Form No. 3420-863 Rev A Groundsmaster® 4000 of 4010 cirkelmaaier Modelnr.: 30609—Serienr.: 401420001 en hoger Modelnr.: 30636—Serienr.: 401420001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Belangrijk: Om de veiligheid en de prestaties Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. van deze machine te optimaliseren en een juist gebruik ervan te garanderen, moet u de inhoud van deze Gebruikershandleiding zorgvuldig lezen en volledig begrijpen. Als u nalaat deze bedieningsinstructies op te volgen of geen goede training krijgt, kan dit leiden tot letsel. Ga naar www.Toro.
De motor afzetten ............................................. 37 Smart Power® Traction .................................... 37 De draairichting van de ventilator omkeren........................................................ 38 De functie Auto stationair.................................. 38 Gebruik van de cruisecontrol ............................ 38 Regeneratie van het dieselpartikelfilter ............. 38 De toerentalschakelaar gebruiken .................... 50 Maaisnelheid afstellen ..................
Veiligheid Onderhoud van de compressorriem.................. 73 Drijfriemen van maaimessen aanspannen................................................................ 74 De riem van de mesaandrijving vervangen ..................................................... 74 Onderhoud hydraulisch systeem ......................... 75 Veiligheid van het hydraulische systeem........... 75 Het hydraulische systeem een onderhoudsbeurt geven ................................ 75 Onderhoud van de maaimachine.................
Motoruitstoot certificatie De motor van deze machine voldoet aan de eisen van EPA Tier 4 Final en EU-norm fase 3b. Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu decal100-5622 100-5622 1. Risico van explosie 1. Maaihoogte-afstelling 2.
decal100-5693 decal104-3579 100-5693 104-3579 1. Maaihoogte-afstelling 1. Lage maaihoogteinstelling 2. Hoge maaihoogteinstelling decal106-6754 decal100-5694 106-6754 100-5694 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 1. Maaihoogte-afstelling 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal100-6578 100-6578 1.
decal114-0846 114-0846 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over het starten van de motor – 1) Schakel in neutraal; 2) Schakel de parkeerrem in; 3) Stel de motor in op laag toerental; 4) Draai het contactsleuteltje naar voorverwarmen; 5) Draai het contactsleuteltje om de motor te starten. 2.
decal117-2754 117-2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 6. Het risico bestaat dat u in uw handen of voeten wordt gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 7.
decal120-6604 decal120-4159 120-6604 120-4159 1. Uit 2. Verlichting 9. Tractie-aandrijving 3. Aan 10. Laag 4. Locatie van lichtschakelaar 5. Snel 6. Snelheidsinstelling 11. Aftakasschakelaar 7. Langzaam 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen en houd alle beschermende delen op hun plaats. 8. Hoog 3.
decal121-3884 121-3884 1. Motor stoppen 3. Motor starten 2. Motor voorverwarmen decal120-8947 120-8947 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 4. Als de rolbeugel omhoog is geklapt, draag dan de veiligheidsgordel. 2. Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 5. Als de rolbeugel omlaag is geklapt, draag dan geen veiligheidsgordel. 3. Er is omkantelbeveiliging als de rolbeugel omhoog is geklapt. 6. Rij traag in bochten. decal121-3887 121-3887 1.
decal121-8378 121-8378 Alleen voor model met cabine 1. Ventilator (uit) 3. Koude lucht 5. Buitenlucht 7. Airconditioning (uit) 2. Ventilator (aan, volle snelheid) 4. Warme lucht 6. Binnenlucht 8. Airconditioning (aan) decal125-9688 125-9688 Alleen voor model met cabine 1. Ruitenwissers (uit) 3. Ruitenwissers (aan) 2. Ruitenwissers 4. Ruitensproeiervloeistof spuiten decal127-3700 127-3700 1. Linker maaidek omhoog brengen. 4. Motortoerental vergrendelen. 2. Middelste maaidek omhoog brengen.
decal130-0611 130-0611 Alleen voor model met cabine 1. Waarschuwing – 1) Verwijder de pen; 2) Breng de deuren omhoog; 3) Verlaat de cabine. decal130-5355 130-5355 1. Sluit de achterruit. 2. Til de motorkap op. decal130-0594 decal130-5356 130-0594 130-5356 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; draag altijd een veiligheidsgordel als u in de cabine zit; draag gehoorbescherming. 1. Het pedaal dient om vooruit en achteruit te rijden. decal130-6043 130-6043 1. Lees de Gebruikershandleiding.
decal130-6046 130-6046 1. Lees de Gebruikershandleiding.
decal133-5618 133-5618 decal132-3600 132-3600 Alleen voor model met cabine 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. Werkverlichting (20 A) 2. Koplamp (25 A) 6. Hulpaggregaat (15 A) 3. Koppeling condenserventilator en airconditioning (30 A) 7. Cabineverlichting (15 A) 4. Ventilator (25 A) 8. Ruitenwissers (15 A ) decal136-4436 136-4436 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 7. Infocenter – 2 A 2. Motor voorgloeien – 60 A 8.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 Hoeveelheid Omschrijving – Geen onderdelen vereist Gebruik De machine smeren. Instructiemateriaal en aanvullende onderdelen Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Gebruikershandleiding 1 Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen. Gebruikershandleiding van motor 1 Gebruiken om motorgegevens op te zoeken.
Algemeen overzicht van de machine Parkeerremvergrendeling Een knop links van het bedieningspaneel activeert de vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 3). Om de parkeerrem in werking te stellen, koppelt u de pedalen met de vergrendeling, trapt u beide pedalen in en trekt u de vergrendeling voor de parkeerrem uit. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u beide pedalen in totdat de parkeerremvergrendeling wordt ingetrokken.
te verhogen of verlagen. Hou een zijde van de schakelaar ingedrukt om de motor automatisch in hoog of laag stationair te schakelen. Aftakasschakelaar De aftakasschakelaar heeft 2 standen: UIT (START ) en Trek de knop van de aftakasschakelaar uit om de maaidekmessen te activeren. Druk de knop in om de maaidekmessen uit te schakelen (Figuur 4). IN (STOP). Toerentalregelaar laag/hoog g028454 Figuur 5 Met deze schakelaar (Figuur 4) kunt u het toerentalbereik vergroten voor het transport van de machine.
• Stel de cabine in op luchtcirculatie als u de Afstelknop voor armsteun airconditioning gebruikt. Draai aan de knop om de hoek van de armsteun te verstellen (Figuur 6). • Stel de cabine in om lucht aan te zuigen van buiten als u de verwarming of ventilator gebruikt. Instelhendel rugleuning Ventilatorregelingsknop Verplaats de hendel om de hoek van de rugleuning van de stoel in te stellen (Figuur 6). Draai aan de ventilatorregelingsknop om de snelheid van de ventilator te regelen (Figuur 7).
Belangrijk: Sluit de achterruit voordat u de motorkap opent; anders kan de motorkap of de achterruit beschadigd worden. Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) De bediening van het InfoCenter gebruiken Urenteller Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie over uw machine, onder meer de bedrijfsstatus en allerlei diagnostische informatie (Figuur 9). Het InfoCenter beschikt over een welkomstscherm en hoofdscherm.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Motor – Starten Symbolen worden vaak gecombineerd in zinnen.
Instellingen Machine In het menu Instellingen kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen. In het menu Machine ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Opmerking: Zet de contactschakelaar op UIT en dan op AAN om het beveiligde menu te vergrendelen. U kunt de instellingen in het beveiligde menu weergeven en wijzigen. Scroll in het beveiligde menu omlaag tot de optie Instellingen beveiligen. Wijzig de instelling met de rechterknop. Als u Instellingen beveiligen op UIT zet kunt u de instellingen in het beveiligde menu bekijken en wijzigen zonder de PIN-code in te voeren.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Beschrijving Figuur 12 referentie Afmetingen of gewicht Hoogte met cabine G 237 cm Hoogte met rolbeugel I 218 cm Totale lengte F 342 cm Lengte voor stalling of transport E 338 cm C 335 cm Maaibreedte totaal voorste maai-eenheid 157 cm zij-maai-eenheid 107 cm voorste maai-eenheid en een zij-maai-eenheid 246 cm Totale breedte maai-eenheden neergelaten D 345 cm maai-eenheden opgeheven (transportstand) B 183 cm H 141 cm vóór A 114 cm achter J 107 cm Wielbasis Wielloopvlak (m
Gebruiksaanwijzing • Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
• Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen • een lager percentage in koud weer. verzinkt zijn. Voeg geen additieven toe aan de brandstof. • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast. Diesel • Nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel Cetaangetal: 45 of hoger kan een brandstoffilter een tijdlang verstopt raken.
GEVAAR Een te lage bandenspanning vermindert de zijdelingse stabiliteit van de machine op hellingen. Hierdoor kan de machine omkantelen, waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan ontstaan. Pomp de banden niet te zacht op. g033358 De luchtdruk in de banden moet tussen 1,72 en 2,07 bar zijn. Figuur 15 Voorwielen Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op.
Het smeeroliepeil van de tandwielkast van de achteras controleren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren De tandwielkast is gevuld met SAE 85W-140 smeerolie. De capaciteit bedraagt 0,5 liter. Controleer elke dag op lekkage. g019500 Figuur 17 1. Controle-/aftapplug (2) 2. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 17). Opmerking: De olie zou tot de onderkant van Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot deze uit de opening aan de rechterkant begint te vloeien. 4.
De rolbeugel omhoog klappen WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Gebruik de machine niet op oneffen terrein of op een heuvel met een omlaag geklapte rolbeugel. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat.
decal100-5622nc Figuur 23 7. Duw de spil van het zwenkwiel door de voorste zwenkwielarm en monteer de opvulstukken (zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overgebleven afstandsstukken op de spilas. 8. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. 9. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de maaihoogtekettingen zijn bevestigd aan de achterkant van het maaidek (Figuur 24). g008866 Figuur 22 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken 4. Montage-opening bovenste as 5.
Raadpleeg onderstaande tabel om vast te stellen welke combinatie afstandsstukken moet worden gebruikt om de maaihoogte in te stellen (Figuur 27). glijders en de maatwielen in de bovenste openingen plaatsen. Zijmaaidekken De maaihoogte van de zijmaaidekken kunt u instellen door een gelijk aantal afstandsstukken toe te voegen aan dan wel te verwijderen van de zwenkwielvorken. U plaatst hierbij de assen van de zwenkwielen in de bovenste of onderste maaihoogte-openingen in de zwenkwielvorken.
decal100-5694nc Figuur 31 decal100-5623nc Figuur 29 7. Plaats de gaffelpennen en monteer de R-pennen. Glijders afstellen 8. Draai de spanstang (met de hand) linksom zodat er druk op de afstelling staat. 9. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen waarmee de verbindingen van de demper zijn bevestigd aan de beugels van het maaidek (Figuur 30).
Rollen van het maaidek afstellen controleer de vlakheid met een liniaal van minstens 2 meter. De rollen van het maaidek moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaistand van minder dan 64 mm. 8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de maaihoogte instellen op 7,6 tot 10,1 cm; zie De maaihoogte instellen (bladz. 29). 9.
3. Stel de opvulstukken (3 mm) op de voorste zwenkwielarm(en) in naargelang de maaihoogtesticker (Figuur 35). 3. Opmerking: Zie Schuinstand van het frontmaaidek afstellen (bladz. 79) voor de buitenste mesas. 4. 5. g011561 Figuur 35 1. Voorste zwenkwielarm 2. Opvulstukken 3. Voorste zwenkwielvork De maaihoogte van de maaidekken gelijk stellen 1. 6. Plaats de messen dwars op de rijrichting op de buitenste as van beide zijmaaidekken.
2. 3. 4. Koplampen richten Neem plaats op de bestuurdersstoel en trap het tractiepedaal in. Probeer de motor te starten. De motor mag niet starten. Als de motor start, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. Optionele accessoire 1. Draai de montagemoeren los en plaats elke koplamp zo, dat deze recht vooruit wijst. Opmerking: Draai de montagemoer vast Neem plaats op de bestuurdersstoel, start de motor en schakel de aftakas in.
• Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u • Houd uw handen en voeten uit de buurt van • • • • • • • • • • • • draaiende onderdelen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening. Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is. Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren. Stop de maaimessen als u niet daadwerkelijk maait.
Belangrijk: Laat de startmotor niet langer gevolg hebben dat de machine anders reageert op hellingen. dan 15 seconden achter elkaar draaien omdat de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan raken. Als de motor na 15 seconden nog niet wil starten, moet u het sleuteltje op UIT draaien, de bedieningsorganen en procedures controleren, nog eens 15 seconden wachten en de startprocedure herhalen. • Vermijd starten, stoppen of bochten maken op hellingen. Vermijd plotse veranderingen van snelheid of richting.
De draairichting van de ventilator omkeren vermindert de hoeveelheid schadelijke gassen en het roetfilter vangt het roet in de uitlaatgassen op. Bij de regeneratie van het DPF wordt het roet in het filter verbrand door de hitte van de uitlaatgassen. Hierbij wordt het roet omgezet tot as en worden de kanalen van het filter schoongemaakt zodat de gefilterde uitlaatgassen door het DPF kunnen stromen.
Motorwaarschuwingen – roetopbouw Niveau Foutcode Niveau 1: Motorwaarschuwing g213866 Motorvermogen Aanbevolen actie De computer vermindert het motorvermogen tot 85%. Voer zo snel mogelijk een geparkeerde regeneratie uit, zie Geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 46) De computer vermindert het motorvermogen tot 50%. Voer zo snel mogelijk een herstel regeneratie uit, zie Geparkeerde of herstel regeneratie (bladz.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motorwaarschuwingen – asopbouw (cont'd.) Niveau Niveau 1: Motorwaarschuwing Foutcode Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85%. Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 64) Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 50%.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Herstel Doet zich voor omdat de gebruiker aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld in het dieselpartikelfilter. • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstel regeneratie of MELDING NR.
en druk op de rechterknop om de optie Technicus te selecteren (Figuur 44). DPF-werkingstabel (cont'd.) Status Beschrijving Reset Stby De computer van de motor probeert een reset regeneratie uit te voeren maar een van de volgende factoren verhindert de regeneratie: • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter (Figuur 45). De uitlaattemperatuur is te laag voor regeneratie.
Passieve regeneratie van het DPF • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • Het pictogram hoge uitlaattemperatuur normale werking van de motor. • • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen. Ondersteunde regeneratie van het DPF • • De computer van de motor past de motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.
1. Ga naar het menu DPF Regeneration, druk op de middelste knop om naar de optie INHIBIT REGEN te gaan en druk op de rechterknop om de optie Inhibit Regen te selecteren (Figuur 49). g224394 Figuur 51 Opmerking: Als de uitlaattemperatuur te laag is, g227304 geeft het InfoCenter MELDING NR. 186 (Figuur 52) weer om te melden dat u de motor moet instellen op vol gas (hoog stationair). Figuur 49 2.
Geparkeerde of herstel regeneratie InfoCenter (geparkeerde regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld) (Figuur 56). • Wanneer de computer van de motor een geparkeerde regeneratie of herstel regeneratie vraagt, wordt het pictogram regeneratie vereist (Figuur 53) weergegeven op het InfoCenter. g224398 Figuur 56 Belangrijk: U dient een geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz.
• Geparkeerde regeneratie: Verzeker Belangrijk: U dient een herstel regeneratie dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 47) en Een geparkeerde of herstel regeneratie uitvoeren (bladz. 47).
3. Controleer in het scherm DPF-controlelijst of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat (Figuur 64). g224402 g224407 g224629 Figuur 62 2. Controleer in het scherm VERIFY FUEL LEVEL (controle brandstofpeil) of de brandstoftank minstens ¼ vol is indien u een geparkeerde regeneratie gaat uitvoeren of halfvol in het geval van een herstel regeneratie, en druk op de rechterknop om verder te gaan (Figuur 63). g227679 Figuur 64 4.
5. Het InfoCenter toont de boodschap INITIATING DPF REGEN (Figuur 66). Tabel berichten en vereiste acties (cont'd.) g224411 Vereiste actie: Start de motor en laat deze lopen. g227681 Figuur 66 Vereiste actie: Laat de motor lopen tot de koelvloeistoftemperatuur 60 °C bedraagt. 6. Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren (Figuur 67). Vereiste actie: Stel het motortoerental in op laag stationair.
Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren InfoCenter (Figuur 69). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten. Met de instellingen Parked Regen Cancel en Recovery Regen Cancel kunt u een huidige geparkeerde of herstel regeneratie afbreken. 1. Ga naar het menu DPF Regeneration (Figuur 71). g224392 Figuur 69 Opmerking: Als de regeneratie niet voltooid g227305 kan worden, geeft het InfoCenter Melding nr. 184 weer (Figuur 69). Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten.
De werking van de machine leren begrijpen van 100 tpm. Hou een zijde van de schakelaar ingedrukt om de motor automatisch in HOOG of LAAG STATIONAIR te schakelen, afhankelijk van welke zijde u hebt ingedrukt. U moet zich oefenen in het rijden met de machine omdat ze een hydrostatische transmissie heeft en anders kan reageren dan andere gazonmachines.
• Als u een obstakel tegenkomt, moet u de maaidekken omhoog brengen zodat u er omheen kunt maaien. • Als u de machine van het ene maaigebied naar het andere rijdt, moet u de maaidekken volledig omhoog brengen, de aftakas uitschakelen, de schakelaar voor maaien/transport op TRANSPORT zetten en de gashendel op SNEL zetten. Maaipatronen veranderen Verander vaak het maaipatroon om te vermijden dat het maairesultaat onvolmaaktheden vertoont die te wijten zijn aan herhaald maaien in één richting.
Na gebruik bocht om snel in de juiste positie te komen voor de volgende baan. • Er zijn mulchplaten verkrijgbaar voor de Veiligheid na het werk maaidekken; deze platen worden met bouten gemonteerd. De mulchplaten leveren uitstekende prestaties als u het gazon volgens een vast schema onderhoudt. Dit voorkomt dat per maaibeurt meer dan 25 mm gras wordt afgemaaid.
De krikpunten bepalen GEVAAR Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. • Plaats de machine altijd op assteunen. • Gebruik nooit een hydraulische krik. Er zitten opkrikpunten aan de voorzijde en de achterzijde van de machine. • Op het frame aan de binnenzijde van beide g221674 Figuur 74 voorwielen 1. Omloopklep (2) • In het midden van de achteras 2.
g196910 Figuur 75 1. Achterste bevestigingspunten 2.
Onderhoud Belangrijk: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Wielmoeren aandraaien.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 800 bedrijfsuren • Olie van voorste planeetwielaandrijving verversen of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. • Ververs de olie van de achteras. • Controleer het toespoor van het achterwiel. • Controleer de riem van de mesaandrijving. • De hydraulische vloeistof verversen. • Vervang de hydraulische filters. • Controleer de demper van het zijmaaidek. • De zwenkwielen van het maaidek inspecteren.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Werking van interlockschakelaars controleren. Werking van de remmen controleren. Motoroliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Luchtfilter, stofkap en ontluchtingsventiel controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: Controle uitgevoerd door: Item Datum Procedures voorafgaande aan onderhoud Informatie 2. Verwijder de R-pen waarmee het draaipunt van de motorkap aan de montagebeugels is bevestigd (Figuur 76). Veiligheid bij onderhoud • Doe het volgende voordat u de machine gaat afstellen, schoonmaken of repareren: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Zet de gashendel op stationair – laag. g031613 – Schakel de maai-eenheden uit.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer alle lagers en bussen. Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithium vet. Smeer de machine ook onmiddellijk na elke wasbeurt.
g017810 Figuur 80 g011557 Voorste hefmechanismen Figuur 83 • 2 lagerbussen van cilinder van hefarm (2 aan elke kant) (Figuur 81) • 2 kogelverbindingen van de hefarmen (Figuur 82) Hefmechanismen zijkant • 6 lagerbussen van de hoofdhefarm (Figuur 84 en Figuur 85) • 2 lagerbussen van de tuimelaar (Figuur 86) • 4 lagerbussen van de achterste arm (Figuur 86) • 4 lagerbussen van de hefcilinder (Figuur 87) g020455 Figuur 81 g011552 g011551 Figuur 84 Figuur 82 Zijmaaidekken • 1 lagerbus van de as van
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het • contact voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden.
Belangrijk: Zorg ervoor dat het oliepeil tussen de merktekens voor het minimum en het maximum op de peilstok staat; de motor kan beschadigd worden indien deze te veel of te weinig olie bevat. Het oliepeil in de motor controleren; zie Figuur 88. g031675 Figuur 89 4. Het carter met olie vullen. Onderhoud van het luchtfilter g031256 Figuur 88 Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang deze in geval van beschadiging.
Belangrijk: Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit. 1. Vervang het luchtfilter (Figuur 91). g009712 Figuur 92 1. Veiligheidsfilter 2. Stel de indicator (Figuur 90) opnieuw in als deze rood is. Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren Maak het roetfilter schoon als motorstoring SPN 3720 FMI 16, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16 op het InfoCenter verschijnt.
Onderhoud brandstofsysteem g214715 Onderhoud van brandstofsysteem Brandstof aftappen uit de brandstoftank g213864 Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Brandstoftank aftappen en reinigen. g213863 Om de 2 jaar—Brandstoftank aftappen en reinigen. Figuur 94 1. Zie het hoofdstuk over de motor in de Onderhoudshandleiding voor informatie over de demontage en montage van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter van het DPF. 2.
Onderhoud van het brandstoffilter Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren 1. Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 96). g021291 Figuur 96 1. Kop van brandstoffilter g031412 2. Verwijder het filter en reinig het filterkopplaatsingsoppervlak (Figuur 96). 3. Smeer de filterpakking met schone motorolie; raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor meer informatie. 4.
Onderhoud elektrisch systeem Opmerking: Druk op het vlakke deel boven het accudeksel om het deksel gemakkelijker te kunnen wegnemen (Figuur 97). Veiligheid van het elektrisch systeem WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. g020758 Figuur 97 1.
WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. g020439 Figuur 100 • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. 1. Zekeringen • Sluit altijd eerst de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 3.
Onderhoud aandrijfsysteem De hoek van het tractiepedaal instellen U kunt de werkhoek van het tractiepedaal wijzigen als dat comfortabeler is. 1. decal117-2787 Draai de 2 bouten en moeren los waarmee de linkerzijde van het tractiepedaal aan de beugel is bevestigd (Figuur 104). Figuur 103 g009745 Figuur 104 1. Tractiepedaal 2. 69 2. Montagebouten en -moeren Draai het pedaal naar de gewenste hoek en draai de moeren vast (Figuur 104).
Oliepeil van de planeetwielaandrijving verversen 6. Belangrijk: Als het planeetwiel vol is voordat u 0,65 liter olie hebt toegevoegd, moet u 1 uur wachten of de plug monteren en de machine ongeveer drie meter verplaatsen om de olie over het remsysteem te verdelen. Verwijder daarna de plug en voeg de resterende olie toe. Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren Om de 800 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging • g011558 Figuur 108 1. Aftapplug 7. 8. • Vul voldoende olie bij totdat het peil de onderkant van de openingen van de controlepluggen bereikt; zie Oliepeil van de planeetwielaandrijving verversen (bladz. 70). • Plaats de pluggen. • veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
3. Als het koelvloeistofpeil te laag is, moet u bijvullen met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol-antivries bestaat. Belangrijk: Gebruik geen koelvloeistoffen op basis van alcohol/methanol of alleen water, want dit kan schade veroorzaken. 4. Plaats de doppen van de radiateur en de expansietank terug. Het motorkoelsysteem een onderhoudsbeurt geven Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler/radiateur.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De bedrijfsremmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Stel de bedrijfsremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren 1. 2.
Opmerking: Verhoog of verminder de spanning van de compressorriem en draai de bout vast. Controleer nogmaals de speling van de riem om zeker van te zijn dat de spanning correct is. tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. Drijfriemen van maaimessen aanspannen 1. Laat het maaidek op de vloer van de werkplaats zakken, verwijder de drijfriemkappen die boven op het maaidek zitten en zet de drijfriemkappen weg. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem • Als de juiste spanning verkregen is, moet de binnenmeting van de trekveer (haak tot haak) ongeveer 8,3 cm tot 9,5 cm bedragen. • Als u de juiste veerspanning verkrijgt, moet u de aanslagbout (slotbout) afstellen totdat de afstand tussen de kop van de bout en de arm van de spanpoelie ongeveer 2 tot 5 mm is. Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er • • • • hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt 2. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof (Figuur 115).
2. Belangrijk: Als een ander filter wordt gebruikt, Verwijder de aftapplug onderaan aan de voorzijde van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in een grote opvangbak lopen. 3. Plaats de aftapplug terug wanneer er geen hydraulische vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet de plug vast. 4. Vul het reservoir (Figuur 116) met hydraulische vloeistof; zie Hydraulische vloeistof verversen (bladz. 76). kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. 1.
Onderhoud van de maaimachine is 22,41 bar. Om de druk voor het tegengewicht af te stellen, draait u de contramoer los en draait u de stelschroef (Figuur 118) rechtsom om de druk te verhogen of linksom om de druk te verlagen. Draai de contramoer dan weer vast. Om de druk te controleren, moet de motor lopen en het maaidek moet omlaag gebracht zijn in de zweefstand.
Het frontmaaidek naar beneden draaien (kantelen) 1. Houd het maaidek verticaal met hulp van een andere persoon, verwijder de R-pen waarmee het kabeleind vastzit en verwijder de kabel van de pen. 2. Kantel het maaidek naar beneden. 3. Berg de kabel op onder het bestuurdersplatform. 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, start de motor en laat het maaidek zover neer dat dit de grond net niet raakt. 5. Zet de maaihoogtekettingen vast aan de achterkant van het maaidek. 6.
1. lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten. Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen. Als de zwenkwielas los in de lagerbussen zit, zijn de lagerbussen versleten en moeten deze worden vervangen. 1. Breng het maaidek omhoog zodat de wielen vrijkomen van de grond en blokkeer het maaidek zodat het niet kan vallen. 2. Verwijder het klemkapje, (de) afstandsstuk(ken) en de drukring van de bovenkant van de zwenkwielas. 3.
6. Schuif het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf en druk het andere lager in het open uiteinde van de wielnaaf om het afstandsstuk van het lager in de wielnaaf vast te zetten. Onderhoud van maaimessen 7. Plaats de zwenkwielset in de zwenkwielvork en zet deze vast op zijn plaats met behulp van de bout en de borgmoer.
Maaimes(sen) controleren en slijpen maaidek en de snijrand van het mes in dezelfde stand als bij stap 2. Opmerking: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 2 en stap 3 mag niet meer dan 3 mm zijn. Als dit meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren (bladz. 82). Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert.
g000276 Figuur 128 1. Onder de oorspronkelijke hoek slijpen. Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze op een slijpmachine. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes met de antiscalpeercup en de mesbout; zie Maaimes(sen) verwijderen en monteren (bladz. 82). Ongelijke meshoogte corrigeren Indien de messen op een maaidek niet op gelijke hoogte zijn afgesteld, zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn in het gazon. U kunt dit probleem verhelpen door te zorgen dat de messen recht zijn.
8. Onderhoud van de cabine Verwijder de bouten, platte ringen, borgringen en moeren van de buitenste as op de plek waar u de opvulstukken moet plaatsen. Opmerking: Om een mes hoger of lager te stellen plaatst of verwijdert u een opvulstuk (onderdeelnummer 3256-24) tussen de spilbehuizing en de onderkant van het maaidek. Ga verder en controleer de uitlijning van de messen en plaats opvulstukken totdat de randen van de messen binnen de gewenste afstand blijven.
1. Verwijder de schroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 130 en Figuur 131). 3. Installeer de filters en het rooster met de duimschroeven. De airconditioning reinigen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (vaker in erg stoffige, vuile omstandigheden). 1. Koppel de draden van de ventilators af. g032323 g028378 Figuur 132 Rechterventilator getoond Figuur 130 Luchtfilter in de cabine 1. Filter 2. Rooster 1. Ventilator 3. Schroef 3. Knop 2. Draad 2.
Stalling 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. Voorbereidingen voor winterstalling 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Tractie-eenheid 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 3. Controleer de bandenspanning; zie De bandenspanning controleren (bladz. 26). 4.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.