Form No. 3381-822 Rev A Groundsmaster® 4300-D tractie-eenheid Modelnr.: 30859—Serienr.: 314000001 en hoger Modelnr.: 30861—Serienr.: 314000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Het model- en serienummer bevinden zich op een plaatje dat zich links op het frame onder de voetsteun bevindt. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. WAARSCHUWING Modelnr.: CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Serienr.
Inhoud Onderhoud elektrisch systeem ....................................39 Onderhoud van de accu...........................................39 Zekeringen ............................................................39 Onderhoud aandrijfsysteem ........................................40 De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand......................................................40 Toespoor achterwielen afstellen................................40 Onderhoud koelsysteem ............................
Veiligheid ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de B71.4-2004 specificaties van American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie als deze is uitgerust met een achtergewicht. Zie het hoofdstuk Achtergewichten monteren in deze handleiding.
• • • • • Voordat u de bestuurdersplaats verlaat: Loop niet op blote voeten en draag ook geen schoenen met open tenen als u de machine gebruikt. Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen. Vervang defecte geluiddempers/knalpotten. Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken.
• Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een • • • • • • • • • • • veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-, ISO- of ANSI-normen afgesloten ruimte stalt. Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen. Zorg ervoor dat alle onderdelen in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen en hydraulische aansluitingen stevig vastzitten.
De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836. de hoeken van het terrein, afkaatsingen en verkeerd geplaatste schermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen. Ga pas verder met maaien als er niets of niemand meer in het maaigebied is.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 108-5278 1. Lees de Gebruikershandleiding. 110-8973 (Aanbrengen op onderdeelnr. 110-8869 voor CE*) * Deze veiligheidssticker waarschuwt voor gebruik op hellingen en moet worden aangebracht op de machine volgens de Europese veiligheidsnorm voor gazonmaaiers EN 836:1997.
117–0169 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Aansluitpunt: 10 A 3. Koplampen: 10 A 4. Vermogen: 10 A 117–0170 5. Motor starten: 15 A 6. Optionele luchtgeveerde stoel: 20 A 1. Koplampen 6. Continu verstelbare snelheidsregeling 8. Beheer motorcomputer B: 7.5 A 2. Inschakelen 7. Langzaam 9. Beheer motorcomputer A: 7.5 A 3. Aftakasschakelaar 4. Uitschakelen 8. Maaidekken neerlaten 9. Maaidekken opheffen 7. Beheer motorcomputer C: 7.5 A 5. Snel 10. Lees de Gebruikershandleiding. 93-6681 1.
110-0986 106-6755 1. Trap het rempedaal en de parkeerrem in om de parkeerrem in werking te stellen. 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Trap het rempedaal in om te remmen. 2. Explosiegevaar – Lees de Gebruikershandleiding. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 3. Trap het tractiepedaal in om vooruit te rijden. 4. Messenkooien ingeschakeld 5. Transport-modus 117-0168 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 2 3 Geen onderdelen vereist – Banden op juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen. Geen onderdelen vereist – De stand van de bedieningsstang instellen.
Figuur 2 1. Treeplank 2. Beugels van treeplank Figuur 3 1. Bedieningsarm 2. Zet de treeplank op de gewenste hoogte en zet de beugels weer vast aan het frame met de 2 bouten en moeren. 3. Bouten (2) 2. Bevestigingsbeugels 2. Draai de bedieningsarm in de gewenste stand en zet de 2 bouten weer vast. 3. Herhaal deze procedure bij de andere treeplank.
5 Achtergewichten monteren Benodigde onderdelen voor deze stap: Variabel Achtergewichten (aantal is afhankelijk van de configuratie) Procedure De Groundsmaster 4300–D tractie-eenheid voldoet aan CEN-norm EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en de normen van ANSI B71.4-2004, als de achterwielen worden verzwaard met achtergewichten en/of 41 kg calciumchloride. Gebruik onderstaande tabellen om te bepalen welke gewichtscombinaties zijn vereist voor uw configuratie.
Figuur 4 1. Verdeelstuk van tractie 5. Gewicht(en) 2. Afstandsstukken 3. Bouten 4. Ringen 6. Slotbout 7. Moer • Verwijder de 3 bouten, ringen en afstandsstukken waarmee het verdeelstuk van de tractie is bevestigd aan de onderkant van de achterbumper (Figuur 4a). • Plaats het vereiste gewicht op en/of onder de achterbumper • Monteer het gewicht (of de gewichten) en het verdeelstuk van de tractie aan de bumper met de 3 bouten, ringen en afstandsstukken die u eerder hebt verwijderd (Figuur 4b).
Figuur 6 1. Motorkapvergrendeling 3. Rubberen ring 2. Moer 4. Metalen ring Figuur 7 1. Aanslag 4. Steek het haakeind van de sluiting vanaf de buitenkant van de motorkap door de opening in de motorkap. Controleer of de rubberen afdichtring aan de buitenkant van de motorkap blijft. 3. Start de motor en laat deze vijf tot tien minuten stationair lopen. 4. Stel het hoge toerental in op 2860 tpm terwijl de maaidekken zijn uitgeschakeld. 5.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Instelknoppen bestuurdersstoel Met de stoelverstelhendel (Figuur 8) kunt u de stoel naar voren en naar achteren schuiven. Met de instelhendel voor het gewicht kan de stoel worden aangepast aan het gewicht van de bestuurder. De meter voor de instelling van het gewicht geeft aan wanneer de stoel is ingesteld naar het gewicht van de bestuurder. Met de instelknop voor de hoogte kan de stoel worden aangepast aan de lengte van de bestuurder. Figuur 9 1.
Gashendel Diagnoselampje Zet de gashendel naar voren (Figuur 10) om het motortoerental te verhogen en naar achteren om het toerental te verlagen. Dit gaat branden als er een fout in het systeem wordt ontdekt. 5 6 Maai-/hefhendel 7 Met deze hendel (Figuur 10) kunt u de maaidekken opheffen en neerlaten om te maaien en de messen starten en tot stilstand brengen als de maaidekken in de maaistand zijn gezet.
Indicator Verstopping in hydraulische filter Laat de motor lopen bij een normale bedrijfstemperatuur en kijk op de indicator (Figuur 12), deze moet in de groene zone staan. Als de indicator in de rode zone staat, moeten de hydraulische filters worden vervangen. Figuur 14 1. Schakelaar van koplampen Figuur 12 1. Indicator Verstopping in hydraulische filter Aansluitpunt Brandstofmeter Het aansluitpunt is geschikt voor 12 V elektrische apparaten (Figuur 15).
Specificaties Gebruiksaanwijzing Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Transportbreedte 226 cm Maaibreedte 229 cm Lengte 320 cm Hoogte 218 cm Nettogewicht* 1412 kg Inhoud brandstoftank 51 liter Transportsnelheid 0-16 km/u Maaisnelheid 0-13 km/u Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
6. Plaats de vuldop en sluit de kap. Het koelsysteem controleren Verwijder dagelijks het vuil van de radiateur, de oliekoeler en de voorkant van de radiateur. Vaker reinigen bij extreem stoffige en vuile omstandigheden. Zei het hoofdstuk Vuil verwijderen uit het koelsysteem in Onderhoud. Het koelsysteem bevat een mengsel met een 50/50 verhouding van water en permanente ethyleenglycol-antivries. Controleer elke dag vóór het starten van de motor het koelvloeistofpeil in de expansietank.
• De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van 3. Plaats de dop van de expansietank terug. tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel. Brandstof bijvullen • Neem contact op met uw leverancier als u informatie over biodiesel wenst. Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof of biodiesel met een laag <500 ppm) of ultralaag (<15 ppm) zwavelgehalte. Het cetaangetal moet minimaal 40 zijn.
4. Vul de tank met dieselbrandstof tot aan de onderkant van de vulbuis. GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult.
heeft goedgekeurd. Deze vloeistof is compatibel met de elastomeren die worden gebruikt in hydraulische systemen van Toro, en is geschikt voor een groot aantal temperatuursomstandigheden. Deze vloeistof is compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De vloeistof is verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een Mobil-leverancier.
Laat de motor bij het starten langer dan 15 seconden draaien. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Als de motor nogmaals moet worden voorgegloeid, draait u het sleuteltje eerst op Uit en vervolgens op Aan/Voorgloeien. Herhaal dit indien nodig. 4. Laat de motor op een laag stationair toerental lopen totdat deze is opgewarmd. Motor afzetten 1.
2. Sluit de omloopklep voordat u de motor start. Houd echter een torsie van maximaal 7 tot 11 Nm aan om de klep te sluiten. Belangrijk: Als u de motor laat lopen met een geopende omloopklep, zal de transmissie oververhit raken. Opkrikpunten Opmerking: Plaats de machine op kriksteunen indien dit nodig is. • Voor – rechthoekig blok, onder de asbuis, aan de binnenzijde van beide voorwielen (Figuur 23). Figuur 24 1.
afslaat, blijft het lampje onafgebroken branden totdat het sleuteltje in een andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat knipperen als het besturingssysteem een elektrische storing ontdekt. Het lampje houdt op met knipperen en wordt automatisch opnieuw ingesteld als het sleuteltje naar de stand Uit wordt gedraaid. regelt. Het besturingssysteem bepaalt welke functie nodig is voor de verschillende inputschakelaars (d.w.z. stoelschakelaar, contactschakelaar, enz.
trap het tractiepedaal in, enz.) en controleer of de juiste LED op de Diagnostische ACE gaat knipperen als de corresponderende schakelaar wordt gesloten. Herhaal deze procedure bij elke schakelaar die met de hand van de open in de gesloten stand kan worden gezet. 9. Als de schakelaar wordt gesloten zonder dat de bijbehorende LED gaat branden, moet u alle kabels en aansluitingen naar de schakelaar controleren en/of de schakelaar doormeten met een weerstandsmeter.
Maaien gezet die nodig is om deze functie in te schakelen. Controleer of de schakelaar correct functioneert. Als de output-LEDs branden zoals is gespecificeerd, maar de machine niet naar behoren werkt, duidt dit op een defect dat niet van elektrische aard is. Indien nodig repareren. Start de motor en zet de gashendel op Snel. Zet de activerings-/blokkeringsschakelaar in de activeringsstand en gebruik de maai-/hefhendel om de maaidekken te besturen.
u de machine op hellingen gebruikt. Rijd langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen. Om beter in balans te kunnen blijven tijdens het sturen, moeten de maaidekken zijn neergelaten tijdens het afdalen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm. Na de eerste 8 bedrijfsuren • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerd item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Opmerking: Op zoek naar een elektrisch schema of hydraulisch schema van uw machine? Download het schema gratis op www.Toro.com en zoek uw machine via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Onderhoudsschema Figuur 29 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Figuur 31 • Draaipunten van hefarmen (1 elk) (Figuur 31) • Draaipunt draagframe van maaidek (1 elk) (Figuur 32) Figuur 34 • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 35) Figuur 32 • As van draaipunt van hefarmen (1 elk) (Figuur 33) Figuur 35 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) en achteras (1) (Figuur 36) Figuur 33 • Trekstang van achteras (2) (Figuur 34) G011614 Figuur 36 • Rempedaal (1) (Figuur 37) 34
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. G011615 Figuur 37 Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator (Figuur 38) dit aangeeft.
de buitenkant van het filter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Deze reiniging voorkomt dat er vuil in de inlaat terechtkomt als het filter wordt verwijderd. 3. Verwijder en vervang het filter (Figuur 39). Het wordt afgeraden het gebruikte element te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia.
Onderhoud brandstofsysteem 2. Maak de klem van de gaskabel op de gaskabel los. Deze zit naast de hefboomarm van de injectiepomp (Figuur 42). GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
Figuur 43 1. Filterbus van waterafscheider Figuur 44 1. Brandstofinjectors 3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. 4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 2. Draai het sleuteltje op Start en bekijk hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai het sleuteltje op Uit wanneer u een ononderbroken straal brandstof ziet. 5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 3. Draai de leidingconnector goed vast. 6.
Zekeringen Onderhoud elektrisch systeem Er zijn 8 zekeringen in het elektrische systeem. De zekeringhouder (Figuur 45) bevindt zich achter het inspectieluik op de bedieningsarm. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Onderhoud aandrijfsysteem 5. Draai de borgmoer vast om de afstelling te borgen. 6. Zet de motor af. Haal de kriksteunen weg en laat de machine neer op de grond. 7. Maak een proefrit met de machine om er zeker van te zijn dat deze niet kruipt. De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand Toespoor achterwielen afstellen De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, moet u de tractieaandrijving als volgt afstellen: 1.
Onderhoud koelsysteem Vuil verwijderen uit het koelsysteem Verwijder elke dag het vuil van het scherm, de oliekoelers en de radiateur. Vaker reinigen bij gebruik in vuile omstandigheden. 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder grondig al het vuil dat zich rond het motorgedeelte bevindt. 3. Maak de sluiting los en draai het achterscherm open (Figuur 49). Figuur 50 1. Oliekoeler 2. Vergrendelingen van oliekoeler 6.
Onderhouden remmen De serviceremmen afstellen Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm "speling" hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. 2 Opmerking: Gebruik de speling van de wielmotor om de trommels heen en weer te bewegen om te controleren of deze voor en na het afstellen vrij kunnen bewegen. 1 1.
Onderhoud riemen Onderhoud hydraulisch systeem De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. Hydraulische vloeistof verversen Riem van wisselstroomdynamo spannen Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren. Als de vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro-dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld.
9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Belangrijk: Vul niet teveel vloeistof bij. Hydraulische filters vervangen Het hydraulische systeem is voorzien van een onderhoudsintervalindicator (Figuur 56). Laat de motor lopen en kijk op de indicator; deze moet in de Groene zone staan. Als de indicator in de rode zone staat, moeten de hydraulische filters worden vervangen. Figuur 58 1. Hydraulische filter 3.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Figuur 60 • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. 5.
Stalling 10. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 11. Controleer de antivriesbescherming en vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 83 tot 103 kPa (12 tot 15 psi). 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4.
Opmerkingen: 47
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.