Form No. 3357-623 Rev A Groundsmaster® 328-D Tractie-eenheden met twee- en vierwielaandrijving Modelnr.: 30626—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30627—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30630—Serienr.: 270000001 en hoger Modelnr.: 30631—Serienr.: 270000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Achterbumper monteren (uitsluitend modellen 30627 en 30631) .............................. 15 4 Voor- en achterwielen monteren....................... 16 5 Accu uit het chassis verwijderen ....................... 16 6 De stoel monteren ........................................... 17 7 De veiligheidsgordel monteren......................... 19 8 Rolbeugel monteren......................................... 19 9 Tractie-eenheid van pallet af duwen .................. 19 10 Accu in gebruik nemen en opladen .......
Veiligheid • Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen. Modellen 30630 en 30631 voldoen minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie toen de gewichten werden gemonteerd volgens de tabel in het hoofdstuk Montage. • Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
– Vul brandstof bij voordat u de motor start. Nooit de dop van de brandstoftank verwijderen of brandstof bijvullen als de motor loopt of heet is. • Houd handen en voeten uit de buurt van draaiende onderdelen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening. • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid.
• • • • • • • – voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of werkzaamheden daaraan gaat verrichten; – als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de machine abnormaal begint te trillen. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer gebruikt. Houd uw handen en voeten uit de buurt van het maaidek. Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
• Draag geen tennisschoenen of gymschoenen als u de machine gebruikt. voorwerpen. Ga pas verder met maaien als er niets of niemand meer in het maaigebied is. • Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen en een lange broek te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen.
bij identieke machines volgens EN 836 en ISO 11201 procedures. metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in EN 836 en EN 1033. Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van 0,5 m/s2 op het gehele lichaam gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in EN 836 en EN 1032.
27-7290 (modellen 30630 & 30631) 72-3700 (modellen 30626 & 30627) 27-7310 (modellen 30626 & 30627) 77-3100 (modellen 30626 & 30627) 1. De ventilatorbladen kunnen letsel veroorzaken—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 55-4300 (modellen 30626 & 30627) 67-1710 (modellen 30626 & 30627) 82-8930 (modellen 30626 & 30627) 1. Parkeerrem—Lees de Gebruikershandleidingvoor verdere instructies.
93-6697 (model 30631) 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Vul om de 50 bedrijfsuren bij met SAE 80w-90 (API GL-5) olie. 82-8940 1. Vergrendeld 2. Stuurverstelling 93-7272 (modellen 30630 & 30631) 3. Ontgrendeld 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd;ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 83-9150 (modellen 30626 & 30627) 93-7275 (modellen 30630 & 30631) 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2.
105-0056 1. Snel 2. Langzaam 3. Motor – Afzetten 4. Motor – Lopen 5. Motor – Starten 6. Motortemperatuur 93-7831 1. Parkeerrem—Lees de Gebruikershandleidingvoor verdere instructies. 105-2531 (modellen 30626 & 30627) 93-7836 1. Om de tractie-eenheid vooruit of achteruit te laten rijden, moet u het tractiepedaal intrappen.
106-6754 (modellen 30630 & 30631) 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 106-8120 (modellen 30626 & 30627) 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Handen en voeten kunnen worden gesneden—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 105-7823 (modellen 30630 & 30631) 1.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Schroef, M 10 x 30 mm Ring 4 4 Stuurcilinder monteren. Spoorstang 1 De spoorstang monteren.
1 2 Stuurcilinder monteren (uitsluitend modellen 30627 en 30631) De spoorstang monteren (uitsluitend modellen 30627 en 30631) Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 4 Schroef, M 10 x 30 mm 4 Ring 1 Spoorstang Procedure Procedure 1. Verwijder de borgpennen en de kroonmoeren van de uiteinden van de kogelverbinding van de spoorstang. Steek de uiteinde van de kogelverbinding in het achterste gat van de stuurstangarm van de as.
3 4 Achterbumper monteren (uitsluitend modellen 30627 en 30631) Voor- en achterwielen monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Bumper 1 Tapbout, 1/4 x 1/2 inch 1 Flensmoer 1/4 inch 2 Achterwiel 2 Voorwiel Procedure 1. Verwijder de bevestigingen, waarmee de wielen vastzitten aan de verpakking, en gooi ze weg. Procedure 2. Verwijder de wielmoeren van de bouten op de assen. 1.
Figuur 6 1. Vleugelmoeren 2. Bevestigingsband 3. Pluspool 4. Minpool Figuur 7 6 1. R-klemmen 2. Steunplaat van stoel 3. Koker voor de Gebruikershandleiding 4. Dop De stoel monteren 2. Monteer de draaibeugel van de stoel aan het frame met 2 flensschroeven die worden geleverd bij de stoel (Figuur 8). Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Koker voor de Gebruikershandleiding (wordt geleverd in de gereedschapsbak) 2 R-klem Stoel, modelnr.
Stoel, modelnr. 30625, Deluxe stoel met stoelaanpassingsset, modelnr. 30628 De machine wordt geleverd zonder dat de stoel is gemonteerd. De optionele stoel, modelnr. 30623 of 30625 moet worden gemonteerd. 1. Monteer de stoelophanging aan de 4 tapbouten op de onderkant van de stoel en zet deze vast met 4 borgringen, platte ringen en moeren (Figuur 12). Figuur 10 1. Stang van stoelsteun 5. Steek de stekker van de kabelboom in de connector van de stoelschakelaar op de onderkant van de stoel. 6.
Figuur 13 Figuur 14 1. Kabelboom van stoelschakelaar 1. Veiligheidsgordel 8. Zet de stang van de stoelsteun los en draai deze omlaag. Draai de stoel omlaag en druk de lynchpen door de bout van de stoelvergrendeling. Draai het draadeinde van de pen over de bout van de vergrendeling (Figuur 11). 8 Rolbeugel monteren 9.
op machine kunnen komen, waardoor corrosie kan ontstaan. 9 2. Maak de bovenkant van de accu schoon en verwijder de vuldoppen (Figuur 17). Tractie-eenheid van pallet af duwen Geen onderdelen vereist Procedure 1. Draai de omloopklep op de transmissie (Figuur 16) 1/2 tot 1 slag linksom. Hierdoor opent u een inwendige doorgang in de pomp waarlangs de transmissieolie kan stromen. Omdat de vloeistof is omgeleid, kan de machine worden voortbewogen zonder dat de transmissie wordt beschadigd. Figuur 17 3.
16°C bedraagt, waarbij alle cellen onbelemmerd gas afgeven. 11 6. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u deze los van de accupolen. Accu in het chassis monteren Opmerking: Nadat de accu in gebruik is genomen, mag u deze indien nodig uitsluitend bijvullen met gedistilleerd water, hoewel dit in normale gebruiksomstandigheden bij onderhoudsvrije accu’s niet nodig is.
smeerolie aanbrengen en het rubberen stofkapje over de pluspool schuiven (Figuur 6). Als de veerbelaste duwarmen plotseling losschieten, kunt u letsel oplopen. 5. Monteer de beschermkap van de instrumenten en zet de twee sluitingen vast. Roep de hulp van iemand anders in om de armen omlaag te duwen tijdens de montage van de kogelverbindingen of andere werktuigen. 12 3. Laat een helper de linker duwarm oplaag duwen.
13 Achtergewicht monteren Geen onderdelen vereist Procedure Om te voldoen aan de CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en ANSI/OPEI-norm B71.4–2004, moet een achtergewicht worden geplaatst op de achterkant tweewielaangedreven tractie-eenheden. Gebruik onderstaande tabel om te bepalen wat het vereiste gewicht is. U kunt onderdelen bestellen bij een Erkende Toro-dealer. Op vierwielaangedreven modellen is geen achtergewicht nodig. Opmerking: Model 30630 wordt geleverd met een achtergewicht, onderdeelnr.
Algemeen overzicht van de machine Na 10 bedrijfsuren vervangen • Onderdelencatalogus: Bewaren voor referentie. • Gebruikershandleiding (tractie-eenheid) Lezen alvorens de machine in gebruik te nemen. • Instructiemateriaal voor gebruiker. Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen. • Kwaliteitscertificaat: Bewaren voor referentie. Figuur 21 1. Tractiepedaal 2. Draaipedalen 3. Rempedaal 4. Knop van parkeerrem 5.
Hefhendel De hydraulische hefhendel (Figuur 22) heeft drie standen: FLOAT, TRANSPORT en OPHEFFEN. Om het werktuig neer te laten op de grond, zet u de hefhendel naar voren in de sleuf, die de FLOAT-stand aangeeft. De FLOAT-stand wordt gebruikt als de machine in bedrijf is en tevens als de machine niet in bedrijf is. Om het werktuig op te heffen, trekt u de hefhendel naar achteren in de stand OPHEFFEN. Nadat het werktuig is opgeheven, zet u de hefhendel in de TRANSPORT-stand.
Temperatuurmeter De temperatuurmeter (Figuur 23) registreert de temperatuur van de koelvloeistof in het koelsysteem. Als de temperatuur van de koelvloeistof te hoog wordt, zal de motor automatisch wordt afgezet. Temperatuurnulstelknop Houd deze nulstelknop ingedrukt om de motor te starten nadat deze is afgeslagen wegens een hoge temperatuur. Gebruik deze knop uitsluitend in noodgevallen. Indicatielampje gloeibougie Figuur 23 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Figuur 24 1. Instelhendel bestuurdersstoel Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing 2. Verwijder de peilstok (Figuur 26). Veeg de peilstok af en plaats deze weer terug. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. het vloeistofpeil moet tot aan de VOL-markering op de peilstok staan. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Vóór het gebruik Kapsteun (uitsluitend modellen 30626 en 30627) 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Ontgrendel en open de motorkap. 3.
Gebruik zomerdieselbrandstof (Nr. 2-D) bij temperaturen boven -7° C en winterdieselbrandstof (Nr 1-D of Nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7° C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken. Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen boven -7 °C zal bijdragen aan een langere levensduur van de pomp dan bij gebruik van winterdieselbrandstof.
Hydraulische vloeistof controleren Materiaaleigenschappen: Het ashuis van de vooras dient als het reservoir van het systeem. De transmissie en het ashuis zijn in de fabriek gevuld met ongeveer 4,7 liter hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer echter het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
3. Schroef de peilstokdop handvast op de vulbuis. De dop hoeft niet met een sleutel worden vastgedraaid. 4. Laat het werktuig neer. Controleren van de achteras Uitsluitend modellen 30627 en 30631 De achteras heeft drie afzonderlijke reservoirs die gebruik maken van SAE 80W-90 tandwielolie. De as is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat de machine voor de eerste keer wordt gebruikt. Figuur 32 1. Tweerichtingskoppeling 1.
SECONDEN ACHTER ELKAAR DRAAIEN. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op UIT en vervolgens op AAN/Voorgloeien. Herhaal deze procedure als dit nodig is. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. 4. Laat de motor stationair of halfgas lopen totdat deze is opgewarmd.
de injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten. Gebruik de machine niet zonder werktuig tenzij de fetakaas eveneens is verwijderd. De interlockschakelaars controleren 4. neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Zet de parkeerrem vrij. Kom overeind uit de bestuurdersstoel en zet de aftakashendel op AAN. De motor moet binnen 2–3 seconden afslaan. Als de motor niet afslaat, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken.
ter ondersteuning bij het draaien van de machine. Ga echter voorzichtig te werk indien u ze gebruikt, in het bijzonder op zacht of nat gras, omdat het gazon per ongeluk kan scheuren. De draairemmen kunnen ook worden gebruikt om de machine grip te laten houden. Bijvoorbeeld: in sommige heuvelachtige omstandigheden kan het hoogste wiel slippen en grip verliezen.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 2 bedrijfsuren • De wielmoeren aandraaien Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen • Spanning van aftakasriem controleren • Motortoerental controleren Bij elk gebruik of dagelijks Riemspanning controleren Spanning van aftakasriem controleren Hydraulische vloeistof verversen De wielmoeren aandraaien • Radiator en scherm reinigen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
Smering De tractie-eenheid moet regelmatig worden gesmeerd. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren smeren.
Onderhoud motor Algemeen onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Luchtfilter controleren Om de 400 bedrijfsuren—Luchtfilter onderhoudsbeurt geven. • Controleer het luchtfilterhuis op schade die mogelijk een luchtlek kan veroorzaken. Vervang een beschadigd luchtfilterhuis. • Geef de luchtfilters een onderhoudsbeurt wanneer de luchtfilterindicator (Figuur 43) rood is, of om de 400 uur (vaker in uiterst stoffige of vuile omstandigheden).
2. Verwijder het deksel van de luchtfilterbehuizing. Voordat u het filter weghaalt, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (276 kPa [40 psi]) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Deze reiniging voorkomt dat er rommel in de inlaat terechtkomt als het voorfilter wordt verwijderd. 3.
Onderhoud brandstofsysteem Opmerking: Zie De brandstoftank vullen met dieselbrandstof voor aanbevolen brandstof. Figuur 47 1. Oliefilter In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. 6. Nadat de olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug terug en veegt u gemorste olie weg. 7. Vul het carter bij met olie; zie Carteroliepeil controleren.
Onderhoud van de waterafscheider 1 Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 49). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Draai de aftapplug onder de filterbus los. G011646 Figuur 50 1. Brandstoffilter 3. Schuif de slangklemmen naar de uiteinden van de brandstofleidingen. Druk de brandstofleidingen op het brandstoffilter en bevestig deze met de slangklemmen.
Onderhoud elektrisch systeem Onderhoud aandrijfsysteem Zekeringen Toespoor achterwielen afstellen De zekeringhouder bevindt zich onder het bedieningspaneel. Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Uitsluitend modellen 30627 en 30631 De achterwielen mogen geen spoorafwijking (inspoor of uitspoor) hebben als ze correct zijn afgesteld. Om het toespoor van de achterwielen af te stellen, moet u de afstand hart-op-hart ter hoogte van de wielnaven aan de voorzijde en achterzijde van de achterwielen meten.
Lagers van achterwielen afstellen (uitsluitend modellen 30626 en 30630) de voorzijde en achterzijde van de achterwielen meten Ingeval van inspoor of uitspoor moeten de wielen worden afgesteld. 1. Draai het stuurwiel zodanig dat de achterwielen recht naar voren wijzen. Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren 2. Draai de contramoeren aan beide spoorstangeinden los. Stel beide spoorstangen af totdat de afstand hart-op-hart aan de voorzijde en achterzijde van de achterwielen gelijk is (Figuur 53). 1.
Smeerolie van de achteras verversen (Uitsluitend modellen 30627 en 30631) Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Figuur 57 Om de 400 bedrijfsuren moet de olie in de achteras worden ververst. 1. Bevestigingsbout (4) 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. Smeerolie van tweerichtingskoppeling verversen (Uitsluitend modellen 30627 & 30631) 2. Reinig de omgeving van de aftappluggen (Figuur 56).
Onderhoud koelsysteem Radiator en scherm reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks (vaker in zeer stoffige, vuile omstandigheden). Om de 100 bedrijfsuren Het scherm en de radiator moeten vrij van rommel worden gehouden om te voorkomen dat de motor oververhit raakt. Controleer in normale omstandigheden elke dag het scherm en de radiator en verwijder indien nodig het aanwezige vuil.
Onderhouden remmen Remmen afstellen 4. Krik de machine omhoog totdat het voorwiel vrij komt van de grond. Gebruik kriksteunen of plaats blokken om te voorkomen dat machine per ongeluk valt. Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm "speling" hebben of als de draaipedalen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 5. Verwijder de wielmoeren en schuif het wiel en de band van de wieltappen.
Onderhoud riemen Onderhoud van de riemen van de motor Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren De spanning van alle riemen moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. Riem van wisselstroomdynamo 1. Ontgrendel en open de motorkap. Figuur 64 1. Stervormige moer 2. Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem (Figuur 65) drukt met een kracht van 44 N. 2. Remschoenen 7.
Draai de borgmoer van de spanpoelie vast om de afstelling te borgen (Figuur 67). 4. Monteer de riembescherming en zet deze vast met de tapbouten (Figuur 66). Sluit en vergrendel de kap. Opmerking: Controleer de spanning van de ventilatorriem na de eerste gebruiksdag. Indien nodig, moet u de remmen nogmaals afstellen. Voer daarna regelmatig onderhouds- en controlewerkzaamheden uit. Spanning van drijfriem van fetakaas afstellen Figuur 66 Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren 1.
Onderhoud bedieningsysteem 3. Zet de pomphendel op volle snelheid vooruit. 4. Verstel het uiteinde van de bedieningsstang (Figuur 71) totdat de afstand tussen de bovenkant van de aanslagschroef van het tractiepedaal en het pedaal 3 mm bedraagt. Draai de borgmoeren vast. De gashendel afstellen Stel de gaskabel zodanig af (Figuur 69) zodanig af dat de regelhendel op de motor contact maakt met de stelbouten voor laag en hoog toerental voordat de gashendel tegen de gleuf in het bedieningspaneel aan komt.
• Kogellager is los of versleten (Figuur 72). • De plunjer op de interlockschakelaar zit vast. • Losse of ontbrekende bevestigingen. • Bout waarmee pomphendel is bevestigd aan transmissie, is versleten. • Pomphendel los op bedieningsas. (corrigeren door Loctite 680 op as te smeren). • Zwakke of beschadigde bladveren (Figuur 72). Vervangen. • Defect aan inwendig onderdeel van de transmissie. Neem contact op met uw plaatselijke Toro-dealer als u hulp nodig heeft. Figuur 72 1. Stelschroef van schakelaar 2.
Figuur 73 4. Draai de voorste contramoer los waarmee de schakelaar vastzit op de bevestigingsbeugel, en verwijder de schakelaar. Figuur 74 1. Interlockschakelaar van parkeerrem 2. Draaiende peddel van as van parkeerrem 5. Monteer een nieuwe aftakasschakelaar op de bevestigingsbeugel. Stel de schakelaar zodanig in dat deze 13 mm wordt ingedrukt als de aftakashendel op UIT wordt gezet Zet de contramoeren vast met een torsie van 8,5 Nm. Plaats het stofkapje op de schakelaar. 3. Connector van kabelboom 2.
Onderhoud hydraulisch systeem Hydraulische filter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren Het hydraulische filter houdt het hydraulische systeem betrekkelijk goed vrij van verontreinigende stoffen en moet met regelmatige intervallen een onderhoudsbeurt krijgen. Vervang het filter na de eerste 10 bedrijfsuren en vervolgens om de 200 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Hydraulische vloeistof verversen grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Blokkeer de twee achterwielen. 2. Krik beide zijden van de vooras omhoog en plaats deze op kriksteunen. Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren 3. Reinig de omgeving van het hydraulische filter en verwijder het filter. De hydraulische olie moet om de 1000 bedrijfsuren worden ververst of bij normaal gebruik om de twee jaar, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. 4.
Stalling Tractie-eenheid 1. Reinig de tractie-eenheid, het maaideken de motor grondig en let daarbij speciaal op de volgende punten: • radiatorscherm • de onderkant van het maaidek • ruimte onder de drijfriemkappen van het maaidek • veren van tegengewicht • fetakaas • alle smeer- en draaipunten 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden van de tractie-eenheid op een spanning van 145 kPA (21 psi). 3. Verwijder, slijp en balanceer de messen van het maaidek.
3. Verwijder de vuldop en vul bij met 3,8 liter olie totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt. NIET TE VOL VULLEN. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 5. Zet de motor af. 6. Tap alle brandstof goed af uit de brandstoftank, de brandstofleidingen, het brandstoffilter en de brandstoffilter/waterafscheider. 7. Spoel de brandstoftank om met verse, schone dieselbrandstof. 8. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 9.
Schema's Hydraulisch schema (Rev.
Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen: 58
Opmerkingen: 59
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.