Operator's Manual

D. Vul de brandstof altijd bij in de open lucht.
De brandstof mag niet meer dan 2,5 cm
boven de bovenrand van de tank komen
(onderkant van de vulnek). Vul niet teveel
brandstof bij.
Gebruik
12. Draag altijd de veiligheidsgordel.
13. Gebruik de machine niet in afgesloten ruimtes
zonder afdoende ventilatie. Uitlaatgassen zijn
giftig en kunnen dodelijk zijn.
14. U dient bij het starten en bedienen van de
machine altijd op de bestuurdersstoel te zitten.
15. Controleer dagelijks de werking van de inter-
lockschakelaars. (Zie: Het Controleren Van De
Interlockschakelaars, pagina 18). Vertrouw nooit
uitsluitend op de veiligheidsschakelaars: zet de
motor altijd af voor u de bestuurdersstoel verlaat.
Vervang defecte schakelaars altijd voor u de
machine opnieuw gebruikt. Het interlocksysteem
is er voor uw veiligheid, en dient niet uit-
geschakeld of omzeild te worden. Vervang alle
interlockschakelaars om de twee jaar.
16. De machine mag alleen worden bediend door
bekwame bestuurders die getraind zijn in het
rijden op hellingen. Bij onverantwoord gebruik op
hellingen kan de machine omkiepen, wat kan
leiden tot ernstig lichamelijk letsel of de dood.
17. Deze drievoudige grasmaaier heeft een uniek
aandrijfsysteem voor optimale trekkracht op
heuvels en hellingen. Het wiel voor heuvelop-
waarts rijden zal niet wegdraaien en zo de
trekkracht verminderen, zoals het geval is bij
traditionele drievoudige maaimachines. Hierdoor
kan de machine op te steile hellingen omkiepen
vóór de trekkracht verloren gaat.
18. Controleer vóór u achteruitrijdt dat er zich
niemand achter de machine bevindt. Let bij het
naderen of oversteken van wegen altijd goed op
ander verkeer. Verleen altijd voorrang aan andere
bestuurders waar dit verplicht is.
19. Houd uw handen, voeten en kleding uit de buurt
van bewegende onderdelen en de uitmonding van
de maaier.
20. De helling waarop de machine zal omkiepen is
afhankelijk van een groot aantal factoren. Zo
kunnen omstandigheden zoals nat of lang golvend
gras, de snelheid (vooral bij het draaien), de stand
van de maai-eenheid (met Sidewinder), de
bandenspanning en de mate van ervaring van de
bestuurder allemaal van invloed zijn. Bij het
maaien op een zijwaartse helling tot 20º is het
gevaar voor omkiepen klein. Wanneer de helling
oploopt tot 25º (de door Toro aanbevolen maxi-
mumhelling) wordt het gevaar voor omkiepen
groter. GEBRUIK DE MAAIER NOOIT OP EEN
ZIJWAARTSE HELLING VAN MEER DAN 25º
AANGEZIEN HET GEVAAR VOOR
OMKIEPEN EN ERNSTIG LICHAMELIJK
LETSEL OF DE DOOD DAN ZEER GROOT IS.
Op de stuurbuis van de Groundsmaster 3500-D
bevindt zich een hellingmeter waarop de
zijwaartse helling van de machine is af te lezen en
de maximale helling van 25º staat aangegeven.
Blijf uitkijken voor bobbels, kuilen en andere
verborgen gevaren op het maaiterrein die de
zijwaartse helling plotseling kunnen doen
veranderen. Wees uiterst voorzichtig bij het
gebruik in de buurt van zandkuilen, greppels,
sloten, steile heuvels of andere gevaren. Neem
snelheid terug bij het maken van scherpe bochten.
Maak geen bochten op heuvels. Voorkom
plotseling wegrijden of stoppen als u daalt of
klimt. Gebruik het achteruit-tractiepedaal om te
remmen. Om controle over het stuur te behouden,
dient u de maai-eenheden te laten zakken bij het
afdalen van hellingen.
21. Bij het starten van de motor:
A. Schakel de parkeerrem in.
B. Zorg dat het tractiepedaal en de messen-
aandrijving in de neutraalstand staan.
C. Start de motor, haal de machine van de
parkeerrem en houd uw voet van het tractie-
pedaal. De machine hoort nu niet te bewegen.
Als u toch beweging waarneemt, is de ver-
binding van de neutraalstand niet goed
afgesteld. Zet de motor uit en stel de ver-
binding zo af dat de machine niet meer
beweegt wanneer u het tractiepedaal loslaat.
Zie Het Afstellen Van De Tractieaandrijving
Voor De Neutraalstand.
22. Bij gebruik van deze machine kan de bestuurder
blootgesteld worden aan lawaainiveaus van meer
dan 85 dB(A). Bij langdurig gebruik raden wij
4
Veiligheid