Form No. 3411-347 Rev C Groundsmaster® 4000 of 4010 cirkelmaaier Modelnr.: 30609—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 30636—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
Inhoud De machine duwen of slepen ............................ 49 De krikpunten bepalen...................................... 50 De machine transporteren ................................ 50 De bevestigingspunten bepalen ....................... 50 Onderhoud .............................................................. 51 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 51 Controlelijst Dagelijks Onderhoud..................... 53 Schema met onderhoudsintervallen .................
Veiligheid Het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen)...................................................... 75 Het frontmaaidek naar beneden draaien (kantelen)...................................................... 76 Schuinstand van het maaidek afstellen ............. 76 Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen ........................................... 76 Onderhoud van zwenkwielen en lagers............. 77 Onderhoud van maaimessen ............................... 78 Veiligheid van de messen .
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-7272 93-7272 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd; ventilator – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal100-5624 100-5624 1. Maaihoogte-afstelling decal93-7818 93-7818 1.
decal104-3578 decal106-6755 104-3578 106-6755 1. Maaihoogte-afstelling 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. decal104-3579 104-3579 1. Lage maaihoogteinstelling 2. Hoge maaihoogteinstelling decal114-0846 114-0846 1.
decal117-4765 117-4765 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Geen starthulpmiddelen gebruiken. decal121-3884 121-3884 1. Motor stoppen 3. Motor starten 2. Motor voorverwarmen decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu decal120-4159 120-4159 1. Uit 8. Hoog 2. Verlichting 9. Tractie-aandrijving 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 3. Aan 10. Laag 4. Locatie van lichtschakelaar 5.
decal125-9688 decal132-3600 125-9688 Alleen voor model met cabine 132-3600 Alleen voor model met cabine 1. Ruitenwissers (uit) 3. Ruitenwissers (aan) 2. Ruitenwissers 4. Ruitensproeiervloeistof spuiten 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. Werkverlichting (20 A) 2. Koplamp (25 A) 6. Hulpaggregaat (15 A) 3. Koppeling condenserventilator en airconditioning (30 A) 7. Cabineverlichting (15 A) 4. Ventilator (25 A) 8.
decal121-1599 121-1599 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. decal127-3700 127-3700 1. Linker maaidek omhoog brengen. 4. Motortoerental vergrendelen. 2. Middelste maaidek omhoog brengen. 5. Motortoerental ontgrendelen. 3. Rechter maaidek omhoog brengen. decal120-8947 120-8947 decal130-0594 130-0594 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; draag altijd een veiligheidsgordel als u in de cabine zit; draag gehoorbescherming. 9 1.
decal114-0849 114-0849 1. Waarschuwing – 1) Schakel de vermogenaftakas uit; 2) Breng het maaidek omhoog 4. Vooruit 2. Hier niet staan 3. Richtingpedaal 5. Achteruit decal130-5356 130-5356 1. Het pedaal dient om vooruit en achteruit te rijden.
decal117-2754 117-2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 6. Het risico bestaat dat u in uw handen of voeten wordt gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 7.
decal121-8378 121-8378 Alleen voor model met cabine 1. Ventilator (uit) 3. Koude lucht 5. Buitenlucht 7. Airconditioning (uit) 2. Ventilator (aan, volle snelheid) 4. Warme lucht 6. Binnenlucht 8. Airconditioning (aan) decal130-6043 130-6043 1. Lees de Gebruikershandleiding.
decal120-0250 120-0250 1.
decal130-6046 130-6046 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De machine smeren. Waarschuwingssticker 1 De waarschuwingssticker vervangen. Instructiemateriaal en aanvullende onderdelen Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Gebruikershandleiding 1 Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen. Gebruikershandleiding van motor 1 Gebruiken om motorgegevens op te zoeken.
Algemeen overzicht van de machine Parkeerremvergrendeling Een knop links van het bedieningspaneel activeert de vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 3). Om de parkeerrem in werking te stellen, koppelt u de pedalen met de vergrendeling, trapt u beide pedalen in en trekt u de vergrendeling voor de parkeerrem uit. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u beide pedalen in totdat de parkeerremvergrendeling wordt ingetrokken.
Aftakasschakelaar De aftakasschakelaar heeft 2 standen: UIT (START ) en Trek de knop van de aftakasschakelaar uit om de maaidekmessen te activeren. Druk de knop in om de maaidekmessen uit te schakelen (Figuur 4). IN (STOP). Schakelaar voor hoge/lage snelheid Met de schakelaar voor hoge/lage snelheid kunt u de snelheid verhogen voor het transport van de machine (Figuur 4). g028454 Figuur 5 1. Schakelaar van het stopcontact De maaidekken werken niet in het hoge toerentalbereik.
• Stel de cabine in op luchtcirculatie als u de Afstelknop voor armsteun airconditioning gebruikt. Draai aan de knop om de hoek van de armsteun te verstellen (Figuur 6). • Stel de cabine in om lucht aan te zuigen van buiten als u de verwarming of ventilator gebruikt. Instelhendel rugleuning Ventilatorregeling Verplaats de hendel om de hoek van de rugleuning van de stoel in te stellen (Figuur 6). Draai aan de ventilatorregelingsknop om de snelheid van de ventilator te regelen (Figuur 7).
Belangrijk: U moet de achterruit sluiten voordat u de motorkap opent; anders kan dit leiden tot schade. Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) De bediening van het InfoCenter gebruiken Urenteller Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine, onder meer de bedrijfsstatus en allerlei diagnostische informatie (Figuur 9). Het InfoCenter beschikt over een welkomstscherm en hoofdscherm.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Motor – Starten Symbolen worden vaak gecombineerd in zinnen.
Instellingen Machine In het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen. In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Opmerking: Zet de contactschakelaar op UIT en dan op AAN om het beveiligde menu te vergrendelen. In het beveiligde menu kunt u instellingen bekijken en wijzigen. Scroll in het beveiligde menu omlaag tot de optie Instellingen beveiligen. Wijzig de instelling met de rechterknop. Als u Instellingen beveiligen op UIT zet kunt u de instellingen in het beveiligde menu bekijken en wijzigen zonder de PIN-code in te voeren.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Beschrijving Figuur 12 referentie Afmetingen of gewicht Hoogte met cabine G 237 cm Hoogte met rolbeugel I 218 cm Totale lengte F 342 cm Lengte voor stalling of transport E 338 cm C 335 cm Maaibreedte totaal voorste maai-eenheid 157 cm zij-maai-eenheid 107 cm voorste maai-eenheid en een zij-maai-eenheid 246 cm Totale breedte maai-eenheden neergelaten D 345 cm maai-eenheden opgeheven (transportstand) B 183 cm H 141 cm vóór A 114 cm achter J 107 cm Wielbasis Wielloopvlak (m
Gebruiksaanwijzing • Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat. Opmerking: Bepaal vanuit de normale • Probeer de motor niet te starten als u brandstof bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
• Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen • een lager percentage in koud weer. verzinkt zijn. Voeg geen additieven toe aan de brandstof. • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
GEVAAR Een te lage bandenspanning vermindert de zijdelingse stabiliteit van de machine op hellingen. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. Pomp de banden niet te zacht op. g033358 De luchtdruk in de banden moet tussen 1,72 en 2,07 bar zijn. Figuur 15 Voorwielen Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op.
Het smeeroliepeil van de tandwielkast van de achteras controleren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren De achteras is gevuld met SAE 85W-140 smeerolie. De capaciteit bedraagt 0,5 liter. Controleer elke dag op lekkage. g019500 Figuur 17 1. Controle-/aftapplug (2) 2. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 17). Opmerking: De olie zou tot de onderkant van Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot deze uit de opening aan de rechterkant begint te vloeien. 4.
De rolbeugel omhoog klappen WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Gebruik de machine niet op oneffen terrein of op een heuvel met een omlaag geklapte rolbeugel. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat.
decal100-5622nc Figuur 23 7. Duw de spil van het zwenkwiel door de voorste zwenkwielarm en monteer de opvulstukken (zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overgebleven afstandsstukken op de spilas. 8. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. 9. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de maaihoogtekettingen zijn bevestigd aan de achterkant van het maaidek (Figuur 24). g008866 Figuur 22 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken 4. Montage-opening bovenste as 5.
Raadpleeg onderstaande tabel om vast te stellen welke combinatie afstandsstukken moet worden gebruikt om de maaihoogte in te stellen (Figuur 27). glijders en de maatwielen in de bovenste openingen plaatsen. Zijmaaidekken De maaihoogte van de zijmaaidekken kunt u instellen door een gelijk aantal afstandsstukken toe te voegen aan dan wel te verwijderen van de zwenkwielvorken. U plaatst hierbij de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste maaihoogte-openingen in de zwenkwielvorken.
decal100-5694nc Figuur 31 decal100-5623nc Figuur 29 7. Plaats de gaffelpennen en monteer de R-pennen. Glijders afstellen 8. Draai de spanstang (met de hand) linksom zodat er druk op de afstelling staat. 9. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de verbindingen van de demper zijn bevestigd aan de beugels van het maaidek (Figuur 30).
Rollen van het maaidek afstellen controleer de vlakheid met een liniaal van minstens 2 meter. De rollen van het maaidek moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm. 8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de maaihoogte instellen op 7,6 tot 10,1 cm; zie De maaihoogte instellen (bladz. 29). 9.
4. 5. g011561 Figuur 35 1. Voorste zwenkwielarm 2. Opvulstukken 3. Voorste zwenkwielvork De maaihoogte van de maaidekken gelijk stellen 1. 6. Plaats de messen dwars op de rijrichting op de buitenste as van beide zijmaaidekken. Opmerking: Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van het mes op elk maaidek en vergelijk die afstanden met elkaar. Deze afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar verschillen. Stel nu nog niet af. 2. 7.
Koplampen richten De motor mag niet starten. Als de motor start, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. 3. 4. 1. Draai de montagemoeren los en plaats elke koplamp zo, dat deze recht vooruit wijst. Opmerking: Draai de montagemoer vast Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Kom overeind uit de bestuurdersstoel en schakel de aftakasschakelaar op AAN. De aftakas mag niet in werking komen.
• Een door Toro gemonteerde cabine is een • Stop de machine en controleer de maaimessen • • • • • • • • rolbeugel. als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of als de machine abnormaal begint te trillen. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt met de machine. Verleen altijd voorrang.
De motor afzetten • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op een helling. Belangrijk: Laat de motor 5 minuten stationair • Voer alle bewegingen op hellingen langzaam en lopen voordat u deze afzet of nadat de machine volledig belast is gebruikt. Hierdoor kan de turbocompressor afkoelen voordat u de motor afzet. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen met de turbocompressor ontstaan. geleidelijk uit. Verander niet plots de snelheid of rijrichting van de machine.
8. worden gebruikt; in het InfoCenter kunt u instellen hoe lang het duurt voordat de motor stationair begint te draaien. • Het tractiepedaal keert terug naar de NEUTRALE Regeneratie van het DPF stand. • de aftakas is uitgeschakeld. • Alle hefschakelaars zijn inactief. Het dieselparticulaarfilter (DPF) is een onderdeel van het uitlaatsysteem. De oxidatie-katalysator van het DPF vermindert de hoeveelheid schadelijke gassen en het roetfilter vangt het roet in de uitlaatgassen op.
Roetopbouw in het DPF VOORZICHTIG • Na verloop van tijd bouwt zich roet op in het Gedurende de DPF regeneratie met geparkeerde machine of herstel regeneratie is de uitlaattemperatuur hoog (ongeveer 600°C). De hete uitlaatgassen kunnen gevaar opleveren voor u of anderen. DPF. De computer van de motor bewaakt de roetopbouw in het DPF. • Als er teveel roetopbouw is geeft de computer aan dat regeneratie van het DPF nodig is. • Hierbij wordt het roet in het DPF verbrand tot as.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motor-waarschuwingen – as-opbouw (cont'd.) Niveau Advies of foutcode Niveau 1 Bestuurdersadvies Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen 100% Laat de onderhoudswerkplaats weten dat het InfoCenter Advies #179 toont. Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85% Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 42).
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Wanneer Proces Recovery/herstel Is nodig als het verzoek om geparkeerde regeneratie niet is opgevolgd, het verdere gebruik leidt tot nog meer roetopbouw in het DPF dat al geparkeerde regeneratie nodig heeft. Als het herstel regeneratie pictogram wordt weergegeven op het InfoCenter is herstel regeneratie nodig.
Reset regeneratie Geparkeerde regeneratie g214713 g214711 Figuur 45 Pictogram verzoek geparkeerde regeneratie Figuur 44 Pictogram ondersteunde/reset regeneratie • Het pictogram verzoek geparkeerde regeneratie • Het pictogram ondersteunde/reset regeneratie verschijnt op het InfoCenter (Figuur 45). verschijnt op het InfoCenter (Figuur 44).
7. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . Uitvoeren van een geparkeerde regeneratie Opmerking: Voor informatie over het openen van beveiligde menu's, zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 21). 1. Open het beveiligde menu en ontgrendel het beschermde submenu met instellingen (Figuur 47), zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 21). g212138 Figuur 49 4. g028523 Als het bericht “Initiate DPF Regen. Are you sure?” (DPF regeneratie starten.
g211986 g212405 Figuur 51 6. Figuur 53 Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR en druk op de middelste knop (Figuur 52). B. Daarna “Waiting on ” (Figuur 54). g212406 Figuur 54 g212372 Figuur 52 7. C. De volgende berichten worden getoond als de geparkeerde regeneratie begint: A. “Initiating DPF Regen.” (Figuur 53). De computer bepaalt of de regeneratie wordt uitgevoerd. Een van de volgende berichten verschijnt op het InfoCenter: • Als regeneratie mogelijk is verschijnt “Regen Initiated.
De motor is koud – wachten. De motor is warm – wachten. De motor is heet – regeneratie wordt uitgevoerd (percentage voltooid). 9. g213424 De geparkeerde regeneratie is voltooid als het bericht “Regen Complete” op het InfoCenter verschijnt. Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten (Figuur 57). Figuur 55 • Als de motorcomputer de regeneratie niet toestaat verschijnt “DPF Regen Not Allowed” op het InfoCenter (Figuur 56).
• Voer een herstel regeneratie uit als het • • Gebruiker motorvermogen lager wordt en geparkeerde regeneratie niet voldoende is om het roet uit het DPF te branden. Herstel regeneratie kan tot 4 uur duren. De herstel regeneratie moet door een monteur van de distributeur worden uitgevoerd, neem contact op met uw erkende Toro distributeur. Laat de gebruiker de maximale transportsnelheid (hoog bereik) instellen, binnen de voorinstellingen van de supervisor.
als u tussen smalle objecten rijdt zodat u de machine of de maaidekken niet beschadigt. zet, vermindert u een hoog motortoerental, het lawaai en de trillingen. Draai het sleuteltje op UIT om de motor af te zetten. • Rijd altijd langzaam op oneffen terrein. Voordat u de machine transporteert, moet u de maaidekken opheffen en de transportvergrendelingen vastzetten (Figuur 59). • Als u een obstakel tegenkomt, moet u de maaidekken omhoog brengen zodat u er omheen kunt maaien.
De machine onderhouden na het maaien een ander object in de verte uitkiezen en recht daarop af rijden. • Zodra de voorste maaidekken de rand van het Na het maaien moet u de machine grondig schoonspoelen met een tuinslang zonder spuitmond, zodat de afdichtingen en lagers niet worden beschadigd of verontreinigd raken als gevolg van een te hoge waterdruk. Zorg ervoor dat de radiateur en de oliekoeler vrij blijven van vuil en maaisel.
1. Kantel de stoel en zoek de omloopkleppen; deze bevinden zich onder de voorzijde van de brandstoftank (Figuur 60). GEVAAR Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. • Plaats de machine altijd op assteunen. • Gebruik nooit een hydraulische krik.
Onderhoud Belangrijk: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Wielmoeren aandraaien.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 800 bedrijfsuren • Olie van voorste planeetwielaandrijving verversen of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. • Ververs de olie van de achteras. • Controleer het toespoor van het achterwiel. • Controleer de riem van de mesaandrijving. • De hydraulische vloeistof verversen. • Vervang de hydraulische filters. • Controleer de demper van het zijmaaidek. • De zwenkwielen van het maaidek inspecteren.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Werking van interlockschakelaars controleren. Werking van de remmen controleren. Motoroliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Luchtfilter, stofkap en ontluchtingsventiel controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie Schema met onderhoudsintervallen decal130-6046 Figuur 62 54
decal130-6043 Figuur 63 55
Procedures voorafgaande aan onderhoud De machine klaar maken voor onderhoud Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden • Doe het volgende voordat u de machine gaat afstellen, schoonmaken of repareren: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 1. Zorg ervoor dat de aftakas is uitgeschakeld. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Laat indien nodig maaidek(ken) zakken. 5.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer alle lagers en bussen. Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithium vet. Smeer de machine ook onmiddellijk na elke wasbeurt.
g017810 Figuur 68 g011557 Voorste hefmechanismen Figuur 71 • 2 lagerbussen van cilinder van hefarm (2 aan elke kant) (Figuur 69) • 2 kogelverbindingen van de hefarmen (Figuur 70) Hefmechanismen zijkant • 6 lagerbussen van de hoofdhefarm (Figuur 72 en Figuur 73) • 2 lagerbussen van de tuimelaar (Figuur 74) • 4 lagerbussen van de achterste arm (Figuur 74) • 4 lagerbussen van de hefcilinder (Figuur 75) g020455 Figuur 69 g011552 g011551 Figuur 72 Figuur 70 Zijmaaidekken • 1 lagerbus van de as van
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil • controleert of het carter bijvult met olie. Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.
Belangrijk: Zorg ervoor dat het oliepeil tussen de merktekens voor het minimum en het maximum op de peilstok staat, de motor kan beschadigd worden indien deze te veel of te weinig olie bevat. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Motoroliepeil controleren (Figuur 76). g031675 Figuur 77 4. Het carter met olie vullen. Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren g031256 Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken.
Belangrijk: Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit. 1. Vervang het luchtfilter (Figuur 79). g009712 Figuur 80 1. Veiligheidsfilter 2. Stel de indicator (Figuur 78) opnieuw in als deze rood is. Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren Maak het roetfilter schoon als motorstoring SPN 3720 FMI 16, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter verschijnt.
Onderhoud brandstofsysteem g214715 Onderhoud van brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank g213864 Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Brandstoftank aftappen en reinigen. g213863 Om de 2 jaar—Brandstoftank aftappen en reinigen. Figuur 82 1. Zie het hoofdstuk over de motor in de Onderhoudshandleiding voor informatie over de demontage en montage van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter van het DPF. 2.
Onderhoud van het brandstoffilter Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren 1. Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 84). g021291 Figuur 84 1. Kop van brandstoffilter g031412 2. Verwijder het filter en reinig het filterkopplaatsingsoppervlak (Figuur 84). 3. Smeer de filterpakking met schone motorolie; raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor meer informatie. 4.
Onderhoud elektrisch systeem Opmerking: Druk op het vlakke deel boven het accudeksel om het deksel gemakkelijker te kunnen wegnemen (Figuur 85). Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur.
De zekeringen vinden WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. De zekeringen van de tractie-eenheid bevinden zich onder het deksel van de stroomeenheid (Figuur 87, Figuur 88 en Figuur 89). Verwijder de 2 schroeven waarmee het deksel van de stroomeenheid aan het frame is bevestigd en verwijder het deksel (Figuur 87).
Onderhoud aandrijfsysteem De hoek van het tractiepedaal instellen 1. Draai de 2 bouten en moeren los waarmee de linkerzijde van het tractiepedaal aan de beugel is bevestigd (Figuur 92). g032673 Figuur 90 1. Zekeringdoos cabine 2. Zekeringen g009745 Figuur 92 1. Tractiepedaal 2. Montagebouten en -moeren decal117-2787 Figuur 91 2. Draai het pedaal naar de gewenste hoek en draai de moeren vast (Figuur 92).
Het smeermiddel van de achteras verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Reinig de omgeving van de drie aftappluggen, (1) aan elke kant en (1) in het midden (Figuur 95). 1. Controle-/aftapplug 3. Verwijder de controlepluggen zodat de olie gemakkelijker kan weglopen. 2. Plaats een opvangbak onder de naaf van het planeetwiel, verwijder de plug en laat de olie in de bak lopen. 4.
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. – Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
4. Plaats de doppen van de radiateur en de expansietank terug. Het motorkoelsysteem een onderhoudsbeurt geven Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler/radiateur. Reinig deze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. Deze machine is voorzien van een hydraulisch aangedreven systeem dat de richting van de ventilator automatisch (of handmatig) omkeert om de opeenhoping van vuil op de radiateur/oliekoeler en het scherm te verminderen.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De bedrijfsremmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Stel de bedrijfsremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren 1. 2.
Opmerking: Verhoog of verminder de spanning van de compressorriem en draai de bout vast. Controleer nogmaals de speling van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is. en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. Drijfriemen van maaimessen aanspannen 1. Laat het maaidek op de vloer van de werkplaats zakken, verwijder de drijfriemkappen die boven op het maaidek zitten en zet de drijfriemkappen weg. 2. Draai de oogbout los om de trekveer te kunnen verwijderen (Figuur 101). 3.
Onderhoud hydraulisch systeem • Als de drijfriem de juiste spanning heeft, moet de binnenmeting van de trekveer (haak tot haak) ongeveer 8,27 tot 9,53 cm bedragen. • Als u de juiste veerspanning verkrijgt, moet Veiligheid van het hydraulische systeem u de aanslagbout (slotbout) afstellen totdat de afstand tussen de kop van de bout en de arm van de spanpoelie ongeveer 0,17 tot 0,47 cm is.
door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof (Figuur 103).
2. Verwijder de aftapplug onderaan aan de voorzijde van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in een grote opvangbak lopen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maaidekken naar beneden, stel de parkeerremmen in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 3. Plaats de aftapplug terug wanneer er geen hydraulische vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet de plug vast. 2. Vervang de hydraulische filters (Figuur 105). 4.
Onderhoud van de maaimachine moet de motor lopen en het maaidek moet omlaag gebracht zijn in de zweefstand. Opmerking: De zwenkwielen van de 3 maaidekken moeten op de grond blijven bij het afstellen van het tegengewicht en als het tegengewicht wordt gebruikt. Het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen) Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt u het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen). Doe het volgende om het maaidek te kantelen. 1.
Het frontmaaidek naar beneden draaien (kantelen) 1. Houd het maaidek verticaal met hulp van een andere persoon, verwijder de R-pen waarmee het kabeleind vastzit en verwijder de kabel van de pen. 2. Kantel het maaidek naar beneden. 3. Berg de kabel op onder het bestuurdersplatform. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, start de motor en laat het maaidek zover neer dat dit de grond net niet raakt. 5. Zet de maaihoogtekettingen vast aan de achterkant van het maaidek. 6.
1. lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten. Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en moeten deze worden vervangen. 1. Breng het maaidek omhoog zodat de wielen vrijkomen van de grond en blokkeer het maaidek zodat het niet kan vallen. 2. Verwijder het klemkapje, (de) afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas. 3.
6. Schuif het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf en druk het andere lager in het open uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten. Onderhoud van maaimessen 7. Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van de bout en de borgmoer.
Maaimes(sen) controleren en slijpen maaidek en de snijrand van het mes in dezelfde stand als bij stap 2. Opmerking: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 2 en stap 3 mag niet meer dan 3 mm zijn. Als dit meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren (bladz. 79). Als u het maaimes controleert en een onderhoudsbeurt geeft, moet u op twee plaatsen letten: de vleugel en de snijrand.
g000276 Figuur 116 1. Onder de oorspronkelijke hoek slijpen. Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de antiscalpeercup en de mesbout; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren (bladz. 79). Ongelijke meshoogte corrigeren Indien de messen van één maaidek niet op gelijke hoogte zijn afgesteld, zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn in het gazon.
7. Onderhoud van de cabine Verwijder de bouten, platte ringen, borgringen en moeren van de buitenste as op de plek waar de opvulstukken moeten worden geplaatst. Opmerking: Om een mes hoger of lager te stellen plaatst of verwijdert u een opvulstuk (onderdeelnummer 3256-24) tussen de spilbehuizing en de onderkant van het maaidek. Ga verder en controleer de uitlijning van de messen en plaats opvulstukken totdat de randen van de messen binnen de gewenste afstand blijven.
g032323 Figuur 119 Rechterventilator getoond 1. Ventilator g028379 2. Draad Figuur 118 Luchtfilter achter de cabine 1. Filter 2. Rooster 2. 3. Knop 3. Schroef 3. Verwijder de 2 knoppen en verwijder de ventilator. 4. Maak de 4 vergrendelingen van de airconditioning los en verwijder het scherm. Reinig de filters door er schone, olievrije perslucht door te blazen. Belangrijk: Als er in een filter een gat, scheur of andere beschadiging zit, moet het filter worden vervangen. 3.
Reiniging Stalling Belangrijk: Wees voorzichtig in de buurt van afdichtingen en verlichting van de cabine (Figuur 121). Als u een hogedrukreiniger gebruikt, hou de spuitstok dan minstens 0,6 m van de machine vandaan. Richt de hogedrukreiniger niet rechtstreeks op de afdichtingen en verlichting van de cabine of onder de overhang aan de achterzijde. Voorbereidingen voor winterstalling Tractie-eenheid 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2.
9. 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.