Operator's Manual

10
Gebruikerstips
1. MAAI ALS HET GRAS DROOG IS – Maai laat
in de ochtend om dauw te vermijden waardoor het
gras op kluitjes bij elkaar gaat zitten, of laat in de
middag om te voorkomen dat het directe zonlicht
het gevoelige, pas gemaaide gras schaadt.
2. KIES DE JUISTE MAAIHOOGTE-
INSTELLING, AANGEPAST AAN DE
OMSTANDIGHEDEN – Verwijder circa 2,5 cm
of niet meer dan 1/3 van de grassprieten bij het
maaien. Bij uitzonderlijk lang, mals en dicht gras
moet u wellicht de maaihoogte-instelling een stap
omhoog zetten.
3. MAAI ALTIJD MET SCHERPE MESSEN – Een
scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te
scheuren of te kwetsen. Door scheuren of kwetsen
wordt het gras bruin aan de randen waardoor het
langzamer groeit en gevoeliger wordt voor
ziekten. Zorg ervoor dat het mes in goede staat
verkeert en de wiek helemaal aanwezig is.
4. CONTROLEER OF HET MAAIDEK IN GOEDE
STAAT IS – De maaikamers moeten in goede
staat verkeren. Buig verbogen kameronderdelen
recht zodat de afstand tussen de rand van het mes
en de kamer correct is.
VOORZICHTIG: deze machine heeft een
geluidsniveau van meer dan 85 dB(A) op de
bestuurdersplaats. Indien de bestuurder langdurig
wordt blootgesteld aan hoge geluidsniveaus,
adviseren wij gehoorbescherming te gebruiken om
het risico op permanente gehoorbeschadiging te
verminderen.
5. NA HET MAAIEN – Om optimale resultaten te
waarborgen, moet u na elk gebruik de onderkant
van de maaikast schoonmaken. Als er zich
maaisel kan ophopen op de maaikast, zullen de
maairesultaten verslechteren.
Bediening