Form No. 3433-888 Rev C LT-F3000 Triple Turf klepelmaaier voor zware toepassingen Modelnr.: 30659—Serienr.: 405500001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Modelnr.: Serienr.: Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.
Inhoud Onderhoud motor ................................................ 41 Veiligheid van de motor..................................... 41 Het waarschuwingssysteem voor motoroververhitting controleren .................... 41 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 41 Het motoroliepeil controleren............................ 42 Motorolie verversen en filter vervangen ............ 43 Uitgebreid onderhoud van de motor .................. 44 Onderhoud brandstofsysteem ........................
Veiligheid Controleren of de rotor trilt ................................ 56 De rotorlagers controleren ................................ 56 De afstelling van het achterrollager controleren.................................................... 57 De schraperdraadspanning van de achterrol controleren.................................................... 57 Messen vervangen ........................................... 57 Chassis ................................................................
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal40-13-010 40-13–010 decal111-0773 111-0773 1. Snijgevaar van de hand 1. Waarschuwing – vingers kunnen geplet worden, zijdelingse kracht. 2. Snijgevaar van de voet decal70-13-072 70-13-072 1. Krikpunt decal111-3344 111-3344 1.
decal111-3901 111-3901 1. Transmissievloeistof – Lees de Gebruikershandleiding. decal111-3566 111-3566 1. Gevaar op vallen of verplettering – zorg ervoor dat het bestuurdersplatform vergrendeld is voordat u gaat werken. decal111-3902 111-3902 1. De ventilator kan uw handen verwonden; waarschuwing 2. Hete oppervlakken; Lees de Gebruikershandleiding. decal111-3567 111-3567 1. Gebruik van het pedaal decal111-9382 111-9382 1. Maaihoogteschema decal111-3658 111-3658 1. Maaidek 3. Ontgrendelen 2.
decal111-9647 111-9647 1. Lees de Gebruikershandleiding – vul tot het maximumpeil; niet te vol gieten. decal111-9648 111-9648 1. Waarschuwing – lees de Gebruikershandleiding; draai de moeren vast met een torsie van 45 N·m. decal117-3276 117-3276 1. Motorkoelvloeistof onder druk 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding.
decal134-1807 134-1807 1. Hellingshoekindicator 7. Omhoog 2. Bedieningsorganen voor de rechter maai-eenheid 8. Snel 9. Motortoerental 3. Bedieningsorganen voor de middelste maai-eenheid 4. Bedieningsorganen voor de linker maai-eenheid 10. Langzaam 5. Omlaag/zweven 11. Claxon 6. Transporteren decal111-9649 111-9649 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het onderhoud. 2. Bandendruk – 1 bar 3. Alle bevestigingen controleren. 8.
decal111-5007 111-5007 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
Montage Instructiemateriaal en aanvullende onderdelen Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding van motor 1 1 Lees de handleidingen voordat u de machine gebruikt. Conformiteitsverklaring 1 De Conformiteitsverklaring is het bewijs dat de machine voldoet aan de CE-normen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Algemeen overzicht van de machine g034621 Figuur 3 1. Voormaaidekken 3. Stuurwiel 5.
Bedieningsorganen Contactschakelaar 0 = Motor uit Componenten bedieningspaneel I = Motor/hulpapparatuur aan II = Motor voorverwarmen III = Motor starten g014556 Figuur 5 1. Contactschakelaar Gashendel Zet de gashendel naar voren om het motortoerental te verhogen. Zet de gashendel naar achteren om het motortoerental te verlagen (Figuur 6).
Claxon Gebruik de differentieelgrendel om te voorkomen dat de aandrijfwielen overmatig slippen bij tractieverlies. De differentieelgrendel kan u zowel in vooruit als achteruit gebruiken. U kunt het differentieel vergrendelen wanneer de machine traag rijdt. De motor moet meer vermogen leveren wanneer het differentieel vergrendeld is. Vermijd dat de motor overmatig veel vermogen moet leveren door de differentieelgrendel alleen te gebruiken bij lage snelheid.
g034893 Figuur 12 1. Indicatielampje voorverwarmen motor g034897 Figuur 9 1. Waarschuwingslampje hydraulische vloeistoftemperatuur Indicatielampje transmissie in vrijstand Waarschuwingslampje accuspanning Dit lampje gaat branden als de tractiepedalen in de NEUTRAALSTAND staan en het contactsleuteltje op I is gedraaid (Figuur 13). Het waarschuwingslampje voor de accuspanning gaat branden bij een lage accuspanning (Figuur 10).
Bedieningsorganen van de machine Noodrem Als de serviceremmen niet werken, moet u het contactsleuteltje op uit draaien om de machine tot stilstand te brengen. Parkeerrem Tractiepedalen WAARSCHUWING Vooruitrijden: Trap het vooruit-tractiepedaal in om de rijsnelheid te verhogen. Laat het pedaal opkomen om de rijsnelheid te verminderen (Figuur 16). De handrem werkt uitsluitend op de voorwielen. Parkeer de machine niet op een helling.
g014549 Figuur 17 Urenteller De urenteller geeft aan hoeveel uren de machine in totaal in bedrijf is geweest (Figuur 18). g014548 Figuur 20 Bediening gewichtsoverbrenging g014559 Gebruik de bediening voor de gewichtsoverbrenging om het gewicht op de aandrijfwielen af te stellen. Figuur 18 1. Urenteller Brandstofmeter De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit (Figuur 19). g014558 Figuur 19 g292365 Figuur 21 1. Vergrendelingswiel Transportvergrendelingen 2.
• Beweeg de hendel naar boven om de stoel in de lengterichting te verstellen (Figuur 22). • Laat de hendel los om de stoel in zijn stand te vergrendelen. g016377 Figuur 22 g016378 Figuur 23 1. Hendel 1. Hendel 2. Schaal Bestuurdersstoel – hendel voor gewicht van bestuurder Bestuurdersstoel – hoogte-instelling • Draai de hendel rechtsom om de vering strakker • Til de stoel handmatig op om deze stapsgewijs in te stellen en linksom om de vering minder strak in te stellen (Figuur 23).
g016380 g016379 Figuur 25 Figuur 24 1. Hendel Bestuurdersstoel – hendel voor rugsteun • Trek de hendel naar buiten om de hoek van de rugsteun aan te passen (Figuur 25). • Laat de hendel los om de rugsteun in zijn stand te vergrendelen.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn. • Probeer de motor niet te starten als u brandstof Voor gebruik hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
Brandstof tanken 1. Zet de motor af. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden zakken, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Zet de schakelaar van de maaiaandrijving op UIT en draai het contactsleuteltje op I. Het indicatielampje van de maaiaandrijving mag niet gaan branden. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek. 3. 3. Verwijder de dop van de brandstoftank.
Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • • • • • • • • • • • • • • • ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen. Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals oogbescherming, een lange broek, stevige schoenen met een gripvaste zool en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen losse kleding of juwelen.
Leren werken met de dodemansinrichtingen kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. U bent verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid. • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te VOORZICHTIG bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
De rolbeugel verstellen WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: houd de rolbeugel in de omhoog geklapte en vergrendelde stand en doe de veiligheidsgordel om. Zorg ervoor dat de stoel bevestigd is met de stoelvergrendeling. WAARSCHUWING g290634 Figuur 26 Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 1. Pen van rolbeugel 3. R-pen • Gebruik de machine niet op oneffen terrein of op een heuvel met een omlaag geklapte rolbeugel. 2.
Belangrijk: Deze machine is voorzien van een startbeveiliging, zie De interlockschakelaars controleren (bladz. 20). g290636 1. Ga op de stoel zitten, zet uw voet niet op het tractiepedaal zodat dit in de NEUTRAALSTAND staat, zorg ervoor dat de schakelaar van de maaidekaandrijving uit staat, stel de parkeerrem in werking en zet de gashendel op 70 procent van volgas. 2. Draai het contactsleuteltje op aan (stand I) en controleer of het oliedruklampje en het acculampje gaan branden. 3.
van de maai-eenheid en gebogen/beschadigde armen kunnen een invloed hebben op de maaihoogte-instelling. Als de motor niet stopt wanneer het contactsleuteltje op 0 is gedraaid, moet u de hendel om de motor te stoppen naar voren zetten (Figuur 30). 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
g034925 Figuur 33 1. 75 mm 2. 65 mm 3. 50 mm g034915 Figuur 34 4. 40 mm 5. 25 mm 6. 20 mm 1. Schakelaars hefbediening De stand van de maai-eenheden afzonderlijk bedienen De maai-eenheden kunnen onafhankelijk worden opgeheven of neergelaten met behulp van de 3 hefschakelaars. 1. 2. Om de maai-eenheden omhoog te brengen, beweegt u de hefschakelaars omhoog en houdt u deze in stand 3. Als de schakelaar van de maaiaandrijving AAN staat, wordt de aandrijving van de klepelrotor uitgeschakeld. 3.
De maaidekken inschakelen Gebruik van de functie maai-eenheden beperkt heffen in achteruit Om in te schakelen, drukt u de schakelaar voor automatisch beperkt heffen in de AAN-stand (Figuur 35). Om uit te schakelen, drukt u de schakelaar voor automatisch beperkt heffen in de UIT-stand (Figuur 35). g034904 Figuur 36 1. Aan Handmatig beperkt heffen door middel van de 3 hefschakelaars is altijd mogelijk onafhankelijk van de stand van de automatische schakelaar. 2.
5. te verkleinen of rechtsom om de gewichtsoverbrenging te vergroten. 3. Draai de moer vast. Gebruik een houten stok om de obstructie te verwijderen. Belangrijk: De klepelrotor kan draaien als u de obstructie verwijdert. Belangrijk: Ondersteun de houten stok in de maai-eenheid om te voorkomen dat u te veel kracht gebruikt als u de obstructie verwijdert. 6. Verwijder de houten stok van de maai-eenheid voordat u de motor start. 7. Herstel of stel de maai-eenheid af indien nodig.
De motorefficiëntie optimaliseren tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. Belast de motor niet te zwaar. Als u merkt dat de motor te zwaar belast wordt, ga dan langzamer rijden of vergroot de maaihoogte. Controleer of de klepelmessen scherp zijn.
De krikpunten bepalen Opmerking: Plaats de machine op assteunen indien 2. Blokkeer de voorwielen van de machine. 3. Kantel het platform naar voren en verwijder de 2 bouten (12 x 40 mm) en 2 ringen (12 mm) die zijn opgeborgen in de draagrails van het platform (Figuur 40). dit nodig is. WAARSCHUWING Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen. Als de machine dan valt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. Plaats de machine altijd op assteunen.
2. Laat het platform zakken en vergrendel het. 3. Verwijder de wielblokken Opmerking: Sleep de machine een korte afstand, met een lage snelheid. De transmissiepomp herstellen 1. Blokkeer de voorwielen. 2. Sluit de omloopklep op de transmissiepomp boven de middelste maai-eenheid door deze rechtsom te draaien (Figuur 44) g014451 Figuur 42 1. Motor voorwiel 3. Ring (12 mm) 2. Zeskantige plug 4. Bout (12 x 40 mm) 7.
2. Plaats de zeskantige plug in de zijkant van de motor (Figuur 46). WAARSCHUWING Als u de machine gebruikt zonder dat het remsysteem naar behoren werkt, kunt u de controle over de machine verliezen, wat kan leiden tot ernstig letsel bij u en omstanders. Alvorens de machine in gebruik te nemen, moet u controleren of de remmen correct werken. Controleer de machine vooraf terwijl u bij een lage snelheid rijdt. Gebruik de machine niet als de remmen beschadigd of losgekoppeld zijn. g292377 Figuur 46 1.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid bij onderhoud • Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt. • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met verlaat: opgeslagen energie. – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en al het bevestigingsmateriaal stevig vastzit.
Onderhoudsinterval Bij elk gebruik of dagelijks Na elk gebruik Onderhoudsprocedure • Controleer de claxon. • Controleer de veiligheidsgordel(s) op slijtage, insnijdingen en andere beschadigingen. Vervang de veiligheidsgordel(s) als een onderdeel ervan niet naar behoren functioneert. • De werking van de tractiepedalen vooruit/achteruit controleren. • Het veiligheidssysteem controleren. • De interlockschakelaar van de maaidekaandrijving controleren. • De interlockschakelaar van de parkeerrem controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 500 bedrijfsuren • Controleer het waarschuwingssysteem van motoroververhitting. • Vervang het primaire luchtfilter (dit moet vaker gebeuren in erg stoffige of vuile omstandigheden). • Vervang de brandstoffilterbus. • Het elektrische systeem controleren. • Het oliefilter van de transmissie vervangen. • Het hydraulische retourfilter vervangen. • Uitlijning van de achterwielen controleren. • Het hydraulische systeem een onderhoudsbeurt geven.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Het platform omlaagbrengen WAARSCHUWING Als u de machine gebruikt zonder dat het platform vergrendeld is, kunt u de controle over de machine verliezen, wat kan leiden tot ernstig letsel bij u en omstanders. Het platform omhoogbrengen 1. Beweeg de greep van de platformvergrendeling (Figuur 48) naar voren tot de haak loskomt van de grendelstaaf.
g290369 Figuur 51 1. Greep van platformvergrendeling 2. Grendelstaaf g292483 3. Figuur 53 Laat het platform volledig neer en beweeg de greep van de platformvergrendeling naar de achterkant van de machine totdat de haken van de grendel de grendelstaaf helemaal vastgrijpen (Figuur 52). 1. Opslagcompartiment 2. 2. Knop Verwijder de 3 knoppen waarmee het opslagcompartiment aan de machine is bevestigd en verwijder het compartiment (Figuur 53). Het opslagcompartiment monteren 1.
Smering De lagers, lagerbussen en scharnieren smeren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 50 bedrijfsuren Smeer alle nippels van de lagers en lagerbussen met nr. 2 smeervet op lithiumbasis. Smeer de lagers en lagerbussen meteen na elke wasbeurt, ongeacht het vermelde interval. Vervang beschadigde smeernippels. Belangrijk: Voeg 1 pompbeweging smeervet toe aan de afstelinrichting voor de maaihoogte en 3 pompbewegingen smeervet aan alle andere smeernippels. g292485 Figuur 54 1.
g034909 Figuur 55 1. – Om de 50 uur smeren 2.
Onderhoud motor Onderhoud van het primaire luchtfilter Veiligheid van de motor Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie.
dit dat het voorfilter is beschadigd. Vervang beide filters. Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voor- en nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart. g022394 Figuur 58 1. Rubberen uitlaatklep 3. Luchtfilter Carterinhoud: ongeveer 6,7 liter met filter 2. Afneembare kap 3. Verwijder het deksel van het luchtfilterhuis. 4.
4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Opmerking: Het oliepeil moet tot aan de FULL-markering 5. staan. Als het oliepeil beneden de VOL-markering staat, verwijdert u de vuldop (Figuur 60) en vult u bij met olie totdat het oliepeil de VOL-markering op de peilstok bereikt. Belangrijk: Niet te vol vullen. g008911 Figuur 61 1. Olieaftapplug 2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. 3. Verwijder het oliefilter (Figuur 62). g004134 Figuur 60 1.
Uitgebreid onderhoud van de motor Onderhoud brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—Motortoerental controleren (stationair en op vol gas). GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn brandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is en uit staat. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal.
Brandstofleidingen en aansluitingen controleren lucht uit het systeem is verwijderd. De motor kan onregelmatig aanslaan tot alle lucht is verdwenen. Als alle lucht is verwijderd en de motor gelijkmatig loopt, laat u de motor nog enkele minuten draaien om zeker te zijn dat hij helemaal luchtvrij is. Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
Onderhoud van de accu Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM’s en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
Het oliefilter van de transmissie vervangen Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Bandenspanning controleren Om de 500 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben voor het gewenste contact met de grasmat. De aanbevolen bandendruk is 1 bar voor algemeen gebruik. Stel de bandenspanning af volgens de volgende tabel, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
Om de achterwielen uit te lijnen, moet u eerst de linkeren de rechterborgmoer op de spoorstang losdraaien. (De linkerborgmoer heeft linkse schroefdraad). Draai aan de spoorstang om de correcte afstand te verkrijgen zoals hierboven is aangegeven en draai de borgmoeren stevig vast.
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. – Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
g004137 g003951 Figuur 70 Figuur 71 1. Radiateur 1. Expansietank 7. Kantel de oliekoeler weer in de juiste stand en zet de vergrendelingen vast. 2. 8. Sluit het scherm en maak de sluiting vast. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u het systeem bij. Niet te vol vullen. 3. Plaats de dop van de expansietank terug.
Onderhoud hydraulisch systeem Onderhoud riemen Riem van wisselstroomdynamo spannen Veiligheid van het hydraulische systeem Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren • Waarschuw onmiddellijk een arts als er 1. Open de motorkap. 2. Controleer de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo door deze (Figuur 72) midden tussen de poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken met een kracht van 10 kg. hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
Opmerking: Deze synthetische vloeistof is niet vaten van 208 liter – neem contact op met uw erkende Toro verdeler voor onderdeelnummers. compatibel met de Toro biologisch afbreekbare vloeistof die vroeger werd verkocht. Neem voor verdere informatie contact op met uw Toro distributeur.
Het waarschuwingssysteem voor oververhitting van de hydraulische vloeistof controleren Dit kan het beste worden gedaan als de hydraulische vloeistof warm (niet heet) is. Laat de maaidekken neer op de grond en laat het hydraulisch systeem leeglopen. 1. Verwijder de aftapplug van de hydraulische tank en laat de olie in de opvangbak lopen. 2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug met een nieuwe pakking. 3.
Onderhoud van de maai-eenheid Veiligheid van de messen Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. g037002 • Controleer op gezette tijden de maaimessen Figuur 76 en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen. 1. Dop 3. Ring 2. Moer • Wees voorzichtig als u de messen controleert.
7. Bevestig de motor van de maai-eenheid aan de aandrijfzijde van de maai-eenheid met het bevestigingsmateriaal dat u eerder hebt verwijderd. 8. Draai de bouten vast met een torsie van 80 N·m. De maaimessen controleren g034634 Figuur 79 Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—De messen op beschadiging en overmatige slijtage controleren. 1. Slijtagemarkering Om de 50 bedrijfsuren—Zorg dat al de mesbouten aangedraaid zijn met een torsie van 45 N·m.
Controleren of de rotor trilt beschadigd is om te voorkomen dat voorwerpen uitgeworpen worden in de bestuurdersruimte. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer of de rotor abnormaal trilt. Laat de maai-eenheid op vol toerental lopen om te controleren op abnormale trilling van de rotor. g034664 Figuur 80 1. Start de motor en plaats de machine in een vlakke, open ruimte uit de buurt van omstanders. 2. Laat de maai-eenheid neer en stel de parkeerrem in werking. 3.
De schraperdraadspanning van de achterrol controleren Belangrijk: Draag handschoenen wanneer u de rotorlagers controleert. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak en stel de parkeerrem in werking. 2. Breng de maai-eenheid omhoog, zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Zorg ervoor dat de draden van de schrapers juist gespannen zijn voor een maximale levensduur. 3.
5. Verwijder vuil van de boutkop en de moer en gebruik een staalborstel om het zichtbare gedeelte van de schroefdraad te reinigen. Chassis 6. Markeer de positie van de boutkop zodat u de bouten langs dezelfde kant kunt vervangen. 7. Houd het mes vast met een vod of een gevoerde handschoen terwijl u de moer, bout, bus en het mes verwijdert (Figuur 84). De veiligheidsgordel controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1.
Reiniging Stalling De machine wassen Veiligheid tijdens opslag Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken wanneer u de machine wast. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
De motor gebruiksklaar maken 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul de motor met de opgegeven motorolie. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 5. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem goed vast. 8.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Er bevinden zich stukken ongemaaid gras bij het punt van overlapping tussen klepelrotors. Er zijn over de volle breedte ribbels in het maairesultaat dwars op de rijrichting. Mogelijke oorzaak Remedie 1. U draait te scherp. 1. Maak een bredere bocht 2. De machine glijdt opzij bij het dwars over een helling rijden. 3. Een kant van de maai-eenheid maakt geen contact met de grond door slecht geleide slangen of fout aangebrachte hydraulische adapters. 4.
Probleem De motor start niet met het contactsleuteltje. De accu heeft geen stroom. Het systeem van de hydraulische olie is oververhit. Mogelijke oorzaak 1. De interlockschakelaar transmissie in vrijstand is niet geactiveerd. 1. Neem uw voet van de tractiepedalen vooruit/achteruit of controleer de afstelling van de interlockschakelaar transmissie in vrijstand. 2. De interlockschakelaar van de parkeerrem is niet geactiveerd. 3. De interlockschakelaar van de maaiaandrijving is niet geactiveerd. 4.
Probleem Het hydraulische systeem maakt overmatig veel lawaai. Mogelijke oorzaak 1. Er werkt een pomp niet goed. 1. Onderzoek welke pomp lawaai maakt. Vervang de pomp of voer een onderhoudsbeurt uit. 2. Een van de motoren werkt niet goed. 2. Onderzoek welke motor lawaai maakt. Vervang de motor of voer een onderhoudsbeurt uit. 3. Hydraulische aansluitingen, in het bijzonder in de aanzuigleidingen, vastzetten of vervangen. 4. Aanzuigkorf reinigen en terugplaatsen of indien nodig vervangen. 5.
Probleem De maaidekken volgen de contouren van de grond niet. Mogelijke oorzaak 1. De slangen zijn niet goed geleid of de hydraulische fittings zijn verkeerd gericht. 1. Beweeg de maaidekken zo ver mogelijk en kijk of de slangen strak komen te staan. Slangen op correcte wijze leiden en aansluitingen goed plaatsen indien dit nodig is. 2. De draaipunten zitten te vast. 2. Zet het draaipunt los en smeer het indien nodig. 3. Schakelaar van hefinrichting op 'omlaag/zweefstand' zetten. 4.
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Toro garantie Garantie gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Onderdelen De Toro Company biedt de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden. Deze garantie geldt voor alle producten met uitzondering van beluchters (zie de afzonderlijke garantieverklaringen voor deze producten).