Form No. 3440-723 Rev A Groundsmaster® 4000 of 4010 cirkelmaaier Modelnr.: 30609—Serienr.: 403450001 en hoger Modelnr.: 30636—Serienr.: 403450001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
voor andere doeleinden dan het bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
De bediening van het InfoCenter gebruiken ...................................................... 35 De menu's gebruiken........................................ 37 Beveiligde menu's ............................................ 38 Toegang tot de beveiligde menu's ..................... 38 Instelling automatisch stationair aanpassen .................................................... 39 De maximale toegestane maaisnelheid instellen.........................................................
Het voorfilter van de cabine reinigen ................. 89 De airconditioning reinigen .............................. 89 Stalling .................................................................... 90 Veiligheid tijdens opslag ................................... 90 Voorbereidingen voor stalling ........................... 90 Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter ........................................ 68 Onderhoud brandstofsysteem .............................
Veiligheid Deze machine is zo ontworpen dat ze voldoet aan CEN-norm ANSI B71.4-2017 en EN ISO 5395 indien u de geschikte CE-sets en de instellingsprocedures voltooit. Algemene veiligheid Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen. • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. • Geef uw volledige aandacht als u de machine gebruikt.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding.
decal100-5693 decal104-3579 100-5693 104-3579 1. Maaihoogte-afstelling 1. Lage maaihoogteinstelling 2. Hoge maaihoogteinstelling decal106-6754 decal100-5694 106-6754 100-5694 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 1. Maaihoogte-afstelling 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd door de ventilator of worden gegrepen door de riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal100-6578 100-6578 1.
decal114-0846 114-0846 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het starten van de motor – 1) Schakel in neutraal; 2) Schakel de parkeerrem in; 3) Stel de motor in op laag toerental; 4) Draai het sleuteltje naar voorverwarmen; 5) Draai het sleuteltje om de motor te starten. 2.
decal120-0250 120-0250 1. Langzaam rijdend voertuig decal120-6604 decal120-4159 120-6604 120-4159 1. Uit 8. Hoog 2. Verlichting 9. Tractie-aandrijving 3. Aan 10. Laag 4. Lichtschakelaar 5. Snel 6. Traploze toerentalinstelling 11. Aftakas 12. Onderste maaidek links 13. Onderste maaidek midden 7. Langzaam 14. Onderste maaidek rechts 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2.
decal121-3884 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten decal120-8947 120-8947 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 4. Als de rolbeugel omhoog is geklapt, draag dan de veiligheidsgordel. 2. Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 5. Als de rolbeugel omlaag is geklapt, draag dan geen veiligheidsgordel. 3. Er is omkantelbeveiliging als de rolbeugel omhoog is geklapt. 6. Rij traag in bochten. decal121-3887 121-3887 1.
decal130-0611 130-0611 Alleen voor model met cabine 1. Waarschuwing – 1) Verwijder de pen; 2) Breng de deuren omhoog; 3) Verlaat de cabine. decal127-3700 127-3700 1. Linker maaidek omhoog brengen. 4. Motortoerental vergrendelen. 2. Middelste maaidek omhoog brengen. 5. Motortoerental ontgrendelen. decal130-5355 130-5355 1. Sluit de achterruit. 2. Til de motorkap op. 3. Rechter maaidek omhoog brengen. decal130-5356 130-5356 1. Het pedaal dient om vooruit en achteruit te rijden.
decal117-2754 117-2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 6. Gevaar: handen en voeten kunnen worden gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 7.
decal121-8378 121-8378 Alleen voor model met cabine 1. Ventilator (uit) 3. Koude lucht 5. Buitenlucht 7. Airconditioning (uit) 2. Ventilator (aan, volle snelheid) 4. Warme lucht 6. Binnenlucht 8. Airconditioning (aan) decal137-5495 137-5495 1. Lees de Gebruikershandleiding.
decal133-5618 133-5618 decal137-5497 137-5497 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal132-3600 132-3600 Alleen voor model met cabine 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. Werkverlichting (20 A) 2. Koplamp (25 A) 6. Hulpaggregaat (15 A) 3. Koppeling condenserventilator en airconditioning (30 A) 7. Cabineverlichting (15 A) 4. Ventilator (25 A) 8.
decal136-4436 136-4436 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 7. Infocenter – 2 A 2. Motor voorgloeien – 60 A 8. Koplampen – 15 A 9. Aandrijving stoel – 10 A 3. Stroomtoevoer – 7,5 A 4. Richtingaanwijzers – 10 A 10. Aansteker – 10 A 5. Motorbediening – 10 A 11. Claxon - 10 A 6.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De machine smeren. Geen onderdelen vereist – De bandenspanning controleren. Geen onderdelen vereist – De vloeistofniveaus controleren. Productiejaar sticker 1 De sticker aanbrengen (uitsluitend voor CE-machines).
3 De vloeistofniveaus controleren Geen onderdelen vereist g279510 Procedure 1. Het oliepeil in de motor controleren; zie Het motoroliepeil controleren (bladz. 66). 2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof; zie Hydraulische vloeistof controleren (bladz. 79). 3. Het koelsysteem controleren; zie Het koelsysteem controleren (bladz. 75). 4. Het oliepeil van de planeetwielaandrijving controleren; zie Oliepeil van de planeetwielaandrijving controleren (bladz. 26). 5.
Algemeen overzicht van de machine Hendel om stuurwiel te verstellen Trek de hendel om het stuur te verstellen naar beneden om het stuurwiel in de gewenste stand te zetten en laat de hendel vervolgens los om de instelling te borgen (Figuur 4). Bedieningsorganen Parkeerremvergrendeling Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
om de maaidekmessen te activeren. Druk de knop in om de maaidekmessen uit te schakelen (Figuur 5). Toerentalregelaar laag/hoog Met deze schakelaar (Figuur 5) kunt u het toerentalbereik vergroten voor het transport van de machine. Om tussen het hoge en het lage bereik te schakelen, moeten de maai-eenheden omhooggebracht zijn, de aftakas en de cruisecontrol uitgeschakeld zijn en het tractiepedaal in NEUTRAAL staan. De machine moet met lage snelheid rijden.
• Stel de cabine in op luchtcirculatie als u de Afstelknop voor armsteun airconditioning gebruikt. Draai aan de knop om de hoek van de armsteun te verstellen. • Stel de cabine in om lucht aan te zuigen van buiten als u de verwarming of ventilator gebruikt. Opmerking: De afstelknop zit onder de armsteun. Ventilatorregelingsknop Instelhendel rugleuning Verplaats de hendel om de hoek van de rugleuning van de stoel in te stellen (Figuur 7).
Belangrijk: Sluit de achterruit voordat u de motorkap opent; anders kan de motorkap of de achterruit beschadigd worden. InfoCenter lcd-scherm Het InfoCenter lcd-scherm (Figuur 5) toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine. De weergegeven schermen hangen af van welke knoppen u selecteert. De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Beschrijving Figuur 10 referentie Afmetingen of gewicht Hoogte met cabine G 237 cm Hoogte met rolbeugel I 218 cm Totale lengte F 342 cm Lengte voor stalling of transport E 338 cm C 335 cm Maaibreedte totaal voorste maai-eenheid 157 cm zijmaai-eenheid 107 cm voorste maai-eenheid en een zijmaai-eenheid 246 cm Totale breedte maai-eenheden neergelaten D 345 cm maai-eenheden opgeheven (transportstand) B 183 cm H 141 cm vóór A 114 cm achter J 107 cm Wielbasis Wielloopvlak (mid
Gebruiksaanwijzing • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een Opmerking: Bepaal vanuit de normale • Bewaar de machine en het brandstofvat niet afgesloten ruimte. op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn. bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
• Biodieselmengsels kunnen gelakte oppervlakken • Meng nooit kerosine of motorolie met de • • dieselbrandstof. Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen verzinkt zijn. Voeg geen additieven toe aan de brandstof. • • Diesel • Cetaangetal: 45 of hoger Zwavelgehalte: ultralaag (< 15 ppm) • Brandstof Diesel specificatie Locatie beschadigen. Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer.
GEVAAR Een te lage bandenspanning vermindert de zijdelingse stabiliteit van de machine op hellingen. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. Pomp de banden niet te zacht op. g033358 De luchtdruk in de banden moet tussen 1,72 en 2,07 bar zijn. Figuur 13 Voorwielen Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op.
Het smeeroliepeil van de tandwielkast van de achteras controleren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren De tandwielkast is gevuld met SAE 85W-140 smeerolie. De capaciteit bedraagt 0,5 liter. Controleer elke dag op lekkage. g019500 Figuur 15 1. Controle-/aftapplug (2) 2. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 15). Opmerking: De olie zou tot de onderkant van Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot deze uit de opening aan de rechterkant begint te vloeien. 4.
De rolbeugel omhoog klappen WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Gebruik de machine niet op oneffen terrein of op een heuvel met een omlaag geklapte rolbeugel. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat.
decal100-5622nc Figuur 21 7. Duw de spil van het zwenkwiel door de voorste zwenkwielarm en monteer de opvulstukken (zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overgebleven afstandsstukken op de spilas. 8. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. 9. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de maaihoogtekettingen zijn bevestigd aan de achterkant van de maai-eenheid (Figuur 22). g008866 Figuur 20 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken 4. Montage-opening bovenste as 5.
Raadpleeg onderstaande tabel om vast te stellen welke combinatie afstandsstukken moet worden gebruikt om de maaihoogte in te stellen (Figuur 25). glijders en de maatwielen in de bovenste openingen plaatsen. Zijmaai-eenheden De maaihoogte van de zijmaai-eenheden kunt u instellen door een gelijk aantal afstandsstukken toe te voegen aan dan wel te verwijderen van de zwenkwielvorken. U plaatst hierbij de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste maaihoogte-openingen in de zwenkwielvorken.
decal100-5694nc Figuur 29 decal100-5623nc Figuur 27 7. Plaats de gaffelpennen en monteer de R-pennen. Glijders afstellen 8. Draai de spanstang (met de hand) linksom zodat er druk op de afstelling staat. 9. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de verbindingen van de demper zijn bevestigd aan de beugels van het maaidek (Figuur 28).
Rollen van maaidek afstellen controleer de vlakheid met een liniaal van minstens 2 meter. De rollen van het maaidek moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm. 8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de maaihoogte instellen op 7,6 tot 10,1 cm; zie De maaihoogte instellen (bladz. 28). 9.
3. Stel de opvulstukken (3 mm) op de voorste zwenkwielarm(en) in naargelang de maaihoogtesticker (Figuur 33). de voorste maai-eenheid, moet u een opvulstuk verwijderen uit het onderste deel van het voorste binnenste zwenkwiel op de zijmaai-eenheid (Figuur 33). Opmerking: Zie De maaihoogte instellen (bladz. 28) voor de buitenste mesas. Opmerking: Controleer opnieuw de afstanden 4. 5. g011561 Figuur 33 1. Voorste zwenkwielarm 2. Opvulstukken 3.
Koplampen richten De motor mag niet starten. Als de motor start, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. 3. 4. Optionele accessoire 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, start de motor en schakel de aftakas in. Ga op de stoel zitten terwijl de aftakas ingeschakeld is en sta dan op van de stoel. De aftakas zou met een beetje vertraging moeten afslaan.
Een mes selecteren Atomic mulchmes Mes met een platte vleugel Mes met een standaard vleugel Mes met een medium vleugel Staat van het gras Nat, plakkerig en voorjaarsgroei Licht of dun gras Normaal maaien Alle omstandigheden tot dichte begroeiing Bladeren mulchen Werkt goed Niet gebruiken Werkt goed Werkt goed Voordelen Minder hefvermogen, haalt aan elkaar geklonterd maaisel uit elkaar Creëert niet veel luchtstroom in stoffig, zanderig en dun gras Goede algemene prestatie Meer hefvermogen e
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Instellingen In het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen. Machine In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine. Melding opstapeling van as in DPF.
Maaisnelheid Regelt de maximumsnelheid in maaimodus (laag bereik) Transportsnelheid Regelt de maximumsnelheid in transportmodus (hoog bereik) Smart Power Smart Power voorkomt vastlopen in zware omstandigheden door de machinesnelheid automatisch te regelen en de maaiprestaties te optimaliseren. g028523 Figuur 36 *Alleen gebruikerstekst wordt vertaald. De schermen fouten, onderhoud en diagnostiek hebben betrekking op onderhoud.
De timer ‘Onderhoud vereist’ instellen Opmerking: Zet de contactschakelaar op UIT en dan op AAN om het beveiligde menu te vergrendelen. U kunt de instellingen in het beveiligde menu weergeven en wijzigen. Scroll in het beveiligde menu omlaag tot de optie Instellingen beveiligen. Wijzig de instelling met de rechterknop. Als u Instellingen beveiligen op UIT zet kunt u de instellingen in het beveiligde menu bekijken en wijzigen zonder de PIN-code in te voeren.
• De machine niet gebruiken als sleepvoertuig. • Gebruik alleen door Toro goedgekeurde • Vervoer geen passagiers op de machine en houd omstanders en kinderen weg uit het werkgebied. • Gebruik de machine uitsluitend bij een goede accessoires, werktuigen en reserveonderdelen. zichtbaarheid zodat u kuilen en verborgen gevaren kunt vermijden. Bescherming van de rolbeugel • Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden.
• Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien • Klap een inklapbare rolbeugel slechts tijdelijk er gevaren zijn, maait u de helling met een loopmaaimachine. omlaag en alleen als dit noodzakelijk is. Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op • Let op: er is geen omkantelbeveiliging als een de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
Tegengewicht Voordat u de machine transporteert, moet u de maai-eenheden opheffen en de transportvergrendelingen vastzetten (Figuur 38). Het tegengewichtsysteem oefent hydraulische tegendruk uit op de hefcilinders van de maaidekken. Deze druk verbetert de tractie doordat het gewicht van de maaidekken wordt verplaatst naar de aandrijfwielen van de maaier. De druk van het tegengewicht is standaard ingesteld voor een optimale balans tussen maairesultaat en tractie in de meeste omstandigheden.
automatisch te regelen en de maaiprestaties te optimaliseren. Starten van de motor Opmerking: De Smart Power functie is standaard volgende gevallen: • De motor is gestopt omdat de brandstof op was. • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem. 1. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de NEUTRAALSTAND staat. Zorg dat de parkeerrem in werking is gesteld. 2. Zet gashendel op laag stationair. 3. Draai het contactsleuteltje naar de stand LOPEN.
4. Draai het contactsleuteltje op UIT. 5. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start. van de supervisor. Druk op de middelste knop ( pictogram) in het welkomscherm of hoofdscherm van het InfoCenter om de snelheid aan te passen. Opmerking: Bij heen en weer schakelen tussen het De toerentalschakelaar gebruiken lage en het hoge bereik zullen de instellingen naar de vorige instelling worden geschakeld.
Roetopbouw in het DPF • Hierbij wordt het roet in het DPF verbrand tot as. • Na verloop van tijd wordt roet opgestapeld in het • De computer geeft niet alleen een waarschuwing maar verlaagt het motorvermogen ook, afhankelijk van de mate van roetopbouw. roetfilter van het dieselpartikelfilter. De computer van de motor bewaakt de roetopbouw in het DPF. • Wanneer voldoende roet zich heeft opgestapeld, meldt de computer dat het tijd is om het dieselpartikelfilter te regenereren.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motorwaarschuwingen – asopbouw Niveau Niveau 1: Motorwaarschuwing Foutcode Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85%. Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 68) Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 50%.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Herstel Doet zich voor omdat de gebruiker aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld in het dieselpartikelfilter. • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstel regeneratie of MELDING NR.
en druk op de rechterknop om de optie Technicus te selecteren (Figuur 45). DPF-werkingstabel (cont'd.) Status Beschrijving Reset Stby De computer van de motor probeert een reset regeneratie uit te voeren maar een van de volgende factoren verhindert de regeneratie: • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter (Figuur 46). De uitlaattemperatuur is te laag voor regeneratie.
Passieve regeneratie van het DPF • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • Het pictogram hoge uitlaattemperatuur normale werking van de motor. • • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen. Ondersteunde regeneratie van het DPF • • De computer van de motor past de motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.
1. Ga naar het menu DPF Regeneration, druk op de middelste knop om naar de optie INHIBIT REGEN te gaan en druk op de rechterknop om de optie Inhibit Regen te selecteren (Figuur 50). g224394 Figuur 52 Opmerking: Als het InfoCenter MELDING NR. 186 weergeeft (Figuur 53), zet u de motor op volgas (hoog stationair) om de reset regeneratie te laten verdergaan. g227304 Figuur 50 2.
Geparkeerde of herstel regeneratie InfoCenter (geparkeerde regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld) (Figuur 57). • Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie of herstel regeneratie vraagt, wordt het pictogram regeneratie vereist (Figuur 54) weergegeven op het InfoCenter. g224398 Figuur 57 Belangrijk: U dient een geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz.
g318159 Figuur 60 g224628 • Herstel regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld MELDING NR. Figuur 63 190 (Figuur 61) Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie 1. Verzeker dat de machine voldoende brandstof in de tank heeft voor de betreffende regeneratie: • Geparkeerde regeneratie: Verzeker dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie • Herstel regeneratie: Verzeker dat brandstoftank minstens ½ vol is voor herstel regeneratie 2.
stationaire toerental verhoogt of de parkeerrem vrijzet. 1. Ga naar het menu DPF Regeneration, druk op de middelste knop om naar de optie PARKED REGEN START of RECOVERY REGEN START te gaan (Figuur 64) en druk op de rechterknop om de regeneratie te beginnen (Figuur 64). g224414 g227678 Figuur 65 g224402 3. Controleer in het scherm DPF-controlelijst of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat (Figuur 66). g224629 Figuur 64 2.
g224406 g224406 Figuur 69 7. g224626 Opmerking: Als u probeert om een geforceerde geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat er 50 uur zijn verstreken sinds de laatste succesvolle regeneratie, zal deze boodschap verschijnen. Als de machine verzoekt om een regeneratie en deze boodschap verschijnt, moet u contact opnemen met uw erkende Toro verdeler voor onderhoud. g224630 Figuur 67 5. De computer van de motor controleert de motorstatus en foutinformatie.
Tabel berichten en vereiste acties (cont'd.) Vereiste actie: Laat de motor lopen tot de koelvloeistoftemperatuur 60 °C bedraagt. g224392 Figuur 71 Vereiste actie: Stel het motortoerental in op laag stationair. Opmerking: Als de regeneratie niet voltooid kan worden, geeft het InfoCenter Melding nr. 184 weer (Figuur 71). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten. Vereiste actie: Los het probleem met de computer van de motor op en probeer nogmaals DPF-regeneratie uit te voeren. 8.
Tips voor bediening en gebruik Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren Met de instellingen Parked Regen Cancel en Recovery Regen Cancel kunt u een huidige geparkeerde of herstel regeneratie afbreken. 1. Maaipatronen veranderen Verander vaak het maaipatroon om te vermijden dat het maairesultaat onvolmaaktheden vertoont die te wijten zijn aan herhaald maaien in één richting. Ga naar het menu DPF Regeneration (Figuur 73).
• Stal de machine of het brandstofvat nooit in de Als het gras inscheurt of kapot wordt getrokken, wordt het bruin aan de punten, waardoor het gras minder goed groeit en vatbaarder wordt voor ziekten. Controleer of het mes in een goede staat verkeert en over een volledige vleugel beschikt. buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat.
Opmerking: Gebruik in de vier hoeken banden met Belangrijk: Zorg dat de omloopklep gesloten is voordat u de motor start. Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, raakt de transmissie oververhit. de juiste specificaties en CE-merk om de machine vast te binden. • Twee aan de voorzijde van het bestuurdersplatform Belangrijk: Als u de machine achteruit moet • Achterbumper duwen of slepen, dient u te zorgen voor een omleiding van de regelklep in het verdeelstuk van de vierwielaandrijving.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Opmerking: Als u onderhoud uitvoert aan de machine en een afvoerbuis aan de uitlaat gekoppeld hebt, dient u de instelling Inhibit Regen AAN te zetten; zie Inhibit Regen instellen (bladz. 50).
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 25 bedrijfsuren • Zuurpeil controleren. (Elke 30 dagen controleren als de machine is opgeslagen.) Om de 50 bedrijfsuren • Smeer alle lagers en bussen. • Spanning van de drijfriem van de maaimessen controleren. Om de 100 bedrijfsuren • Slangen van koelsysteem controleren. • De riemspanning van de wisselstroomdynamo controleren. • Spanning van de compressorriem controleren. Om de 200 bedrijfsuren • Wielmoeren aandraaien.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Werking van interlockschakelaars controleren. Werking van de remmen controleren. Motoroliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Luchtfilter, stofkap en ontluchtingsventiel controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De motorkap verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer alle lagers en bussen. Lagers en lagerbussen smeren 1. Ontgrendel en open de motorkap. 2. Verwijder de R-pen waarmee het draaipunt van de motorkap aan de montagebeugels is bevestigd (Figuur 77).
g017810 Figuur 81 Voorste hefmechanismen • 2 lagerbussen van cilinder van hefarm (2 aan elke kant) (Figuur 82) • 2 kogelverbindingen van de hefarmen (Figuur 83) g011499 Figuur 79 Voorste maai-eenheid • 2 lagerbussen van de as van de zwenkwielvork g020455 (Figuur 80) Figuur 82 • 3 aslagers – onder de poelie (Figuur 81) • 2 lagerbussen van draaipunt van spanpoeliearm (Figuur 81) g011551 Figuur 83 Zijmaai-eenheid • 1 lagerbus van de as van de zwenkwielvork g011557 Figuur 80 (Figuur 84) • 2 asl
g011553 Figuur 86 g011557 Figuur 84 Hefmechanismen zijkant • 6 lagerbussen van de hoofdhefarm (Figuur 85 en Figuur 86) • 2 lagerbussen van de tuimelaar (Figuur 87) • 4 lagerbussen van de achterste arm (Figuur 87) g011554 Figuur 87 • 4 lagerbussen van de hefcilinder (Figuur 88) g011555 Figuur 88 g011552 Figuur 85 65
Onderhoud motor olie bij om het olieniveau bij het Vol-merkteken 'Full' te brengen. Giet niet te veel olie in de motor. Veiligheid van de motor Belangrijk: Zorg ervoor dat het oliepeil tussen de merktekens voor het minimum en het maximum op de peilstok staat; de motor kan beschadigd worden indien deze te veel of te weinig olie bevat. • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het • contact voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
Belangrijk: Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit. 1. Vervang het luchtfilter (Figuur 92). g031675 Figuur 90 4. Het carter met olie vullen. Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang deze in geval van beschadiging. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen.
g214715 g213864 g009712 g213863 Figuur 93 Figuur 94 1. Veiligheidsfilter 2. Stel de indicator (Figuur 91) opnieuw in als deze rood is. Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoudsinterval: Om de 3000 bedrijfsuren Maak het roetfilter schoon als motorfout SPN 3720 FMI 16 of SPN 3720 FMI 0 op het InfoCenter verschijnt.
Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud van brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Brandstoftank aftappen en reinigen. Vóór de stalling—Brandstoftank aftappen en reinigen. Naast het genoemde onderhoudsinterval moet de tank ook worden afgetapt en gereinigd als het brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer u de machine voor langere tijd gaat stallen. Gebruik schone brandstof om de tank uit te spoelen.
Onderhoud van het brandstoffilter Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren 1. Veiligheid van het elektrisch systeem Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 96). • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur.
WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. g020758 • Sluit altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. Figuur 97 1. Accudeksel 2. Hier drukken. 3.
g020439 Figuur 100 1. Zekeringen decal117-2787 Figuur 103 g243209 Figuur 101 De cabinezekeringen bevinden zich in de zekeringdoos van de cabineheadliner (Figuur 102 en Figuur 103). Opmerking: Enkel model met cabine g032673 Figuur 102 1. Zekeringdoos cabine 2.
Onderhoud aandrijfsysteem De hoek van het tractiepedaal instellen U kunt de werkhoek van het tractiepedaal wijzigen als dat comfortabeler is. 1. g008862 Figuur 105 Draai de 2 bouten en moeren los waarmee de linkerzijde van het tractiepedaal aan de beugel is bevestigd (Figuur 104). 1. Controle-/aftapplug 2. Plaats een opvangbak onder de naaf van het planeetwiel, verwijder de plug en laat de olie in de bak lopen. 3.
Het smeermiddel van de achteras verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Reinig de omgeving van de drie aftappluggen, (1) aan elke kant en (1) in het midden (Figuur 107). 3. Verwijder de controlepluggen zodat de olie gemakkelijker kan weglopen. 4. Verwijder de aftappluggen zodat de olie in de opvangbakken kan lopen. g011558 Figuur 108 1. Aftapplug 7.
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. g020441 Figuur 109 1. Expansietank – Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait. 3.
Onderhouden remmen vervolgens vanaf de achterkant en blaas het vuil naar de voorkant. Herhaal deze procedure verschillende keren totdat het maaisel en het vuil volledig zijn verwijderd. De bedrijfsremmen afstellen Belangrijk: Als u de radiateur/oliekoeler met water reinigt, kan hierdoor voortijdig corrosie optreden en kunnen onderdelen schade oplopen. Stel de bedrijfsremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren.
Onderhoud riemen Opmerking: Verhoog of verminder de spanning van de compressorriem en draai de bout vast. Controleer nogmaals de speling van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is. Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Drijfriemen van maaimessen aanspannen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 44 N.
het slijten is: gieren tijdens het draaien van de riem, slippende messen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. 1. 9. • Als de juiste spanning verkregen is, moet de binnenmeting van de trekveer (haak tot haak) ongeveer 8,3 cm tot 9,5 cm bedragen. Laat de maai-eenheid op de vloer van de werkplaats zakken, verwijder de drijfriemkappen die boven op de maai-eenheid zitten en zet de drijfriemkappen weg. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem voldoet. Gebruik geen synthetische vloeistof. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product. Veiligheid van het hydraulische systeem Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Verwijder de aftapplug onderaan aan de voorzijde van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in een grote opvangbak lopen. 3. Plaats de aftapplug terug wanneer er geen hydraulische vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet de plug vast. 4. Vul het reservoir (Figuur 116) met hydraulische vloeistof; zie Specificaties hydraulische vloeistof (bladz. 79).
Om de 800 bedrijfsuren—Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof, moet u het hydraulische filter vervangen (eerder als de onderhoudsintervalindicator in de rode zone staat). WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Waarschuw onmiddellijk een arts als er vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
Tegengewicht instellen Onderhoud van maaidek De testpoort voor het tegengewicht wordt gebruikt om de druk in het tegengewichtcircuit te testen (Figuur 118). De aanbevolen druk voor het tegengewicht is 22,41 bar. Om de druk voor het tegengewicht af te stellen, draait u de contramoer los en draait u de stelschroef (Figuur 118) rechtsom om de druk te verhogen of linksom om de druk te verlagen. Draai de contramoer dan weer vast.
Frontmaaidek omlaag draaien (kantelen) 1. Houd de maai-eenheid verticaal met hulp van een andere persoon, verwijder de R-pen waarmee het kabeleind vastzit en verwijder dit van de pen. 2. Draai (kantel) de maai-eenheid omlaag. 3. Berg de kabel op onder het bestuurdersplatform. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, start de motor en laat de maai-eenheid zover neer dat dit de grond net niet raakt. 5.
Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen 5. Onderhoud van zwenkwielen en lagers Verwijderen van de bussen In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten. Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de spindel van de zwenkwiel los in de bussen zit moet u de bussen vervangen. 1.
3. Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf. 4. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenzijde van de wielnaaf op slijtage en vervang beschadigde onderdelen. 5. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf. Onderhoud van maaimessen Veiligheid van de messen • Controleer op gezette tijden het maaimes op Opmerking: Om de lagers te monteren, moet • u op de buitenste loopring van het lager drukken. 6.
Mes(sen) van de maai-eenheid controleren en slijpen 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Mes(sen) van de maai-eenheden verwijderen en monteren (bladz. 86). Mes(sen) van de maai-eenheden verwijderen en monteren Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert. Houd de maaimessen scherp gedurende het hele seizoen.
g000276 Figuur 128 1. Onder de oorspronkelijke hoek slijpen. Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de antiscalpeercup en de mesbout; zie Mes(sen) van de maai-eenheden verwijderen en monteren (bladz. 86). Ongelijke meshoogte corrigeren Indien de messen op een maai-eenheid niet op gelijke hoogte zijn afgesteld, zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn in het gazon.
8. Onderhoud van de cabine Verwijder de bouten, platte ringen, borgringen en moeren van de buitenste as op de plek waar u de opvulstukken moet plaatsen. Opmerking: Om het mes hoger of lager te zetten, moet een opvulstuk (onderdeelnr. 3256-24) tussen de spilbehuizing en de onderkant van de maai-eenheid worden geplaatst. Ga verder en controleer de uitlijning van de messen en plaats opvulstukken totdat de randen van de messen binnen de gewenste afstand blijven.
1. Verwijder de schroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 130 en Figuur 131). 3. Installeer de filters en het rooster met de duimschroeven. Het voorfilter van de cabine reinigen Het voorfilter van de cabine voorkomt dat grotere vuildeeltjes zoals gras en bladeren in de filters van de cabine dringen. 1. Draai de schermafdekking naar beneden. 2. Reinig het filter met water. Opmerking: Gebruik geen hogedrukreiniger.
Stalling Veiligheid tijdens opslag • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Bewaar de machine en het brandstofvat niet g032323 op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
D. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen. De motor gebruiksklaar maken 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug weer terug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul het oliecarter met de aangegeven hoeveelheid motorolie. 4. Draai het contactsleuteltje op AAN, start de motor en laat hem ongeveer 2 minuten stationair draaien. 5. Draai het contactsleuteltje naar de stand UIT. 6.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen – www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.
Toro garantie Garantie gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.