Form No. 3383-183 Rev A Groundsmaster® 360 machine voor veelzijdig gebruik Modelnr.: 31222—Serienr.: 314000001 en hoger Modelnr.: 31223—Serienr.: 314000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro op www.Toro.com voor informatie over producten en accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren.
Inhoud Onderhoud brandstofsysteem .....................................43 Onderhoud van de waterafscheider ..........................43 Het brandstofsysteem ontluchten .............................44 Brandstofinjectors ontluchten ..................................44 Brandstoftank reinigen............................................44 Brandstofleidingen en -verbindingen.........................45 Onderhoud elektrisch systeem ....................................45 Zekeringen controleren......................
Veiligheid ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ verkeerde gewichtsverdeling. Als het optionele maaidek gemonteerd is, voldoet deze machine minstens aan CEN-norm EN 836:1997 en de B71.4-2012 specificaties van het American National Standards Institute (ANSI), van kracht op het moment van productie. Voorbereiding Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
Gebruiksaanwijzing Rolbeugel – Gebruik en onderhoud • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig • De rolbeugel is een volledige en doeltreffende • • • • • • • • • • • • • • als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. Werk uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
• Verander niet plotseling de rijrichting of de snelheid van • Gebruik oprijplaten over de volledige breedte om de • de machine. machine op in een aanhangwagen of een vrachtwagen te laden. Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen • Verminder uw snelheid en wees uiterst voorzichtig op hellingen. • Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz.
Geluidsdruk De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836. Model 31222 Trillingsniveau Opmerking: De gegevens in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op machines waarop het EU-logo is aangebracht. Opmerking: De gegevens in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op machines waarop het EU-logo is aangebracht. Deze machine oefent een geluidsdruk van 85 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, met een onzekerheidswaarde (K) van 1 dBA.
117–2718 117-3272 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; als u de kantelbeveiliging niet gebruikt, kan dit leiden tot verwondingen wanneer de machine kantelt; draag een veiligheidsgordel als de kantelbeveiliging gemonteerd is, draag geen veiligheidsgordel als de kantelbeveiliging ingeklapt is. 117-4766 1. Gevaar op snijwonden of verminking; rotorblad – Hou afstand tot bewegende delen, laat alle beveiligingen op hun plaats. 117-3270 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2.
117-3273 6. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin 7. Waarschuwing – Vergrendel de parkeerrem, zet de motor bent getraind. af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de 8. Machine kan kantelen – Verminder dus uw snelheid voordat bestuurdersstoel zit.
119–0124 (Modellen met cabine) 106-9206 1. Waarschuwing – Als de ramen van de cabine openstaan moet u gehoorbescherming dragen. 1. Specificatie torsie van wielen 2. Sluit het achterste raam voordat u probeert om de motorkap te openen. 2. Lees de Gebruikershandleiding. 117–2787 (Modellen met cabine) 115-0492 Modellen zonder cabine 1. Koplampen, 15 A zekering 1. Maaihoogte (mm) 4. Ruitenwissers, 15 A zekering 2. Verwarming, 15 A zekering 5. Cabineverlichting, 15 A zekering 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
0-0259 107-2916 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de Gebruikershandleiding voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd; houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 12 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
117-3277 Vierwielaandrijving, modellen zonder cabine 1. Onderste maaidekken 6. Tweewielbesturing 2. Dekken omhoog 7. Vierwielbesturing 3. Motor – Afzetten 4. Motor – Lopen 8. Snel 9. Continu snelheidsregeling 5. Motor – Starten 120-0257 Tweewielaangedreven modellen 10. Langzaam 1. Onderste maaidekken 2. Dekken omhoog 6. Differentieelslot 7. Snel 3. Motor – Afzetten 8. Continu snelheidsregeling 4. Motor – Lopen 9. Langzaam 5.
119-9899 Uitsluitend modellen met cabine 1. Onderste maaidekken 6. Tweewielbesturing 2. Dekken omhoog 7. Vierwielbesturing 3. Motor – Afzetten 4. Motor – Lopen 8. Snel 9. Continu snelheidsregeling 5. Motor – Starten 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 4 5 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Aandrijfas Schroef van 5/16 x 1-3/4 inch Borgmoer van 5/16 inch Rolpen, 3/16 x 1-1/2 inch Bevestigingspen Smeernippel Flenskopschroef (5/16 x 7/8 inch) 1 4 4 2 2 2 2 Geen onderdelen vereist – De rolbeugel afstellen Geen onderdelen vereist – Controleer de bandenspanning.
Opmerking: Bewaar de resterende tapbouten, borgmoeren en rolpen om het andere uiteinde van de aandrijfas aan de tandwielkastas van het werktuig te bevestigen. de aftakaskoppeling per ongeluk ingeschakeld wordt (Figuur 3). 7. Smeer de smeernippels van de aandrijfas. 8. Als u het andere uiteinde van de aandrijfas verbonden hebt met de tandwielkastas van het werktuig, dient u de elektrische draadboomaansluiting aan te koppelen op de magneetklepspoel van de aftakas (Figuur 3).
pennen te halen en de pennen verwijderen. Vervolgens klapt u de rolbeugel langzaam omlaag en zet u hem vast met de pennen om te voorkomen dat hij de kap beschadigt. 2. Controleer het motoroliepeil vóór en na het starten van de motor, zie Motoroliepeil controleren in het hoofdstuk Onderhoud. 3. Controleer het peil van de koelvloeistof vóór het starten van de motor; zie Het koelsysteem controleren in het hoofdstuk Onderhoud. Figuur 5 1. Rolbeugel 3. R-pen 2.
Algemeen overzicht van de machine (Figuur 6). Om de machine te stoppen, laat u het tractiepedaal los en laat u het naar de middelste stand terugkeren. In noodsituaties kan de rem voor bijkomende remkracht zorgen. Parkeerrem Bedieningsorganen Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal intrappen en de bovenkant naar voren drukken om dit vast te zetten (Figuur 6).
Diagnoselampje (Alleen modellen met vierwielaandrijving) Belangrijk: Als het werktuig wordt uitgeschakeld en het waarschuwingslampje brandt, moet u de aftakasknop indrukken, naar een veilig vlak terrein rijden, de gashendel op Langzaam zetten, het tractiepedaal naar de neutrale stand laten komen en de parkeerrem in werking stellen. Laat de motor een paar minuten stationair lopen om deze te laten afkoelen tot een veilige temperatuur.
Figuur 9 1. Schakelaar voor wissen/wassen voorruit 2. Airconditioningschakelaar Figuur 10 3. Ventilatorregeling 1. Verwarmingsafsluitklep 4. Temperatuurregeling Ventilatorregeling Specificaties Draai aan de ventilatorregelingsknop om de snelheid van de ventilator te regelen (Figuur 9). Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Temperatuurregeling Draai aan de temperatuurregelingsknop om de temperatuur in de cabine te regelen (Figuur 9).
Gebruiksaanwijzing • Het dieselmengsel moet voldoen aan ASTM D975 of Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door EN 590. biodiesel. • Gebruik bij koud weer B5 (biodieselinhoud 5%) of VOORZICHTIG mengsels met een lager percentage. Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 80 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging.
Belangrijk: Verwijder de dop niet van de tank als de machine op een helling is geparkeerd. De brandstof kan dan uit de tank lopen. GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. 4. Vul de brandstoftank tot aan de onderkant van de vulbuis. De tank niet te vol vullen. 5.
5. Klap de rolbeugel omhoog, plaats de twee pennen en zet deze vast met de R-pennen (Figuur 12). WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat.
De motor starten en stoppen 7. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft, draait u het contactsleuteltje op Start. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. Motor starten 1. Klap de rolbeugel omhoog en zet deze vast; neem vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe de veiligheidsgordel om. Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 15 seconden om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt. 2. Zorg ervoor dat het tractiepedaal zich in de neutrale stand bevindt.
recht te brengen tot het groene licht stopt met flikkeren en AAN blijft. Als het lichtje van de schakelaar ononderbroken groen blijft, staat de machine in tweewielbesturingsmodus. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd is achtergelaten. Opmerking: Als het stuur te bruusk gedraaid wordt, kan het zijn dat de wielen niet gecentreerd worden.
Figuur 16 Figuur 17 1. Schakelaar dek omhoog 1. Aftakasschakelaar • Om het maaidek/werktuig neer te laten, duwt u de Aftakas uitschakelen schakelaar naar voren. • Om het maaidek/werktuig op te heffen, drukt u de Om de aftakas uit te schakelen, zet u de aftakasschakelaar op UIT. schakelaar naar achteren. Belangrijk: U mag de schakelaar niet achteruit blijven houden als het maaidek/werktuig volledig omhooggekomen is. Anders zal het hydraulische systeem schade oplopen.
Maaihoogte instellen Het Veiligheidssysteem De maaihoogte kan worden ingesteld van 2,5 tot 15,2 cm in stappen van 6 mm door de aanslagpen in verschillende openingen te plaatsen. VOORZICHTIG Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
4. Ga niet op de stoel zitten, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en beweeg het tractiepedaal naar de neutraalstand. Start nu de motor. Als de motor loopt, stelt u het tractiepedaal in werking; de motor moet binnen 2 seconden afslaan. 5. Ga niet op de stoel zitten, schakel de parkeerrem uit, schakel de aftakas uit en laat het tractiepedaal naar de neutraalstand komen. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien.
Display van Diagnostische ACE Alleen vierwielaandrijving De machine is uitgerust met een elektronisch besturingssysteem dat de meeste functies van de machine regelt. Het besturingssysteem bepaalt welke functie nodig is voor de verschillende inputschakelaars (d.w.z. stoelschakelaar, contactschakelaar, enz.) en schakelt de outputs in om de solenoïdes of relais voor de vereiste functie van de machine te bekrachtigen.
drukt u de tuimelschakelaar nog een keer in. Dit kunt u zo vaak doen als nodig is. Houd de knop niet ingedrukt. op de Diagnostische ACE indrukken om de LED 'inputs getoond' te laten oplichten. De Diagnostische ACE zal de LED laten oplichten die hoort bij de inputschakelaar die wordt gesloten. 8. Neem plaats op de stoel en probeer de gewenste functie van de machine. Als de juiste output-LED gaan branden, duidt dit erop dat de ECM die functie inschakelt. 7.
Om de rugleuning te verstellen, draait u de knop onder de rechter armsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen (Figuur 23). Lendensteun instellen De rugleuning kan worden versteld om de lendensteun aan te passen aan de onderkant van uw rug. Om de rugleuning te verstellen, draait u de knop onder de linker armsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen (Figuur 23). De Deluxe bestuurdersstoel verstellen Figuur 23 1.
gecontroleerd en aangepast voordat de machine wordt gebruikt. Draai de instelknop om de hoek van de armsteunen aan te passen (Figuur 25). Opmerking: Om te voorkomen dat de compressor tijdens het instellen beschadigd wordt, mag de compressor niet langer dan 1 minuut gebruikt worden. Als u de knop naar buiten (+) draait, komt het voorste gedeelte van de armsteun omhoog. Draai de knop naar binnen (-) om dit omlaag te brengen.
Figuur 28 Figuur 27 1. Omloopkleppen 1. Stang om de stoel te ontgrendelen Machine inladen Machine met de hand duwen Ga zeer voorzichtig te werk als u een maaimachine op een aanhanger of een vrachtwagen laadt. Wij adviseren u gebruik te maken van een hellingbaan die de volle breedte van de machine beslaat en zo breed is dat deze uitsteekt voorbij de achterwielen in plaats van afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de maaimachine (Figuur 29).
Transport van de machine WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine achterover kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. WAARSCHUWING Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding "Langzaam rijdend voertuig", is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.
Figuur 30 1. Voorste bevestigingspunt 2.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. • Controleer de riemspanning van de compressor van de airconditioning (modellen met cabine) • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Figuur 31 Onderhoudsschema Procedures voorafgaande aan onderhoud De steunstang van de motorkap gebruiken 1. Ontgrendel de motorkap. 2. Til de motorkap omhoog tot u de steun achter de buis van het frame kunt plaatsen (Figuur 32).
Smering in zeer stoffige en vuile omstandigheden wordt gebruikt. Bij gebruik in deze omstandigheden kan er vuil terechtkomen in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval. Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren 1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.
Opmerking: Om bij de smeerpunten van de achterste stuurkoppeling te komen, dient u de opslagruimte te verwijderen. van de koppelpen bereikt. Het vet moet zowel boven- als onderaan uit de asgietstukken/-lagerbussen van alle vier de koppelpennen komen. Opmerking: Krik de machine van de grond om toe te laten dat het vet beter zowel de hoge als de lage lagerbussen Figuur 34 Opmerking: De levensduur van lagers kan worden bekort door verkeerde wasmethoden.
Onderhoud motor van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter (dit moet goed aansluiten) en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter.
6. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil controleren. Figuur 36 1. Peilstok Figuur 37 2. Olievuldop 1. Olieaftapplug 4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Het oliepeil moet tot aan de Vol-markering staan. 2. Oliefilter De gashendel afstellen 5. Als het oliepeil beneden de Vol-markering staat, verwijdert u de vuldop (Figuur 36) en vult u bij met olie totdat het oliepeil de Vol-markering op de peilstok bereikt. 1.
Onderhoud brandstofsysteem Opmerking: Zie Brandstoftank vullen voor de aanbevolen brandstof GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Gebruik een trechter of tuit; brandstof uitsluitend in de open lucht bij een afgezette of koude motor bijvullen. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal.
6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten. 7. Draai de aftapplug onder de filterbus vast. Brandstofinjectors ontluchten Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start; zie Brandstofsysteem ontluchten.
Brandstofleidingen en -verbindingen Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren Belangrijk: Als u werkzaamheden aan het elektrische systeem verricht, moet u altijd de accukabels, de min (-) kabel eerst, loskoppelen om mogelijk beschadiging van de bedrading tengevolge van kortsluiting te voorkomen. Controleer de brandstofleidingen en -verbindingen om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. • Voorkom dat metalen gereedschappen kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen en metalen onderdelen van de machine.
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud koelsysteem Bandenspanning controleren Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiateur of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. GEVAAR Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Controleer de bandenspanning om de 50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is.
3. Plaats de dop van de expansietank terug. 3. Reinig de radiateur met perslucht met lage druk (3,45 bar). Doe dit vanaf de ventilatorzijde van de radiateur (geen water gebruiken). Reinig vervolgens de voorkant van de radiateur en doe dit ook vanaf de ventilatorzijde. 4. Nadat de radiator grondig is gereinigd, moet u vuil verwijderen dat zich eventueel heeft verzameld in het kanaal op het onderste deel van de radiator en rond het frame.
Parkeerrem afstellen Onderhouden remmen Als de parkeerrem niet werkt, moet de rempal worden afgesteld. De serviceremmen afstellen 1. Draai de 2 schroeven los waarmee de pal van de parkeerrem is bevestigd aan het frame (Figuur 48). Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm "speling" hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld.
Onderhoud riemen Onderhoud bedieningsysteem Riem van wisselstroomdynamo controleren De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Na de eerste 10 bedrijfsuren Opmerking: Als de hydraulische olie, tractiemotoren of slangen van de machine onlangs vervangen zijn, dient lucht die in het systeem gevangen zit verwijderd te worden voordat u deze procedure uitvoert.
Figuur 50 Figuur 51 1. Regelstangen van de transmissie • Als de linkerachterband achteruit draait, verlengt u de stang door deze langzaam tegen de wijzers van de klok in (gezien van de voorkant) te draaien tot de linkerachterband stopt met draaien of deze lichtjes achteruit draait. 1. Tractiepedaal 3. 1,5 mm 2. Aanslagbout met contramoer (vooruit) 4. Aanslagbout met contramoer (achteruit) 4. Draai de aanslagbout helemaal in (van het tractiepedaal weg). 5.
Onderhoud hydraulisch systeem 3. Draai de borgmoer op de aanslagbout van de snelheidsbegrenzer los (Figuur 52). Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 17 liter hoogwaardige transmissie-/hydraulische vloeistof voor tractoren. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof: Toro Premium Transmission/hydraulische tractorvloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter.
Figuur 53 1. Peilstok Hydraulische vloeistof verversen en hydraulische filter vervangen Figuur 54 1. Aftapplug van versnellingsbak Onderhoudsinterval: Na de eerste 200 bedrijfsuren 3. Aftapplug van hydraulische reservoir 2. Filter Om de 800 bedrijfsuren 1. Schakel de aftakas uit, laat het tractiepedaal naar neutraalstand komen en stel de parkeerrem in werking. 4. Reinig de omgeving van het hydraulische filter en verwijder dit (Figuur 54). 2.
Onderhoud van de cabine De prestaties van de airconditioner optimaliseren • Om opwarming door de zon te beperken parkeert u de machine in de schaduw en laat u de deuren open als er direct zonlicht op de machine valt. 3 • Zorg ervoor dat de verwarmingsafsluitklep gesloten is. 2 • Controleer of het scherm van de airconditioning schoon 1 is. G009265 • Controleer of de condenserribben van de airconditioning schoon zijn. • Stel de blazer van de airconditioning in op de middelste stand.
De airconditioning-spoel reinigen. Het condenserscherm van de airco reinigen. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden) Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden) 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Draai aan de achterzijde van de ventilatorbeugel de vergrendeling opzij (Figuur 57). 2.
Reiniging Stalling De cabine reinigen Motor 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug weer terug. Belangrijk: Gebruik geen hogedrukreiniger om de deur- en dakafdichtingen van de cabine te reinigen. Reinigen met hoge druk kan de afdichtingen beschadigen en leiden tot lekken. Gebruik in plaats daarvan een tuinslang. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw filter. Afvalverwijdering 4. Start de motor en laat deze twee minuten stationair lopen.
7. Verricht de volgende onderhoudswerkzaamheden aan de accu en de kabels: A. Haal de accuklemmen los van de accupolen. B. Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat). C. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of vaseline op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen. D. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
Opmerkingen: 58
Opmerkingen: 59
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.