Form No. 3389-426 Rev B Groundsmaster® 4300-D tractie-eenheid Modelnr.: 30864—Serienr.: 315000001 en hoger Modelnr.: 30864A—Serienr.: 315000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze machine is een zitmaaier met draaiende messen bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders in commerciële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras van goed onderhouden gazons in parken, sportvelden en golfbanen.
Inhoud Onderhoud brandstofsysteem ............................. 47 Brandstof aftappen uit de brandstoftank............ 47 Brandstofleidingen en aansluitingen controleren.................................................... 47 Onderhoud van de waterafscheider ...................................................................... 47 Onderhoud van het motorbrandstoffilter............ 48 Rooster van brandstofaanzuigbuis gebruiken ......................................................
Veiligheid Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig, Waarschuwing of Gevaar – 'instructie voor persoonlijke veiligheid'. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• Laad de machine uit de vrachtwagen of van de • • • motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten. aanhanger en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een brandstofpistool. Houd de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van de brandstofhouder totdat het bijvullen voltooid is.
Onderhoud en opslag • Gebruik oprijplaten over de volledige breedte om • Draai alle moeren, bouten en schroeven • • • • • • • • • • • • • regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is. Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de machine niet opslaan in een afgesloten ruimte waar brandstofdampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen. Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt.
• Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige – Als u in de buurt van een weg werkt of deze oversteekt, moet u altijd voorrang verlenen. afstelling moet u het maximale motortoerental door een erkende Toro-dealer laten controleren met een toerenteller. – Gebruik de bedrijfsremmen als u een helling afdaalt, om de snelheid laag te houden en de machine onder controle te houden. • Indien belangrijke reparaties nodig zijn of hulp is vereist, moet u contact opnemen met een erkende Toro-dealer.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-7272 93-7272 decal117-2718 117-2718 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd; ventilator – blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. r:\decal110-8869 110-8869 1.
decal93-6681 93-6681 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd, ventilator – blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal120-4158 120-4158 1. Lees de Gebruikershandleiding. 3. Motor – Voorgloeien 2. Motor – Starten 4. Motor – Afzetten decal106-6754 106-6754 1. Waarschuwing – raak het hete oppervlak niet aan. decal93-6689 93-6689 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1.
decal125-2927 125-2927 1. Lees de Gebruikershandleiding voor onderhoudsinformatie. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8.
decal104-1086 104-1086 1.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 2 3 Geen onderdelen vereist – De banden op de juiste spanning brengen. Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen. Geen onderdelen vereist – De stand van de bedieningsstang instellen. 4 5 6 7 Geen onderdelen vereist – Verwijder de transportblokken en -pennen Geen onderdelen vereist – Maaihoogte instellen.
1. Verwijder de 2 bouten en moeren waarmee de beugels van de treeplank zijn bevestigd aan het frame van de tractie-eenheid (Figuur 2). g004152 Figuur 3 g003959 1. Bedieningsarm Figuur 2 3. Bouten (2) 2. Bevestigingsbeugels 1. Treeplank 2. Beugels van treeplank 2. Zet de treeplank op de gewenste hoogte en zet de beugels weer vast aan het frame met de 2 bouten en moeren. 3. Herhaal deze procedure bij de andere treeplank. 2.
5 Maaihoogte instellen g026184 Geen onderdelen vereist Figuur 5 Procedure Belangrijk: Dit maaidek maait vaak ongeveer 6 mm lager dan een messenkooimaaier met dezelfde instelling. Mogelijk moet u de instelling van het maaidek met draaiende messen 6 mm hoger instellen dan de instelling van een messenkooimaaier in hetzelfde gebied. 6. Plaats de tappende plaat op één lijn met het afstandsstuk. 7. Draai de bout met de hand vast. 8. Herhaal de stappen 4 tot en met 7 voor elke aanpassing. 9.
2. Schuif de schraper omhoog of omlaag tot er een opening van 0,5 tot 1 mm is tussen de stang en de rol. 3. Bevestig de smeernippels en schroef deze vast met 41 N·m. Schroef beide onderdelen om de beurt steeds een klein stukje verder vast. Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Instelknoppen bestuurdersstoel 7 Met de stoelverstelhendel (Figuur 8) kunt u de stoel naar voren en naar achteren schuiven.
snelheidsbegrenzer terug en kunt u met de maximale transportsnelheid rijden. Parkeerrem Om de parkeerrem in werking te stellen, (Figuur 9) moet u het rempedaal intrappen en de bovenkant naar voren drukken om dit vast te zetten. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u het rempedaal in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken. g021208 Figuur 10 1. Maai-/hefhendel 4. Activerings/blokkeringsschakelaar 2. Contactschakelaar 3. InfoCenter 5. Toerentalschakelaar 6.
Indicator Verstopping in hydraulische filter U kunt te allen tijde heen en weer gaan tussen het welkomstscherm en het hoofdscherm door een willekeurige welke knop in het InfoCenter te bedienen en dan op de richtingspijl te drukken. Laat de motor lopen bij een normale bedrijfstemperatuur en kijk op de indicator (Figuur 11), deze moet in de groene zone staan. Als de indicator in de rode zone staat, moeten de hydraulische filters worden vervangen. g020650 Figuur 13 g004132 Figuur 11 1. Controlelampje 3.
Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.) Verklaring van pictogrammen in het InfoCenter (cont'd.
Storingen Onderhoud Diagnostiek Instellingen Het menu Storingen bevat een lijst met de recente machinestoringen. Raadpleeg de Onderhoudshandleiding of uw Toro dealer voor meer informatie over het menu Storingen en de informatie die het bevat. Het menu Onderhoud bevat informatie over de machine, zoals bedrijfsurentellers en andere cijfergegevens van die aard. Het menu Diagnostiek geeft de status van elke machineschakelaar, sensor en bedieningsoutput aan.
Toegang tot de beveiligde menu's is ingevoerd en druk dan nogmaals op de rechterknop. Opmerking: De standaard PIN-code van de 4. machine is 0000 of 1234. Als u de PIN-code heeft gewijzigd en vergeten bent, neem dan contact op met uw erkende Toro distributeur voor hulp. 1. Druk op de middelste knop om de PIN-code in te voeren (Figuur 15D). Wacht tot het rode controlelampje van het InfoCenter oplicht.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Transportbreedte 226 cm Maaibreedte 229 cm Lengte 320 cm Hoogte 218 cm Inhoud brandstoftank 51 liter Transportsnelheid 0–16 km/u Maaisnelheid 0-13 km/u Nettogewicht)* * inclusief maaidekken en vloeistof 1.
Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. g021866 Breng de maaidekken omlaag tot op de grond, stel de parkeerrem in werking en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhouds- of afstelwerkzaamheden aan de machine verricht. 1. Expansietank 2.
Brandstof Diesel specificatie • De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop ASTM D975 No. 1-D S15 van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel. Neem contact op met uw erkende Toro distributeur als u informatie over biodiesel wenst. Locatie • VS No. 2-D S15 EN 590 EU Inhoud brandstoftank ISO 8217 DMX Internationaal Inhoud brandstoftank: 53 liter JIS K2204 Grade No. 2 Japan KSM-2610 Korea Brandstof bijvullen 1.
compatibel met gangbare minerale olie, maar met het oog op maximale biologische afbreekbaarheid en goede prestaties moet het hydraulische systeem grondig met gewone vloeistof worden gespoeld. De vloeistof is verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een Mobil-leverancier. Het reservoir voor hydraulische vloeistof is in de fabriek gevuld met ongeveer 37,8 liter hoogwaardige hydraulische vloeistof.
toerentalschakelaar op laag stationair en laat de motor op een laag stationair toerental lopen. WAARSCHUWING Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel. Belangrijk: Laat de motor 5 minuten stationair lopen voordat u deze afzet of nadat de machine volledig belast is gebruikt. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen met een turbo-dieselmotor ontstaan.
de gefilterde uitlaatgassen door het DPF kunnen stromen. VOORZICHTIG Gedurende de DPF regeneratie met geparkeerde machine of herstel regeneratie is de uitlaattemperatuur hoog (ongeveer 600°C). De hete uitlaatgassen kunnen gevaar opleveren voor u of anderen. • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen. • Zorg dat er geen brandbaar materiaal is in de buurt van het uitlaatsysteem. • Raak nooit enig onderdeel van een heet uitlaatsysteem aan.
Asopbouw in het DPF • Als er een zekere hoeveelheid as is opgebouwd in het DPF stuurt de computer van de motor deze informatie naar het InfoCenter als een bestuurdersadvies of een motorstoring. • De lichtere as wordt via het uitlaatsysteem naar buiten geblazen, de zwaardere as bouwt zich op in het in roetfilter. • Dit bestuurdersadvies en de storingsmelding • Deze as is een overblijfsel van het geven aan dat het DPF onderhoud nodig heeft. regeneratieproces.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 29).
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Wanneer Proces Recovery/herstel Is nodig als het verzoek om geparkeerde regeneratie niet is opgevolgd, het verdere gebruik leidt tot nog meer roetopbouw in het DPF dat al geparkeerde regeneratie nodig heeft. Als het herstel regeneratie pictogram wordt weergegeven op het InfoCenter is herstel regeneratie nodig.
Reset regeneratie Geparkeerde regeneratie g214713 g214711 Figuur 27 Pictogram verzoek geparkeerde regeneratie Figuur 26 Pictogram ondersteunde/reset regeneratie • Het pictogram verzoek geparkeerde regeneratie • Het pictogram ondersteunde/reset regeneratie verschijnt op het InfoCenter (Figuur 27). verschijnt op het InfoCenter (Figuur 26).
7. Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR . Uitvoeren van een geparkeerde regeneratie Opmerking: Voor informatie over het openen van beveiligde menu's, zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 20). 1. Open het beveiligde menu en ontgrendel het beschermde submenu met instellingen (Figuur 29), zie Toegang tot de beveiligde menu's (bladz. 20). g212138 Figuur 31 4. g028523 Als het bericht “Initiate DPF Regen. Bent u zeker?” (DPF regeneratie starten.
g211986 g212405 Figuur 33 6. Figuur 35 Zet de gashendel op LAAG STATIONAIR en druk op de middelste knop (Figuur 34). B. Daarna “Waiting on ” (Figuur 36). g212406 Figuur 36 g212372 Figuur 34 7. C. De volgende berichten worden getoond als de geparkeerde regeneratie begint: A. “Initiating DPF Regen.” (Figuur 35). De computer bepaalt of de regeneratie wordt uitgevoerd. Een van de volgende berichten verschijnt op het InfoCenter: • Als regeneratie mogelijk is verschijnt “Regen Initiated.
De motor is koud – wachten. De motor is warm – wachten. De motor is heet – regeneratie wordt uitgevoerd (percentage voltooid). 9. g213424 De geparkeerde regeneratie is voltooid als het bericht “Regen Complete” op het InfoCenter verschijnt. Druk op de linkerknop om het Home-scherm te verlaten (Figuur 39). Figuur 37 • Als de motorcomputer de regeneratie niet toestaat verschijnt “DPF Regen Not Allowed” op het InfoCenter (Figuur 38).
De krikpunten gebruiken • Voer een herstel regeneratie uit als het motorvermogen lager wordt en geparkeerde regeneratie niet voldoende is om het roet uit het DPF te branden. Opmerking: Plaats de machine op assteunen indien dit nodig is. • Herstel regeneratie kan tot 4 uur duren. • Voor – rechthoekig blok, onder de asbuis, aan de binnenzijde van beide voorwielen (Figuur 42).
gedraaid, zal het diagnoselampje kort branden om te tonen dat het werkt. Als een machinestoring wordt weergegeven, gaat het lampje branden als er een mededeling is. Als een foutmelding wordt weergegeven, knippert het lampje tot de storing is opgelost.. g004558 Figuur 43 g021272 1. Voorste bevestigingspunt Figuur 45 1. Diagnoselampje • Achter – beide zijden van het achterframe van de machine (Figuur 44).
activerings-/blokkeringsschakelaar op Blokkeren is gezet en de maai-/hefhendel in de neutraalstand staat. Daarnaast wordt de motor uitgeschakeld als het tractiepedaal wordt ingetrapt terwijl de bestuurder niet op de stoel zit of de parkeerrem in werking is gesteld. VOORZICHTIG 3. Zoek de juiste outputfunctie in het diagnostisch systeem van het InfoCenter. 4. Neem plaats op de stoel en probeer de gewenste functie van de machine.
• Voert minder afval naar links waardoor het terrein rond bunkers en fairways er beter verzorgd uitziet. • Minder vermogen nodig bij lagere maaistanden en dicht gras. Parallelle hoge wiek Mes Dit mes is zeer geschikt voor de hogere maaihoogte-instellingen van 7 tot 10 cm. Eigenschappen: • Zet gras beter rechtop en heeft hogere afvoersnelheid. • Dun of slap gras wordt aanzienlijk beter opgenomen bij hogere maaistanden.
Werktuigen kiezen Optionele apparatuurconfiguraties Mes met gehoekte wiek Mes met parallelle hoge wiek (Niet gebruiken met de mulchplaat) Mulchplaat Rolschraper Gras maaien: maaihoogte van 1,9 tot 4,4 cm Aanbevolen voor de meeste toepassingen Kan goede resultaten opleveren bij schraal of dun gras. Gras maaien: maaihoogte van 5 tot 6,4 cm Aanbevolen voor dik of sappig gras Aanbevolen voor schraal of dun gras Gras maaien: maaihoogte van 7 tot 10 cm Kan goede resultaten opleveren bij dik gras.
het gras te maaien, moet u de tractiepedaal naar voren intrappen. niet per ongeluk beschadigt. Wees extra voorzichtig wanneer u de machine op hellingen gebruikt. Rijd langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen. Om beter in balans te kunnen blijven tijdens het sturen, moeten de maaidekken zijn neergelaten tijdens het afdalen. Opmerking: Laat de motor 5 minuten stationair lopen voordat u deze afzet of nadat de machine volledig belast is gebruikt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na het eerste bedrijfsuur Onderhoudsprocedure • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 N·m. Na de eerste 10 bedrijfsuren • Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 N·m. • Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Opmerking: Op zoek naar een elektrisch schema of hydraulisch schema van uw machine? Download het schema gratis op www.Toro.com u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Onderhoudsschema decal125-2927 Figuur 46 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
• Cilinders van hefarmen van maaidek (2 elk) (Figuur 48) g011612 Figuur 48 • Draaipunten van hefarmen (1 elk) (Figuur 48) • Draaipunt draagframe van maaidek (1 elk) (Figuur g003987 49) Figuur 51 • Draaipunt van asbesturing (1) (Figuur 52) g004169 Figuur 52 g011613 Figuur 49 • Kogelverbindingen van stuurcilinder (2) en • As van draaipunt van hefarmen (1 elk) (Figuur 50) achteras (1) (Figuur 53) g004157 Figuur 50 • Trekstang van achteras (2) (Figuur 51) g011614 Figuur 53 43
Onderhoud motor • Rempedaal (1) (Figuur 54) Onderhoud van het luchtfilter Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. g011615 Figuur 54 Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator (Figuur 57) dit aangeeft.
Het motoroliepeil controleren op transportschade en controleer het uiteinde van het filter (dit moet goed aansluiten) en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter.
6. Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Sluit de motorkap en zet deze vast met de vergrendelingen. Olievolume in het carter Ongeveer 5,2 liter inclusief het filter. Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren Of maak het roetfilter schoon als motorfouten SPN 3720 FMI 16, SPN 3720 FMI 0, of SPN 3720 FMI 16worden weergegeven in het InfoCenter.
3. Onderhoud brandstofsysteem Neem contact op met uw erkende Toro distributeur voor een reset van de ECU van de motor na montage van een schoon DPF. GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider (Figuur 63). Vervang de filterbus om de 400 bedrijfsuren. 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2. Zet de aftapplug onderaan de filterbus los en open de klep bovenaan de bevestigingsbeugel van de bus. g021576 Figuur 64 1. Brandstoffilterkop g007367 Figuur 63 2. Verwijder het filter en reinig het filterkopplaatsingsoppervlak (Figuur 64). 3. Smeer de filterpakking met schone motorsmeerolie.
Onderhoud elektrisch systeem te reinigen, moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. Zekeringen controleren Er zijn 8 zekeringen in het elektrische systeem.
Onderhoud aandrijfsysteem WAARSCHUWING De motor moet lopen zodat een laatste afstelling van de afstelnok van de tractie kan worden uitgevoerd. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. De tractieaandrijving afstellen voor de neutraalstand Houd gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper, andere hete delen van de motor en draaiende onderdelen. De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal niet is ingetrapt.
4. 5. Onderhoud koelsysteem Meet de afstand bij de voorkant en achterkant van de achterwielen ter hoogte van de as. De afstand aan de voorkant van de achterwielen mag niet meer dan 6 mm verschillen van die aan de achterkant van de wielen. Vuil verwijderen uit het koelsysteem Herhaal deze procedure als dit nodig is. Verwijder dagelijks het vuil van het scherm en de radiateur/oliekoeler (vaker reinigen in vuile omstandigheden). 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2.
Onderhouden remmen Parkeerremmen afstellen Stel de remmen af als de rempedaal meer dan 25 mm speling heeft (Figuur 71), of als er meer remkracht nodig is. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. g022306 Figuur 70 g026816 1. Radiateur/oliekoeler 5. Figuur 71 1. Speling Sluit het scherm en maak de sluiting vast.
Onderhoud riemen stellen. Zorg ervoor dat de kabelgeleiding niet draait tijdens het vastdraaien. Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Parkeerremvergrendeling afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Als de parkeerrem niet werkt of vergrendelt, moet de pal van de parkeerrem worden afgesteld. 1. Om de 100 bedrijfsuren Draai de 2 schroeven los waarmee de pal van de parkeerrem is bevestigd aan het frame (Figuur 73).
Onderhoud hydraulisch systeem vloeistof door het hele systeem te verspreiden. Controleer ook op lekkages. 8. Zet de motor af. 9. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof en vul voldoende vloeistof bij totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. Hydraulische vloeistof verversen Belangrijk: Vul niet teveel vloeistof bij. Ververs de hydraulische vloeistof in normale omstandigheden om de 800 bedrijfsuren.
Hydraulische slangen en leidingen controleren Controleer dagelijks de hydraulische leidingen en slangen op lekkages, kinken, loszittende steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de inwerking van chemicaliën. Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de machine weer in gebruik neemt. WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. g003980 Figuur 77 1.
De maaidekken aan de tractie-eenheid bevestigen Onderhoud van het maaidek 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en zet de motor af. 2. Plaats het maaidek vóór de tractie-eenheid. 3. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer tot op de grond, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. Schuif het draagframe van het maaidek op de draaipen van de hefarm. Zet deze vast met de lynchpen (Figuur 80). 4.
3. Bevestig de maaihoogtebeugel aan het maaidekframe met de overgebleven vulstukken onder de maaihoogtebeugel. 4. Bevestig de inbusbout/het afstandsstuk en een flensmoer. Opmerking: De inbusbout/het afstandsstuk worden bij elkaar gehouden met Loctite zodat het afstandsstuk niet in het maaidekframe valt. g011353 Figuur 81 5. Draai het gemarkeerde uiteinde van het mes naar 3 uur en naar 9 uur (Figuur 81) en meet de hoogte. 6. Vergelijk de gemeten hoogte op 12 uur met de maaihoogte-instelling.
GEVAAR Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes (Figuur 84). Uiteindelijk kan dan een stuk van het mes afbreken en van onder de maaikast worden weggeslingerd waardoor de bestuurder of een omstander ernstig letsel kan oplopen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. • Vervang altijd een versleten of beschadigd mes. g011355 Figuur 83 1. Mesbout 3. 2.
van het mes zijn. Dit mes zorgt voor een goede maaikwaliteit en vereist minimaal vermogen van de motor. Als echter de uiteinden van het mes hoger dan het midden zijn of de snijrand hoger dan de onderkant is, betekent dit dat het mes krom of verbogen is, en moet het worden vervangen. 5. Monteer het mes (met de vleugel naar het maaidek gericht) met de anti-scalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 N·m. g011356 Figuur 86 De stoptijd van het mes controleren 1.
Stalling 8. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 9. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. 2. Controleer de bandenspanning. Breng alle banden op een spanning van 0,83 tot 1,03 bar. 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4. Smeer alle smeer- en draaipunten. Neem overtollig vet op. 5.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro-producten Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.