Operator's Manual

Bedienersaanwezigheidscon-
trolesysteem
Opmerking:Demotorwordtuitgeschakeldalsde
bestuurderdestoelverlaatzonderdehandreminteschakelen.
Motorstartvergrendeling:Demotorkanuitsluitendworden
gestartalsderijpedaalindevrijstandstaat,deschakelaar
vandemaaiaandrijvingopUITisgezetendehandrem
inwerkingisgesteld.Alsdezevoorwaardenzijnvervuld,
wordendeschakelaarsgeactiveerdwaarmeedemotorkan
wordengestart.
Motorvergrendeling:Alsdemotoreenmaalisgestartmoet
debestuurderplaatsnemenopdestoelvoordatdehandrem
wordtlosgelatenomdemotorverdertekunnenlatenlopen.
Vergrendelingaandrijvingmaaicilinder:De
maaicilinderaandrijvingkanalleenzijningeschakeldalsde
bestuurderopdestoelzit.Alsdebestuurderlangerdaneen
secondeopstaatuitdestoel,wordteenschakelaargeactiveerd
enwordtdemaaiaandrijvingautomatischuitgeschakeld.
Omdemaaiaandrijvingopnieuwinteschakelen,moetde
bestuurderweerplaatsnemenopdestoelendeschakelaarvan
demaaiaandrijvingeerstopUITendaarnaopAANzetten.
Alsdebestuurdertijdenshetwerkheeleventjesomhoog
komtuitdestoel,blijftdemaaiaandrijvingingeschakeld.
Demotorkanuitsluitendwordengestartalsdeschakelaarvan
demaaiaandrijvingopUITstaat.
WAARSCHUWING
Gebruikdemaaimachinenooitalsde
bestuurdersaanwezigheidssensorenniet
functioneren.Umoetdefecteonderdelen
altijd
vervangenencontrolerenofzijgoedwerkenvoordat
udemaaimachinegaatgebruiken.
VOORZICHTIG
Niet-aangeslotenofbeschadigde
interlockschakelaarskunnenonverwachte
gevolgenhebbenopdewerkingvandemachine.
Ditkanlichamelijkletselveroorzaken.
Laatdeinterlockschakelaarsongemoeid.
Controleerelkedagdewerkingvande
interlockschakelaarsenvervangbeschadigde
schakelaarsvoordatudemachineweerin
gebruikneemt.
Startenenstoppenvande
motor
Belangrijk:Umoethetbrandstofsysteemontluchten
voordatudemotorstartalsudezevoordeeerstekeer
start,demotorisafgeslagenomdatdebrandstofopwas,
ofonderhoudswerkzaamhedenaanhetbrandstofsysteem
zijnuitgevoerd;zieBrandstofsysteemontluchten.
WAARSCHUWING
Alvorensdemotortestartenmoetucontrolerenof:
UhethoofdstukVeiligheidsmaatregelenindit
handboekhebtgelezenenbegrepen.
Erniemandinhetwerkgebiedis.
Demaaiaandrijvingisuitgeschakeld.
Deparkeerreminwerkingisgesteld.
Hetrijpedaalindevrijstandis.
Belangrijk:Dezemachineisvoorzienvaneen
startbeveiliging,zieBESTUURDERSAANWEZIG-
HEIDSSENSOREN.
Eenkoudemotorstarten
1.Gaopdebestuurdersstoelzitten,gebruikde
tractiepedalenniet(zostaatdemachineinneutraal),
schakeldehandreminensteldegashendelinop70%.
2.DraaihetcontactsleuteltjeopAan”(standI)en
controleerofhetoliedruklampjeenhetacculampje
gaanbranden.
3.Draaihetcontactsleuteltjeop“Voorverwarmen”(stand
II)zodathetindicatielampjeMotorvoorverwarmen
oplicht.Houd5secondenvastomdegloeibougiesop
tewarmen.
4.Nahetvoorverwarmenvandegloeibougiesdraaitu
hetcontactsleuteltjeop“Start”(standIII)enhouddit
indezestandtotdatdemotoraanslaat.
Laatdemotorbijhetstartenlangerdan15seconden
draaien.LaathetcontactsleuteltjeopnieuwnaarstandI
komenalsdemotorstart.
5.Laatdemotoropeenlaagstationairtoerentallopen
totdatdezeisopgewarmd.
1
G014557
Figuur28
1.Indicatielampjevoorverwarmenmotor
WAARSCHUWING
Alsdemotorloopt,moetenalle
waarschuwingslampjeszijngedoofd.Als
eenwaarschuwingslampjebrandt,moetudemotor
directafzettenendestoringhebbenverholpen
voordatudemotoropnieuwstart.
23