Form No. 3325-416 Rev A ® Groundsmaster® 328-D Tractie-eenheid Modelnr.
Inhoud Inhoud 2 Inleiding 3 Veiligheid Veilige bediening Veiligheids- en instructiestickers 4 4 8 Specificaties 11 Voor het gebruik Kapsteun Motoroliepeil controleren Brandstoftank met benzine vullen Het koelsysteem controleren De hydraulische vloeistof controleren 13 13 13 13 14 14 Gebruiksaanwijzing Bedieningsorganen Starten en stoppen van de motor Het brandstofsysteem ontluchten De interlockschakelaars controleren De tractie-eenheid duwen of slepen Gebruikseigenschappen 16 16 18 19 19 20 20 O
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Inleiding Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het voertuig goed kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen om letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van het voertuig.
Veiligheid Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te verminderen, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR —“instructie voor persoonlijke veiligheid”. Nietnaleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel.
• • Verander niet de stand van de toerenregelaar van de motor en laat de motor niet te snel draaien. • Stop de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet het tractiepedaal in de neutraalstand schakel de aandrijvingen uit, stel de parkeerrem (indien aanwezig) in werking en zet de motor af voordat u de bestuurdersstoel om welke reden ook verlaat. • de bougie. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de machine afstelt, reinigt of repareert.
Veilige bediening van de Toro Maaimachine De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, naast andere veiligheidsinstructies waarvan u op de hoogte moet zijn. • Raak de motor, de radiator of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet.
• machine omslaat, zal een omkiepbeveiliging waarin veranderingen zijn aangebracht, geen adequate bescherming bieden. Zorg ervoor dat de gehele machine goed is onderhouden en in een goede conditie voor gebruik verkeert. Controleer veelvuldig alle moeren, bouten en schroeven. Controleer veelvuldig of alle mesbouten van de maaieenheid zijn vastgedraaid met de gespecificeerde torsie (zie gebruikershandleiding van maaidek).
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 1 1 1 93-7822 1. Voorzichtig—Vul de benzinetank tot 2,5 cm vanaf de onderkant van de vulbuis. Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies. 1 82-8940 1. Vergrendelt en ontgrendelt de stuurkolom 2 93-7275 3 1.
1 93-6696 1. Waarschuwing—veerbelast mechanisme. Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies. 1 1 1 93-7831 1. Parkeerrem—Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies. 93-7272 1. De ventilatorbladen kunnen letsel veroorzaken—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1 1 2 3 93-7821 2 1. Voorzichtig 2. Vullen met koelvloeistof tot 2,5 cm van de bovenkant van de tank. 3. Lees de gebruikershandleiding voor verdere instructies. 93-7830 1.
1 1 2 3 4 3 2 2 4 1 2 5 6 5 6 100-6574 7 1. Oppervlak kan heet zijn—Houd afstand. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd—blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 7 7 1 93-7806 1. 2. 3. 4. Aftakas ingeschakeld Aftakas uitgeschakeld Waarschuwing—Lees de gebruikershandleiding. Handen of voeten kunnen worden gesneden—Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende onderdelen. 5. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een afstand. 6.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Algemene specificaties Motor Kubota vloeistofgekoelde driecilinder viertaktdieselmotor. 26 pk @ 3000. Motor afgeregeld op onbelast motortoerental van 3200–3250 tpm, hoog stationair. Luchtfilter: Heavy-duty, afzonderlijk gemonteerd Geluiddemper: Volume gelijk aan ongeveer vijf maal de cilinderinhoud van motor voor optimale demping van het geluid.
Interlockschakelaars Aftakasschakelaar—Zet de motor af als de aftakas is ingeschakeld terwijl de bestuurder niet op de stoel zit. Tractieschakelaar—Zet de motor af als het tractiepedaal is ingetrapt terwijl de bestuurder niet op de stoel zit. Stoelschakelaar—Zet de motor af als de bestuurder de stoel verlaat terwijl de aftakas niet is uitgeschakeld en/of het tractiepedaal nog is ingetrapt. De motor zal niet starten als de aftakas is ingeschakeld of het tractiepedaal is ingetrapt.
Voor het gebruik Kapsteun (uitsluitend model 30630) 1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak. 2. Ontgrendel en open de motorkap. 3. Schuif de onderkant van de kapsteun (Fig. 2) uit de borgbeugel. Laat de kapsteun neer, draai deze omhoog en vervolgens omlaag om de kap vast te zetten. 1 Figuur 3 1. Peilstok 1 1 Figuur 2 1. Kapsteun Motoroliepeil controleren Figuur 4 1.
GEVAAR VOORZICHTIG In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. Wanneer de motor heeft gelopen en de radiatordop wordt verwijderd, kan er onder druk staande hete koelvloeistof ontsnappen. Dit kan brandwonden veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette en koude motor bijvullen.
De aanbevolen viscositeiten op grond van de temperatuur zijn: Verwachte Omgevingstemperatuur Aanbevolen viscositeit en type 3. Schroef de peilstokdop handvast op de vulbuis. De dop hoeft niet met een sleutel te worden vastgedraaid. 4. Laat het werktuig neer.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. hendel naar achteren om het stuurwiel in de lengte in de gewenste werkstand te zetten en duw de hendel naar voren om de stand te vergrendelen. Bedieningsorganen Rempedaal Tractiepedaal Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem (Fig. 8) in werking stellen teneinde te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Met het tractiepedaal (Fig.
laag is, moet u de motor afzetten en vaststellen wat de oorzaak is. Herstel het defect voordat u de motor weer start. werktuig is opgeheven, zet u de hefhendel in de TRANSPORT-stand. Het werktuig moet worden opgeheven als u van het ene werkgebied naar het andere rijdt, behalve als u een steile helling afdaalt. Laadindicator 1 De laadindicator licht op indien het laadcircuit van het systeem defect is (Fig. 10).
Indicatielampje gloeibougie Starten en stoppen van de motor Als dit lampje gaat branden, zijn de gloeibougies in werking (Fig. 10). Belangrijk Het brandstofsysteem moet worden ontlucht indien zich één van de volgende situaties heeft voorgedaan. Contactschakelaar Drie standen: UIT, AAN / Voorgloeien en START (Fig. 10). A. Eerste keer starten van een nieuwe machine. B. De motor is gestopt omdat de brandstof op was. Gashendel C: Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem; bijv.
VOORZICHTIG Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen of andere waarneembare defecten. 6. 1 Om de motor af te zetten, moet u de gashendel naar achteren op LANGZAAM zetten, de aftakasschakelaar op UIT zetten en het contactsleuteltje op UIT draaien. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start. Figuur 12 1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp 4.
maken. motor loopt. Hoewel de motor blijft lopen als de aftakas is uitgeschakeld en het tractiepedaal niet is ingetrapt, raden wij u met klem aan de motor af te zetten voordat u de bestuurdersstoel verlaat. Belangrijk U mag de tractie-eenheid niet sneller dan 3 tot 4,8 km per uur duwen of slepen omdat hierdoor de transmissie kan worden beschadigd. Als de tractie-eenheid over een grote afstand moet worden verplaatst, moet u deze vervoeren op een vrachtwagen of een aanhanger.
voldoende vermogen voor de tractie-eenheid en de werktuigen is, moet u met behulp van het tractiepedaal het motortoerental hoog en enigszins constant houden. Een uitstekende regel is: de rijsnelheid verminderen als het werktuig zwaarder wordt belast, en verhogen als het werktuig minder wordt belast. WAARSCHUWING Onvoorzichtig gebruik in combinatie met de hoek van het terrein, afkaatsingen en verkeerde geplaatste veiligheidsschermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 10 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • Spanning van de riem van de aftakas controleren. • Spanning van de riem van ventilator en wisselstroomdynamo controleren. • Transmissiefilter vervangen. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motoroliefilter vervangen. • Motortoerental controleren.
lagerbussen van draaipunt van rem (Fig. 17); lagerbussen van achterwielas (Fig. 18); lagerbussen van stuurplaat (Fig. 18); lagerbus van draaipen (Fig. 18); en lager van uitgangsas van motor (Fig. 19). Smeer ook beide remkabels bij het aandrijfwiel en de uiteinden van de rempedalen. Controlelijst Dagelijks Onderhoud ✓ Werking interlocksysteem controleren. ✓ Controleren of de grasgeleider omlaag staat. ✓ Werking van de remmen controleren. ✓ Het motoroliepeil controleren.
1 Figuur 18 2 Figuur 21 1. Vergrendeling van luchtfilter 2. Luchtfilterdeksel 2. Figuur 19 Algemeen onderhoud van het luchtfilter 1. Controleer het luchtfilterhuis op schade die mogelijk een luchtlek kan veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. 2. Geef de luchtfilters een onderhoudsbeurt wanneer de luchtfilterindicator (Fig. 20) rood is, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden). Geef het luchtfilter niet te vaak een onderhoudsbeurt.
op gaten en scheuren door het filter tegen een felle lichtbron te houden en er doorheen te kijken. 4. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade. Controleer het uiteinde van het filter dat moet aansluiten. Een beschadigd filter mag niet worden gemonteerd. 5. Plaats het nieuwe filter op de juiste wijze in het luchtfilterhuis. Zorg ervoor dat het filter goed afsluit door de buitenring van het filter aan te drukken tijdens het plaatsen. Druk niet op het flexibele midden van het filter. 6. 7. 1.
2. Onderhoud van het brandstofsysteem Draai de aftapplug onder de filterbus los. Draai de plug weer vast na het aftappen. Opmerking: Zie Brandstoftank met benzine vullen, blz. 13, voor aanbevolen brandstof. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
5. Herhaal bovengenoemde stappen bij de overige spuitmonden. 1 Radiator en scherm reinigen Om te voorkomen dat de motor oververhit raakt, moet u het scherm en de radiator schoon houden. Controleer in normale omstandigheden elke dag het scherm en de radiator en verwijder indien nodig het aanwezige vuil. Het zal echter nodig zijn het scherm en de radiator vaker te controleren als de machine in buitengewoon stoffige en vuile omstandigheden wordt gebruikt. Figuur 26 1. Brandstoffilter 3.
Riem van wisselstroomdynamo 1 1. Ontgrendel en open de motorkap. 2. Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege op de riem (Fig. 31) drukt met een kracht van 4,5 kg. 3. Als de speling niet correct is (10 mm), moet u de montagebouten van de wisselstroomdynamo losdraaien. Verhoog of verminder de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo en draai de bouten vast. Controleer de speling van de riem om zeker te zijn dat de spanning correct is. Figuur 28 1.
De riem vervangen: 1. Om de riem te vervangen, moet u bovengenoemde procedures in stappen 1 en 2 uitvoeren. 2. Draai de borgmoer los waarmee de afstelbare spanpoelie is vastgezet, schuif de poelie van de riem en verwijder de riem van de poelies (Fig. 33). 3. Monteer de nieuwe riem en stel de spanning af. Druk de spanpoelie tegen de riem totdat de riem een speling van 6 mm heeft als u de riem midden tussen de bovenste poelie en de vaste spanpoelie met een kracht van 22Nm indrukt (Fig. 33).
2. 3. Trap de voorkant van het tractiepedaal in en controleer de vrije slag. De afstand tussen het uiteinde van het pedaal en de vloerplaat moet ongeveer 89 mm zijn als het pedaal helemaal is ingetrapt. Stel de stang van de pompbediening (Fig. 36) af om deze afstand te verkrijgen. De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en zet de motor af.
De interlockschakelaar van de tractie afstellen 1 6 1. Stel de transmissie af voor de neutraalstand; zie De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand, blz. 30. 2. Zorg er met behulp van de pomphefboom (Fig. 37) voor dat alle onderdelen onbelemmerd werken en zich in de juiste positie bevinden. 3. Draai de contramoer los. Draai de stelschroef van de schakelaar (Fig. 37) totdat er enige ruimte is tussen de kop van de schroef en de knop van de schakelaar. 4.
9. Aftakasschakelaar vervangen 1. Verwijder de beschermkap en maak de minkabel van de accu los van de accu. 2. Zet de aftakashendel naar voren op AAN. 3. Verwijder het stofkapje op het uiteinde van de knop van de aftakasschakelaar (Fig. 38). Bewaar het kapje om dit te plaatsen op de nieuwe schakelaar. Scheid de stekkers van de schakelaar.
2 1 2 1 3 Figuur 40 1. Interlockschakelaar van parkeerrem 2. Draaiende peddel van as van parkeerrem 3. Stekker van kabelboom 3 Figuur 41 2. Om de afstand af te stellen, draait u de bevestigingsschroeven van de schakelaar los. Vervolgens stelt u de afstand af en draait u de schroeven weer vast. 3. Maak de pig-tailstekker van de schakelaar los van de kabelboom. 4. Trek de parkeerremhendel omhoog en trap het rempedaal in om het pedaal vast te zetten in de eerste aanslag op de vergrendeling. 5.
meer kunnen worden afgesteld, moet u de stermoer aan de binnenzijde van de remtrommel afstellen om de remschoenen naar buiten te bewegen. De remkabels moeten echter dan weer worden afgesteld om deze afstelling te compenseren. De lagers van de achterwielen afstellen 1. 2. Krik de achterkant van de machine omhoog totdat het wiel vrij komt van de vloer. Gebruik kriksteunen of plaats blokken om te voorkomen dat de machine per ongeluk valt. 1. Verwijder de stofkap van het uiteinde van de wielas.
De vergrendeling van de hefhendel afstellen Als een hefhendel-vergendeling in de verkeerde positie staat, bestaat de kans dat de hefhendel de spoel vasthoudt in een ingeschakelde stand terwijl het werktuig zich in de ZWEVEN-stand bevindt. Hierdoor kan de olie in het hydraulische systeem oververhit raken. Als de vergrendeling van de hefhendel correct is afgesteld, mag de hefhendel het ronde deel van de vergrendeling net niet raken als de hendel op ZWEVEN wordt gezet. 1 Figuur 45 1.
Hydraulisch filter vervangen De hydraulische vloeistof verversen Het hydraulische filter houdt het hydraulische systeem betrekkelijk goed vrij van verontreinigende stoffen en moet met regelmatige intervallen een onderhoudsbeurt krijgen. Vervang het filter na de eerste 10 bedrijfsuren en vervolgens om de 125 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Als u het filter vervangt, moet u een origineel Toro-oliefilter, Onderdeelnr. 23-9740, monteren. 1. 2. 3. 4. 5.
2. Krik beide zijden van de vooras omhoog en plaats deze op kriksteunen. 3. Reinig de omgeving van het hydraulische filter en verwijder het filter. 4. Verwijder de aftapplug uit het aansluitstuk tussen het ashuis en het oliefilter en laat de olie in de opvangbak lopen. 1 2 Figuur 50 1. Peilstok 2. Groef Zekeringen Er zijn 3 zekeringen in het elektrische systeem van de machine. Deze bevinden zich onder het bedieningspaneel. 1 Figuur 49 1 1. Aftapplug 5.
Grafo 112X-vet (Toro-onderdeelnr. 505-47) of petrolatum op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen. B. Winterstalling C. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toroonderdeelnr. 505-47) of petrolatum op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen. Tractie-eenheid 1. 2. 3.