FORM Nº 3318-411 NL Rev A MODELE Nº 30739—60001 & HOGER MODELE Nº 30741—60001 & HOGER ® GEBRUIKERSHANDLEIDING GROUNDSMASTER® 325-D TRACTIE-EENHEDEN © 1996, The TORO Company
Deze gebruikershandleiding bevat informatie betreffende veiligheid, gebruik en onderhoud. Deze handleiding benadrukt veiligheid en mechanische en algemene produktinformatie. GEVAAR, WAARSCHUWING en LET OP duiden op veiligheidsinformatie. Als u het driehoekige veiligheidswaarschuwingssymbool tegenkomt, moet u de veiligheidsinformatie die volgt doornemen zodat u deze begrijpt. “BELANGRIJK” duidt op speciale mechanische informatie en “N.B.
Veiligheid Training Voorbereiding 1. Lees de instructies zorgvuldig door. Zorg dat u goed op de hoogte bent van de besturing en het juiste gebruik van de apparatuur. 1. Draag altijd geschikt schoeisel en een lange broek tijdens het maaien. Bedien de apparatuur niet indien u blootsvoets bent of sandalen draagt. 2. Laat kinderen of personen die niet op de hoogte zijn van deze gebruiksvoorschriften nooit de grasmaaimachine gebruiken.
Gebruik 1. Gebruik de machine niet in een afgesloten ruimte waar zich koolmonoxyde-dampen kunnen verzamelen. 2. Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht. 3. Zet alle hendels van de messenaandrijving in de neutraalstand voordat u de machine gaat starten. 4. Maaien op hellingen: • Maai nooit zijwaarts op hellingen van meer dan 5° • Maai nooit klimmend op hellingen van meer dan 10° • Maai nooit dalend op hellingen van meer dan 15° 5. Denk eraan dat er niet zoiets bestaat als een “veilige” helling.
14. Ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken wanneer de machine vervoerd wordt of niet in gebruik is. 15. Stop de motor en ontkoppel de aandrijving naar de hulpstukken • voor het bijtanken; • voordat u de grasopvangbak verwijdert; • voordat de hoogte-instelling veranderd wordt, behalve wanneer de instelling vanuit de bestuurdersstoel veranderd kan worden. 16.
Overzicht van gebruikte symbolen Bijtende vloeiGiftige dampen stoffen, chemische of gassen, brandwonden aan verstikking vingers of hand Elektrische schokken, elektrokutie Bekneld raken gehele lichaam van bovenaf Zijwaardse Zijwaardse Bekneld raken beknelling vingers beknelling been gehele lichaam of hand Zijwaardse beknelling bovenlichaam Vloeistof onder hoge druk, kan lichaam binnendringen Afsnijden vingers Afsnijden tenen Afsnijden tenen Afsnijden, geof hand, of voet, of vingers, mes grepen worden
Raadpleeg Veiligheidsgordels technische hand- vastmaken leiding voor de juiste onder houdsprocedures Waarschuwings- Waarschuwings- Lees gebruikers- Vuur, open licht Oogbescherming driehoek driehoek met handleiding en roken verplicht waarschuwingsverboden symbool Veiligheidshelm Gehoorbescherm- Gevaar, giftige Eerste hulp ing verplicht verplicht stoffen Spoelen met water Motor Overbrenging Hydraulisch systeem Uitlaatgassen Druk Peilindicator Vloeistofpeil Af/stoppen Inschakelen Uitschakelen Sne
n/min Starten motor Stoppen motor Motorisch defect Motortoerental/ frequentie Choke Injectiepompje Elektrisch voorglo- Transmissieolie (hulpmiddel (starthulpmiddel) eien starten bij lage temperaturen) NH L F Transmissieolie- Transmissieolie- Defect transmissie Koppeling druk temperatuur Neutraalstand Hoog Laag Vooruit Hydraulische oliedruk Hydraulisch oliepeil Defect brandstofsysteem RP 1 2 3 8 Achteruit Parkeerstand Eerste versnelling Hydraulisch oliefilter Hydraulische Defect olietemper
Technische Gegevens Motor: De 4-takt, 3-cilinder Mitsubishi kopklepdieselmotor model K3D is watergekoeld en geeft 24,99PK (18,6kW) af bij 3.600 omw/min. Cilinderboring is 73mm, slag is 78mm en inhoud is 979cc. Compressieverhouding is 23:1. Carterinhoud met filter is 3,5l. Het uitwisselbare hoofdstroomfilter is opschroefbaar. Een mechanische centrifugaaltype regulateur beperkt het onbelaste motortoerental tot 3,200 +/50omw/min. Stationair toerental is 1,500 +/50omw/min.
Zitplaatsschakelaar - Schakelt de motor uit wanneer de bediener de zitplaats verlaat zonder de PTO en/of de tractiepedaal uit te schakelen. De motor start niet als de PTO of tractiepedaal ingeschakeld is. Instrumentenbord en bedieningsorganen: Ampèremeter, uurmeter, brandstofmeter, contactslot, koelwatertemperatuur schakelmeter om oververhitting te voorkomen, oliedrukverklikker, gloeibougieschakelaar en gloeibougieverklikker en handgas bevinden zich op het instrumentenbord.
Voor Het Gebruik CARTEROLIE CONTROLEREN De motor wordt verzonden met 3,5l olie in het carter; het oliepeil moet echter vóór- en nadat de motor voor het eerst gestart wordt, gecontroleerd worden. 1. Machine op vlakke grond parkeren. 2. Motorkap ontgrendelen en losmaken. 3. Peilstok uitnemen en met een schone doek afvegen (fig 1). Peilstok in de buis steken en controleren dat hij geheel ingeduwd is. Peilstok uit buis trekken en oliepeil controleren.
chemische scheiding van de brandstof als gevolg van lage temperatuur (wasvorming, die filters verstoppen kan). Bij temperaturen boven –7˚C draagt nr 2-D dieselbrandstof bij tot een langere levensduur van pompcomponenten. Geen stookolie gebruiken. Stookolie bevat meestal zware kraakdistillaten die niet geschikt zijn voor dieselmotoren. Brandstof buiten gebouwen op een passende plaats opslaan.
GEVAARLIJK Omdat dieselbrandstof brandbaar is, moet tijdens opslag of hanteren voorzichtigheid in acht genomen worden. Brandstoftank niet vullen terwijl motor loopt, warm is of de machine in een gesloten ruimte staat. Dampen kunnen zich verzamelen en door een vonk of vlam op enige meters afstand ontstoken worden. Tijdens vullen van de tank NIET ROKEN om de mogelijkheid van explosie te voorkomen. Brandstoftank altijd buiten vullen en eventueel gemorste dieselbrandstof opnemen alvorens de motor te starten.
OLIE IN HYDRAULIEKSYSTEEM CONTROLEREN Het hydraulieksysteem is ontworpen om met elke hoogwaardige, reinigende olie met de API - American Petroleum Institute "service classificatie" SF/CC of CD. te kunnen werken. Olieviscositeit - gewicht - moet aan de hand van de verwachte omgevingstemperatuur gekozen worden.
Als het peil niet binnen 13mm van het streepje op de peilstok staat (fig 4), genoeg olie bijvullen om het peil tot het streepje op te voeren. NIET OVERVULLEN met meer dan 13mm boven het streepje. BELANGRIJK: Voor bijvullen van het hydraulieksysteem met olie een trachter met een fijn gaasje gebruiken—maaswijdte 200—en controleren dat trechter en olie onberispelijk schoon zijn. Deze procedure verhindert dat het hydraulieksysteem per ongeluk vervuilt wordt. 3. Peilstokdop handvast op vulpijp schroeven.
Bedieningsorganen Tractiepedaal (fig 5)—De tractiepedaal laat de machine vooruit en achteruit rijden. Met hiel en tenen van de rechtervoet, bovenkant van pedaal indrukken om vooruit te rijden en onderkant van pedaal om achteruit te rijden. Rijsnelheid hangt af van hoe ver de pedaal ingedrukt wordt. Voor maximum rijsnelheid zonder belasting moet de tractiepedaal geheel ingedrukt worden met het handgas op FAST (snel). Maximum snelheid vooruit is ongeveer 15km/u.
keerremknop terugspringt. Om snel te stoppen, rechtervoet van de tractiepedaal afnemen en rempedaal indrukken. Om recht te kunnen stoppen moeten de remkabels gelijk afgesteld zijn. Hefhendel (fig 6)—De hydraulische hefhendel heeft drie standen FLOAT (zweef), TRANSPORT en RAISE (hef). Om het werktuig op de grond neer te laten, hefhendel naar voren in de uitsparing zetten; dit is de FLOAT stand. Om het werktuig omhoog te zetten, hefhendel naar achteren trekken op RAISE.
motor loopt, is er gewoonlijk een kleine laadstroom, tenzij de motor op laag stationair draait. Wanneer de accu geheel geladen is, staat de wijzer op 0. Daarentegen, wanneer de wijzer op de (–) negatieve helft van de meter staat, laadt de dynamo de accu niet op. Als dit geconstateerd wordt, het laadsysteem repareren om ontladen van de accu te voorkomen. Temperatuur schakelaar/meter en resetknop (fig 7)—De temperatuur schakelaar/ meter geeft de temperatuur van het water in het koelsysteem aan.
zekeringautomaat opgenomen. Een resetknop bevind zich aan de lage zijde van het paneel en kan bereikt worden na het accudeksel te verwijderen (fig 23, 25) Als alle electrische functies totaal uitvallen moet deze knop ingedrukt worden. Maar eerst moet de electrische installatie gecontroleerd worden om de oorzaak van de storing op te sporen. Motorstophendel (fig 10)—Bevindt zich rechts onder op de motor, binnenboord van het luchtfilter.
Bediening STARTEN EN STOPPEN VAN DE MOTOR BELANGRIJK: Wanneer zich een van onderstaande situaties voorgedaan heeft, moet het brandstofsysteem ontlucht worden. A. Eerste maal starten van een nieuwe machine. B. De motor is afgeslagen wegens gebrek aan brandstof. C. Na onderhoud aan brandstofsysteem onderdelen; bijv. filter vervangen, onderhoud aan waterafscheider enz. Zie Ontluchten van het brandstofsysteem. 1.
op SLOW zetten. Opm.: Gloeibougie niet langer dan 1 minuut aaneen gebruiken, anders kan hij voortijdig doorbranden. 5. Wanneer de motor voor de eerste maal gestart wordt, of na revisie van de motor, transmissie of as, de machine een of twee minuten in vooruit en achteruit bedienen. Eveneens hefhendel en PTO hendel bedienen om te controleren dat alle delen juist functioneren.
draaien en sleutel op OFF zetten. Opm.: Gewoonlijk start de motor nu na uitvoering van bovenstaande ontluchtingsprocedures. Als de motor echter nog steeds niet start, kan lucht opgesloten zijn tussen inspuitpomp en verstuivers; zie Ontluchten van verstuivers. CONTROLEREN VAN DE VEILIGHEIDSSCHAKELAARS In de electrische installatie van de machine zijn veiligheidsschakelaars opgenomen.
WAARSCHUWING Nooit met de machine zonder een werktuig werken als de aftakas niet uitgebouwd is. 4. PTO hendel op OFF zetten. Van de zitplaats opstaan en tractiepedaal langzaam indrukken terwijl de motor loopt. De motor moet stoppen. Als de motor stopt, functioneert de brij schakelaar juist. Als de motor niet stopt, zit er een fout in de electrische installatie. 5. Als alle schakelaars juist functioneren, mag men met de machine gaan werken.
die de aandacht verdienen bij werken met de tractor, maaieenheid of ander werktuig, zijn de transmissie, motortoerental, belasting op maaimessen of andere werktuigdelen, en het belang van de remmen. Om voldoende vermogen te hebben om met tractor en werktuig te werken, de tractiepedaal zodanig regelen dat het motortoerental hoog en constant is.
Onderhoud SMEREN VAN KABELS, BUSSEN, TANDWIELKAST EN REMKABELS De tractor moet regelmatig gesmeerd worden. Als de machine onder normale omstandigheden gebruikt wordt, moeten alle lagers en bussen elke 50 bedrijfsuren gesmeerd worden. 1.
Figuur 21 Figuur 22 Onderhouds Schema Uurmeterstand Onderhoudsbeurt Veiligheidsschakelaars controleren Motoroliepeil controleren Transmissieoliepeil controleren Radiator en koelwater controleren (vaker onder vuile omstandigheden) Brandstoffilter/waterafscheider aftappen Hydrauliekoliefilter vervangen (1e maal) Voorwielmoeren aantrekken (1e maal) Motoroliefilter vervangen (1e maal) Motorolie verversen (vaker onder vuile omstandigheden) (vaker onder vuile omstandigheden) Tractie overbrenging afstelling cont
Figuur 23 1. 2. 3. Duimschroef Stofkom Keerschot 1. 2. 3. Vleugelmoer met pakking Filterelement Luchtfilterhuis Figuur 26 1. 2. 3. 4. Peilstok Peilstokbuis Oliepeil tussen streepjes handhaven Motoroliefilter 1. 2. Brandstoffilter/waterafscheider Aftapplug 1. 2. 3. Brandstofpomp Aandrijfkoppeling Brandstofpompdekse Figuur 24 Figuur 27 Figuur 28 Figuur 25 1.
Figuur 29 1. 2 Filter Magneet Figuur 32 1. 2. Peilstok Streepje 1. Trqactor model- en serienummer Figuur 33 Figuur 30 1. Hydrauliekoliefilter Filter 31 1.
Klaarmaken voor Winterstalling Tractor 1. Motor Tractor, maaieenheid en motor grondig reinigen, hierbij speciaal op de volgende letten: – radiatorgrille – onder de maaieenheid – onder de snaarkappen van de maaieenheid – tegenwichtveren – aftakas eenheid – alle smeernippels en draaipunten 2. Bandenspanning controleren, alle tractorbanden oppompen tot 83kPa. 3. Maaimessen verwijderen, slijpen en balanceren. Messen terugzetten en mesbevestigingen aantrekken tot 102–136Nm. 4.