Form No. 3378-887 Rev B LT3340 zwaar uitgevoerde gazonmaaier tractie-eenheid met drie maai-eenheden Modelnr.: 30657—Serienr.: 313000001 en hoger g014494 Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. Inhoud Inleiding Inleiding ....................................................................... 2 Veiligheid ...................................................................... 3 Veilige bediening ..................................................... 3 Veilige bediening Toro zitmaaiers.........
Veiligheid Onderhoud van het luchtfilter ..................................36 Motorolie verversen en filter vervangen .....................37 Onderhoud brandstofsysteem .....................................38 Brandstof aftappen uit de brandstoftank ....................38 Brandstofleidingen en aansluitingen controleren ........................................................38 Het brandstofsysteem ontluchten .............................38 Brandstoffilter vervangen ........................................
• • Alvorens de motor te starten, moet u de handrem in ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen; De eigenaar/gebruiker kan ongelukken voorkomen en is verantwoordelijk voor ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen en schade aan eigendommen. • Vóór ingebruikname • Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen, • • • • • • • • een lange broek, een helm, een veiligheidsbril en gehoorbescherming.
• • • • • • • • • • • Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de – motor afzetten en sleuteltje uit het contact nemen. Als u van het ene werkterrein naar het andere rijdt, is het belangrijk dat de maaidekken niet onverwacht omlaag gebracht en gestart kunnen worden: – schakel de aandrijving van de maaidekken uit; – hef het maaidek op in de transportstand; – maak de transportgrendels en veiligheidsborgringen vast.
Onderhoud en opslag Gebruik van dit product voor andere doeleinden dan deze kan gevaarlijk zijn voor de bestuurder of omstanders. • Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem. WAARSCHUWING De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 70-13-072 1. Opkrikpunt 70-13-077 1. Waarschuwing – stop de motor en verwijder het contactsleuteltje voordat u de veiligheidsgrendels losmaakt of gebruikt. 111-3277 950832 1. Bandenspanning 1. Claxon 2. Maaidekken – omlaag/Zweven 5. Snel 6. Motortoerental 3.
111-3562 1. Druk het pedaal in om de hoek van het stuur te wijzigen. 111-3566 1. Gevaar op vallen of verplettering – zorg ervoor dat het bestuurdersplatform vergrendeld is voordat u gaat werken. 111-3569 1. Onderhoudsinterval 24 uur 6. Controleer het oliepeil van het hydraulische circuit 11. Controleer instelling maaidek 16. Smeerpunten voor onderhoudsinterval 24 uur 2. Onderhoudsinterval 50 uur 7. Controleer brandstofpeil 17. Smeerpunten voor onderhoudsinterval 50 uur 3.
111-3902 1. Waarschuwing – snijgevaar van de hand, ventilator. 111-3567 2. Hete oppervlakken – lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie. 1. Gebruik van het pedaal 111–5007 1. Kantelgevaar – vertraag voor een bocht. 2. Kantelgevaar – werken op hellingen van minder dan 20 graden, niet werken op hellingen steiler dan 20 graden. 3. Kantelgevaar – draag altijd een veiligheidsgordel als u een rolbeugel (ROPS) gebruikt, gebruik geen veiligheidsgordel als de rolbeugel ingeklapt is. 4.
Montage Instructiemateriaal en aanvullende onderdelen Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Gebruikershandleiding 1 Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gebruikt Gebruikershandleiding van motor 1 Informatie over de motor Onderdelencatalogus 1 Referenties aan onderdeelnummers EU-certificaat 1 Verklaring i.v.m. certificaat Bewaar het documentatiemateriaal op een veilige plaats voor toekomstig gebruik.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Componenten bedieningspaneel 13 16 14 17 8 19 11 1 5 2 3 4 6 18 1 10 20 5 2 9 3 6 7 4 g014594 Figuur 2 1. Voormaaidekken 2. Bedieningsarm 4. Bestuurdersstoel 5. Motorkap 3. Stuurwiel 6. Achterste maaidek 15 12 G016426 Figuur 3 1. Schakelaar handrem 11. Claxonknop 2. Schakelaar beperkt heffen 12. Hulpcontactstekker 12 volt (geleverd met 12 V-kit) bij achteruitrijden 3. Schakelaar alarminstallatie (wordt geleverd met verlichtingsset) 13.
1 P G014421 Figuur 6 1 1. Parkeerrem g014419 Bedrijfsrem Figuur 4 1. Bediening gewichtsoverbrenging 1 De bedrijfsremmen werken via de hydraulische transmissie. Als u de rijpedalen loslaat of het motortoerental afneemt, worden de bedrijfsremmen in werking gesteld en de rijsnelheid automatisch verminderd. Om de remwerking te versterken, moet u het transmissiepedaal in de vrijstand duwen. De bedrijfsremmen werken uitsluitend op de voorwielen.
Transportvergrendelingen Hef altijd de maaidekken op in de transportstand en zet deze vast met de transportvergrendelingen en veiligheidssluitingen als u van het ene naar het andere werkgebied rijdt (Figuur 9). 1 G014547 Figuur 7 1. Gashendel Rijden Vooruitrijden: Trap het Vooruit-pedaal in om de rijsnelheid te verhogen. Laat het pedaal opkomen om de rijsnelheid te verminderen (Figuur 8). G014548 Figuur 9 Achteruitrijden: Trap het Achteruit-pedaal in om de rijsnelheid te verhogen.
• Instellen gewicht bestuurder: Draai de hendel rechtsom om de vering strakker in te stellen en linksom om de vering minder strak in te stellen. De schaal duidt aan of de optimale instelling van de vering is bereikt naargelang het gewicht van de bestuurder (kg) (Figuur 12).
• Hoogte-instelling: Til de stoel handmatig op om deze • Aanpassen rugsteun: Trek de hendel naar buiten om de stapsgewijs in te stellen. Om de stoel omlaag te brengen, tilt u de stoel boven de hoogste instelling en laat u hem zakken naar de laagste instelling (Figuur 13). hoek van de rugsteun aan te passen. Laat de hendel los om de rugsteun in zijn stand te vergrendelen. 1 G016380 Figuur 14 G016379 Figuur 13 1.
Waarschuwingssystemen Waarschuwingslampje lage accuspanning Waarschuwingslampje oververhitting koelvloeistof Het waarschuwingslampje voor de accuspanning gaat branden bij een lage accuspanning (Figuur 17). Het waarschuwingslampje van de koelvloeistof gaat branden, de signaaltoon klinkt en de maaidekken stoppen (Figuur 15). 1 1 G014553 Figuur 17 1.
Contactsleuteltje Brandstofmeter De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit (Figuur 22). 0 = Motor uit. I = Motor/hulpapparatuur aan. II = Motor voorverwarmen. III = Motor starten. FUEL E F WAARSCHUWING Verwijder altijd het contactsleuteltje als de maaimachine niet wordt gebruikt. G014558 Figuur 22 Belangrijk: Plaats altijd de beschermkap als het contactsleuteltje is verwijderd om te voorkomen dat binnendringend vuil of vocht het mechanisme beschadigt.
Indicatielampje maaiaandrijving 1 Gaat branden als de schakelaar van de maaiaandrijving op “vooruit/achteruit” staat en het contactsleuteltje op I is gedraaid (Figuur 25). G0014561 Figuur 25 1. Indicatielampje maaiaandrijving Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Laat de maaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhouds- of afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. Figuur 26 1. Peilstok 4.
Het koelsysteem controleren nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7 °C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks VOORZICHTIG Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen boven -7 °C zal bijdragen aan een langere levensduur van de pomp dan bij gebruik van winterdieselbrandstof.
Andere vloeistoffen: Als de hydraulische vloeistof van Toro niet beschikbaar is, kunt u andere vloeistoffen gebruiken mits deze voldoen aan alle volgende materiaaleigenschappen en industriespecificaties: We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product. Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen.
Het platform vastmaken 1. Laat het platform voorzichtig neer. De gasveer zal dit gemakkelijker maken. 1 2. Beweeg de handgreep van de grendel naar de voorkant van de maaimachine, terwijl het platform bijna in de volledig neergelaten stand komt. Hierdoor komen de haken van de grendel los van de grendelstaaf. 2 3. Laat het platform volledig neer en beweeg de handgreep van de grendel naar de achterkant van de maaimachine totdat de haken van de grendel de grendelstaaf helemaal vastgrijpen.
2. Draai het contactsleuteltje op “Aan” (stand I) en controleer of het oliedruklampje en het acculampje gaan branden. Als de bestuurder tijdens het werk heel eventjes omhoog komt uit de stoel, blijft de maaiaandrijving ingeschakeld. De motor kan uitsluitend worden gestart als de schakelaar van de maaiaandrijving op UIT staat. 3. Draai het contactsleuteltje op “Voorverwarmen” (stand II) zodat het indicatielampje Motor voorverwarmen oplicht. Houd 5 seconden vast om de gloeibougies op te warmen.
stationair en laat de motor op een laag stationair toerental lopen. kunnen waarborgen, zie Onderhoud van de maaidekken (bladz. 48). Belangrijk: Laat de motor 5 minuten stationair lopen voordat u deze afzet of nadat de machine volledig belast is gebruikt. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen met een turbo-dieselmotor ontstaan.
MK3 Vast maaidek (20 cm): en vast maaidek (25 cm) Vastzetten draaischarnier: Zet de bout in het voorste gat voor “vaste” stand, zoals afgebeeld in Figuur 37. 1 G014427 Figuur 37 G014425 Figuur 35 1. Voorste opening, vaste stand Maaihoogte-instelling: De maaihoogte wordt bepaald door de positie van de achterrol. Draai de stelschroef aan beide uiteinden rechtsom om de maaihoogte te verlagen of linksom om de maaihoogte te verhogen (Figuur 38).
1 van een maaihoogtemeter over de volledige breedte van ieder maaidek, zoals afgebeeld. 2 4 1 3 G014431 = Figuur 41 1. Stelschroef 3. Maaihoogte 2. Stelmoeren 4. Controleringen G014429 Figuur 39 Belangrijk: Probeer de schroeven niet te ontgrendelen. 1. Controleringen Om de stand van de voorrol te wijzigen, draait u de bouten los. Draai de stelschroeven los en draai vervolgens beide uiteinden rechtsom om de maaihoogte te verhogen of linksom om de maaihoogte te verlagen (Figuur 42).
Correctie maaihoogteinstelling middelste maaidek Wanneer de maaihoogte van alle maaidekken via de controleringen gelijk is afgesteld, kan het voorkomen dat het middelste maaidek toch een merkbaar hoger resultaat geeft dan de zijmaaidekken. Het middelste maaidek wordt geduwd door de machine terwijl de zijdekken worden getrokken, waardoor de stand van de messen ten opzichte van de grond iets kan verschillen.
De aandrijving van de maaidekken inschakelen 2. Stel de handrem in werking en schakel alle maaiaandrijvingen uit. 3. Laat de maaidekken neer of vergrendel ze goed in de juiste transportstand. 1 4. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje om alle krachtbronnen te isoleren en controleer dat deze inderdaad zijn uitgeschakeld. 2 5. Ontgrendel alle onderdelen met opgeslagen energie. 3 6. Verzeker u ervan dat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. G014434 Figuur 44 1. Vooruit 2.
1 2 1 3 2 g014435 Figuur 45 1. Vergrendelingswiel 2. Handwiel gewichtsoverbrenging G014436 Figuur 46 1. Bovengeraamte De kantelbeveiligingsinrichting invouwen. 3. Onderste gaten 2. Handmoeren, ringen en bevestigingsbouten Het geraamte van de kantelbeveiligingsinrichting kan naar beneden gevouwen worden om onder lage obstakels door te rijden.
Opkrikpunten Transport Opmerking: Plaats de machine op kriksteunen indien dit nodig is. Schakel altijd de maaiaandrijving uit als u rijdt over terrein waarop geen gras groeit. Het gras zal de maaimessen smeren tijdens het maaien. Als de maaicilinders draaien terwijl er niet gemaaid wordt, vindt er een grote warmteontwikkeling plaats die snelle slijtage veroorzaakt. Het is daarom ook raadzaam om de maaisnelheid te verminderen bij het maaien op plaatsen met weinig of droog gras.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • • • • Bij elk gebruik of dagelijks Ververs de motorolie en vervang het filter. Vervang het oliefilter van de transmissie. Vervang het hydraulische retourfilter.
Onderhoudsinterval Vóór de stalling Om de 2 jaar Onderhoudsprocedure • Brandstoftank aftappen en reinigen • Koelsysteem schoonspoelen en koelvloeistof vervangen. • Alle loszittende slangen vervangen. Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 Belangrijk: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Vooronderhoud Voor elk vooronderhoud dient u de motor uit te schakelen en het contactsleuteltje te verwijderen, de handrem in te schakelen, de druk van het hydraulische systeem te laten en de maaidekken op de grond te laten zakken. Zorg ervoor dat u de veiligheidsmaatregelen in deze handleiding gelezen hebt en begrijpt. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Smering Vervang beschadigde zerknippels. Smeer de lagers, lagerbussen en scharnieren in Smeer alle smeerpunten van de maaidekken en zorg ervoor dat er zoveel smeermiddel wordt ingespoten dat er schoon smeermiddel naar buiten komt via de doppen van de rollen. Op deze manier weet u zeker dat er geen grasresten enz. zijn achtergebleven in de afdichtingen van de rollers, wat de levensduur verlengt.
Onderhoud motor 1. Controleer de blokkage-indicator van het filter. Als de indicator rood is, moet het filter vervangen worden (Figuur 50). Controleer het waarschuwingssysteem van motoroververhitting Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren G014565 Figuur 50 2. Voordat u het filter weghaalt, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (2,76 bar) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het filter en de filterbus zit.
uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 7. Monteer het deksel met de rubberen uitlaatklep naar beneden gericht – in een stand tussen ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde. 8. Controleer de conditie van de slangen van het luchtfilter. 9. De kap bevestigen.
Onderhoud brandstofsysteem • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt vanwege een tekort aan brandstof. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Controleer het elektrisch systeem 1 Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren Controleer alle elektrische aansluitingen en kabels en vervang deze indien ze zijn beschadigd of gecorrodeerd.
• Verwijder aangekoekt vuil, gruis en andere aanslag. WAARSCHUWING • Zorg ervoor dat de kogelverbindingen stevig vastzitten en Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. controleer of de bevestigingsbeugels en kabelgeleiders goed zijn bevestigd en geen scheuren vertonen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen.
Onderhoud aandrijfsysteem Het oliefilter van de transmissie vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren 1 g014491 Figuur 57 Linkerkant van machine 1.
Onderhoud koelsysteem Om de achterwielen uit te lijnen, moet u eerst de linkeren de rechterborgmoer op de spoorstang losdraaien. (De linkerborgmoer heeft een linkse draad). Draai aan de spoorstang om de correcte afstand te verkrijgen zoals hierboven is aangegeven en draai de borgmoeren stevig vast. Vuil verwijderen uit het koelsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar 1.
Onderhouden remmen De maaimachine slepen Controleer of het sleepvoertuig voldoende remvermogen heeft om de gezamenlijke voertuigmassa tot stilstand te brengen, en deze te allen tijde volledig onder controle kan houden. Zet het sleepvoertuig op de handrem. Zet blokjes achter de voorwielen van de maaimachine om te voorkomen dat deze wegrolt. U stelt de schijfremmen van de voorwielmotor als volgt buiten bedrijf: 1.
1 2 3 G014449 Figuur 63 1. Zeskantige stop – 950639 3. Stelschroef M12 x 40 – ZDH1L040U 2. Ring M12 – 09485 5. Draai de stelschroef vast in het draadgat in de remzuiger totdat de rem is uitgezet (Figuur 63). 1 6. Ga naar de remschijf op de linker voorwielmotor en herhaal bovenstaande procedure (Figuur 63). G014450 Figuur 64 1. Transmissiekleppen omloopleiding 7. Schakel het hydraulische bedrijfsremsysteem uit door de omloopklep onder de transmissiepomp maximaal drie slagen linksom te draaien.
Onderhoud riemen 1 De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. 2 3 4 Riem van wisselstroomdynamo spannen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren 1. Open de motorkap. g014451 2. Controleer de spanning van de riem door deze (Figuur 66) midden tussen poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken met een kracht van 10 kg. Figuur 65 1.
Beveiligingsschakelaar transmissie in vrijstand Onderhoud bedieningsysteem 1. Zet de motor van de maaimachine af. Controleer de werking van de pedalen vooruit/achteruit 2. Neem uw voet van de pedalen vooruit/achteruit. 3. Draai het contactsleuteltje op stand I. Het indicatielampje Transmissie in vrijstand moet nu gaan branden. Schakel de motor uit en trap de rijpedalen volledig in en controleer of zij zonder haperen uit zichzelf terugkeren naar de neutraalstand. 4.
Onderhoud hydraulisch systeem 2 1 WAARSCHUWING 3 Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. G014452 Figuur 67 1.
Onderhoud van het maaideksysteem teken dat het systeem goed functioneert. Voer indien nodig herstellingen uit voordat u de maaier gebruikt. Hydraulische slangen en leidingen controleren Onderhoud van de maaidekken Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt.
1 90 0 G014440 Figuur 70 1. Borgmoeren schraperdraad G014443 Opmerking: Draai de schraperdraden niet te vast. Figuur 71 Afstelling van de maaidekcilinder t.o.v. onderste mes 1. Controleer of de maaicilinder juist is afgesteld ten opzichte van het onderste maaimes door een dun stukje papier tussen de cilinder en het mes te houden, zoals afgebeeld.
Carborundumpasta klasse 80 Onderdeelnr. 1 0,45 kg 63-07-088 11,25 kg 63-07-086 2 G014444 Figuur 72 1. Handwiel 2. Moer G014445 Maaidek wetten Figuur 73 WAARSCHUWING Contact met de maaidekken of andere bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken. 4. Zorg ervoor dat de zone ronde de maaidekken vrij is van omstanders. Houd handen en vouten uit de buurt van de maaicilinders als de motor van de maaier loopt.
1 8. Reinig de messen vervolgens grondig en stel de cilinders juist af ten opzichte van de onderste messen. Controleer dit met een stukje papier, dat over de gehele lengte van de messen netjes moet kunnen worden afgesneden als u de cilinders handmatig ronddraait. 2 9. Als het wetresultaat onvoldoende is, herhaal dan stappen 2 t/m 8. 10. Verwijder alle resten van carborundumpasta van de cilinders en de onderste messen en was ze schoon.
Afvalverwijdering Stalling Motorolie, hydraulische vloeistof en motorkoelvloeistof verontreinigen het milieu. Verwijder deze stoffen volgens de plaatselijke voorschriften. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken Breng gevaarlijke afvalstoffen naar een erkend inzamelcentrum. Afvalstoffen mogen niet worden geloosd in oppervlaktewater, afwateringssystemen of riolen. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Bandenspanning controleren.
11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie 1. Te scherpe bochten 1. Draaicirkel verkleinen 2. Maaimachine glijdt opzij bij rijden over een helling 3. Geen grondcontact aan de ene kant van het maaidek door slecht geleide slangen of fout aangebrachte hydraulische adapters. 4. Geen contact met de grond aan één kant van het maaidek omdat scharnierpennen vastlopen. 5. De ene kant van het maaidek maakt geen contact met de grond doordat gras zich onder het maaidek heeft opgestapeld 2.
Probleem Strepen van niet of slecht gemaaid gras in de rijrichting Mogelijke oorzaak 1. Golven van de snijvlakken als gevolg van contactdruk bij een slechte afstelling van de cilinder ten opzichte van het onderste mes 1. Messen wetten of slijpen 2. Onderste mes raakt de grond 3. Onderste mes staat met de neus naar beneden 2. Maaihoogte verhogen 3. De stand van het maaidek zodanig wijzigen dat het onderste mes parallel is met de grond 4. Rij trager vooruit en verlaag de gewichtoverbrenging 5.
Probleem Geen besturing Machine gaat niet vooruit of achteruit Mogelijke oorzaak Remedie 1. Defecte stuurklep 1. Stuurklep onderhoudsbeurt geven of vervangen 2. Defecte hydraulische cilinder 3. Beschadigde slang van besturing 2. Hydraulische cilinder onderhoudsbeurt geven of vervangen 3. Beschadigde slang vervangen 1. Parkeerrem ingeschakeld 1. Ontkoppel parkeerrem 2. Te laag vloeistofpeil 3. Verkeerde vloeistof gebruikt 2. Reservoir bijvullen tot het vereiste peil 3.
Probleem De cilinder “tikt” bij het draaien Een maaicilinder draait langzaam Maaidek gaat niet omhoog na maaien Maaidekken volgen het grondoppervlak niet Mogelijke oorzaak 1. Oneffenheid op de cilinder of het onderste mes door contact met een vreemd voorwerp 1. Verwijder de oneffenheid met een steen en wet het mes. In geval van ernstige schade is opnieuw slijpen vereist. 2. Versleten cilinderlagers 2. Indien nodig vervangen 1. Lager van maaicilinder vastgelopen 1. Indien nodig vervangen 2.
Schema's G022305 Elektrisch schema (Rev.
G022287 59
Beschrijving Onderdeelnummer 1 Hydraulische motor – frontmaaidek links 940602 2 Hydraulische motor – middelste frontmaaidek 910696 3 Hydraulische motor – maaidek rechts 910696 4 Regelklep/meetschijf – omloopleiding - 5 111-6833 6 ONTLASTKLEP Individuele motorbeveiliging Regelklep spoel, maaidekinschakeling 111-6829 7 Verdeler maaidekregelaar 111-6595 8 12 V-magneetklep, maaidekinschakeling 125–7554 9 12 V-magneetklep, voor-/achteruitbediening maaidek 111-6835 10 12 V-proportione
37 Verdeler transmissie vooraan 111-3993 38 Magneetklep – parkeerrem/differentieelslot 111-3533 39 AANZUIGKORF 65-06-305 40 Tandwielpomp – aandrijving maaidek 111-3553 41 Tandwielpomp – hef- & stuurinrichting 111-3553 42 Drukfilter 924708 43 Transmissiepomp 111-6774 44 OVERDRUKKLEP ACHTERUIT RIJDEN 300 BAR 111-6775 45 OVERDRUKKLEP VOORUIT RIJDEN 345 BAR 111-3379 46 Afblaasafsluiter - 47 Regelklep omloopleiding transmissie achteruit - 48 Regelklep omloopleiding transmissie v
Opmerkingen: 62
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int.
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het “product”) gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.