Form No. 3368-624 Rev B LT3340 zwaar uitgevoerde gazonmaaier tractie-eenheid met drie maai-eenheden Modelnr.: 30657—Serienr.: 312000001 en hoger g014494 Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Figuur 1 1. Veiligheidssymbool Inleiding Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Gewichtsoverbrenging/tractieondersteuning gebruiken ....................................................... 31 De kantelbeveiligingsinrichting invouwen........................................................ 31 Opkrikpunten .................................................... 32 Tips voor bediening en gebruik........................... 32 Onderhoud ................................................................ 34 Aanbevolen onderhoudsschema .............................
Veiligheid ◊ te snel rijden, Deze machine voldoet aan of overtreft de specificaties van EN 836:1997 die gelden op het moment van productie. ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen; Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
• Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u één mes draait. • Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. zijn aangebracht, correct zijn afgesteld en naar behoren werken. • Verander de instellingen van de motor niet en laat de motor niet lopen met een te hoog toerental.
• Zet de gashendel terug terwijl de motor uitloopt. Als de machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maaidekken. • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is. • Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Zet de cilinders/maaidekken stil als u niet maait.
• Zorg ervoor dat u weet hoe u de motor snel kunt afzetten. • Draag geen tennisschoenen of gymschoenen als u de machine gebruikt. • Het verdient aanbeveling veiligheidsschoenen te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen. • Wees voorzichtig als u omgaat met brandstof. Neem gemorste brandstof op. • Controleer elke dag of de interlockschakelaars goed functioneren.
De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836. Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 70-13-072 111-0773 1. Waarschuwing - vingers kunnen geplet worden, zijdelingse kracht. 1. Opkrikpunt 70-13-077 1.
11–5007 1. Kantelgevaar - vertraag voor een bocht. 2. Kantelgevaar - werken op hellingen van minder dan 20 graden, niet werken op hellingen steiler dan 16 graden. 3. Kantelgevaar - draag altijd een veiligheidsgordel als u een rolbeugel (ROPS) gebruikt, gebruik geen veiligheidsgordel als de rolbeugel ingeklapt is. 4. Waarschuwing - lees de Gebruikershandleiding, verwijder het contactsleuteltje voordat u onderhoud uitvoert. 5.
111-3562 1. Druk het pedaal in om de hoek van het stuur te wijzigen. 111-3277 1. Claxon 2. Maaidekken - omlaag 5. Snel 6. Motortoerental 3. Maaidekken - stand behouden 4. Maaidekken - omhoog 7. Langzaam 111-3566 1. Gevaar op vallen of verplettering - zorg ervoor dat het platform vergrendeld is voordat u gaat werken. 111-3567 1. Gebruik van het pedaal 111-3344 1. Contactschakelaar 111-3901 1. Olie transmissie - lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
1-3902 1. Waarschuwing - snijgevaar van de hand, ventilator. 2. Hete oppervlakken - lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie. 111-3569 1. Onderhoudsinterval 24 uur 6. Controleer het oliepeil van het hydraulische circuit 11. Controleer instelling maaidek 2. Onderhoudsinterval 50 uur 7. Controleer brandstofpeil 12. Koelvloeistofpeil controleren 3. Bandenspanning controleren 4. Controleer of alle moeren en bouten goed vastzitten 8. Controleer motoroliepeil 13.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 2 Omschrijving Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding van motor Onderdelencatalogus EU-certificaat Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Hoeveelheid Gebruik 1 1 1 1 Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gebruikt.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Componenten bedieningspaneel 13 16 14 17 8 19 11 1 5 2 3 4 6 18 1 10 20 5 2 9 3 6 7 4 g014594 Figuur 2 1. Voormaaidekken 2. Bedieningsarm 4. Bestuurdersstoel 5. Motorkap 3. Stuurwiel 6. Achterste maaidek 15 12 G016426 Figuur 3 1. Schakelaar handrem 11. Claxonknop 2. Schakelaar beperkt heffen 12. Hulpcontactstekker 12 volt (geleverd met 12 V-kit) bij achteruitrijden 3. Schakelaar alarminstallatie (wordt geleverd met verlichtingsset) 13.
WAARSCHUWING De handrem werkt uitsluitend op de voorwielen. Parkeer de maaimachine nooit op een helling. 1 P 1 G014421 g014419 Figuur 6 Figuur 4 1. Parkeerrem 1. Bediening gewichtsoverbrenging Bedrijfsrem 1 2 De bedrijfsremmen werken via de hydraulische transmissie. Als u de rijpedalen loslaat of het motortoerental afneemt, worden de bedrijfsremmen in werking gesteld en de rijsnelheid automatisch verminderd. Om de remwerking te versterken, moet u het transmissiepedaal in de vrijstand duwen.
Transportvergrendelingen de draaisnelheid van de maaicilinders en de liftsnelheid van de maaidekken. Hef altijd de maaidekken op in de transportstand en zet deze vast met de transportvergrendelingen en veiligheidssluitingen als u van het ene naar het andere werkgebied rijdt (Figuur 9). 1 G014547 Figuur 7 Rijden Vooruitrijden:Trap het Vooruit-pedaal in om de rijsnelheid te verhogen. Laat het pedaal opkomen om de rijsnelheid te verminderen (Figuur 8).
• Instellen gewicht bestuurder:Draai de hendel rechtsom om de vering strakker in te stellen en linksom om de vering minder strak in te stellen. De schaal duidt aan of de optimale instelling van de vering is bereikt naargelang het gewicht van de bestuurder (kg) (Figuur 12).
• Hoogte-instelling: Til de stoel handmatig op om deze stapsgewijs in te stellen. Om de stoel omlaag te brengen, tilt u de stoel boven de hoogste instelling en laat u hem zakken naar de laagste instelling (Figuur 13). • Aanpassen rugsteun: Trek de hendel naar buiten om de hoek van de rugsteun aan te passen. Laat de hendel los om de rugsteun in zijn stand te vergrendelen. 1 G016380 Figuur 14 G016379 Figuur 13 1.
Waarschuwingssystemen 1 Waarschuwingslampje oververhitting koelvloeistof Het waarschuwingslampje van de koelvloeistof gaat branden, de signaaltoon klinkt en de maaidekken stoppen (Figuur 15). G014553 Figuur 17 1. Waarschuwingslampje lage accuspanning 1 Waarschuwingslampje lage motoroliedruk Het waarschuwingslampje voor de druk van de motorolie gaat branden als de oliedruk te laag is (Figuur 18). 1 G014551 Figuur 15 G014554 Figuur 18 1. Waarschuwingslampje oververhitting motorkoelvloeistof 1.
Contactsleuteltje FUEL 0 = Motor uit. E I = Motor/hulpapparatuur aan. F II = Motor voorverwarmen. III = Motor starten. G014558 Figuur 22 WAARSCHUWING Verwijder altijd het contactsleuteltje als de maaimachine niet wordt gebruikt. Urenteller De urenteller geeft aan hoeveel uren de machine in totaal in bedrijf is geweest (Figuur 23). Belangrijk: Plaats altijd de beschermkap als het contactsleuteltje is verwijderd om te voorkomen dat binnendringend vuil of vocht het mechanisme beschadigt. I II 1 000.
1 G0014561 Figuur 25 1. Indicatielampje maaiaandrijving Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Specificatie: LT 3340 Transportbreedte 1575 mm Maaibreedte 212 cm Lengte 286 cm Hoogte 168,1 cm met rolbeugel ingeklapt 2360 mm met kantelbeveiliging in verticale bedrijfsstand 1290 kg Gewicht Motor Kubota 26.5 kw (35.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Figuur 26 Laat de maaidekken neer op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhouds- of afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. 1. Peilstok 4.
Het koelsysteem controleren Inhoud brandstoftank: 42 l Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7 °C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7 °C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
GEVAAR Toro Premium All Season hydraulische vloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Raadpleeg de onderdelencatalogus of de Toro-dealer voor de onderdeelnummers). In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
2. Controleer het kijkvenstertje aan de zijkant van de tank. De vloeistof dient tot de bovenste markering te komen. WAARSCHUWING Gebruik de maaimachine niet zonder eerst te hebben gecontroleerd of het vergrendelingsmechanisme van het bedieningsplatform volledig is ingeschakeld en goed functioneert. 3. Als u de hydraulische olie moet bijvullen, maak dan schoon rond de dop van de hydraulische tank (Figuur 29). Verwijder de dop van de tank. Het platform losmaken 1 1.
Motorstartvergrendeling:De motor kan uitsluitend worden gestart als de rijpedaal in de vrijstand staat, de schakelaar van de maaiaandrijving op UIT is gezet en de handrem in werking is gesteld. Als deze voorwaarden zijn vervuld, worden de schakelaars geactiveerd waarmee de motor kan worden gestart. brandstof op was, of onderhoudswerkzaamheden aan het brandstofsysteem zijn uitgevoerd; zie Brandstofsysteem ontluchten.
WAARSCHUWING Als de motor loopt, moeten alle waarschuwingslampjes zijn gedoofd. Als een waarschuwingslampje brandt, moet u de motor direct afzetten en de storing hebben verholpen voordat u de motor opnieuw start. Een warme motor starten 1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, gebruik de tractiepedaal niet (zo staat de machine in neutraal), schakel de handrem in en stel de gashendel in op 70 %. G014563 Figuur 32 2.
G014425 Figuur 35 G014423 Figuur 33 WAARSCHUWING Zorg er altijd voor dat de grasgeleiders lager dan horizontaal zijn afgesteld om gezondheids- en veiligheidsrisico’s te vermijden. MK3 Zwevend maaidek (20 cm):Als de maaimachine wordt uitgerust met zwevende maaidekken, wordt de maaihoogte gemeten door de voor- en achterrollen. Het maaidek kan hierbij zowel zijwaarts als naar voren en achteren bewegen.
MK3 Vast maaidek (20 cm): en vast maaidek (25 cm) Vastzetten draaischarnier:Zet de bout in het voorste gat voor “vaste” stand, zoals afgebeeld in Figuur 37. 1 1 = G014427 Figuur 37 G014429 1. Voorste opening, vaste stand Figuur 39 1. Controleringen Maaihoogte-instelling:De maaihoogte wordt bepaald door de positie van de achterrol. Draai de stelschroef aan beide uiteinden rechtsom om de maaihoogte te verlagen of linksom om de maaihoogte te verhogen (Figuur 38).
Correctie maaihoogteinstelling middelste maaidek. 1 Wanneer de maaihoogte van alle maaidekken via de controleringen gelijk is afgesteld, kan het voorkomen dat het middelste maaidek toch een merkbaar hoger resultaat geeft dan de zijmaaidekken. Het middelste maaidek wordt geduwd door de machine terwijl de zijdekken worden getrokken, waardoor de stand van de messen ten opzichte van de grond iets kan verschillen.
De aandrijving van de maaidekken inschakelen Handmatig beperkt heffen door middel van de drie lifthendels is altijd mogelijk onafhankelijk van de stand van de automatische schakelaar. 1 2 3 G014434 Figuur 44 1. Vooruit 2. Uit 3. Achteruit De maaiaandrijving kan uitsluitend worden ingeschakeld als de bestuurder goed op de stoel zit, zie Stoelschakelaar bestuurderaanwezigheid (bladz. 48).
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel de handrem in werking en schakel alle maaiaandrijvingen uit. 3. Laat de maaidekken neer of vergrendel ze goed in de juiste transportstand. 4. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje om alle krachtbronnen te isoleren en controleer dat deze inderdaad zijn uitgeschakeld. 5. Ontgrendel alle onderdelen met opgeslagen energie. 1 6. Verzeker u ervan dat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. 2 g014435 7.
1 Belangrijk: De rolbeugel is een volledig en doeltreffend veiligheidsapparaat. Houd de rolbeugel in de omhoog geklapte stand als u de maaier gebruikt. Klap de rolbeugel uitsluitend tijdelijk omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. Opkrikpunten 2 Opmerking: Plaats de machine op kriksteunen indien dit nodig is. • Vooraan - onder de bevestiging van de voorarm. • Achter – asbuis op de achteras.
is afgestemd op het vereiste werktempo, en stel de rijsnelheid dienovereenkomstig af. Motor Voorkom dat de motor wordt overbelast. Verminder de rijsnelheid of zet de machine op een hogere maaistand. Controleer dat de maaicilinders de onderste maaimessen niet meer dan licht raken. Transport Schakel altijd de maaiaandrijving uit als u rijdt over terrein waarop geen gras groeit. Het gras zal de maaimessen smeren tijdens het maaien.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • • • • Bij elk gebruik of dagelijks Ververs de motorolie en vervang het filter. Vervang het oliefilter van de transmissie. Vervang het hydraulische retourfilter.
Onderhoudsinterval Om de 800 bedrijfsuren Vóór de stalling Om de 2 jaar Onderhoudsprocedure • Brandstoftank aftappen en reinigen • Smeer de lagers van de achterwielen (alleen CT2120 modellen met tweewielaandrijving) • Motorkleppen afstellen zie de Gebruikershandleiding) van de motor. • Brandstoftank aftappen en reinigen • Koelsysteem schoonspoelen en koelvloeistof vervangen. • Alle loszittende slangen vervangen.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 Belangrijk: Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Vooronderhoud Voor elk vooronderhoud dient u de motor uit te schakelen en het contactsleuteltje te verwijderen, de handrem in te schakelen, de druk van het hydraulische systeem te laten en de maaidekken op de grond te laten zakken.
Onderhoudsschema 24H 24H 50H FUEL E F D 30 - 40mm 50H 54Nm 200Nm 111-3569-A g014589 Figuur 47 Smering Smeer de lagers, lagerbussen en scharnieren in Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Smeer alle nippels van de lagers en lagerbussen met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Wij adviseren lagers en lagerbussen onmiddellijk na elke wasbeurt te smeren, ongeacht de voorgeschreven interval. Vervang beschadigde zerknippels.
1 2 G014569 Figuur 48 1. – Om de 50 uur smeren 2.
Onderhoud motor nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als het filter wordt verwijderd. Controleer het waarschuwingssysteem van motoroververhitting Belangrijk: Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit. 1. Controleer de blokkage-indicator van het filter. Als de indicator rood is, moet het filter vervangen worden (Figuur 50). Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren G014565 Figuur 50 1 2.
aansluiten, en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. 5. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter. 6. Reinig de opening van de vuiluitlaat die zich in het afneembare deksel bevindt. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 7.
Onderhoud brandstofsysteem • Eerste keer starten van een nieuwe machine. • De motor is gestopt vanwege een tekort aan brandstof. • Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan onderdelen van het brandstofsysteem; bijvoorbeeld er is een nieuw filter gemonteerd, de waterafscheider heeft een onderhoudsbeurt gekregen, enz. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Controleer de transmissieregelkabel en het bedieningsmechanisme Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Onderhoud aandrijfsysteem GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
2 4 3 x + 3 - 8mm x 1 G014442 Figuur 57 1. Hoogte van het midden van het wiel 2. Band 1 3. Richting vooruit rijden 4. Spoorstang Om de achterwielen uit te lijnen, moet u eerst de linkeren de rechterborgmoer op de spoorstang losdraaien. (De linkerborgmoer heeft een linkse draad). Draai aan de spoorstang om de correcte afstand te verkrijgen zoals hierboven is aangegeven en draai de borgmoeren stevig vast. g014491 Figuur 56 Linkerkant van machine 1.
Onderhoud koelsysteem Vuil verwijderen uit het koelsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 100 bedrijfsuren Om de 2 jaar 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Maak het radiatorscherm schoon. 3. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. G014918 Figuur 59 4. Maak de vergrendeling los en open de motorkap (Figuur 58). 1. Oliekoeler 2.
Onderhouden remmen De maaimachine slepen 1 2 3 Controleer of het sleepvoertuig voldoende remvermogen heeft om de gezamenlijke voertuigmassa tot stilstand te brengen, en deze te allen tijde volledig onder controle kan houden. Zet het sleepvoertuig op de handrem. Zet blokjes achter de voorwielen van de maaimachine om te voorkomen dat deze wegrolt. G014449 U stelt de schijfremmen van de voorwielmotor als volgt buiten bedrijf: Figuur 62 1. Zeskantige stop - 950639 1.
Onderhoud riemen 9. Nadat de maaimachine is gesleept: Om de machine weer normaal te kunnen gebruiken, moet u de volgende procedure uitvoeren. A. Blokkeer de voorwielen. B. Sluit de omloopklep van de transmissiepomp door rechtsom te draaien. 10. U stelt de schijfremmen van de voorwielmotor als volgt in werking: De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren.
Onderhoud bedieningsysteem 5. Stel de parkeerrem in werking, ga in de bestuurdersstoel zitten en start de motor. 6. Zet de parkeerrem vrij. 7. Kom omhoog uit de stoel en controleer of de motor afslaat. Controleer de werking van de pedalen vooruit/achteruit Beveiligingsschakelaar transmissie in vrijstand Schakel de motor uit en trap de rijpedalen volledig in en controleer of zij zonder haperen uit zichzelf terugkeren naar de neutraalstand. 1. Zet de motor van de maaimachine af. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem 6. Laat de motor lopen en stel alle hydraulische systemen in werking totdat de hydraulische vloeistof warm is. 7. Controleer het vloeistofpeil en vul indien nodig totdat het peil de bovenste markering op het kijkglas heeft bereikt. WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken.
Onderhoud van het maaideksysteem 2. Maak de roodblauwe draadaansluiting los van de temperatuurschakelaar van de hydraulische tank. 3. Raak met het metalen uiteinde van de draad een geschikt aardingspunt aan. Zorg dat het metalen oppervlak goed contact maakt. Onderhoud van de maaidekken De claxon klinkt en het waarschuwingslampje van de temperatuur van de hydraulische vloeistof gaat branden ten teken dat het systeem goed functioneert. Voer indien nodig herstellingen uit voordat u de maaier gebruikt.
maairesultaat minder egaal wordt en de snijranden van het gras kartelig zijn. Volg de volgende procedure voordat u aan het werk gaat en controleer de afstelling om de paar uur. 1 90 0 G014440 Figuur 69 1. Borgmoeren schraperdraad Opmerking: Draai de schraperdraden niet te vast. Afstelling van de maaidekcilinder t.o.v.
Als het niet mogelijk blijkt om het papier over de hele lengte van het mes netjes af te snijden, is het nodig om het mes te wetten om de snijkant te bewerken. In ernstige gevallen is het nodig om de maaicilinder en het onderste mes te slijpen, zie Maaidek wetten (bladz. 52)/ Slijpen maaidek (bladz. 53) Carborundumpasta klasse 80 Onderdeelnr. 0,45 kg 63-07-088 11,25 kg 63-07-086 1 2 G014445 G014444 Figuur 72 Figuur 71 4. Zorg ervoor dat de zone ronde de maaidekken vrij is van omstanders.
7. Zet de schakelaar van de maaiaandrijving op uit en zet de motor af zodra u de cilinders niet meer hoort slijpen. 8. Reinig de messen vervolgens grondig en stel de cilinders juist af ten opzichte van de onderste messen. Controleer dit met een stukje papier, dat over de gehele lengte van de messen netjes moet kunnen worden afgesneden als u de cilinders handmatig ronddraait. 9. Als het wetresultaat onvoldoende is, herhaal dan stappen 2 t/m 8. 10.
Stalling 5. Plaats de hefinstallatie in de lijn en zorg ervoor dat ze veilig een van de hefpunten van de maaimachine ondersteunt. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 6. Als u de voorkant van de maaier heft, blokkeert u de voorwielen om te voorkomen dat de maaier wegrolt. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Bandenspanning controleren. Raadpleeg Bandenspanning controleren in het onderdeel Montage. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig.
9. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie 1. Te scherpe bochten 1. Draaicirkel verkleinen 2. Maaimachine glijdt opzij bij rijden over een helling 3. Geen grondcontact aan de ene kant van het maaidek door slecht geleide slangen of fout aangebrachte hydraulische adapters. 4. Geen contact met de grond aan één kant van het maaidek omdat scharnierpennen vastlopen. 5. De ene kant van het maaidek maakt geen contact met de grond doordat gras zich onder het maaidek heeft opgestapeld 2.
Probleem Strepen van niet of slecht gemaaid gras in de rijrichting Mogelijke oorzaak 1. Golven van de snijvlakken als gevolg van contactdruk bij een slechte afstelling van de cilinder ten opzichte van het onderste mes 1. Messen wetten of slijpen 2. Onderste mes raakt de grond 3. Onderste mes staat met de neus naar beneden 2. Maaihoogte verhogen 3. De stand van het maaidek zodanig wijzigen dat het onderste mes parallel is met de grond 4. Rij trager vooruit en verlaag de gewichtoverbrenging 5.
Probleem Geen besturing Machine gaat niet vooruit of achteruit Mogelijke oorzaak Remedie 1. Defecte stuurklep 1. Stuurklep onderhoudsbeurt geven of vervangen 2. Defecte hydraulische cilinder 3. Beschadigde slang van besturing 2. Hydraulische cilinder onderhoudsbeurt geven of vervangen 3. Beschadigde slang vervangen 1. Parkeerrem ingeschakeld 1. Ontkoppel parkeerrem 2. Te laag vloeistofpeil 3. Verkeerde vloeistof gebruikt 2. Reservoir bijvullen tot het vereiste peil 3.
Probleem De cilinder ‘tikt’ bij het draaien Een maaicilinder draait langzaam Maaidek gaat niet omhoog na maaien Mogelijke oorzaak 1. Oneffenheid op de cilinder of het onderste mes door contact met een vreemd voorwerp 1. Verwijder de oneffenheid met een steen en wet het mes. In geval van ernstige schade is opnieuw slijpen vereist. 2. Versleten cilinderlagers 2. Indien nodig vervangen 1. Lager van maaicilinder vastgelopen 1. Indien nodig vervangen 2. De verkeerde rotatiemotor geïnstalleerd 3.
Schema's Showing:- Beacon Lights Aux Power Connector Differential Lock g019133 60
1:1 Hefschakelaar linkerdek 111-2956 1 1:2 Hefschakelaar middelste dek 111-2956 1 1:3 Hefschakelaar rechterdek 111-2956 1 1:4 Nabijheidssensor links 105-0023 1 1:5 Nabijheidssensor rechts 105-0023 1 1:6 Relais - Achteruit 111-0336 111-0336 1 1:7 Schakelaar - beperkt heffen achteruit (inschakelen) 111-2451 1 1:8 Nabijheidssensor achteruit 105-0023 1 1:9 Schakelaar - maaiers 111-2253 1 1:10 Stoelschakelaar 111-3674 1 1:11 Nabijheidssensor neutraal 105-0023 1 1:12 L
1:43 Zekering - hoofdleiding 50 A Maxifuse 995714 1 1:44 Zekeringsdoos - 8 richtingen 70-09-096 1 1:45 Zekering 10A 70-09-026 2 1:46 Alternator - motor 16678-64012 1 1:47 Toetereenheid 70-09-108 1 1:48 Schakelaar differentieelvergrendeling 111-3060 1 1:49 Solenoïde differentieelvergrendeling 910627 1 Elektrisch schema, LT 3340 (Rev.
Beschrijving Onderdeelnummer 1 Hydraulische motor - frontmaaidek rechts 910696 2 Hydraulische motor - frontmaaidek links 940602 3 Hydraulische motor - middelste maaidek 910696 4 Regelklep/Meetschijf - omloopleiding frontmaaidek rechts - 5 Regelklep/Meetschijf - omloopleiding frontmaaidek links - 6 Regelklep/Meetschijf - omloopleiding maaidek midden - 7 Verdeler maaidekregelaar 111-2553 8 Stuurventiel frontmaaidek rechts 111-3526 9 Stuurventiel frontmaaidek links 111-3526 10 Stu
38 Magneetklep - parkeerrem/differentieelvergrendeling 111-3533 39 Zuigkorf 65-06-305 40 Tandwielpomp - aandrijving maaidek 111-3553 41 Tandwielpomp - hef- & stuurinrichting 111-3553 42 Drukfilter 924708 43 Transmissiepomp 111-3335 44 Overdrukklep achteruit rijden 300 bar 111-3379 45 Overdrukklep vooruit rijden 300 bar 111-3379 46 Afblaasafsluiter 111-3380 47 Regelklep omloopleiding transmissie achteruit - 48 Regelklep omloopleiding transmissie vooruit - 49 Overdrukklep - v
Opmerkingen: 65
Opmerkingen: 66
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company Ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int.
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij is van materiaalgebreken of fabricagefouten, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.