Form No. 3360-294 Rev D Groundsmaster® 5900/5910-D tractie-unit Modelnr.: 31598—Serienr.: 280000001 en hoger Modelnr.: 31599—Serienr.: 280000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de dieselmotor van dit product bevatten bestanddelen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Omdat in sommige gebieden voorschriften van de plaatselijke autoriteiten of nationale overheid vereisen dat de motor van deze machine is uitgerust met een vonkenvanger, is de geluiddemper voorzien van een vonkenvanger.
Inhoud Onderhoud motor.................................................. 46 Onderhoud van het luchtfilter............................. 46 Motorolie verversen ........................................... 47 Afsluiterspeling instellen..................................... 48 Onderhoud brandstofsysteem ................................ 49 Onderhoud van brandstofsysteem ...................... 49 Onderhoud van de waterafscheider .................... 49 Brandstoffilter vervangen ...................................
Veiligheid Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven.................................. 67 Reinigen van de luchtfilters in de cabine............... 68 De airconditioning-spoel reinigen. ...................... 68 Stalling ....................................................................... 69 Voorbereidingen voor winterstalling ................... 69 Schema's ....................................................................
◊ te snel rijden, ◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. behoren werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar behoren werkt. Gebruiksaanwijzing • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.
• • • • • • • • • • • • hij op een openbare weg rijdt, behalve waar dat door de wet is verboden. met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten. Voordat u de bestuurdersplaats verlaat: – stop de machine op een horizontaal oppervlak. – Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken. – Zet de versnelling in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. – Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Gebruiksaanwijzing • Maak de accukabels los voordat u reparatiewerkzaamheden gaat verrichten. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Sluit eerst de pluspool van de accu aan en daarna de minpool. • Verzeker u er voor het gebruik van de machine van dat u de veiligheidsriem om hebt. • Zorg ervoor dat u weet hoe u de machine en de motor snel kunt stoppen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert.
• • • • • • een wiel over de rand van een klif of een sloot komt of als een rand wegglijdt. Maai niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden. De machine mag niet worden gebruikt als trekvoertuig. Wees extra voorzichtig met andere werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel maken. Schakel de maaimessen uit als de machine niet maait. Raadpleeg Toro voor gebruiksomgevingen met een temperatuur hoger dan 43° C.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 114-0846 1. Lees de Gebruikershandleiding; zet om de motor te starten het tractiepedaal in de neutraalstand, trap de rem in, zet de gasschakelaar op laag stationair en draai de contactsleutel naar Preheat (voorverwarmen).
114-0135 1. Maaidekken omhoog brengen - links 2. Maaidekken omhoog brengen - midden 3. Maaidekken omhoog brengen - rechts 114-0848 1. 2. 3. 4. Hoog bereik Transmissie Laag bereik Hoog stationair 5. Midden stationair 114-0844 1. Rechtsafsignaal 2. Linksafsignaal 3. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Sluit de vergrendeling om de remmen te blokkeren, druk het rempedaal in en trek de parkeerremknop omhoog. 5. Druk op de rem om de parkeerrem te ontkoppelen. 6. Parkeerrem 10 6. 7. 8. 9.
4-0847 1. Lees de Gebruikershandleiding. 115-5459 1. Gevaar voor elektrische shock - verwijder de kap niet; houd de kap op zijn plaats. 114-0133 1. Koplampen 2. Aan 3. Uit 4. Locatie koplampschakelaar 5. Cruise control inschakelen 6. Cruise control uitschakelen 7. Stromingsverdeler inschakelen 8. Stromingsverdeler uitschakelen 9. Maaidekken omlaag brengen - links 10. Maaidekken omlaag brengen - midden 11. Maaidekken omlaag brengen - rechts 106-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan.
93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 Nm. 110-6007 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering. 93-7275 1. Lees de Gebruikershandleiding. 2. Geen hulpstartknoppen gebruiken 114-0163 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 2. Cabine, 60 A zekering 3. Controllers, 60 A zekering 4. Hoofdvermogen, 60 A zekering 114-0975 1.
114-0922 114-4883 114-0922 1. Geleiding van drijfriem 1. Geleiding van drijfriem 106-6753 114-0974 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen - Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes - Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 1. Geleiding van drijfriem 117–2754 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind.
93-6674 1. Het risico bestaat dat uw hand wordt verbrijzeld - Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 114-0864 1. Maaihoogte-instelling 93-6687 1. Niet hierop stappen. 114-0865 1. Maaihoogte-instelling 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 2. Explosiegevaar - Lees de Gebruikershandleiding. 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 4. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 114-9600 1. Lees de Gebruikershandleiding. 93-6686 1.
115-5489 (Uitsluitend model 31599) 1. Waarschuwing - als de ramen van de cabine openstaan moet u gehoorbescherming dragen. 2. Sluit het achterste raam voordat u probeert om de motorkap te openen. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
1 Verwijder het verpakkingsmateriaal van het zij-maaidek Geen onderdelen vereist Procedure Verwijder het verpakkingsmateriaal dat de zij-maaidekken beschermt tijdens het vervoer. 2 Winglets voor het onderste voormaaidek Figuur 3 1. Winglet 2. Scharnierpen 3. Aanslagbout 4. Excentriek 5. Bovenste opening 6. Maaidekbevestigingen Benodigde onderdelen voor deze stap: 1 Kap maaidek rechts 1 Kap maaidek links 2 V-riem 4.
8. Installeer de maaidekkap en zet deze vast met een rubberen vergrendeling (Figuur 6). Opmerking: Schuif de kap onder de lipjes van het voorste middenmaaidek voordat u dit op de montagehaken en stang plaatst. 9. Herhaal de procedure op de andere winglet. Figuur 4 1. Winglet 2. Scharnierpen 3. Bout 4. Excentriek 5. Onderste opening Figuur 6 1. Deksel 2. Rubberen vergrendeling 3. Lipjes kap voorste middelste maaidek 4. Montagehaken 7.
ongeveer 3 mm hoger is dan de gewenst maaihoogte (Figuur 7). de voor- en achterzijde op dezelfde hoogte zijn. Draai de contramoeren vast. 6. Ga verder met procedure 4 en breng de wingletmaaidekken op dezelfde hoogte als het voorste middelste maaidek. Opmerking: Er is een inkeping op de zeskantige excentriek die zich op 180° van de nok op de excentriek bevindt (Figuur 8). Gebruik de inkeping als referentiepunt voor de plaats van de nokken bij het instellen van de excentrieken.
Algemeen overzicht van de machine Bedieningsorganen Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Figuur 9 Deze machine stelt de bestuurder bloot aan geluidsniveaus van meer dan 85 dBA. Bij langdurige blootstelling kan dit leiden tot gehoorbeschadiging. 6 Draag gehoorbescherming als u deze machine gebruikt. Vloeistofpeil controleren Tractiepedaal Geen onderdelen vereist Het tractiepedaal (Figuur 10) regelt de beweging vooruit en achteruit.
Variabele gasklepschakelaar te activeren om het rechtsafsignaal te activeren. De middelste positie is de Uit-stand. De variabele gasklepschakelaar (Figuur 11) maakt het mogelijk dat de motorsnelheid wordt ingesteld in kleine stappen. Druk 1x op de '+' om de motorsnelheid te verhogen en 1x op de '-' om de motorsnelheid te verlagen. Hi–Lo-toerenregelaar Druk op de voorzijde van de schakelaar (Figuur 10) om het hoge snelheidsbereik te selecteren.
Aansluitpunt Het aansluitpunt, naast de console op de zijkant van het aansluitcentrum, wordt gebruikt voor het aansluiten van optionele elektrische accessoires (Figuur 11). Stoelinstellingen Gewichtsmeter De meter voor de instelling van het gewicht geeft aan wanneer de stoel is ingesteld naar het gewicht van de bestuurder (Figuur 12). De hoogte wordt ingesteld door de ophanging binnen het groene gebied in te stellen. Figuur 11 1. Aftakasschakelaar 2. Contactschakelaar 3. Tractiehulpschakelaar 5.
Instelknop armlegger stoel te laten staan. Druk de vergrendeling uit en omlaag om de voorruit te sluiten en vast te zetten. Draai aan de knop om de hoek van de armlegger van de stoel te verstellen (Figuur 12). Cabineknoppen Uitsluitend model 31599 Schakelaar voor wissen voorruit Druk op de voorzijde van de schakelaar om de voorruitenwissers te activeren (Figuur 13) en op de achterzijde van de schakelaar om de wissers weer uit te zetten.
Linkerbenedenhoek - accuvoltage Rechterbenedenhoek - onderhoud noodzakelijk Indicator van de koelvloeistoftemperatuur van de motor Deze weergave geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan (Figuur 16). Parkeerremindicator De display geeft aan de parkeerrem is aangedreven (Figuur 16). Aftakas-indicator Deze display geeft aan (Figuur 16) wanneer de aftakas is geactiveerd. Figuur 15 1. Scherm 1 2. Scherm 2 3. Akoestisch waarschuwingssignaal 4. Storingenscherm 5.
Figuur 16 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Figuur 17 Motorkoelvloeistoftemperatuur-indicator Brandstof-indicator Aftakasindicator Luchtinlaatverwarmings-indicator Parkeerrem-indicator Ventilator in de achteruitstand indicator Tractiehulpindicator Cruise Control indicator Machine-uren indicator H/L (Hoog/laag) indicator 1. Tachometer 2. Temperatuur van de hydraulische olie 3. Accu-voltage 4. Onderhoud noodzakelijk Tachometer Deze display toont de motorsnelheid in rpm (Figuur 17).
Maaidek Controleer de motor - Als de bestuurder een 'Controleer de motor'-indicatie krijgt voor een onderhoudsstoring, moet de bestuurder de machine zo snel mogelijk naar een servicecentrum brengen. Onderste maaidekken Maaidek omlaag brengen 1. Bestuurder moet zitten 2. Kies het lage bereik 3. Stel parkeerrem in Elektronische aandachtspunten 1. 2. 3. 4. Schakelaar voor hoog.laag bereik verhelpen Controller firmware incompatibel Doorgebrande zekering HHDT gereed Motor 1. Laag motortoerental. 2.
5. Motor loopt 6. Moet zitten of parkeerrem inschakelen 7. Contactsleutel uit, dan aan 8. Wachten Op teach (tractiepedaalkalibratie) Contactsleutel uit, dan aan Voor tractie 1. Verhelp cruciale sensorstoring 2. Verhelp cruciale voltagestoring 3. Rij vooruit 4. Tractiepedaal naar neutraal zetten 5. Ontkoppel parkeerrem 6. Bestuurder moet zitten Voor tractiehulp 1. Moeten in het lage bereik zijn 2. Bestuurder moet zitten Tractiederaat vanwege 1. Onderhoud nodig 2. Motor of hydraulica te heet 3.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Gebruik van zomerdieselbrandstof bij temperaturen boven -7°C zal bijdragen aan een langere levensduur van de pomp dan bij gebruik van winterdieselbrandstof. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Belangrijk: Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van dieselbrandstof. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden tot beschadiging van de motor.
• Zet brandstofvaten altijd op de grond en uit de buurt van de machine voordat u de tank bijvult. • Brandstofvaten niet in een voertuig of vrachtwagen of op aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer van statische lading kunnen bemoeilijken. • Als het praktisch mogelijk is, kunt u het best een machine eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat. Figuur 20 1.
Om de 250 bedrijfsuren Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt. Draai de voor- en de achterwielmoeren na 10 uur gebruik naar 95 tot 122 Nm. Haal de wielmoeren daarna om de 250 bedrijfsuren aan. Figuur 22 1. Armhoogte van de montage-openingen 2.
Figuur 25 Opmerking: Verplaats bij het maaien met maaihoogten van 51 mm de slips, wielen en rollen naar de grootste openingen. Figuur 23 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken (4) 3. Opvulstukken (2 boven en 2 onder) 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel 7.
Figuur 27 Opmerking: Als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van het zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u machine gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of lager en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen. Figuur 28 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken (4) 3.
2. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder (Figuur 29). 3. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met de flensbouten en de moeren. Opmerking: Gebruik uitsluitend de bovenste of middelste openingen om de glijders af te stellen. De onderste openingen worden gebruikt als de glijders op een maaidek worden omgewisseld, waarbij zij de bovenste openingen op de andere kant van het maaidek worden. 4. Draai de schroef op de voorkant van elke glijder vast met een torsie van 9 tot 11 Nm.
6. Maai het gras in een testgebied om te controleren of alle maaidekken op dezelfde hoogte maaien. 7. Als de maaidekken nog moeten worden afgesteld, zoek dan een vlak oppervlak met een rechte rand van minstens 2 meter om er zeker van te zijn dat het oppervlak vlak is. 8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u de machine in de hoogste maaistand zetten; zie Maaihoogte afstellen. 9. Laat de maaidekken neer op het vlakke oppervlak. Verwijder de kappen van de bovenkant van de maaidekken.
Zijspiegels Laat terwijl u in de stoel zit iemand anders de zijspiegels instellen (Figuur 34) om het beste zicht aan de zijkanten van de machine te verkrijgen. Figuur 32 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken (4) 3. Opvulstukken (2 boven en 2 onder) 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel Figuur 34 1. Zijspiegels 2. Achteruitkijkspiegel 3. Hendel Koplampen richten 1. Draai de montagemoeren los en plaats elke koplamp zo dat hij recht vooruit wijst.
raken. Als de motor na 30 seconden niet wil starten, moet u het sleuteltje naar de stand Uit draaien, de bedieningsorganen opnieuw controleren, nog eens 2 seconden wachten en de startprocedure herhalen. draaien, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. 3. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Kom overeind uit de bestuurdersstoel en zet de aftakashendel op Aan. De aftakas mag niet inschakelen.
(slang onderdeelnr. 95-8843, koppelingfitting nr. 95-0985 [2 stuks], en hydraulische fitting nr. 340-77 [2 stuks]) aan op de testaansluiting voor de achterwaartse tractiedruk (Figuur 35 en Figuur 36) en de aansluiting voor de druk van de vierwielaandrijving voor de achteruitstand (Figuur 36). Figuur 36 1. Poort om de druk in de 3. Slang vierwielaandrijving voor de achteruitstand te testen (poort G2) 2. Poort om de druk in de tractie voor de achteruitstand te testen (poort MA) Figuur 35 1.
Gebruikseigenschappen Oefen u in het rijden met de machine, omdat deze machine een hydrostatische transmissie heeft en de eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines. Een aantal punten waarop u moet letten bij het gebruik van de tractie-eenheid, het maaidek en andere werktuigen, zijn de transmissie, het motortoerental, de belasting van de maaimessen of andere onderdelen van werktuigen en het belang van de remmen.
vuil van het achterscherm te blazen. Een reverse-cyclus wordt automatisch gestart als de koelvloeistof of de hydraulische temperatuur een bepaalde waarde bereikt (Figuur 42). vastzit. Rij langzaam en maak geen scherpe bochten om omkantelen te voorkomen. Om beter in balans te kunnen blijven tijdens het sturen, moet het maaidek zijn neergelaten tijdens het afdalen. G010392 Dit product is ontworpen om objecten in de grond te drijven waar zij snel energie verliezen in met gras begroeid terrein.
Maai met correcte tussenpozen In de meeste normale condities moet u ongeveer om de 4–5 dagen uw gazon maaien. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte aan te houden, iets wat wij sterk aanbevelen, moet u daarom in het vroege voorjaar vaker maaien en als het gras midden in de zomer minder snel groeit, moet u slechts om de 8–10 dagen maaien.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 10 bedrijfsuren Na de eerste 250 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • • • • Wielmoeren aandraaien. Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. Spanning van de compressorriem controleren. Controleer het draaimoment van de mesbout. • Stel de afsluiterspeling in • Olie van voorste planeetwielaandrijving verversen.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Smering De smeerpunten en de hoeveelheden zijn: Lagers en lagerbussen smeren Tractie-eenheid • Impact-armen (2) (Figuur 46) Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Om de 50 bedrijfsuren • Draaipunten hefcilinder voorste maaidek (2) (Figuur 46) De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis.
Figuur 48 Figuur 50 Voorste hefmechanismen • Lagerbussen van hefarm (2) (Figuur 51) • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 51) • Draaipunten hefcilinder voorste maaidek (2) (Figuur 51) Figuur 49 Voorste maaidek • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (2) (Figuur 50) • Lagers van as (5) (op spilbehuizing) (Figuur 50) • Lagerbussen van draaipunt van arm van spanpoelie (3) (onder de arm van de spanpoelie) (Figuur 50) Figuur 51 Zijmaaieenheden (per kant) • Lagerbus van as van zwenkwielvork (4) (Figuur 52
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter • Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. • Geef het luchtfilter uitsluitend een onderhoudsbeurt als de onderhoudsindicator dit aangeeft.
element mag niet worden gebruikt. Verwijder het veiligheidsfilter niet (Figuur 55). tussen ongeveer 5:00 tot 7:00 uur, gezien vanaf het uiteinde. Maak de sluiting vast. Motorolie verversen Motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart. De carterinhoud is 9,5 liter met filter.
Figuur 58 1. Aftapplug motorolie 2. Verwijder het oliefilter (Figuur 56). Smeer een dun laagje schone olie op de nieuwe filterpakking voordat u deze vastschroeft. Niet te vast draaien. Figuur 56 2. Peilstok 1. Oliefilter 3. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil controleren. 3. Als het oliepeil beneden de Laag-markering staat, verwijdert u de vuldop (Figuur 57) en vult u bij met olie totdat het oliepeil de Vol-markering bereikt. Niet te vol vullen.
Onderhoud van de waterafscheider Onderhoud brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Waterafscheider aftappen Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het brandstof/waterscheider element. Onderhoud van brandstofsysteem Waterafscheider aftappen 1. Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter (Figuur 59). 2. Open de aftapplug en tap vervuilende stoffen af uit de pomp (Figuur 59). In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief.
8. Draai de bak op het nieuwe element en draai ze dan beide op de filterkop; doe dit alleen met de hand. U mag geen gereedschap gebruiken. Onderhoud elektrisch systeem 9. Plaats de aftapplug terug. Opmerking: Zorg dat de sleutel in de Uit-stand staat en wordt verwijderd voordat de zekeringen worden verwijderd. 10. Ontkoppel de watersensor (elektrische aansluiting) van de bodem van de waterscheider 11.
Figuur 65 Figuur 63 1. Energiecentrumconsole 2. Knop Figuur 66 1. Zekeringdoos cabine 2. Zekeringen Accu-onderhoud Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest. Figuur 64 1. Zekeringen 3.
Opmerking: Controleer de conditie van de accu elke week of om de 50 bedrijfsuren. Zorg ervoor dat de accuklemmen en de gehele accubehuizing schoon zijn omdat een vuile accu langzaam stroom afgeeft. Om de accu te reinigen, moet u de hele accubak wassen met een oplossing van natriumbicarbonaat en water. Omspoelen met schoon water. Smeer een dun laagje Grafo 112X-vet (Toro onderdeelnr. 505-47) of vaseline op de accupolen en de kabelklemmen om corrosie te voorkomen.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en zet het wiel zo, dat de controle-/aftapplug (Figuur 70) in de laagste stand staat. Figuur 68 1. Controle-/aftapplug (op 3 uur) Figuur 70 2. Verwijder de controleplug van de planeetwielaandrijving (Figuur 68) en van de remkast (Figuur 69). De tandwielolie moet zich binnen 3 mm van de controleplug op de remkast en de planeetwielaandrijving bevinden. 1. Controleer/aftapplug (laagste stand) 2.
Onderhoud koelsysteem Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiateur of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is. Laat de motor minstens 15 minuten afkoelen of wacht totdat de radiateurdop zover is afgekoeld dat u deze kunt aanraken zonder uw hand te branden. • Raak nooit de radiateur en omliggende delen aan als deze heet zijn.
2. Draai de vergrendelingen (Figuur 73) waarmee de oliekoeler is bevestigd aan het frame. Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof (die onder druk staat) ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt. • Gebruik een doek als u de radiateurdop verwijdert en draai de dop langzaam open om de stoom te laten ontsnappen. 2. Controleer het koelvloeistofpeil in de radiateur.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De serviceremmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 1000 bedrijfsuren Zie ook de Motorbedieningshandleiding bij de machine voor verdere aanbevelingen. 1.
bedrijfsuren tekenen van slijtage gaan vertonen. Tekenen dat een riem aan het slijten is zijn: gieren tijdens het draaien van de riem, als de messen slippen tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u deze zaken constateert. Voorste maaidek 1. Laat de maaidekken neer tot op de grond. Verwijder de drijfriemkappen die boven op het maaidek zitten. Zet de drijfriemkappen weg. 2.
Onderhoud hydraulisch systeem Hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 71,9 l hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
voldoende voor 15-22 l hydraulische vloeistof. U kunt deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro dealer, onderdeelnr. 44-2500. Opmerking: Als de omgevingstemperaturen hoger zijn 43° C moet u contact opnemen met Toro voor vloeistofaanbevelingen. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat de maaidekken neer, zet de motor af en verwijder het sleuteltje. 2. Til het deksel van de hydraulische tank aan de rechterkant van de machine omhoog (Figuur 82). Figuur 83 1. Veilig gebruiksbereik 3.
Figuur 86 1. Hydraulisch filter 3. Aftapplug van hydraulisch reservoir 2. Hydraulisch filter Figuur 84 4. Reinig de omgeving van de plaats waar het filter wordt gemonteerd. Plaats een opvangbak onder het filter en verwijder het filter (Figuur 86). 5. Smeer de nieuwe filterpakking en vul het filter met hydraulische vloeistof. 6. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is.
Onderhoud van het maaidek Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. Middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen).
3. Zet de maaihoogtekettingen vast aan de achterkant van het maaidek. 4. Sluit de damper aan en zet deze vast met de bevestigingsclip. Schuinstand van het maaidek afstellen Schuinstand van het maaidek meten De schuinstand van het maaidek is het verschil in de maaihoogte van de voorkant van het mesvlak tot de achterkant van het mesvlak. Toro adviseert een schuinstand van 7,6 mm. Dit wil zeggen dat de achterkant van het mesvlak 7,6 mm hoger is dan de voorkant. 1.
Opmerking: Draai de maaihoogtemoeren even los of vast zodat het maaidek op hetzelfde niveau blijft. 6. Stel de andere moeren af om de achterkant van het maaidek hoger of lager te zetten en een correcte schuinstand te verkrijgen. 7. Draai de contramoeren vast. Figuur 92 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Vulstukken 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt.
2. Verwijder het lager uit de wielnaaf en laat het lager eruit vallen (Figuur 94). Verwijder het lager vanaf de andere kant van de wielnaaf. 3. Controleer de lagers, het afstandsstuk en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Beschadigde delen vervangen. 4. Om het zwenkwiel in elkaar te zetten, drukt u het lager in de wielnaaf. Om de lagers te monteren, moet u op de buitenste loopring van het lager drukken. Figuur 93 1. Buis van zwenkwielarm 2. Lagerbussen 5.
Onderhoud van maaimessen 2. Pak het uiteinde van het mes vast met een doek of een dikke, gevoerde handschoen. Verwijder de mesbout, de antiscalpeercup en het mes van de as (Figuur 96). 3. Monteer het mes, de antiscalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 Nm. Controleren op kromme messen Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van het maaidek wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.
snijrand. Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert. De vleugel is belangrijk omdat dit het gras rechtop zet zodat het gelijkmatig wordt gemaaid. De vleugel zal echter tijdens het gebruik langzaam slijten, en dit is normaal. Als de vleugel slijt, zal de maaikwaliteit geleidelijk aan enigszins afnemen, hoewel de snijranden scherp blijven.
Onderhoud diversen het mes krom en moet het worden vervangen. U moet alle messen meten. 5. Controleer of het maaidek van zijkant naar zijkant op hetzelfde niveau is en stel indien nodig af. Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven 6. Plaats de drijfriemkappen terug. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren De geluiddemper moet om de 250 bedrijfsuren worden ontkoold. 1. Verwijder de afsluiter van de geluiddemperpijp uit de reinigingspoort aan de onderzijde van de geluiddemper.
Reinigen van de luchtfilters in de cabine De airconditioning-spoel reinigen. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren (Vervang deze als ze versleten zijn of heel erg vuil.) Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren 1. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder de 4 moeren waarmee de ventilator vastzit aan het cabinedak en verwijder de ventilator (Figuur 100). 1. Verwijder de duimschroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 99).
Stalling 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. Voorbereidingen voor winterstalling 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig worden gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. Tractie-eenheid 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat.
Schema's Hydraulisch schema (blad 1 van 2) (Rev.
Hydraulisch schema (blad 2 van 2) (Rev.
Elektrisch schema (G011817) (Rev.
Elektrisch schema (G011818) (Rev.
1818 1818 1817 1817 1818 SEE DWG. # g01 SEE DWG. # g01 LINE06 SEE DWG. # g01 LINE07 SEE DWG. # g01 LINE09 SEE DWG. # g01 LINE05 LINE04 LINE01 LINE02 SEE DWG. # g01 1817 R/W BK/W BK PK A B C 120OHM CAN+ CAN- R/W 54-G 54-H BK/W 1F2 30 A VIO 1F4 30 A CUMMINSCONTROLLER OR R MAXI#2 08-B BK LINE39 08-A R LINE38 SEE DWG.
ENGINE DIAGNOSTIC GND +12VDC CAN+ CAN- CANtrak2600 INFOCENTER RS485A RS485B GROUND PWR+ RS232 TX+ RS232 TXRS232RXRS232RX+ CANCAN+ BK SWITCHEDO/P NOTUSED 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 T/BK PK R/W R/W BK/W BK/W R/W BK/W CAN+ CAN- A B C 120OHM BK GN/BK T/BK R OR/BK CANtrak2600 COMMUNICATIONPOR T BK A B C D TX (-) A B C E F RX LOOP-BACKCONNECT OR T CANDIAGNOSTIC CAP CONNECT OR GY BK (-) HOURMETER CONNECT OR PK R/W BK/W LINE19 LINE20 R LINE12 R LINE13 PK LINE14 T LINE15 BK LI
Elektrisch schema (G011821) (Rev.
Elektrisch schema (G011822) (Rev.
Elektrisch schema (G011823) (Rev.
Elektrisch schema (G011824) (Rev.
Elektrisch schema (G011825) (Rev.
Elektrisch schema (G011826) (Rev.
Elektrisch schema (G011827) (Rev.
BN VIO OR BN -1 VIO -2 OR -7 OR -8 BK -5 BK -6 RESIST OR BLOWERF AN OR/BK -3 OR BK/W -4 BK/W FREEZE SWITCH PWR OR/BK R BK W BINARY SWITCH AIR CONDITIONING (PRESSURE SWITCH) BK/W P05-H W P05-G BU CONDENSER F AN BK 56-E W AIR CONDITIONER CLUTCH 56-D BU WINDSHIELD WASHER PUMP BK BU SHEET 1 LINE40 GN R GN R W/BK BU BK P11-1 P11-2 P11-3 P11-4 P11-5 VIO PWR W/BK GN R BK BU BN BK LOW SPEED HIGH SPEED PARK INTERMITTENT GROUND WINDSHIELD WIPER BEACON GND R/W
De TORO Algemene Garantiebepalingen voor Producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt The Toro Company en de hieraan aangesloten onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.