Form No. 3434-134 Rev B Groundsmaster®® 4500-D of 4700-D tractie-eenheid Modelnr.: 30857—Serienr.: 310000001 en hoger Modelnr.: 30858—Serienr.: 310000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. sportvelden. De machine is niet ontworpen voor het maaien van lage struiken, het maaien van gras en andere begroeiing langs de snelweg, of voor gebruik in de landbouw. WAARSCHUWING Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen.
Onderhoudsschema ......................................... 31 Procedures voorafgaande aan onderhoud ........... 32 De motorkap verwijderen.................................. 32 Smering ............................................................... 32 Lagers en lagerbussen smeren......................... 32 Onderhoud motor ................................................ 34 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 34 Motorolie verversen en filter vervangen ............
Veiligheid De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn: Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997 (als de correcte stickers zijn aangebracht) en de B71.4-2004 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), die van kracht zijn op het moment van productie.
Belangrijk: Laat de motor 5 minuten de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. Gebruiksaanwijzing • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, • • • • • • • • • • omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht. Schakel alle werktuigkoppelingen uit, zet de versnelling in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking voordat u de motor start. Houd handen en voeten uit de buurt van draaiende onderdelen.
Veilige bediening Toro-zitmaaiers • Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen en hydraulische aansluitingen stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde onderdelen en stickers. De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-, ISO- of ANSI-normen. • Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe dit dan buiten.
• Als de motor moet lopen om onderhouds- of • De maai-eenheden moeten omhoog worden • • • • • gebracht als u van het ene werkgebied naar het andere rijdt. Raak de motor, de geluiddemper of de uitlaatpijp niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken. De machine kan op elke helling omslaan of kantelen, maar dit risico neemt toe bij een grotere hellinghoek. Vermijd steile hellingen.
Groundsmaster 4700 Hand-arm Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 1,21 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 1,25 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836. Gehele lichaam Gemeten trillingsniveau = 0,46 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn bepaald volgens de procedures in EN 836.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal117-2385 117–2385 decal117-4763 117-4763 1. Om de parkeerrem in te schakelen, moet u de rempedalen vastzetten met de vergrendelpen, de rempedalen intrappen en het pedaal inschakelen. 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Motor – Voorgloeien 2. Motor – Starten 4.
decal117-4765 117-4765 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Geen starthulpmiddelen gebruiken. decal117-4764 117-4764 1. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. decal117-4766 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden; maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 117-4766 1. Gevaar op snijwonden of verminking; rotorblad – Hou afstand tot bewegende delen, laat alle beveiligingen op hun plaats. 3.
decal112-5297 112-5297 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding, gebruik deze machine uitsluitend als u hiervoor getraind bent. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voordat u de machine gaat slepen. 3. Machine kan kantelen – neem bochten met lage snelheid, maak geen bocht bij hoge snelheid, laat de maai-eenheid neer als u een helling afrijdt, gebruik een rolbeugel en doe de veiligheidsgordel om. 4.
decal93-7272 93-7272 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd; ventilator – blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Wordt uitsluitend aangebracht op machines die moeten voldoen aan de Europese voorschriften. 1 Waarschuwingssticker 1 2 Vergrendelbeugel van motorkap Popnagels Schroef (¼" x 1½") Platte ring (¼") Borgmoer (¼") Aanslag 1 2 1 1 1 1 3 Stelschroef 1 4 Geen onderdelen vereist – De machine smeren.
1 De waarschuwingssticker vervangen om te voldoen aan de EU-voorschriften Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Waarschuwingssticker Procedure g009984 Figuur 3 Op machines waarvoor overeenstemming met Europese CE-normen is vereist, moet de waarschuwingssticker met onderdeelnr. 112-5297 worden vervangen door de waarschuwingssticker met onderdeelnr. 112-5298. 1. Motorkapvergrendeling 2. 2 Verwijder de twee popnagels waarmee de motorkapvergrendeling aan de motorkap is bevestigd (Figuur 4).
6. Steek een bout (¼" x 1½") door de beugel van de motorkapvergrendeling en bevestig deze met een borgmoer (Figuur 4). 4 De machine smeren 3 Geen onderdelen vereist Aanslag monteren om te voldoen aan de Europese voorschriften bij het monteren van optionele High Lift-messen Procedure Voordat de machine wordt gebruikt, moet deze worden gesmeerd, zodat een goede smering is gewaarborgd. Zie het hoofdstuk Smering.
Algemeen overzicht van de machine Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer terugkeren in de middelste stand. Bedieningsorganen Rempedalen Om het stuur in uw richting te kantelen, moet u het pedaal (Figuur 6) intrappen, de stuurkolom naar u toe trekken in een stand die voor u het meest comfortabel is en daarna uw voet van het pedaal halen.
Laadindicator De laadindicator (Figuur 8) licht op indien het laadcircuit van het systeem defect is. Contactschakelaar De contactschakelaar (Figuur 8) heeft drie standen: Uit, Aan/Voorgloeien en Start. Aftakasschakelaar De aftakasschakelaar (Figuur 8) heeft twee standen: Uit (start) en In (stop). Trek de knop van de aftakasschakelaar uit om de maaimessen te activeren. Druk de knop in om de maaimessen te stoppen.
Gashendel Motorkoelventilatieschakelaar Zet de hendel (Figuur 8) naar voren om de motorsnelheid te verhogen en naar achteren om de snelheid te verlagen. De machine is voorzien van een hydraulisch aangedreven koelventilator met automatisch omkeermechanisme. De ventilatorschakelaar (Figuur 9) heeft twee standen: R (handmatig achteruit) en Auto (normaal). Zie Werking van de Motorkoelventilator in het hoofdstuk Bediening van de handleiding.
door de ophanging binnen het groene gebied in te stellen. g008837 Figuur 11 1. Gewichtsmeter 2. Gewichtinstelhendel 4. Instelhendel bestuurdersstoel 5. Instelknop armlegger 3. Instelhendel lengterichting Gewichtinstelhendel Instelling voor het gewicht van de bestuurder (Figuur 11). Trek de hendel omhoog om de luchtdruk te verhogen en druk de hendel omlaag om de luchtdruk te verlagen. De juiste instelling wordt bereikt als de gewichtsmeter in het groene gedeelte staat.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing bijvulmarkering op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de volmarkering te brengen. Niet te vol vullen. Als het olieniveau tussen de volmarkering en de bijvulmarkering ligt, hoeft geen olie te worden bijgevuld. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Ontgrendel de motorkap en open deze. 3.
Opmerking: Als u andere olie gaat gebruiken, 5. 6. bovenkant van de vulbuis en de expansietank tot de VOL-markering (Figuur 14). moet u eerst alle oude olie aftappen uit het carter voordat u dit vult met nieuwe olie. Plaats de vuldop en de peilstok terug. Sluit de motorkap en zet deze vast met de vergrendelingen. Het koelsysteem controleren 3. Als het koelvloeistofpeil te laag is, moet u bijvullen met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol-antivries bestaat.
• Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de specificatie ASTM D6751 of EN 14214. • Het dieselmengsel moet beantwoorden aan ASTM D975 of EN 590. • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door biodiesel. • Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer. • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
We raden af een synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product. Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
• De motor is gestopt omdat de brandstof op was. • Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van het brandstofsysteem. 1. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de neutraalstand staat. Stel de parkeerrem in werking. 2. Zet gashendel op laag stationair. 3. Draai het contactsleuteltje op LOPEN. Het indicatielampje van de gloeibougie gaat branden. 4. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft, draait u het contactsleuteltje op START.
3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Draai het contactsleuteltje op UIT. 5. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start. 4. De interlockschakelaars controleren De machine duwen of slepen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks In noodgevallen kan de machine vooruit worden bewogen door de omloopklep in de regelbare hydraulische pomp in werking te stellen en de machine te duwen of te slepen.
u echter zonder belasting en met de maai-eenheid omhooggebracht van het ene naar het andere maaigebied rijdt, moet u de gashendel op SNEL zetten en het tractiepedaal langzaam maar volledig intrappen om de maximum rijsnelheid te bereiken. Een andere eigenschap waarop u moet letten, is het gebruik van de pedalen die zijn verbonden met de remmen. De remmen kunnen worden gebruikt ter ondersteuning bij het draaien van de machine.
Motorkoelventilatieschakelaar weersomstandigheden of om andere redenen, moet u de eerstvolgende keer niet te kort maaien; vervolgens 2-3 dagen later met een lagere maaihoogte-instelling maaien. De motorkoelventilatieschakelaar heeft twee standen voor het regelen van de werking van de ventilator. De twee standen zijn R (achteruit) en Auto (normaal). De ventilator kan in tegengestelde richting draaien om vuil van het achterscherm te blazen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter. Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks • Ververs de olie van de planeetwielaandrijving. • Ververs de smeerolie in de achteras. • Vervang de hydraulische filters.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur, oliekoeler en scherm controleren op vuil.
1. Controleer de gloeibougie en de spuitstukken van de injector, als de motor moeilijk start, buitensporig veel rook afgeeft of ongelijkmatig loopt. 2. Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht de voorgeschreven interval. Onderhoudsschema decal117-4758 Figuur 18 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De motorkap verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren 1. Lagers en lagerbussen smeren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren. Maak de motorkapvergrendelingen los (Figuur 19) en open de motorkap.
• Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) (Figuur 22) • Lagers van spilas van maai-eenheid (1 per maai-eenheid) (Figuur 24) g009708 Figuur 24 • Lagerbussen van draagarm van maai-eenheid (1 per maai-eenheid) (Figuur 24) g009706 Figuur 22 • Lagers van achterrol (2 per maai-eenheid) (Figuur 1. Bovenste nippel op koppelpen 25 ) • Kogelverbindingen van spoorstang (2) (Figuur 22) • Lagerbussen van koppelpen (2) (Figuur 22).
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator (Figuur 26) dit aangeeft.
Motorolie verversen en filter vervangen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 150 bedrijfsuren Ververs de olie en vervang het filter na de eerste 50 bedrijfsuren; daarna moet u om de 150 bedrijfsuren de olie verversen en het oliefilter vervangen. 1. Verwijder de achterste aftapplug (Figuur 30) en laat de olie in een opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. g009711 Figuur 28 1.
3. Onderhoud brandstofsysteem Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil controleren. De gashendel afstellen GEVAAR Stel de kabel van de gashendel (Figuur 32) zo af, dat de regelhendel op de motor contact maakt met de stelbout voor hoog toerental op hetzelfde punt waar de kabel van de gashendel contact maakt met het uiteinde van de sleuf in de bedieningsarm. In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
Injectors ontluchten Onderhoud van de waterafscheider Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Verwijder water of ander vuil uit het brandstoffilter/waterafscheider. 1. Om de 400 bedrijfsuren—Brandstoffilterbus vervangen. Draai de leidingconnector naar verstuiver nr. 1 en de houder op de injectiepomp los (Figuur 34).
Onderhoud elektrisch systeem GEVAAR Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. De accu opladen en aansluiten • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen. WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine. g009986 Figuur 36 1.
Zekeringen De zekeringen bevinden zich onder het bedieningspaneel. g010255 Figuur 39 1. Zekeringen decal117-4761 Figuur 37 Ontgrendel de vergrendeling en breng het bedieningspaneel omhoog (Figuur 38) om toegang te krijgen tot de zekeringen (Figuur 39). g009985 Figuur 38 1. Vergrendeling 2.
Onderhoud aandrijfsysteem GEVAAR Een opgekrikte machine kan wankel staan en van de krik glijden waardoor iemand die zich onder de machine bevindt letsel kan oplopen. Torsie van wielmoeren controleren • Start de motor niet als de machine is opgekrikt. Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren • Haal altijd het sleuteltje uit het contact voordat u van de machine stapt. Om de 200 bedrijfsuren • Blokkeer de wielen wanneer u de machine opkrikt.
2. Plaats een opvangbak onder de naaf, verwijder de plug en laat de olie in de bak lopen. 3. Plaats een andere opvangbak onder de remkast aan de andere kant van het wiel (Figuur 43). g008860 Figuur 41 1. Controle-/aftapplug (op 3 of 9 uur) 2. Verwijder de plug op de planeetwielaandrijving (Figuur 41). De olie moet tot aan de onderkant van de opening van de controleplug op de achterkant van de rem staan. 3.
totdat het smeermiddel tot aan de onderkant van opening komt. aan de onderkant van de opening komt. Indien het peil te laag staat, verwijdert u de vulplug (Figuur 44) en vult u voldoende tandwielolie bij totdat het peil de onderkant van de opening van de controleplug bereikt. 7. Plaats de controleplug. De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, is afstelling vereist 1.
Toespoor achterwiel controleren Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) 1. Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de stuurwielen. De afstand aan de voorzijde moet 3 mm korter zijn dan de afmeting achter de wielen (Figuur 47). g009169 Figuur 47 1. Voorzijde tractie-eenheid 3. Midden naar midden afstand 2. 3 mm minder dan de achterzijde van het wiel 2.
Onderhoud koelsysteem Het koelsysteem van de motor onderhouden Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder dagelijks het vuil uit de omgeving van de motor, de oliekoeler en de radiateur. Reinig ze vaker als in vuile omstandigheden wordt gemaaid. 1. Ontgrendel en draai het achterscherm open (Figuur 49). Verwijder grondig al het vuil dat zich op het scherm bevindt. Opmerking: Om het scherm te verwijderen, g009719 Figuur 50 moet u het oplichten van de scharnierpennen. 1.
Onderhoud riemen Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Onderhoud van de riem van Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer de wisselstroomdynamo dan 25 mm "speling" hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 1. Haal de borgpen van de rempedalen los zodat beide pedalen onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem Belangrijk: Als een ander filter wordt gebruikt, kan de garantie van bepaalde onderdelen komen te vervallen. Hydraulische vloeistof verversen 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet de motor af, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter (Figuur 54 en Figuur 55). 3.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt.
Reiniging Stalling Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven Tractie-eenheid Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren De geluiddemper moet om de 200 bedrijfsuren worden ontkoold. 1. Verwijder de afsluiter van de geluiddemperpijp uit de reinigingspoort aan de onderzijde van de geluiddemper. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maai-eenheden en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren. 3.
9. 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Schema's g009991 Hydraulisch schema – Groundsmaster 4700 (Rev.
g009990 Hydraulisch schema – Groundsmaster 4500 (Rev.
g009992 Elektrisch schema (Rev.
g009993 Elektrisch schema (Rev.
g009994 Elektrisch schema (Rev.
g009995 Elektrisch schema (Rev.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen: