Form No. 3365-920 Rev B CT2120 Compacte Triple gazonmaaier met tweewielaandrijving CT2140 Compacte Triple gazonmaaier met vierwielaandrijving Modelnr.: 30655—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30656—Serienr.: 310000001 en hoger g014494 Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Figuur 1 1. Veiligheidssymbool Inleiding Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Gewichtsoverbrenging/tractieondersteuning gebruiken ....................................................... 30 De kantelbeveiligingsinrichting invouwen........................................................ 30 Opkrikpunten .................................................... 31 Tips voor bediening en gebruik........................... 31 Onderhoud ................................................................ 33 Aanbevolen onderhoudsschema .............................
Veiligheid ◊ te snel rijden, Deze machine voldoet aan of overtreft de specificaties van EN 836:1997 die gelden op het moment van productie. ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen; Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
• Zorg er voor gebruik steeds voor dat de inklapbare rolbeugel in zijn verticale stand is bevestigd. • Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u één mes draait. • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. ontbreken.
• Zet de gashendel terug terwijl de motor uitloopt. Als de machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is. • Let op dat bij machines met meerdere cilinders/maaidekken: andere cilinders/maaidekken kunnen gaan draaien doordat u een cilinder/maaidek draait. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maaidekken.
voorwerpen. Ga pas verder met maaien als er niets of niemand meer in het maaigebied is. WAARSCHUWING De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif. Onderhoud en opslag Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte lopen. • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Geluidsdruk Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 2 m/s2 Deze machine oefent een geluidsdruk van 84 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA). Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836. Gehele lichaam Gemeten trillingsniveau = 0.7 m/s2 Trillingsniveau Onzekerheidswaarde (K) = 0.
111-0936 1. Kantelgevaar - vertraag voor een bocht. 2. Kantelgevaar - werken op hellingen van minder dan 16 graden, niet werken op hellingen steiler dan 16 graden. 3. Kantelgevaar - draag altijd een veiligheidsgordel als u een rolbeugel (ROPS) gebruikt, gebruik geen veiligheidsgordel als de rolbeugel ingeklapt is. 4. Waarschuwing - lees de Gebruikershandleiding, verwijder het contactsleuteltje voordat u onderhoud uitvoert. 5.
111-3902 1. Waarschuwing - snijgevaar van de hand, ventilator. 2. Hete oppervlakken - lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie. 111-3562 1. Druk het pedaal in om de hoek van het stuur te wijzigen. 111-3566 1. Gevaar op vallen of verplettering - zorg ervoor dat het platform vergrendeld is voordat u gaat werken. 111-3567 1. Gebruik van het pedaal 111-3901 1. Olie transmissie - lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
1-3569 1. Onderhoudsinterval 24 uur 6. Controleer het oliepeil van het hydraulische circuit 11. Controleer instelling maaidek 2. Onderhoudsinterval 50 uur 7. Controleer brandstofpeil 12. Koelvloeistofpeil controleren 3. Bandenspanning controleren 4. Controleer of alle moeren en bouten goed vastzitten 8. Controleer motoroliepeil 13. Controleer of de radiateur schoon is 14. Controleer en reinig de machine 9. Controleer of de stoelschakelaar werkt 5. Controleer alle slangen op 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Bandenspanning controleren. 2 Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding van motor Onderdelencatalogus EU-certificaat 1 1 1 1 Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gebruikt. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Componenten bedieningspaneel 13 16 14 17 8 19 11 1 5 2 3 4 6 18 1 10 5 2 9 3 6 7 4 g014594 Figuur 2 1. Voormaaidekken 2. Bedieningsarm 4. Bestuurdersstoel 5. Motorkap 3. Stuurwiel 6. Achterste maaidek 15 12 G014418 Figuur 3 1. Schakelaar handrem 11. Claxonknop 2. Lichtschakelaar (wordt geleverd met verlichtingsset) 12. Hulpcontactstekker 12 volt (geleverd met 12 V-kit) 3.
WAARSCHUWING De handrem werkt uitsluitend op de voorwielen. Parkeer de maaimachine nooit op een helling. 1 P 1 G014421 g014419 Figuur 6 Figuur 4 1. Parkeerrem 1. Bediening gewichtsoverbrenging Bedrijfsrem 1 2 De bedrijfsremmen werken via de hydraulische transmissie. Als u de rijpedalen loslaat of het motortoerental afneemt, worden de bedrijfsremmen in werking gesteld en de rijsnelheid automatisch verminderd. Om de remwerking te versterken, moet u het transmissiepedaal in de vrijstand duwen.
Transportvergrendelingen de draaisnelheid van de maaicilinders en de liftsnelheid van de maaidekken. Hef altijd de maaidekken op in de transportstand en zet deze vast met de transportvergrendelingen en veiligheidssluitingen als u van het ene naar het andere werkgebied rijdt (Figuur 9). 1 G014547 Figuur 7 Rijden Vooruitrijden:Trap het Vooruit-pedaal in om de rijsnelheid te verhogen. Laat het pedaal opkomen om de rijsnelheid te verminderen (Figuur 8).
G014549 Figuur 10 Bestuurdersstoel WAARSCHUWING Alvorens de maaimachine in gebruik te nemen, moet u eerst controleren of het mechanisme van de bestuurdersstoel goed functioneert en na verstelling en vergrendeling stevig op zijn plaats blijft. 1 De stoel mag uitsluitend worden versteld als de maaimachine stilstaat en op de handrem is gezet. Lengte-instelling:Met de stoelverstelhendel kunt u de stoel naar voren en naar achteren schuiven (Figuur 11).
Waarschuwingslampje lage motoroliedruk 1 Het waarschuwingslampje voor de druk van de motorolie gaat branden als de oliedruk te laag is (Figuur 15). 1 G014554 Figuur 15 G014551 1. Waarschuwingslampje lage motoroliedruk Figuur 12 1. Waarschuwingslampje oververhitting motorkoelvloeistof Uitschakelen maaicilinders Waarschuwingslampje oververhitting hydraulische olie De maaicilinders worden uitgeschakeld wanneer de bedrijfstemperatuur 115 °C bereikt.
Belangrijk: Plaats altijd de beschermkap als het contactsleuteltje is verwijderd om te voorkomen dat binnendringend vuil of vocht het mechanisme beschadigt. 000.0 1 I G014559 II 1 Figuur 20 III 1. Urenteller G014556 Figuur 17 Indicatielampje transmissie in vrijstand 1. Contactschakelaar Gaat branden als het rijpedaal in de vrijstand staat en het contactsleuteltje op I is gedraaid (Figuur 21).
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Figuur 23 Laat de maaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhouds- of afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. 1. Peilstok 4.
(nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7 °C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken. VOORZICHTIG Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. • Laat de motor afkoelen voordat u de radiateurdop opent.
GEVAAR Toro Premium All Season hydraulische vloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro-dealer voor de onderdeelnummers). In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
2. Controleer het kijkvenstertje aan de zijkant van de tank. De vloeistof dient tot de bovenste markering te komen. WAARSCHUWING Gebruik de maaimachine niet zonder eerst te hebben gecontroleerd of het vergrendelingsmechanisme van het bedieningsplatform volledig is ingeschakeld en goed functioneert. 3. Als u de hydraulische olie moet bijvullen, maak dan schoon rond de dop van de hydraulische tank (Figuur 26). Verwijder de dop van de tank. Het platform losmaken 1 1.
Motorstartvergrendeling:De motor kan uitsluitend worden gestart als de rijpedaal in de vrijstand staat, de schakelaar van de maaiaandrijving op UIT is gezet en de handrem in werking is gesteld. Als deze voorwaarden zijn vervuld, worden de schakelaars geactiveerd waarmee de motor kan worden gestart. brandstof op was, of onderhoudswerkzaamheden aan het brandstofsysteem zijn uitgevoerd; zie Brandstofsysteem ontluchten.
WAARSCHUWING Als de motor loopt, moeten alle waarschuwingslampjes zijn gedoofd. Als een waarschuwingslampje brandt, moet u de motor direct afzetten en de storing hebben verholpen voordat u de motor opnieuw start. Een warme motor starten 1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, gebruik de tractiepedaal niet (zo staat de machine in neutraal), schakel de handrem in en stel de gashendel in op 70 %. G014563 Figuur 29 2.
G014425 Figuur 32 G014423 Figuur 30 WAARSCHUWING Zorg er altijd voor dat de grasgeleiders lager dan horizontaal zijn afgesteld om gezondheids- en veiligheidsrisico’s te vermijden. MK3 Zwevend maaidek (20 cm):Als de maaimachine wordt uitgerust met zwevende maaidekken, wordt de maaihoogte gemeten door de voor- en achterrollen. Het maaidek kan hierbij zowel zijwaarts als naar voren en achteren bewegen.
1 1 G014430 Figuur 37 1. Achterste zweefstand Maaihoogte-instelling:De maaihoogte wordt bepaald door de positie van de voor- en achterrol. 2 G014428 Figuur 35 Draai om de stand van de achterrol te wijzigen de stelschroefconstructie aan beide uiteinden rechtsom om de maaihoogte te verlagen of linksom om de maaihoogte te verhogen (Figuur 38). 1. Stelschroef Belangrijk: Probeer de schroeven niet te ontgrendelen.
wordt ingeschakeld als de maaidekken zich op ongeveer 150 mm boven de grond bevinden. De maaidekken zijn nu ingesteld op zwevende modus en volgen de vorm van het grondoppervlak. 2 2. Om de maaidekken omhoog te brengen, beweegt u de lifthendels omhoog en houd u deze in stand 3. Als de schakelaar van de maaiaandrijving Aan staat, wordt de cilinderaandrijving onmiddellijk uitgeschakeld. 3 = 1 3. Laat de lifthendels los als de maaidekken op de gewenste hoogte zijn gezet.
De aandrijving van de maaidekken inschakelen 1 2 3 G014434 Figuur 41 1. Vooruit 2. Uit 3. Achteruit De maaiaandrijving kan uitsluitend worden ingeschakeld als de bestuurder goed op de stoel zit, zie Stoelschakelaar bestuurderaanwezigheid (bladz. 47). Maaiaandrijving voor vooruit draaien inschakelen:Druk de bovenkant van de schakelaar van de maaiaandrijving in de stand Vooruit.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel de handrem in werking en schakel alle maaiaandrijvingen uit. 3. Laat de maaidekken neer of vergrendel ze goed in de juiste transportstand. 4. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje om alle krachtbronnen te isoleren en controleer dat deze inderdaad zijn uitgeschakeld. 5. Ontgrendel alle onderdelen met opgeslagen energie. 1 6. Verzeker u ervan dat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. 2 g014435 7.
Opkrikpunten 1 Opmerking: Plaats de machine op kriksteunen indien dit nodig is. • Vooraan - onder de bevestiging van de voorarm. • Achter – asbuis op de achteras. 2 Tips voor bediening en gebruik Vertrouwd raken met de machine 3 Voordat u gaat maaien, moet u zich op een open terrein oefenen in het gebruik van de machine. Start en stop de motor. Rij de machine vooruit en achteruit. Laat de maaidekken neer en hef ze op. Schakel ze dan in en uit.
Controleer dat de maaicilinders de onderste maaimessen niet meer dan licht raken. Transport Schakel altijd de maaiaandrijving uit als u rijdt over terrein waarop geen gras groeit. Het gras zal de maaimessen smeren tijdens het maaien. Als de maaicilinders draaien terwijl er niet gemaaid wordt, vindt er een grote warmteontwikkeling plaats die snelle slijtage veroorzaakt. Het is daarom ook raadzaam om de maaisnelheid te verminderen bij het maaien op plaatsen met weinig of droog gras.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • • • • Bij elk gebruik of dagelijks Ververs de motorolie en vervang het filter. Vervang het oliefilter van de transmissie. Vervang het hydraulische retourfilter.
Onderhoudsinterval Om de 800 bedrijfsuren Vóór de stalling Om de 2 jaar Onderhoudsprocedure • Brandstoftank aftappen en reinigen • Smeer de lagers van de achterwielen (alleen CT2120 modellen met tweewielaandrijving) • Motorkleppen afstellen zie de Gebruikershandleiding) van de motor. • Brandstoftank aftappen en reinigen • Koelsysteem schoonspoelen en koelvloeistof vervangen. • Alle loszittende slangen vervangen.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 Belangrijk: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Vooronderhoud Voor elk vooronderhoud dient u de motor uit te schakelen en het contactsleuteltje te verwijderen, de handrem in te schakelen, de druk van het hydraulische systeem te laten en de maaidekken op de grond te laten zakken.
Onderhoudsschema 24H 24H 50H FUEL E F D 30 - 40mm 50H 54Nm 200Nm 111-3569-A g014589 Figuur 44 Smering Smeer de lagers, lagerbussen en scharnieren in Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Smeer alle nippels van de lagers en lagerbussen met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Wij adviseren lagers en lagerbussen onmiddellijk na elke wasbeurt te smeren, ongeacht de voorgeschreven interval. Vervang beschadigde zerknippels.
1 2 G014569 Figuur 45 1. – Om de 50 uur smeren 2.
Onderhoud motor nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als het filter wordt verwijderd. Controleer het waarschuwingssysteem van motoroververhitting Belangrijk: Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit. 1. Controleer de blokkage-indicator van het filter. Als de indicator rood is, moet het filter vervangen worden (Figuur 47). Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren G014565 Figuur 47 1 2.
aansluiten, en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. 5. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. 6. Reinig de opening van de vuiluitlaat die zich in het afneembare deksel bevindt. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 7.
Onderhoud brandstofsysteem • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt vanwege een tekort aan brandstof. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Controleer de transmissieregelkabel en het bedieningsmechanisme Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Onderhoud aandrijfsysteem GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
2 4 3 x + 3 - 8mm x 1 G014442 Figuur 54 1. Hoogte van het midden van het wiel 2. Band 1 3. Richting vooruit rijden 4. Spoorstang Om de achterwielen uit te lijnen, moet u eerst de linkeren de rechterborgmoer op de spoorstang losdraaien. (De linkerborgmoer heeft een linkse draad). Draai aan de spoorstang om de correcte afstand te verkrijgen zoals hierboven is aangegeven en draai de borgmoeren stevig vast. g014491 Figuur 53 Linkerkant van machine 1.
Onderhoud koelsysteem Vuil verwijderen uit het koelsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Maak het radiatorscherm schoon. 3. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. G014918 Figuur 56 4. Maak de vergrendeling los en open de motorkap (Figuur 55). 1. Oliekoeler 2.
Onderhouden remmen De maaimachine slepen 1 2 3 Controleer of het sleepvoertuig voldoende remvermogen heeft om de gezamenlijke voertuigmassa tot stilstand te brengen, en deze te allen tijde volledig onder controle kan houden. Zet het sleepvoertuig op de handrem. Zet blokjes achter de voorwielen van de maaimachine om te voorkomen dat deze wegrolt. G014449 U stelt de schijfremmen van de voorwielmotor als volgt buiten bedrijf: Figuur 59 1. Zeskantige stop - 950639 1.
Onderhoud riemen 9. Nadat de maaimachine is gesleept: Om de machine weer normaal te kunnen gebruiken, moet u de volgende procedure uitvoeren. A. Blokkeer de voorwielen. B. Sluit de omloopklep van de transmissiepomp door rechtsom te draaien. 10. U stelt de schijfremmen van de voorwielmotor als volgt in werking: De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren.
Onderhoud bedieningsysteem 5. Stel de parkeerrem in werking, ga in de bestuurdersstoel zitten en start de motor. 6. Zet de parkeerrem vrij. 7. Kom omhoog uit de stoel en controleer of de motor afslaat. Controleer de werking van de pedalen vooruit/achteruit Beveiligingsschakelaar transmissie in vrijstand Schakel de motor uit en trap de rijpedalen volledig in en controleer of zij zonder haperen uit zichzelf terugkeren naar de neutraalstand. 1. Zet de motor van de maaimachine af. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem 6. Laat de motor lopen en stel alle hydraulische systemen in werking totdat de hydraulische vloeistof warm is. 7. Controleer het vloeistofpeil en vul indien nodig totdat het peil de bovenste markering op het kijkglas heeft bereikt. WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
Onderhoud van het maaideksysteem 2. Maak de roodblauwe draadaansluiting los van de temperatuurschakelaar van de hydraulische tank. 3. Raak met het metalen uiteinde van de draad een geschikt aardingspunt aan. Zorg dat het metalen oppervlak goed contact maakt. Onderhoud van de maaidekken De claxon klinkt en het waarschuwingslampje van de temperatuur van de hydraulische vloeistof gaat branden ten teken dat het systeem goed functioneert. Voer indien nodig herstellingen uit voordat u de maaier gebruikt.
maairesultaat minder egaal wordt en de snijranden van het gras kartelig zijn. Volg de volgende procedure voordat u aan het werk gaat en controleer de afstelling om de paar uur. 1 90 0 G014440 Figuur 66 1. Borgmoeren schraperdraad Opmerking: Draai de schraperdraden niet te vast. Afstelling van de maaidekcilinder t.o.v.
Als het niet mogelijk blijkt om het papier over de hele lengte van het mes netjes af te snijden, is het nodig om het mes te wetten om de snijkant te bewerken. In ernstige gevallen is het nodig om de maaicilinder en het onderste mes te slijpen, zie Maaidek wetten (bladz. 51)/ Slijpen maaidek (bladz. 52) Carborundumpasta klasse 80 Onderdeelnr. 0,45 kg 63-07-088 11,25 kg 63-07-086 1 2 G014445 G014444 Figuur 69 Figuur 68 4. Zorg ervoor dat de zone ronde de maaidekken vrij is van omstanders.
7. Zet de schakelaar van de maaiaandrijving op uit en zet de motor af zodra u de cilinders niet meer hoort slijpen. 8. Reinig de messen vervolgens grondig en stel de cilinders juist af ten opzichte van de onderste messen. Controleer dit met een stukje papier, dat over de gehele lengte van de messen netjes moet kunnen worden afgesneden als u de cilinders handmatig ronddraait. 9. Als het wetresultaat onvoldoende is, herhaal dan stappen 2 t/m 8. 10.
Stalling 5. Plaats de hefinstallatie in de lijn en zorg ervoor dat ze veilig een van de hefpunten van de maaimachine ondersteunt. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 6. Als u de voorkant van de maaier heft, blokkeert u de voorwielen om te voorkomen dat de maaier wegrolt. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Bandenspanning controleren. Raadpleeg Bandenspanning controleren in het onderdeel Montage. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
9. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie 1. Te scherpe bochten 1. Draaicirkel verkleinen 2. Maaimachine glijdt opzij bij rijden over een helling 3. Geen grondcontact aan de ene kant van het maaidek door slecht geleide slangen of fout aangebrachte hydraulische adapters. 4. Geen contact met de grond aan één kant van het maaidek omdat scharnierpennen vastlopen. 5. De ene kant van het maaidek maakt geen contact met de grond doordat gras zich onder het maaidek heeft opgestapeld 2.
Probleem Strepen van niet of slecht gemaaid gras in de rijrichting Mogelijke oorzaak 1. Golven van de snijvlakken als gevolg van contactdruk bij een slechte afstelling van de cilinder ten opzichte van het onderste mes 1. Messen wetten of slijpen 2. Onderste mes raakt de grond 3. Onderste mes staat met de neus naar beneden 2. Maaihoogte verhogen 3. De stand van het maaidek zodanig wijzigen dat het onderste mes parallel is met de grond 4. Rij trager vooruit en verlaag de gewichtoverbrenging 5.
Probleem Geen besturing Machine gaat niet vooruit of achteruit Mogelijke oorzaak Remedie 1. Defecte stuurklep 1. Stuurklep onderhoudsbeurt geven of vervangen 2. Defecte hydraulische cilinder 3. Beschadigde slang van besturing 2. Hydraulische cilinder onderhoudsbeurt geven of vervangen 3. Beschadigde slang vervangen 1. Parkeerrem ingeschakeld 1. Ontkoppel parkeerrem 2. Te laag vloeistofpeil 3. Verkeerde vloeistof gebruikt 2. Reservoir bijvullen tot het vereiste peil 3.
Probleem De cilinder ‘tikt’ bij het draaien Een maaicilinder draait langzaam Maaidek gaat niet omhoog na maaien Mogelijke oorzaak 1. Oneffenheid op de cilinder of het onderste mes door contact met een vreemd voorwerp 1. Verwijder de oneffenheid met een steen en wet het mes. In geval van ernstige schade is opnieuw slijpen vereist. 2. Versleten cilinderlagers 2. Indien nodig vervangen 1. Lager van maaicilinder vastgelopen 1. Indien nodig vervangen 2. De verkeerde rotatiemotor geïnstalleerd 3.
Schema's Showing:- Beacon Lights Aux Power Connector g014756 59
1:1 1:2 1:3 1:4 1:5 1:6 1:7 1:8 1:9 1:10 1:11 1:12 1:13 1:14 1:15 1:16 1:17 1:18 1:19 1:20 1:21 1:22 1:23 1:24 1:25 1:26 1:27 1:28 1:29 1:30 1:31 1:32 1:33 1:34 1:35 1:36 1:37 1:38 1:39 1:40 1:41 1:42 1:43 1:44 1:45 1:46 1:47 Hefschakelaar linkerdek Hefschakelaar middelste dek Hefschakelaar rechterdek Nabijheidssensor links Nabijheidssensor rechts Relais - Achteruit 111-0336 Schakelaar - beperkt heffen achteruit (inschakelen) Nabijheidssensor achteruit Schakelaar - maaiers Stoelschakelaar Nabijheidssensor
7 13 TP 14 8 R T 9 12 21 15 2 A2 L B 5 B2 18 10 16 3 A3 C C 32 6 B3 C 11 19 T P 22 23 35 25 24 T 26 28 E 29 30 27 36 P 39 42 41 40 37 43 D1 B HL FAL D2 A FAR 38 34 TPA 45 46 44 48 33 47 49 CP A 31 PB DC TPC 61 4 B1 20 17 32 L g014758 1 A1 P A 32 R 2 BAR
Onderdeelnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 - Beschrijving Hydraulische motor - frontmaaidek rechts Hydraulische motor - frontmaaidek links Hydraulische motor - middelste maaidek Regelklep/Meetschijf - omloopleiding frontmaaidek rechts Regelklep/Meetschijf - omloopleiding frontmaaidek links Regelklep/Meetschijf - omloopleiding middelste frontmaaidek Spruitstuk maaibesturing Stuurventiel frontmaaidek rechts Stuurventiel frontmaaidek links Stuurventiel mid
7 13 TP 14 8 A1 P R T 21 15 9 A2 2 12 L 5 B2 18 10 16 3 A3 52 C C 19 6 B3 C 11 T P 22 23 31 35 33 RB 34 RA 27 30 D3 RAL D1 E RAR T 25 29 RBL D2 26 28 RBR 24 36 P 32 39 42 41 40 37 43 D1 B HL FAL D2 A FAR 38 50 TPA 45 46 44 48 53 47 49 CP A 51 PB DC TPC 63 4 B1 20 17 52 B L g014760 1 52 A R 2 BAR
Onderdeelnummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Beschrijving Hydraulische motor - frontmaaidek rechts Hydraulische motor - frontmaaidek links Hydraulische motor - middelste maaidek Regelklep/Meetschijf - omloopleiding frontmaaidek rechts Regelklep/Meetschijf - omloopleiding frontmaaidek links Regelklep/Meetschijf - omloopleiding middelste frontmaaidek Spruitstuk maaibesturing Stuurventiel f
Opmerkingen: 65
Opmerkingen: 66
Lijst met internationale dealers Dealer: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int. Co Dubai Hydroturf Egypt LLC Ibea S.P.A. Irriamc Irrigation Products Int'l Pvt Ltd. Jean Heybroek BV. Lely (U.K.) Limited Maquiver S.A.
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.