Form No. 3359-388 Rev A Groundsmaster® 328-D Tractie-eenheden met twee- en vierwielaandrijving Modelnr.: 30626—Serienr.: 280000201 en hoger Modelnr.: 30627—Serienr.: 280000201 en hoger Modelnr.: 30630—Serienr.: 280000201 en hoger Modelnr.: 30631—Serienr.: 280000201 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Achterbumper monteren (uitsluitend modellen 30627 en 30631) .............................. 15 4 Voor- en achterwielen monteren....................... 16 5 Accu uit het chassis verwijderen ....................... 16 6 De stoel monteren ........................................... 17 7 De veiligheidsgordel monteren......................... 18 8 Rolbeugel monteren......................................... 19 9 Tractie-eenheid van pallet af duwen .................. 19 10 Accu in gebruik nemen en opladen .......
Veiligheid • Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen. Modellen 30630 en 30631 voldoen minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie toen de gewichten werden gemonteerd volgens de tabel in het hoofdstuk Montage. • Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor aanzet. Nooit de dop van de brandstoftank verwijderen of brandstof bijvullen als de motor loopt of heet is. • Houd handen en voeten uit de buurt van draaiende onderdelen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening. • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid. Om te voorkomen dat de machine kantelt: – Probeer de motor niet te starten als er brandstof is gemorst.
• • • • • • • – voordat u de maaihoogte instelt, tenzij die vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld. – voordat u verstoppingen verwijdert; – voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of werkzaamheden daaraan gaat verrichten; – als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens deze weer te gebruiken. Houd uw handen en voeten uit de buurt van het maaidek.
• Zorg ervoor dat u weet hoe u de motor snel kunt afzetten. • Draag geen tennisschoenen of gymschoenen als u de machine gebruikt. • Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen. • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op. • Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren.
bij identieke machines volgens EN 836 en ISO 11201 procedures. metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in EN 836 en EN 1033. Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van 0,5 m/s2 op het gehele lichaam gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in EN 836 en EN 1032.
27-7290 (modellen 30630 & 30631) 72-3700 (modellen 30626 & 30627) 27-7310 (modellen 30626 & 30627) 77-3100 (modellen 30626 & 30627) 1. De ventilatorbladen kunnen letsel veroorzaken—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 55-4300 (modellen 30626 & 30627) 67-1710 (modellen 30626 & 30627) 82-8930 (modellen 30626 & 30627) 1. Parkeerrem—Lees de Gebruikershandleidingvoor verdere instructies.
93-7272 (modellen 30630 & 30631) 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd;ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 82-8940 1. Vergrendeld 2. Stuurverstelling 3. Ontgrendeld 93-7275 (modellen 30630 & 30631) 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Geen hulpstartknoppen gebruiken 83-9150 (modellen 30626 & 30627) 93-7822 (modellen 30630 & 30631) 1. Voorzichtig—Vul de benzinetank tot 25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Lees de Gebruikershandleiding voor verdere instructies.
105-0056 1. Snel 2. Langzaam 3. Motor – Afzetten 4. Motor – Lopen 5. Motor – Starten 6. Motortemperatuur 93-7831 1. Parkeerrem—Lees de Gebruikershandleidingvoor verdere instructies. 105-2531 (modellen 30626 & 30627) 93-7836 1. Om de tractie-eenheid vooruit of achteruit te laten rijden, moet u het tractiepedaal intrappen.
106-6754 (modellen 30630 & 30631) 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 106-8120 (modellen 30626 & 30627) 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Handen en voeten kunnen worden gesneden—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 105-7823 (modellen 30630 & 30631) 1.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Schroef, M 10 x 30 mm Ring 4 4 Stuurcilinder monteren. Spoorstang 1 De spoorstang monteren.
1 2 Stuurcilinder monteren (uitsluitend modellen 30627 en 30631) De spoorstang monteren (uitsluitend modellen 30627 en 30631) Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 4 Schroef, M 10 x 30 mm 4 Ring 1 Spoorstang Procedure Procedure 1. Verwijder de borgpennen en de kroonmoeren van de uiteinden van de kogelverbinding van de spoorstang. Steek de uiteinde van de kogelverbinding in het achterste gat van de stuurstangarm van de as.
3 4 Achterbumper monteren (uitsluitend modellen 30627 en 30631) Voor- en achterwielen monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Bumper 1 Tapbout, 1/4 x 1/2 inch 1 Flensmoer 1/4 inch 2 Achterwiel 2 Voorwiel Procedure 1. Verwijder de bevestigingen, waarmee de wielen vastzitten aan de verpakking, en gooi ze weg. Procedure 2. Verwijder de wielmoeren van de bouten op de assen. 1.
2. Monteer de draaibeugel van de stoel aan het frame met 2 flensschroeven die worden geleverd bij de stoel (Figuur 8). Figuur 6 1. Vleugelmoeren 2. Bevestigingsband 3. Pluspool 4. Minpool 1 G005684 Figuur 8 6 1. Draaibeugel van stoel 3. Monteer de stoel en de stoelsteun aan de draaibeugel van de stoel met een taatsas een rolpen (Figuur 9). De stoel monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Koker voor de Gebruikershandleiding (wordt geleverd in de gereedschapsbak) 2 R-klem Stoel, modelnr.
het draadeinde van de pen over de bout van de vergrendeling (Figuur 11). en platte ringen, die worden geleverd bij de stoel (Figuur 12). Plaats de koker voor de handleiding in de R-klemmen en draai de tapbouten vast (Figuur 12). 3. Monteer de stoelsteun op de vier schroefbouten op de onderkant van de stoelophanging en zet deze vast met flensmoeren (Figuur 12). 4. Monteer de draaibeugel van de stoel aan het frame met (2) flensschroeven die worden geleverd bij de stoel (Figuur 8). 5.
7 8 De veiligheidsgordel monteren Rolbeugel monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Veiligheidsgordel 1 Rolbeugel 2 Bout, 7/16 x 1 inch 4 Bout, 3/4 x 5-1/2 inch 2 Borgring, 7/16 inch 4 Borgring, 3/4 inch 4 Moer, 3/4 inch Procedure Procedure Monteer de veiligheidsgordel in de gaten in de achterkant van de stoel met 2 bouten (7/16 x 1 inch) en borgringen (Figuur 14). Zet de veiligheidsgordel stevig vast. 1.
inwendige doorgang in de pomp waarlangs de transmissieolie kan stromen. Omdat de vloeistof is omgeleid, kan de machine worden voortbewogen zonder dat de transmissie wordt beschadigd. Figuur 17 Figuur 16 3. Giet voorzichtig accuzuur in elke cel totdat de vloeistof ongeveer 6 mm boven de platen staat. 1. Omloopklep 2. Til de machine over de verzendbeugels en duw deze van de pallet af. 3. Sluit de omloopklep door deze rechtsom te draaien totdat deze stevig vastzit.
met gedistilleerd water, hoewel dit in normale gebruiksomstandigheden bij onderhoudsvrije accu’s niet nodig is. 11 Accu in het chassis monteren Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
smeerolie aanbrengen en het rubberen stofkapje over de pluspool schuiven (Figuur 6). Als de veerbelaste duwarmen plotseling losschieten, kunt u letsel oplopen. 5. Monteer de beschermkap van de instrumenten en zet de twee sluitingen vast. Roep de hulp van iemand anders in om de armen omlaag te duwen tijdens de montage van de kogelverbindingen of andere werktuigen. 12 3. Laat een helper de linker duwarm oplaag duwen.
13 Achtergewicht monteren Geen onderdelen vereist Procedure Om te voldoen aan de CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en ANSI/OPEI-norm B71.4–2004, moet een achtergewicht worden geplaatst op de achterkant tweewielaangedreven tractie-eenheden. Gebruik onderstaande tabel om te bepalen wat het vereiste gewicht is. U kunt onderdelen bestellen bij een Erkende Toro-dealer. Op vierwielaangedreven modellen is geen achtergewicht nodig. Opmerking: Model 30630 wordt geleverd met een achtergewicht, onderdeelnr.
Algemeen overzicht van de machine Na 10 bedrijfsuren vervangen • Onderdelencatalogus: Bewaren voor referentie. • Gebruikershandleiding (tractie-eenheid) Lezen alvorens de machine in gebruik te nemen. • Instructiemateriaal voor gebruiker. Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen. • Kwaliteitscertificaat: Bewaren voor referentie. Figuur 21 1. Tractiepedaal 2. Draaipedalen 3. Rempedaal 4. Knop van parkeerrem 5.
Hefhendel De hydraulische hefhendel (Figuur 22) heeft drie standen: FLOAT, TRANSPORT en OPHEFFEN. Om het werktuig neer te laten op de grond, zet u de hefhendel naar voren in de sleuf, die de FLOAT-stand aangeeft. De FLOAT-stand wordt gebruikt als de machine in bedrijf is en tevens als de machine niet in bedrijf is. Om het werktuig op te heffen, trekt u de hefhendel naar achteren in de stand OPHEFFEN. Nadat het werktuig is opgeheven, zet u de hefhendel in de TRANSPORT-stand.
Temperatuurmeter De temperatuurmeter (Figuur 23) registreert de temperatuur van de koelvloeistof in het koelsysteem. Als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt, zal de motor automatisch wordt afgezet. Temperatuurnulstelknop Houd deze nulstelknop ingedrukt om de motor te starten nadat deze is afgeslagen wegens een hoge temperatuur. Gebruik deze knop uitsluitend in noodgevallen. Indicatielampje gloeibougie Figuur 23 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Figuur 24 1. Instelhendel bestuurdersstoel Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing 2. Verwijder de peilstok (Figuur 26). Veeg de peilstok af en plaats deze weer terug. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. het vloeistofpeil moet tot aan de VOL-markering op de peilstok staan. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Vóór het gebruik Kapsteun (uitsluitend modellen 30626 en 30627) 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Ontgrendel en open de motorkap. 3.
• Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof jkomen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast. Inhoud brandstoftank: 25 l Gebruik zomerdieselbrandstof (Nr. 2-D) bij temperaturen boven -7° C en winterdieselbrandstof (Nr 1-D of Nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7° C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt.
(verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. (Zie de onderdelencatalogus van de Toro-dealer voor de onderdeelnummers). Andere vloeistoffen: Als de hydraulische vloeistof van Toro niet beschikbaar is, kunt u andere universele hydraulische vloeistoffen voor tractoren op aardoliebasis gebruiken, mits de specificaties daarvan beantwoorden aan alle volgende materiaaleigenschappen en industriespecificaties. We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken.
Smeerolie van tweerichtingskoppeling controleren (Uitsluitend modellen 30627 & 30631) 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Draai de koppeling (Figuur 32) zodanig dat de controleplug (afgebeeld in 12-uur positie) op 4-uur staat. Figuur 30 1. Peilstokdop 2. Groef Belangrijk: Als u het hydraulische systeem bijvult, moet u een fijnmazige zeef – 200 mazig – gebruiken en ervoor zorgen dat de trechter en de olie onberispelijk schoon zijn.
FLOAT-stand. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat deze in de neutraalstand staat. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. 2. Zet de gashendel op 1/2 gas. 3. Draai de contactschakelaar op AAN/VOORGLOEIEN. Een automatische tijdschakelaar zorgt ervoor dat de motor 10 seconden wordt voorgegloeid. Daarna draait u het sleuteltje op START.
de injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten. Gebruik de machine niet zonder werktuig tenzij de fetakaas eveneens is verwijderd. De interlockschakelaars controleren 4. neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Zet de parkeerrem vrij. Kom overeind uit de bestuurdersstoel en zet de aftakashendel op AAN. De motor moet binnen 2–3 seconden afslaan. Als de motor niet afslaat, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken.
ter ondersteuning bij het draaien van de machine. Ga echter voorzichtig te werk indien u ze gebruikt, in het bijzonder op zacht of nat gras, omdat het gazon per ongeluk kan scheuren. De draairemmen kunnen ook worden gebruikt om de machine grip te laten houden. Bijvoorbeeld: in sommige heuvelachtige omstandigheden kan het hoogste wiel slippen en grip verliezen.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 2 bedrijfsuren • De wielmoeren aandraaien Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen • Spanning van aftakasriem controleren • Motortoerental controleren Bij elk gebruik of dagelijks Riemspanning controleren Spanning van aftakasriem controleren Hydraulische vloeistof verversen De wielmoeren aandraaien • Radiator en scherm reinigen.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
Smering De tractie-eenheid moet regelmatig worden gesmeerd. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren smeren.
Onderhoud motor Algemeen onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Luchtfilter controleren Om de 400 bedrijfsuren—Luchtfilter onderhoudsbeurt geven. • Controleer het luchtfilterhuis op schade die mogelijk een luchtlek kan veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. • Geef de luchtfilters een onderhoudsbeurt wanneer de luchtfilterindicator (Figuur 43) rood is, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden).
omstandigheden elke dag het scherm en de voorkant van de radiator en verwijder indien nodig het aanwezige vuil. Het zal echter nodig zijn het scherm om de 15 minuten en de radiator elk uur te controleren als de machine in buitengewoon stoffige en vuile omstandigheden wordt gebruikt. 2. Verwijder het deksel van het luchtfilterhuis.
Onderhoud brandstofsysteem Opmerking: Zie De brandstoftank vullen met dieselbrandstof voor aanbevolen brandstof. Figuur 47 1. Oliefilter In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. 6. Nadat de olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug terug en veegt u gemorste olie weg. 7. Vul het carter bij met olie; zie Carteroliepeil controleren.
Onderhoud van de waterafscheider Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Zekeringen Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 49). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. De zekeringhouder bevindt zich onder het bedieningspaneel. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. Figuur 50 1. Zekeringhouder 2. Aansluitpunt accessoires Onderhoud van de accu Figuur 49 1.
Onderhoud aandrijfsysteem Toespoor van achterwielen afstellen (uitsluitend modellen 30626 en 30630) Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Figuur 52 1. Stop van besturing (rechterkant getoond) De achterwielen mogen geen spoorafwijking (inspoor of uitspoor) hebben als ze correct zijn afgesteld.
De torsie van de bevestigingsbout van de stuurcilinder controleren (uitsluitend Model 30627en 30631). 4. Draai de wielnaaf om de lagers vast te zetten. 5. Draai de contramoer los totdat deze vrijkomt van de platte ring en de wielnaaf langsspeling heeft. 6. Draai de contramoer vast met een torsie van 1,7–2,3 Nm terwijl u de wielnaaf ronddraait. 7. Plaat de moerzekering op de contramoer.
Onderhoud koelsysteem Radiator en scherm reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks (vaker in zeer stoffige, vuile omstandigheden). Om de 100 bedrijfsuren Het scherm en de radiator moeten vrij van rommel worden gehouden om te voorkomen dat de motor oververhit raakt. Controleer in normale omstandigheden elke dag het scherm en de radiator en verwijder indien nodig het aanwezige vuil.
Onderhouden remmen Remmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm "speling" hebben of als de draaipedalen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. De remmen hoeven alleen maar te worden afgesteld als zij intensief zijn gebruikt. Deze periodieke afstellingen kunnen worden uitgevoerd op de plaats waar de remkabels zijn bevestigd aan het rempedaal.
4. Krik de machine omhoog totdat het voorwiel vrij komt van de grond. Gebruik kriksteunen of plaats blokken om te voorkomen dat machine per ongeluk valt. 7. Draai de stervormige moer ongeveer 12 tot 15 inkepingen los totdat de remtrommel onbelemmerd kan ronddraaien. 8. Monteer het wielstel op de wieltappen met de vijf wielmoeren. Vastzetten met een torsie van 61-75 Nm. 5. Verwijder de wielmoeren en schuif het wiel en de band van de wieltappen.
Onderhoud riemen Onderhoud van de riemen van de motor Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren De spanning van alle riemen moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. Figuur 64 Riem van wisselstroomdynamo 1. Riembescherming van ventilator 1. Ontgrendel en open de motorkap. 2. Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem (Figuur 63) drukt met een kracht van 44 N. 3.
Onderhoud bedieningsysteem Draai de borgmoer van de spanpoelie vast om de afstelling te borgen (Figuur 65). 4. Monteer de riembescherming en zet deze vast met de tapbouten (Figuur 64). Sluit en vergrendel de kap. De gashendel afstellen Opmerking: Controleer de spanning van de ventilatorriem na de eerste gebruiksdag. Indien nodig, moet u de remmen nogmaals afstellen. Voer daarna regelmatig onderhouds- en controlewerkzaamheden uit.
3. Zet de pomphendel op volle snelheid vooruit. 4. Verstel het uiteinde van de bedieningsstang (Figuur 69) totdat de afstand tussen de bovenkant van de aanslagschroef van het tractiepedaal en het pedaal 3 mm bedraagt. Draai de borgmoeren vast. Figuur 70 1. Stelschroef van schakelaar 2. Contramoer 3. Kogellager 4. Bladveer 6. Tapbouten 7. Pompplaat 2. Blokkeer het rechtervoorwiel en beide achterwielen zodat het voertuig niet vooruit of achteruit kan rollen. Figuur 69 1. Bedieningsstang 5.
• Kogellager is los of versleten (Figuur 70). • De plunjer op de interlockschakelaar zit vast. • Losse of ontbrekende bevestigingen. • Bout waarmee pomphendel is bevestigd aan transmissie, is versleten. • Pomphendel los op bedieningsas. (corrigeren door Loctite 680 op as te smeren). Figuur 71 • Zwakke of beschadigde bladveren (Figuur 70). Vervangen. 4. Draai de voorste contramoer los waarmee de schakelaar vastzit op de bevestigingsbeugel, en verwijder de schakelaar.
Figuur 73 Figuur 72 1. Interlockschakelaar van parkeerrem 2. Draaiende peddel van as van parkeerrem 1. Draaiplaat 2. Kleine moer 3. Connector van kabelboom 2. Om de aftstand af te stellen, moet u de montageschroeven van de schakelaar losdraaien, de afstand instellen en de schroeven weer vastdraaien. 3. Maak de pig-tailstekker van de schakelaar los van de kabelboom. 4. Trek de parkeerrem uit en trap het rempedaal in om dit bij de eerste klik vast te zetten. 5.
Onderhoud hydraulisch systeem De hydraulische olie moet om de 1000 bedrijfsuren worden ververst of bij normaal gebruik om de twee jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
3. Reinig de omgeving van het hydraulische filter en verwijder het filter. 4. Verwijder de aftapplug uit het aansluitstuk tussen het ashuis en het oliefilter en laat de olie in de opvangbak lopen (Figuur 75). Figuur 76 1. Peilstok Figuur 75 1. Aftapplug 5. Monteer een nieuw filter; zie stappen 1-2 in Hydraulische filter vervangen voor de juiste procedures. 6. Plaats de aftapplug in het aansluitstuk tussen het ashuis en het filter (Figuur 75). 7.
Stalling 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. Tractie-eenheid 3. Verwijder de vuldop en vul bij met 3,8 liter olie totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. NIET TE VOL VULLEN. 1. Reinig de tractie-eenheid, het maaideken de motor grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten: • radiatorscherm • de onderkant van het maaidek • ruimte onder de drijfriemkappen van het maaidek • veren van tegengewicht • fetakaas • alle smeer- en draaipunten 2.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 57
Opmerkingen: 58
Opmerkingen: 59
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.