Form No. 3386-374 Rev A Groundsmaster® 360 tweewielaangedreven multifunctionele machine Modelnr.: 31230—Serienr.: 314000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder.
Inhoud Onderhouden remmen ..............................................38 De bedrijfsremmen afstellen ....................................38 Parkeerrem afstellen ...............................................38 Onderhoud riemen ....................................................39 Riem van wisselstroomdynamo controleren ........................................................................39 Onderhoud bedieningsysteem .....................................
Veiligheid ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ verkeerde gewichtsverdeling. Deze machine voldoet aan of overtreft de specificaties van B71.4-2012 van het American National Standards Institute die gelden op het moment van productie. Voorbereiding Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
Gebruiksaanwijzing • Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als u de machine transporteert of niet gebruikt. • Let goed op, verminder uw snelheid en wees voorzichtig • • • • • • • • • • • • • als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
Maaien op hellingen • Let op dat bij machines met meer maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u handmatig een mes draait. • Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels, steil aflopende oevers of water. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. • Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt achterlaat, moet u het maaidek neerlaten.
• Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Let goed op dat er voldoende ruimte boven de machine is (denk aan takken, deuropeningen, elektrische kabels) voordat u onder een object rijdt en zorg ervoor dat u dit niet raakt. Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan.
117-4766 117-2718 1. Gevaar op snijwonden of verminking; rotorblad – Hou afstand tot bewegende delen, laat alle beveiligingen op hun plaats. 106-9206 1. Specificatie torsie van wielen 2. Lees de Gebruikershandleiding. 117-3270 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Gevaar op snijwonden of verlies van de hand; ledematen kunnen gegrepen worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende delen, houd alle beschermende delen op hun plaats. 117-3273 6.
117-3232 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 2. Differentieelslot – 10 A 3. Motor – 10 A 4. Lichten, aansluitpunt – 15 A 5. Vermogenschakelaar, ontsteking motor – 10 A 6. Lichten – 15 A 7. Aanwezigheidsschakelaar gebruiker – 10 A 8. Computer – 2 A 120-6604 9. Koplampen, dekaandrijving – 10 A 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2.
120-0259 107-2916 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de Gebruikershandleiding voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de maaimachine niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd; houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 115-0492 1. Maaihoogte (mm) 10 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure 1 2 3 Hoeveelheid Omschrijving Gebruik Geen onderdelen vereist – De rolbeugel afstellen Geen onderdelen vereist – Controleer de bandenspanning. Geen onderdelen vereist – Peil van hydraulische vloeistof, motorolie en koelvloeistof controleren.
Algemeen overzicht van de machine 2 Bandenspanning controleren Bedieningsorganen Geen onderdelen vereist Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Procedure Tractiepedaal De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De juiste bandendruk voor modellen zonder cabine is 1,03 bar in de voorste banden en 1,72 bar in de achterste.
Parkeerrem de snelheid van de maaimessen en in combinatie met het tractiepedaal de rijsnelheid van de machine. Zet de gashendel altijd op Snel als u gras maait. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u het rempedaal intrappen en de bovenkant naar voren drukken om dit vast te zetten (Figuur 4). Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u het rempedaal in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt ingetrokken.
moet u de motor afzetten en vaststellen wat de oorzaak is. Herstel het defect voordat u de motor weer start. Gebruiksaanwijzing Brandstofmeter Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. De brandstofmeter (Figuur 6) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. VOORZICHTIG Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging.
• Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door GEVAAR biodiesel. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Gebruik bij koud weer B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage.
Belangrijk: Verwijder de dop niet van de tank als de machine op een helling is geparkeerd. De brandstof kan dan uit de tank lopen. WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 4. Vul de brandstoftank tot aan de onderkant van de vulbuis. De tank niet te vol vullen. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. 5. Draai de tankdop stevig vast. Neem gemorste brandstof op. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt.
De motor starten en stoppen 5. Klap de rolbeugel omhoog, plaats de twee pennen en zet deze vast met de R-pennen (Figuur 8). Motor starten Belangrijk: Doe altijd de veiligheidsgordel om als de rolbeugel omhoog is geklapt en is vergrendeld. Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. 1. Klap de rolbeugel omhoog en zet deze vast; neem vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe de veiligheidsgordel om. 2. Zorg ervoor dat het tractiepedaal zich in de neutrale stand bevindt.
7. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft, draait u het contactsleuteltje op Start. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd is achtergelaten. Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 15 seconden om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt.
Aftakas uitschakelen Om de aftakas uit te schakelen, zet u de aftakasschakelaar op UIT. Het Veiligheidssysteem VOORZICHTIG Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • Laat de interlockschakelaars ongemoeid. Figuur 11 • Controleer elke dag de werking van de interlockschakelaars en vervang beschadigde schakelaars voordat u de machine weer in gebruik neemt. 1.
Veiligheidssysteem testen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende servicedealer. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas in. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. 2.
Om de rugleuning te verstellen, draait u de knop onder de rechter armsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen (Figuur 14). Lendensteun instellen De rugleuning kan worden versteld om de lendensteun aan te passen aan de onderkant van uw rug. Om de rugleuning te verstellen, draait u de knop onder de linker armsteun in een van beide richtingen om de meest comfortabele positie te verkrijgen (Figuur 14). De Deluxe bestuurdersstoel verstellen Figuur 14 1.
gecontroleerd en aangepast voordat de machine wordt gebruikt. Draai de instelknop om de hoek van de armsteunen aan te passen (Figuur 16). Opmerking: Om te voorkomen dat de compressor tijdens het instellen beschadigd wordt, mag de compressor niet langer dan 1 minuut gebruikt worden. Als u de knop naar buiten (+) draait, komt het voorste gedeelte van de armsteun omhoog. Draai de knop naar binnen (-) om dit omlaag te brengen.
Figuur 19 Figuur 18 1. Omloopkleppen 1. Stang om de stoel te ontgrendelen Machine inladen Machine met de hand duwen Ga zeer voorzichtig te werk als u een maaimachine op een aanhanger of een vrachtwagen laadt. Wij adviseren u gebruik te maken van een hellingbaan die de volle breedte van de machine beslaat en zo breed is dat deze uitsteekt voorbij de achterwielen in plaats van afzonderlijke oprijplaten voor elke kant van de maaimachine (Figuur 20).
Transport van de machine WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine achterover kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. WAARSCHUWING Deelname aan het wegverkeer zonder richtingaanwijzers, verlichting, reflectoren of een bord met de aanduiding "Langzaam rijdend voertuig", is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken die lichamelijk letsel veroorzaken.
Maaisnelheid Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid. Gras niet te kort afmaaien Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid. Kies de juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden Verwijder bij het maaien ongeveer 25 mm of niet meer dan 1/3 van de grassprieten.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. • Wielmoeren aandraaien. Na de eerste 50 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter. Na de eerste 200 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks • Hydraulische filter vervangen en hydraulische vloeistof verversen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerd item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Figuur 22 Onderhoudsschema Procedures voorafgaande aan onderhoud De steunstang van de motorkap gebruiken 1. Ontgrendel de motorkap. 2. Til de motorkap omhoog tot u de steun achter de buis van het frame kunt plaatsen (Figuur 23).
Smering in de lagers en lagerbussen, hetgeen tot snellere slijtage kan leiden. Pomp vet in de smeernippels onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het voorgeschreven interval. Lagers en lagerbussen smeren 1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
Onderhoud motor van de filtermedia. Inspecteer het nieuwe filter op transportschade en controleer het uiteinde van het filter (dit moet goed aansluiten) en de filterbehuizing. Een beschadigd element mag niet worden gebruikt. Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Druk niet op het flexibele midden van het filter.
Figuur 27 1. Olieaftapplug Figuur 26 1. Peilstok 2. Olievuldop 2. Oliefilter 2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. 4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Het oliepeil moet tot aan de Vol-markering staan. 3. Verwijder het oliefilter (Figuur 27). 4. Smeer een dun laagje schone olie op de pakking van het nieuwe filter. 5.
De gashendel afstellen Onderhoud brandstofsysteem 1. Beweeg de gashendel vooruit naar de voorkant van de opening van de besturingspaneel en vervolgens ongeveer 3 mm terug naar de vergrendelde vrijloopstand SNEL. Opmerking: Zie Brandstoftank vullen voor de aanbevolen brandstof 2. Controleer de stand van de toerenregelaar op de brandstofinjectiepomp van de motor.
6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors ontluchten. 7. Draai de aftapplug onder de filterbus vast. Brandstofinjectors ontluchten Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de motor niet start; zie Brandstofsysteem ontluchten.
Onderhoud elektrisch systeem Belangrijk: Als u werkzaamheden aan het elektrische systeem verricht, moet u altijd de accukabels, de min (-) kabel eerst, loskoppelen om mogelijk beschadiging van de bedrading tengevolge van kortsluiting te voorkomen. Zekeringen controleren Als de machine stopt of als er andere problemen met het elektrische systeem zijn, moet u de zekeringen controleren. Haal telkens een zekering eruit en controleer of deze is doorgebrand.
Onderhoud aandrijfsysteem WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine.
Onderhoud koelsysteem 3. Plaats de dop van de expansietank terug. GEVAAR Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiateur of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is. Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen of wacht totdat de radiateurdop zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw hand te branden. • Raak nooit de radiateur en omliggende delen aan als deze heet zijn.
3. Reinig de radiateur met perslucht met lage druk (3,45 bar). Doe dit vanaf de ventilatorzijde van de radiateur (geen water gebruiken). Reinig vervolgens de voorkant van de radiateur en doe dit ook vanaf de ventilatorzijde. Onderhouden remmen 4. Nadat de radiator grondig is gereinigd, moet u vuil verwijderen dat zich eventueel heeft verzameld in het kanaal op het onderste deel van de radiator en rond het frame. Reinig ook het motorcompartiment en de remkoppeling voor optimale prestaties.
Onderhoud riemen Riem van wisselstroomdynamo controleren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Na de eerste 10 bedrijfsuren 1. Open de motorkap en zet vast met de steunstang. 2 4 1 2. Controleer de spanning van de riem door deze (Figuur 38) midden tussen poelies van de wisselstroomdynamo en de krukas in te drukken met een kracht van 10 kg. 3 Figuur 37 1. Remkabels 3. Pal van parkeerrem 2. Schroeven (2) 4. Remvergrendeling 2.
Onderhoud bedieningsysteem De tractie-aandrijving afstellen voor de neutraalstand Opmerking: Als de hydraulische olie, tractiemotoren of slangen van de machine onlangs vervangen zijn, dient lucht die in het systeem gevangen zit verwijderd te worden voordat u deze procedure uitvoert. Dit doet u door de machine gedurende enkele minuten in vooruit en achteruit te gebruiken en nadien de olie zoals vereist bij te vullen. De machine mag op een vlakke ondergrond niet kruipen als u het tractiepedaal loslaat.
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 3. Draai de borgmoer op de aanslagbout van de maaisnelheidsbegrenzer los (Figuur 41). Figuur 40 1. Tractiepedaal 3. 1,5 mm 2. Aanslagbout met contramoer (vooruit) 4. Aanslagbout met contramoer (achteruit) Figuur 41 4. Draai de aanslagbout helemaal in (van het tractiepedaal weg). 1. Hendel voor begrenzing maaisnelheid 5. Druk met de hand het tractiepedaal helemaal naar voren.
Onderhoud hydraulisch systeem 6. Controleer alle slangen en aansluitingen op lekkages. Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 17 liter hoogwaardige transmissie-/hydraulische vloeistof voor tractoren. Aanbevolen wordt het reservoir bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof: Toro Premium Transmission/hydraulische tractorvloeistof (verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter.
Stalling Motor 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug weer terug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw filter. 3. Vul het carter met 3,8 liter van de aanbevolen motorolie. Zie Motorolie verversen. 4. Start de motor en laat deze twee minuten stationair lopen. 5. Tap de dieselbrandstof af uit de brandstoftank, de brandstofleidingen, de pomp, het filter en de waterafscheider.
B. Reinig de accu, de klemmen en de polen met behulp van een staalborstel en een oplossing van zuiveringszout (natriumbicarbonaat). C. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of vaseline op de kabelklemmen en de accupolen om corrosie te voorkomen. D. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen.
Opmerkingen: 45
Opmerkingen: 46
Opmerkingen: 47
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.