.
Verwijderen van de tandwielkast 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat het maaidek (of werktuig) zakken, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Til de voetsteun op om de bovenkant van het maaidek te bereiken. 3. Laat de voetsteun rusten op de steunstang. 4. Verwijder de maaidekkappen die boven g033723 op het maaidek zitten. Figuur 229 5. Neem de aandrijfriem van de poelies 1. Stelschroef - bij montage 2.
4. Breng olie aan op de schroefdraad van de stelschroeven en draai de schroeven in de poelie (Figuur 229). Draai de stelschroeven afwisselend en gelijk aan tot 20 tot 28 N∙m. 5. Vul het binnenzeskant van de stelschroeven en de schroefdraad in de bus met vet zodat er geen verontreiniging in de tussenruimtes kan komen. 6. Plaats de tandwielkast (met gemonteerde aandrijfpoelie) op het maaidek. 7.
Maaidek-trekkoppelingen g033725 Figuur 231 1. Bout (2 stuks) 7. Flensmoer (2 stuks) 13. Bout 2. Trekkoppeling (2 stuks) 8. T-pen (4 stuks) 14. Bout 3. Borgmoer (4 stuks) 9. Gaffel (4 stuks) 15. Bevestigingspen (2 stuks) 4. Lagerbus met flens (4 stuks) 10. Borgpen (4 stuks) 16. 45° smeernippel (2 stuks) 5. Afstandsstuk (2 stuks) 11. Gaffelpen (4 stuks) 17. Torsieveer (2 stuks) 6. Buffer (2 stuks) 12. Flensmoer (8 stuks) 18. Lagerbus (2 stuks) Groundsmaster 7210 Bladz.
Demonteren van de maaidek-trekkoppelingen 1. Verwijder het maaidek van de machine, zie de Gebruikershandleiding van het maaidek. VOORZICHTIG De torsieveren van de trekkoppelingen kunnen de trekkoppelingen laten draaien tijdens het verwijderingsproces wat letsel kan veroorzaken. Wees voorzichtig bij het verwijderen van de trekkoppelingen van het maaidek. 2. Verwijder de gaffel van het maaidek zodat de bevestigingspen (onderdeel 5 in Figuur 232) bereikbaar is. A.
BijlageA Uitvouwtekeningen Inhoudsopgave BijlageA ........................................................... A–1 Aanduidingen elektrisch schema .................. A–2 Hydraulisch schema...................................... A–3 Elektrisch schema - Platform......................... A–4 Elektrisch schema - Motor ............................. A–5 Elektrisch schema - Cabine (pagina 1 van 2)................................................................... A–6 Elektrisch schema - Cabine (pagina 2 van 2)......
Aanduidingen elektrisch schema Opmerking: Verbindingen in kabelbomen zijn in de kabelboomschema's aangegeven met "SP" (splice). Het productienummer van de verbinding is ook aangegeven op de kabelboomschema's (b.v. SP01 is verbinding nr. 1). Draadkleur AWG en metrische equivalenten Schemaaanduiding Metrisch AWG 100 1,0 mm 16 GA 150 1,5 mm 14 GA De onderstaande kleurafkortingen worden gebruikt in de elektrische schema's en kabelboomtekeningen in dit hoofdstuk.
Hydraulisch schema g186843 Modelnr.: , Tekening Rev, Blad Bladz.
Elektrisch schema - Platform g186842 Bladz. A–4 Modelnr.
Elektrisch schema - Motor g186841 Modelnr.: , Tekening Rev, Blad Bladz.
Elektrisch schema - Cabine (pagina 1 van 2) g186839 Bladz. A–6 Modelnr.
Elektrisch schema - Cabine (pagina 2 van 2) g186840 Modelnr.: , Tekening Rev, Blad Bladz.
Kabelboomtekening - Platform (1 van 2) g186849 Bladz. A–8 Modelnr.
Kabelboomtekening - Platform (2 van 2) g186846 Modelnr.: , Tekening Rev, Blad Bladz.
Kabelboomtekening - Motor (1 van 2) g186848 Bladz. A–10 Modelnr.
Kabelboomtekening - Motor (2 van 2) g186845 Modelnr.: , Tekening Rev, Blad Bladz.
Kabelboomtekening - Cabine voeding g186851 Bladz. A–12 Modelnr.
Kabelboomtekening - Cabine headliner g186847 Modelnr.: , Tekening Rev, Blad Bladz.
Kabelboomschema - Cabine headliner g186844 Bladz. A–14 Modelnr.
Kabelboomtekening - Cabine voedings-set g186852 Modelnr.: , Tekening Rev, Blad Bladz.
Kabelboomtekening - Hulpvoeding model 30382 g186850 Bladz. A–16 Modelnr.
Kabelboomtekening - Lichtset model 30374 g186853 Modelnr.: , Tekening Rev, Blad Bladz.
