Form No. 3444-832 Rev A ProLine H800 cirkelmaaier Modelnr.: 31050—Serienr.: 317000001 en hoger Modelnr.: 31050TE—Serienr.: 319000001 en hoger Modelnr.: 31051—Serienr.: 321000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
De machine transporteren ................................ 36 De machine rechtsvoor en linksvoor opkrikken ...................................................... 37 De machine achteraan opkrikken...................... 38 Onderhoud .............................................................. 39 Aanbevolen onderhoudsschema ......................... 39 Controlelijst voor dagelijks onderhoud .............. 41 Procedures voorafgaande aan onderhoud ........... 42 Veiligheid bij onderhoud.........................
Veiligheid Riem van dynamo spannen .............................. 64 Onderhoud van de aftakasriemen..................... 65 Onderhoud bedieningsysteem ............................ 67 De tussenruimte van de aftakaskoppeling afstellen ........................................................ 67 Het tractiepedaal afstellen ................................ 68 Onderhoud hydraulisch systeem ......................... 69 Veiligheid van het hydraulische systeem........... 69 Hydraulische vloeistof...................
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6.
decal134-0546 134-0546 1. Lees de Gebruikershandleiding. decal134-0543 2. Smeerpunten 134-0543 1. Maaidek omlaag/zweven 6. Sluit de hopper 2. Maaidek vasthouden 7. Leeg de hopper 3. Maaidek omhoog 8. Beknelling van het gehele lichaam van bovenaf – verzeker dat er geen omstanders in de buurt zijn voordat u de hopper neerlaat. 9. Kantelgevaar – rij niet op hellingen met geheven hopper; verlaag de snelheid bij het rijden met geheven hopper. 4. Laat de hopper neer decal134-0547 134-0547 1. Rem 5.
decal134-0552 134-0552 2. Langzaam 1. Snel decal134-0549 134-0549 decal134-0553 134-0553 1. Maaihoogte 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Kom niet in de buurt van bewegende onderdelen, laat alle afschermingen en afdekkingen op hun plaats zitten. decal134-1357 134-1357 decal134-0550 134-0550 1. Aftakas – Ingeschakeld 4. Radiateurventilator 2. Aftakas – Uitgeschakeld 5. Differentieelslot 3. Zwaailicht 6. Waarschuwingsknipperlichten 7 1.
decal134-1358 134-1358 1. Let op – Lees de Gebruikershandleiding voordat u onderhoudswerkzaamheden verricht; laat het maaidek neer, breng de hopper omhoog, verwijder het uitwerpkanaal en breng het maaidek omhoog. decal134-0540 134-0540 1. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 3. Voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 2.
Aanbrengen voor niet-CE-machines decal125-6135 125-6135 Aanbrengen op onderdeelnr. 134-0539 voor niet-CE-machines decal134-1986 134-1986 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 5. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 6. Gevaar: handen en voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 2. Waarschuwing – Alle gebruikers dienen geïnstrueerd te worden voordat zij de machine gebruiken.
decal134-0539 134-0539 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
Montage Instructiemateriaal en aanvullende onderdelen Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Gebruikershandleiding 1 Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen. Gebruikershandleiding van de motor 1 Gebruiken om motorgegevens op te zoeken. Conformiteitsverklaring 1 Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Controleer het peil van de koelvloeistof voordat 1 • De accu opladen 3 Geen onderdelen vereist Procedure 1.
4 Het maaidek monteren Geen onderdelen vereist Procedure 1. Verwijder de tractie-eenheid en het maaidek uit het transportpallet. 2. Monteer het maaidek op de tractie-eenheid, zie Het maaidek monteren (bladz. 76).
Algemeen overzicht van de machine g224574 Figuur 4 1. Dashboard 2. Stuur 3. Rolbeugel 6. Achterlicht 7. Brandstoftank 8. Glijder 4. Zwaailicht 5. Hopper (grasvangbak) 9.
g224634 Figuur 5 1. Dop van hydraulisch reservoir 7. Indicator maaihoogte 2. Radiateur 8. Rijverlichting/richtingaanwijzer 3. Rechter bedieningspaneel 9. Spiegel 4. Contactschakelaar 10. Rempedaal 5. Tractiepedaal 11. Werklamp 6. Vergrendeling van parkeerrem 12.
Bedieningsorganen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Dashboard g213936 Figuur 6 1. Vergrendeling hoekinstelling stuurkolom 5. Indicator verstopt luchtfilter 2. Indicator acculaden 6. Indicator werklamp 3. Indicator gloeibougies 7. Indicator rijverlichting 4. Indicator lage oliedruk 8. Indicator hopper omhooggebracht 9. Indicatielampje parkeerrem 13. Schakelaar omkering radiateurventilator 10. Schakelaar van het maaicircuit/aftakas 11.
Indicator lage oliedruk Maai/aftakasschakelaar De indicator lage oliedruk (Figuur 6) licht op als de druk van de motorolie te laag is terwijl de motor loopt. Als het lampje knippert of aan blijft, stop het machine dan, zet de motor af en controleer het oliepeil. Als het oliepeil binnen het normale bereik is maar de indicator niet uitgaat als de motor loopt, zet de motor dan onmiddellijk af en neem contact op met uw erkende Toro distributeur voor hulp.
Duw de hendel vooruit om de richtingaanwijzer rechts in te schakelen. Trek de hendel achteruit om de richtingaanwijzer links in te schakelen. om de rem te vergrendelen. Om de parkeerrem te ontgrendelen drukt u het rempedaal naar voren. De parkeerrem wordt automatisch ontgrendeld. Claxonknop Brandstofmeter Druk op de claxonknop om de claxon in te schakelen (Figuur 6). De brandstofmeter (Figuur 8) geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de brandstoftank aan.
2. Hou de knop 6 seconden ingedrukt tot de indicator stopt met knipperen. Opmerking: Het totale aantal draaiuren van de machine kan niet worden gereset. Hefhendel van het maaidek Trek de vergrendelring op de hefhendel van het maaidek (Figuur 10) naar boven en trek de hendel naar achteren om het maaidek te heffen. Trek de vergrendelring op de hefhendel van het maaidek (Figuur 10) naar boven en duw de hendel naar voren om het maaidek te laten zakken en zweven. g232025 Figuur 9 1.
Leeghendel van de hopper Trek de vergrendelring op de leeghendel van de hopper (Figuur 10) naar boven en trek de hendel naar achteren om het maaisel uit de hopper te legen. Trek de vergrendelring op de leeghendel van de hopper naar boven en duw de hendel naar voren om de hopper te laten zakken na het legen. Contactschakelaar De contactschakelaar heeft 4 standen: UIT, VERLICHTING AAN, AAN/VOORGLOEIEN en START . Opmerking: VERLICHTING AAN is voor de werklamp.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Beschrijving Figuur 12 Referentie Afmeting of gewicht Hoogte met rolbeugel omhooggeklapt E 207 cm Hoogte met rolbeugel omlaag G 166 cm Totale lengte D 291 cm Totale breedte B 143 cm Lengte wielbasis C 119 cm Breedte loopvlak voorwiel A 95 cm Breedte loopvlak achterwiel F 96 cm Afstand tot de grond 15 cm Nettogewicht (met maaidek) 1005 kg Nettogewicht (zonder maaidek) 835 kg Maximaal toelaatbaar totaalgewicht 1190 kg Gewichtslimiet vooras 1000 kg Gewichtslimiet achteras 500
Gebruiksaanwijzing • Geen brandstof bijvullen of aftappen in een Voor gebruik • Bewaar de machine en het brandstofvat niet afgesloten ruimte. op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn. Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk • Probeer de motor niet te starten als u brandstof hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
Tabel vergrendeling motorstart Uitkomst Omstandigheden Handrem vrijgesteld Tractiepedaal op neutraal Maaischakelaar op UIT De motor mag niet starten Geen bestuurder in de stoel Handrem vrijgesteld Tractiepedaal op neutraal Maaischakelaar op UIT g001055 Figuur 13 De motor moet starten Bestuurder in de stoel Handrem vrijgesteld Tractiepedaal ingedrukt Veiligheidssysteem controleren Maaischakelaar op UIT Het veiligheidssysteem zorgt dat de motor alleen kan starten als het tractiepedaal op neutraal st
Tabel achteruitrijsignaal (cont'd.) Tabel van het veiligheidssysteem van de motoruitschakeling (cont'd.) Uitkomst Omstandigheden Uitkomst Omstandigheden Contactsleuteltje op LOPEN Handrem ingeschakeld Bestuurder komt enigszins uit de bestuurdersstoel Tractiepedaal op achteruit De motor moet blijven lopen. Brandstof tanken Handrem ingeschakeld Bestuurder in de stoel Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof of biodiesel met een laag <500 ppm) of ultralaag (<15 ppm) zwavelgehalte.
Brandstoftank vullen WAARSCHUWING Opmerking: Vul indien mogelijk de brandstoftank Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. telkens na gebruik; zo beperkt u de mogelijkheid op opstapeling van condensatie in de brandstoftank tot een minimum. • Gebruik de machine niet op oneffen terrein of op een heuvel met een omlaag geklapte rolbeugel. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.
Instellen van de stuurkolom Stel de stuurkolom in op de gewenste stand zoals in Figuur 17. g218001 Figuur 15 g214731 De rolbeugel omhoog klappen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Figuur 17 Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. Schakel de maai/aftakas uit, laat het maaidek zakken en stel de parkeerrem in werking. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. Kantel de bestuurdersstoel naar voren (Figuur 16). Verwijder de pennen uit de rolbeugel (Figuur 16).
Instellen van de rugleuning van de bestuurdersstoel Trek de hendel (Figuur 20) naar boven om de rugleuning van de bestuurdersstoel naar achteren te bewegen. g215133 Figuur 18 g215274 Figuur 20 Instellen van de stoelophanging 1. Trek de hendel van de bestuurdersstoelophanging naar buiten (Figuur 19). 2.
De bestuurdersstoel naar voren kantelen • Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden. • Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende onderdelen. Blijf uit de buurt van de afvoeropening. Trek de kantelhefboom van de bestuurdersstoel (Figuur 22) naar boven en kantel de bestuurdersstoel naar voren. • Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er zeker van te zijn dat de weg vrij is.
Bescherming van de rolbeugel • Onderzoek de toestand van het werkgebied om te bepalen of de machine veilig kan worden gebruikt op de helling. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert. • De rolbeugel is een volledige en doeltreffende • • • • • • • veiligheidsvoorziening. Verwijder geen onderdelen van de rolbeugel van de machine. Controleer of de veiligheidsgordel is bevestigd aan de machine.
2. Ga zitten op de stoel en maak de veiligheidsgordel vast. 3. Stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas UIT. 4. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat het pedaal in de neutraalstand staat. 5. Draai de contactschakelaar naar de AAN/VOORGLOEIEN-stand. 6. 7.
g215377 g215378 Figuur 23 Figuur 24 Laten zakken van de hopper Legen van de hopper 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Trek de vergrendelring op de hefhendel van de hopper naar boven en duw de hendel naar voren om de hopper te laten zakken (Figuur 24). 2. Trek de vergrendelring op de leeghendel van de hopper naar boven en trek de hendel naar achteren om het maaisel uit de hopper te legen (Figuur 25).
Opmerking: De hopper kan op elke hoogte worden geleegd. g215380 Figuur 26 g215381 Figuur 25 Het uitwerpkanaal leegmaken Sluiten van de hopper 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Na het legen van de hopper trekt u de vergrendelring op de leeghendel van de hopper naar boven en duwt u de hendel naar voren om de hopper te sluiten (Figuur 26). 2.
g215863 Figuur 27 1. Handgreep g224571 3. Uitwerpkanaal Figuur 28 2. Vergrendeling 7. Verwijder het uitwerpkanaal door het aan de handgreep op te tillen, reinig het uitwerpkanaal en de opening in het maaidek (Figuur 27). 8. Monteer het uitwerpkanaal en zet het vast met de vergrendelingen (Figuur 27). 1. Plaats de hoppersensor naar boven als het gras dun is of als de omstandigheden droog zijn. 3.
g035646 Figuur 29 g215276 Figuur 30 1. Moer 2. Rolas Instellen van de voorste antiscalpeerrol 5. Monteer de rol in de laagste stand als de machine wordt gebruikt met een maaihoogte van meer dan 51 mm en in een hogere stand als de machine wordt gebruikt met een maaihoogte van minder dan 51 mm. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de maai/aftakas uit, laat het maaidek zakken en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 4.
3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 4. Verwijder de vergrendelpen uit de rolpen (Figuur 32). houden. Verlaag de rijsnelheid als de belasting van de maaimessen verhoogt; verhoog de rijsnelheid als de belasting van de messen verlaagt. Hierdoor kan de motor – met behulp van de transmissie – bepalen wat de juiste rijsnelheid is en de snelheid van het mes op het hoge niveau houden dat noodzakelijk is voor een goede maaikwaliteit.
• Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat. • Onderhoud en reinig de veiligheidsgordel(s) indien nodig De machine duwen of slepen Niet-meegeleverd gereedschap: een dopsleutel van 17 mm met een verlengstuk van 100 mm. g231794 In een noodgeval kunt u de machine slepen over een zeer korte afstand. Toro raadt echter aan hiervan geen standaardprocedure te maken.
De achterkant van de machine vastbinden • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. Machines zonder bevestigingsringen achteraan • Laat het maaidek volledig neer voordat u de machine vastmaakt. Plaats een bout of trekstangpen in de trekhaak en gebruik deze als achterste bevestigingspunt (Figuur 36). • Zet de machine goed vast op het transportvoertuig met spanbanden, kettingen, kabels of touwen.
g224454 Figuur 38 1. Framebuis aan de rechterkant van de machine g224455 Figuur 39 1. Framebuis aan de linkerkant van de machine De machine achteraan opkrikken Krik de machine linksachter of rechtsachter op. Gebruik hierbij de krikpunten afgebeeld in Figuur 40. g224613 Figuur 40 1.
Onderhoud Opmerking: Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link HANDLEIDINGEN op de hoofdpagina. Belangrijk: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 200 bedrijfsuren • • • • • • • • • De kogelverbindingen van de aandrijfas smeren. Wielmoeren aandraaien. Uitlijning van de achterwielen controleren. De slangen van het koelsysteem controleren. De conditie van de riem van de dynamo controleren. Controleer de spanning van de riem van de dynamo. Controleer de toestand en spanning van de aftakasriem. De elektrodenafstand van de aftakaskoppeling afstellen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Werking van interlockschakelaars controleren. Verzeker dat rolbeugel geheel is geheven en vergrendeld is. Werking van de remmen controleren. Brandstofpeil controleren. Motoroliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Controleer de indicator van het luchtfilter.
Procedures voorafgaande aan onderhoud De hopper vastzetten in de geheven stand. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Zet de hopper in de geheel geheven stand, zie Heffen van de hopper (bladz. 30). 3. Zet de hopper vast: Veiligheid bij onderhoud • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel verlaat: A. Duw de pen op de magnetische veiligheidsvergrendeling naar binnen (Figuur 41). B.
Smering Maaidek smeren met vet Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Maaidek smeren met vet. Bij het gebruik van de machine onder bijzonder stoffige en vuile omstandigheden moet het maaidek dagelijks worden gesmeerd. Te gebruiken vet: lithiumvet nr. 2 Belangrijk: Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Opmerking: Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval. 1.
Lagers en lagerbussen smeren • Stangfittings voor de maaidekcilinders (Figuur 44). Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Lagers en lagerbussen smeren. Als de machine in zeer stoffige en vuile omstandigheden wordt gebruikt, moeten de lagers en lagerbussen dagelijks worden gesmeerd. Te gebruiken vet: lithiumvet nr. 2 Belangrijk: Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden.
• Draaipunten van hefarm van maaidek (Figuur 45) • Beugel van spanpoelie van aftakas (Figuur 46) g235950 g236050 g235951 Figuur 46 • Hopperarmen – bovenste (Figuur 47) g235947 Figuur 45 g214732 Figuur 47 45
• Hopperarmen – onderste, voor (Figuur 48) • Draaipunten van de hopper onder de hopper (Figuur 50) g318013 Figuur 50 g215132 Figuur 48 Linkerkant getoond; ook aan de andere kant uitvoeren • Draaipunten van stuurinrichting (Figuur 51) • Hopperarmen – onderste, achter (Figuur 49) g215063 Figuur 51 g215064 Figuur 49 46
De kogelverbindingen van de aandrijfas smeren Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—De kogelverbindingen van de aandrijfas smeren. Te gebruiken vet: lithiumvet nr. 2 Belangrijk: Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. g236052 Opmerking: Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval. 1.
Onderhoud motor Veiligheid van de motor • Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Verander de snelheid van de toerenregelaar niet en laat de motor het maximale toerental niet overschrijden. Bereiken van de motor g235766 Figuur 54 1. 25 cm 3. Sleuven (as van tandwielkast) 2. Sleuven (kogelverbinding) 4. Sleuven (aandrijfas) 3. Belangrijk: Ga als volgt te werk om de motor te bereiken als deze niet draait.
Bereiken van de motor via de kap 1. 2. Bereiken van de motor via de linkerkant Hef de hopper tot de hoogste stand en zet deze vast met de magnetische veiligheidsvergrendelingen; zie Heffen van de hopper (bladz. 30) en De hopper vastzetten in de geheven stand. (bladz. 42). Verwijder de bout aan de linkerkant van de beugel van de brandstoftank en draai de brandstoftank naar rechts om de motor te bereiken (Figuur 59).
g009742 Figuur 61 5. Vergrendelingen 1. Luchtfilteronderhoudsindicator 2. Veiligheidsfilter 6. Luchtfilterdeksel 3. Luchtfilterbehuizing 7. Stofkap 4. Voorfilter 2. Verwijder het veiligheidsfilter (indien gemonteerd). Opmerking: Verwijder het veiligheidsfilter uitsluitend als u dit wilt vervangen. Belangrijk: Probeer nooit een veiligheidsfilter te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is, betekent dit dat het voorfilter is beschadigd, en moet u beide filters vervangen. g216811 Figuur 60 3.
Motorolie verversen De motor wordt verzonden met olie in het carter. Carterinhoud: ongeveer 3,6 liter met filter. Motorolie: • Motorolie-type – API klasse CH-4, CI-4 of hoger. • Viscositeit motorolie – Aanbevolen olie: SAE 15W-40 (boven -18 °C) – Alternatieve olie: SAE 10W-30 of 5W-30 (voor alle temperaturen) Opmerking: Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur, met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30. Zie de onderdelencatalogus voor de onderdeelnummers.
1. Start de motor en laat deze 5 minuten lopen zodat de olie warm wordt. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3. Schakel de maai/aftakas uit, laat het maaidek zakken en stel de parkeerrem in werking. 4. Breng de hopper omhoog en borg hem. Open dan de kap; zie Bereiken van de motor via de kap (bladz. 49). 5. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 6. De motorolie verversen en het oliefilter vervangen. zoals in Figuur 63.
De brandstofinjectiepomp ontluchten Onderhoud brandstofsysteem Opmerking: Zie Brandstof tanken (bladz. 24) voor 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Stel de parkeerrem in werking. 3. Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is. 4. Ontgrendel de radiateur; zie Bereiken van de motor via de rechterkant (bladz. 49). 5. Plaats een opvangvat onder de ontluchtschroef. 6. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp open (Figuur 65).
Controleren op water in de brandstofkom 1. Water aftappen uit de kom van het brandstoffilter Controleer aan de hand van de waterindicator in de kom van het brandstoffilter of de vlotter omhoog is gekomen door water (Figuur 66). 1. Zet een opvangbak onder de kom van het brandstoffilter, verwijder de moer van de kom en neem de filterkom uit de filterkop (Figuur 68). Opmerking: U zal de veer en de vlotter verwijderen wanneer u de filterkom verwijdert. g231812 g231810 Figuur 68 1. Filterkop 4.
Het filter van de brandstof/waterafscheider vervangen 3. Zet een opvangbak onder de kom van het brandstoffilter, verwijder de moer van de kom en neem de filterkom uit de filterkop (Figuur 71). Opmerking: U zal de veer en de vlotter verwijderen wanneer u de filterkom verwijdert. Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—Het filter van de brandstof/waterafscheider vervangen. Het filterelement verwijderen 1. Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 69).
Brandstoftank reinigen Het brandstoffilterelement vervangen Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Brandstoftank aftappen en reinigen. Aan de voorkant, rechts Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het brandstof-filterelement aan de voorkant, rechts. 1. Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 72).
Onderhoud van de accu Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Zuurpeil controleren. (Elke 30 dagen controleren als de machine is opgeslagen.) Veiligheid van het elektrisch systeem Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de minkabel loskoppelen van de accu om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen. • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool.
Accu opladen WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1.265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 ℃. g216923 1. Laad de accu 10 tot 15 minuten op bij 25 tot 30 A of 30 minuten bij 10 A. 2.
Onderhoud van de zekeringen De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Voor de zekeringen is geen onderhoud nodig. Als er echter een zekering doorbrandt, controleer dan het circuit op een storing of kortsluiting. De zekeringhouder en zekeringen bevinden zich links van de bestuurdersstoel (Figuur 78). g224645 Figuur 79 1. Zekering beveiliging (3 A) 5. Zekering klep maaidek en bestuurdersstoel (15 A) 2. Zekering aftakas (15 A) 6. Zekering dynamo en dashboard (5 A) 3.
Onderhoud aandrijfsysteem De wielmoeren aandraaien. Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren Aantrekkoppel van de wielmoeren: 85-90 N∙m g224646 Figuur 80 1. Zekering ononderbroken licht rechts en kentekenplaatverlichting (3 A) 5. Zekering waarschuwingsapparaat (10 A) 2. Zekering ononderbroken licht links (3 A) 6. Zekering controlelampjes (7,5 A) 3. Zekering grootlicht (15 A) 7. Zekering zwaailicht (5 A) 4. Zekering koplamp (10 A) 8.
6. In geval van inspoor of uitspoor moeten de wielen worden afgesteld, zie Uitspoor van de achterwielen afstellen (bladz. 61). Uitspoor van de achterwielen afstellen 1. 2. 3. Maak de contramoeren aan beide uiteinden van de linker- en rechter-spoorstangen los. g006075 Figuur 84 Stel beide spoorstangen af totdat de afstand hart-op-hart aan de voorzijde en achterzijde van de achterwielen gelijk is (Figuur 83). 1.
Het koelsysteem en koelvloeistofpeil controleren Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging WAARSCHUWING veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. Als de motor heeft gelopen, staat de radiateur onder druk en is de koelvloeistof heet. Als u de dop verwijdert, kan koelvloeistof ontsnappen, waarbij u ernstige brandwonden kunt oplopen.
Controleer het radiateurscherm en de radiateur op vervuiling Onderhouden remmen De bedrijfsremmen afstellen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren—De bedrijfsremmen controleren en afstellen. Om oververhitting van de motor te voorkomen moeten het radiateurscherm en de radiateur schoon worden gehouden. Controleer of er aangekoekt gras, stof en vuil op het scherm van de radiateur zit en verwijder dit indien nodig.
Onderhoud riemen De conditie van de riem van de dynamo controleren Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren Controleer de riem van de dynamo op slijtage of schade. Opmerking: Vervang de riem van de dynamo indien deze versleten of beschadigd is. Riem van dynamo spannen Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de maai/aftakas uit, laat het maaidek zakken en stel de parkeerrem in werking. 3.
Onderhoud van de aftakasriemen Spanning van aftakasriem controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de maai/aftakas uit, laat het maaidek zakken en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 4. Controleer de punt op de spanningswijzer van de spaninrichting van de spanpoelie. 2.
g232232 Figuur 93 De aftakasriemen monteren g232322 Figuur 91 1. Bout 2. Rechter motorsteun 7. 1. 3. Moer 4. Antirotatiebuis Breng de riemen van de aftakas aan over de poelies (Figuur 94). Zet de antirotatiebuis naar achteren en verwijder deze van de machine (Figuur 92). g232323 g232325 Figuur 94 Figuur 92 1. Gat (koppelingsplaat van aftakas) 1. Koppelingspoelie 3. Antirotatiebuis 3. Aftakaspoelie 2. Spanpoelie 2. Pen (antirotatiebuis) 8.
5. Zet de moer van de spaninrichting van de spanpoelie vast; zie Spanning van aftakasriem controleren (bladz. 65). 6. Sluit de radiateur van de machine; zie Bereiken van de motor via de rechterkant (bladz. 49). 7. Zwaai de brandstoftank naar het chassis en bevestig de brandstoftank; zie Bereiken van de motor via de linkerkant (bladz. 49). Onderhoud bedieningsysteem De tussenruimte van de aftakaskoppeling afstellen Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren 1.
Het tractiepedaal afstellen D. De aanslag van het tractiepedaal afstellen Hou de aanslag van het pedaal vast en trek de contramoer aan de voorkant van de beugel aan met 37 tot 45 N·m. Tractiestang afstellen U kunt het tractiepedaal instellen voor meer gemak voor de gebruiker of om de maximale rijsnelheid vooruit van de machine te verlagen of verhogen. Als de pedaalaanslag nog verder moet worden afgesteld, moet u de tractiestang (Figuur 97) als volgt afstellen: 1.
Onderhoud hydraulisch systeem ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt Eigenschappen: Veiligheid van het hydraulische systeem Viscositeit, ASTM D445 St bij 40 °C 42 tot 50 St bij 100 °C 7,6 tot 8,5 Viscositeitsindex ASTM D2270 • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts.
Het peil van de hydraulische vloeistof controleren vloeistofpeil tussen de 2 markeringen op de peilstok komt. Belangrijk: De hydraulische vloeistof mag niet boven de bovenste markering op de peilstok van de hydraulische tank staan. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Zorg dat de hopper volledig vlak staat in de laagste stand en het maaidek neergelaten is. 3.
Onderhoud van het maaidek Het maaidek naar de onderhoudsstand draaien 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de maai/aftakas uit, laat het maaidek zakken en stel de parkeerrem in werking. 3. Breng de hopper omhoog en zet de magnetische veiligheidsvergrendelingen vast; zie De hopper vastzetten in de geheven stand. (bladz. 42). 4. Ontgrendel en verwijder het uitwerpkanaal, zie Het uitwerpkanaal leegmaken (bladz. 32). 5.
De maaimessen controleren Onderhoud van de maaimessen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra messen in voorraad te hebben. Vervang de maaimessen als ze een vast voorwerp raken en als ze uit balans of krom zijn.
Maaimessen slijpen en balanceren Het middelste maaimes slijpen en balanceren 1. Gebruik een vijl of ander geschikt gereedschap om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 106). Opmerking: Behoud de oorspronkelijke hoek – 22°. Opmerking: Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten. g216037 Figuur 104 1. Mesbout 4. Golfring 2. Meshouder 3. Verende borgring 5.
Maaimessen monteren De buitenste maaimessen slijpen en balanceren 1. Het middelste maaimes monteren Gebruik een vijl of ander geschikt gereedschap om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 108). Opmerking: Behoud de oorspronkelijke hoek – 22°. 1. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke handschoen. 2. Monteer het mes met de eerder verwijderde mesbout, meshouder, verende borgring, en golfring (Figuur 110).
De aandrijfas aankoppelen op de tandwielkast van het maaidek g224559 Figuur 111 1. Meseenheid, zijkant 5. Golfring 2. Verende borgring 6. Maaias 3. Bout van maaischijf 7. Mesbouten 1. Lijn de sleuven van de kruiskoppeling van de aandrijfas uit met de sleuven in de koppeling van de tandwielkast; zie Figuur 112 in De aandrijfas loskoppelen van de tandwielkast van het maaidek (bladz. 75). 2.
g231877 Figuur 115 1. Lynch-pennen 3. Gaffelpennen 2. Hefarmen 11. Rol het maaidek naar voren, weg van de tractie-eenheid. Het maaidek monteren g231876 Figuur 114 1. 1. Buitenste slang (rode kleurcode) 3. Rechterkant van de machine 2. Binnenste slang (blauwe kleurcode) 4. Linkerkant van de machine 2. 3. 5. Breng het maaidek omlaag en kantel de hopper terug. 4. 6. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 5. 7. Kantel de bestuurdersstoel naar voren. 6. 8.
De poeliekap verwijderen snelkoppeling (met blauwe kleurcode); zie Figuur 114 in Maaidek verwijderen (bladz. 75). B. Sluit de hydraulische slang met rode kleurcode aan op de buitenste snelkoppeling (met rode kleurcode); zie Figuur 114 in Maaidek verwijderen (bladz. 75). C. Herhaal stap A en B voor de hydraulische slangen aan de andere kant van het maaidek. 1. Verwijder de riemkap; zie De riemkap verwijderen (bladz. 77). 2.
2. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 3. Verwijder de riemkap; zie De riemkap verwijderen (bladz. 77). Verwijderen van de tandwielkast 1. Zet de riemspanner van de maaier los en verwijder de maaierriem van de poelie van de tandwielkast; zie 4 in De drijfriem van het maaidek verwijderen (bladz. 82). 2. Verwijder de 4 bouten waarmee de tandwielkast van het maaidek bevestigd is aan de steun van de tandwielkast (Figuur 118). g233003 Figuur 119 1.
Monteren van de tandwielkast 1. Lijn de openingen in de tandwielkast van het maaidek uit met de openingen in de steun van de tandwielkast; zie Figuur 118 in Verwijderen van de tandwielkast (bladz. 78). 2. Bevestig de tandwielkast aan de steun; gebruik hierbij de 4 bouten die u verwijderd hebt in stap 2 van Verwijderen van de tandwielkast (bladz. 78). 3. Plaats en span de aandrijfriem van het maaidek; zie stap 1 en 2 van De drijfriem van het maaidek monteren (bladz. 83). 4.
5. Lijn het zijmes aan de andere kant van het maaidek uit in de buitenste stand (Figuur 122). 6. Meet de afstand van de grond tot de buitenste punt van de snijrand van het mes; gebruik hiervoor een eindmaat (Figuur 122). Noteer hier de gemeten afstand: 7. Als het verschil tussen de beide metingen groter is dan 3,2 mm, ga dan als volgt te werk: A. Draai de 2 moeren van de afstelverbinding los (Figuur 123). g231943 Figuur 124 1. Maaihoogte-indicator (stand 75 mm) 2.
g231944 Figuur 126 1. Eindmaat g231949 Figuur 128 5. Meet de afstand van de grond tot de achterste punt van de snijrand van het mes; gebruik hiervoor een eindmaat (Figuur 127). 3. Regeling van maaidekschuinstand 1. Contramoeren 2. Linkerkant van de machine Noteer hier de meting voor het linker mes: Noteer hier de meting voor het rechter mes: g231950 Figuur 129 1. Contramoeren 3. Regeling van maaidekschuinstand 2. Rechterkant van de machine g231947 Figuur 127 1. Eindmaat 6.
9. bestuurdersstoel, 75 mm aanwijst (Figuur 130 en Figuur 131). Monteer de riemkap; zie De riemkap monteren (bladz. 77). C. Draai de 2 contramoeren vast (Figuur 131). De maaihoogtewijzer afstellen 1. Zet de maaimessen in de lengterichting en de voorzijde van de messen op 75 mm van de grond. Controleer nu de stand van de maaihoogte-indicator. 2. Ga op de bestuurdersstoel zitten en kijk naar de wijzer van de maaihoogte-indicator (Figuur 130). De spanning van de riem van het maaidek controleren.
3. 4. Omwisselen van de glijders Verwijder de riemkap en de poeliekap; zie De riemkap verwijderen (bladz. 77) en De poeliekap verwijderen (bladz. 77). Als de glijders slijtage vertonen kunt ze omwisselen met die aan de andere kant van het maaidek zodat ze langer meegaan. Draai de contramoer van de riemspanner losser tot u de riem van de riemspanpoelie kunt schuiven (Figuur 133). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 3.
Onderhoud van de hopper De hopper uitlijnen met de afdichting van het uitwerpkanaal 1. Zet de 4 bouten los waarmee de hefsteunen van de hopper bevestigd zijn aan de draaifittings (Figuur 136). g232009 Figuur 137 1. Afdichting van uitwerpkanaal g232010 3. g232011 Figuur 136 1. Bouten 2. Schuif de hopper naar voren of naar achteren zodat de inlaat van de hopper uitgelijnd is met de afdichting van het uitwerpkanaal (Figuur 137). 84 2. Inlaat van de hopper Draai de 4 bouten vast (Figuur 136).
Reiniging Het scherm van de hopper reinigen Opmerking: Verkeerde reinigingsmethodes kunnen de levensduur van de lagers verkorten. Was de machine niet als deze nog heet is en richt een hogedruk- of hogevolumespuit nooit op de lagers. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Open de deur van de hopper. 2. Trek de vrijgavehendel aan de onderkant van het scherm naar beneden (Figuur 138). Ruimte onder de drijfriemkap van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1.
De achterste sleuven in de deur van de hopper schoonmaken Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks 1. Schakel de messchakelaar (aftakas) uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de hopper (Figuur 140) in de geheel geheven stand, zie Heffen van de hopper (bladz. 30). g232008 Figuur 141 7. Zet de veiligheidsvergrendelingen vast in de opslagstand; zie Figuur 41 van De hopper vastzetten in de geheven stand. (bladz. 42). 8. Kantel de hopper horizontaal. 9.
Stalling • De ruimte onder de drijfriemkappen van het Veiligheid tijdens opslag • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. Bewaar de machine en het brandstofvat niet op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De contactschakelaar staat op AAN maar de indicators op het dashboard lichten niet op. De indicators op het dashboard lichten op met de contactschakelaar op AAN, maar de startmotor draait niet. De motor start maar af en toe of de motor loopt onregelmatig. De startmotor draait maar de motor start niet. Mogelijke oorzaak 1. De accu levert geen stroom. 1. Controleer de aansluiting van de kabels. 2. De accu bevat onvoldoende accuzuur. 3. De accu is niet geladen. 4.
Probleem De indicator lage oliedruk licht op. Het maaidek werkt niet als de aftakasschakelaar ingeschakeld is. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De druk van de motorolie is te laag. 1. Controleer het peil van de motorolie en vul deze indien nodig bij. 2. De druk van de motorolie is te laag. 2. De motorolie verversen en het oliefilter vervangen. 1. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 1. Op de bestuurdersstoel gaan zitten. 2. De hopper is niet volledig omlaaggebracht. 2.
Privacyverklaring EEA/VK Toro's gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen – www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.
Toro garantie Garantie gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.