Form No. 3382-160 Rev A Groundsmaster® 5900 en 5910 cirkelmaaier Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Registreer uw product op www.Toro.com. Vertaling van de oorspronkelijke tekst (NL) 31598—Serienr.: 314000001 en hoger 31598TE—Serienr.: 314000001 en hoger 31599—Serienr.: 314000001 en hoger 31599TE—Serienr.
U kunt rechtstreeks contact opnemen met Toro op www.Toro.com voor informatie over producten en accessoires, om een dealer te vinden of om uw product te registreren. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen, zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. WAARSCHUWING Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro.
Gebruikseigenschappen ..........................................38 Omgekeerde ventilator............................................38 Tips voor bediening en gebruik ................................39 Onderhoud ..................................................................41 Aanbevolen onderhoudsschema ..................................41 Onderhoudsschema................................................42 Procedures voorafgaande aan onderhoud ......................42 Binnendeksels maaidek ...............
Veiligheid Maaimes(sen) controleren en slijpen..........................64 Ongelijke meshoogte corrigeren ...............................66 Onderhoud diversen...................................................66 Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven ................................................................66 Reinigen van de luchtfilters in de cabine .....................66 De airconditioning-spoel reinigen. ...........................67 Het condenserscherm van de airco reinigen. ..........
te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een brandstofpistool. ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. • Houd de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van de brandstofhouder totdat het bijvullen voltooid is. Gebruik geen hulpmiddelen die de vulpijp in de geopende stand vergrendelen.
Onderhoud en opslag • Verander de instellingen van de motor niet en voorkom • • • • • • • • • • • • • overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten. Voordat u de bestuurdersplaats verlaat: – stop de machine op een horizontaal oppervlak. – Schakel de aftakas uit en laat de werktuigen zakken. – Zet de versnelling in de neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. – Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
• • • Houd handen, voeten, kledingstukken uit de buurt de oplader uit het stopcontact voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accu. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap. Zorg ervoor dat alle aansluitstukken van de hydraulische leidingen vastzitten en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
• Zorg ervoor dat moeren en bouten goed zijn vastgedraaid, • • • • • • • • De geluidsdruk werd bepaald volgens de procedures in EN 836. in het bijzonder de bevestigingsbouten van het mes. Houd de machine in goede conditie. Als de motor moet lopen om onderhouds- of afstelwerkzaamheden uit te voeren, moet u uw kleding, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de maaidekken, werktuigen en bewegende delen houden. Houd iedereen op afstand. Controleer regelmatig de werking van de rem.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 121–3883 1. Schakel de aftakas uit 3. Lees de Gebruikershandleiding 2. Schakel de aftakas in 114-0849 1. Waarschuwing - ontkoppel de aftakas en laat dan pas het maaidek omhoogkomen. 2. Geen opstap 3. Tractiepedaal 4. Vooruit 5. Achteruit 121–3884 1. Motor – Afzetten 2.
6-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93-7818 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 115–149 Nm. 114-0844 1. Linksafsignaal 4. Sluit de vergrendeling om de remmen te blokkeren, druk het rempedaal in en trek de parkeerremknop omhoog. 2. Rechtsafsignaal 5.
120-6604 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2. Handen of voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen en houd alle beschermende delen op hun plaats. 114-0848 1. Hoog bereik 6. Laag stationair 2. Transmissie 7. Motorsnelheid verhogen 3. Laag bereik 8. Motor 4. Hoog stationair 9. Lees de Gebruikershandleiding. 5. Midden stationair 3.
114-0974 1. Geleiding van drijfriem 114-0133 1. Koplampen 7. Traction assist – inschakelen 8. Traction assist – uitschakelen 9. Laat de maaieenheden omlaag komen – links 2. Aan 3. Uit 4. Locatie koplampschakelaar 10. Maaidekken omlaag brengen – midden 5. Cruise control – inschakelen 11. Maaidekken omlaag brengen – rechts 114-4883 1. Geleiding van drijfriem 6. Cruise control – uitschakelen 114-9600 1. Lees de Gebruikershandleiding. 114-0922 117–2718 114-0922 1.
117–2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 6. Het risico bestaat dat u in uw handen of voeten wordt gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 7.
115-5509 (Uitsluitend model 31599) 115-5489 (Uitsluitend model 31599) 1. Waarschuwing – als de ramen van de cabine openstaan moet u gehoorbescherming dragen. 2. Sluit het achterste raam voordat u probeert om de motorkap te openen. Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Explosiegevaar 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6.
114-0975 1. Maaihoogte 130–2449 1. Lees de Gebruikershandleiding voor onderhoudsinformatie.
125–5263 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 114-0846 1. Lees de Gebruikershandleiding; zet om de motor te starten het tractiepedaal in de neutraalstand, trap de rem in, zet de gasschakelaar op laag stationair en draai de contactsleutel naar Preheat (voorverwarmen). Draai als het infocenter het advies Wachten met starten niet meer weergeeft, de contactsleutel naar Start. 2.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
2. Verwijder terwijl u de rechter winglet ondersteunt de voorste en achterste aanslagbouten uit de maaidekbevestigingen (Figuur 3). Laat de excentrieken op hun plaats tussen de maaidekbevestigingen. 3. Breng de winglet omlaag naar de bedrijfsstand. Figuur 4 1. Winglet 4. Excentriek 2. Scharnierpen 5. Onderste opening 3. Bout 7. Installeer de winglet-riemen als volgt: • Start de riem rond de winglet riemschijf en de Figuur 3 1. Winglet 4. Excentriek 2. Scharnierpen 5. Bovenste opening 3.
8. Installeer de maaidekkap en zet deze vast met een rubberen vergrendeling (Figuur 6). 6. Ga verder met procedure 4 en breng de wingletmaaidekken op dezelfde hoogte als het voorste middelste maaidek. Opmerking: Schuif de kap onder de lipjes van het voorste middenmaaidek voordat u dit op de montagehaken en stang plaatst. 4 9. Herhaal de procedure op de andere winglet.
voor de plaats van de nokken bij het instellen van de excentrieken. Figuur 9 Figuur 8 6 1. Inkeping excentriek • Draai de bout en de moer voor deze excentriek aan tot 149 Nm. Vloeistofpeil controleren • Stel de voorwaartse excentriek in tot deze net contact maakt met het binnenste slotoppervlak van de draaibeugels. Geen onderdelen vereist • Draai de bout en de moer voor deze excentriek aan tot Procedure 149 Nm. 1.
Algemeen overzicht van de machine de schakelaar om het hoge snelheidsbereik te selecteren. De machine moet stationair draaien of met een zeer langzame snelheid rijden, minder dan 3 km per uur, om van Laag naar Hoog te gaan. Bedieningsorganen Claxonknop Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Druk op de claxonknop (Figuur 10) om de claxon te activeren.
Cruise Control-schakelaar Belangrijk: Bedien de machine niet, tenzij het toerental meer dan 1350 tpm bedraagt. Met de cruise control-schakelaar (Figuur 11) regelt u de snelheid van de machine Druk op de achterzijde van de schakelaar om de cruise controle uit te schakelen. Met de middelste stand van de schakelaar wordt de cruise control ingeschakeld en met de voorzijde van de schakelaar kan de gewenste rijsnelheid worden ingesteld.
Airconditioningschakelaar Druk op de voorzijde van de schakelaar om de airconditioning te activeren (Figuur 13) en op de achterzijde van de schakelaar om de airconditioning weer uit te zetten. Ventilatorregeling Draai aan de ventilatorregelingsknop om de snelheid van de ventilator te regelen (Figuur 13). Temperatuurregeling Draai aan de temperatuurregelingsknop om de temperatuur in de cabine te regelen (Figuur 13). Figuur 12 1. Gewichtsmeter 2. Gewichtinstelhendel 4. Instelhendel bestuurdersstoel 5.
Figuur 14 1. Voorruitvergrendeling Achterruitvergrendeling Figuur 15 Open de vergrendeling om de achterruit te openen. Druk op de vergrendeling om de achterruit open te laten staan. Druk de vergrendeling uit en omlaag om de achterruit te sluiten en vast te zetten (Figuur 14). Belangrijk: De achterruit moet worden gesloten voordat de motorkap wordt geopend, want anders kan schade ontstaan. 1. Scherm 1 4. Storingenscherm 2. Scherm 2 3. Akoestisch waarschuwingssignaal 5.
Indicator van de koelvloeistoftemperatuur van de motor Deze weergave geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan (Figuur 16). Parkeerremindicator De display geeft aan de parkeerrem is aangedreven (Figuur 16). Aftakas-indicator Deze display geeft aan (Figuur 16) wanneer de aftakas is geactiveerd. Figuur 16 Indicator ventilator in de achteruitstand 1. Motorkoelvloeistoftemperatuur-indicator 2. Brandstof-indicator 3. Aftakasindicator 4.
gereset. Als u klaar bent, drukt u op de knop onder het icoontje voor afsluiten (afbeelding van een open deur) om naar het hoofdscherm terug te gaan, of druk op ongedaan maken om af te sluiten. Indicator voor verstopping in motorluchtfilter Dit scherm (Figuur 18) wijst erop dat het motorluchtfilter verstopt zit. Figuur 17 1. Tachometer 3. Accu-voltage 2. Temperatuur van de hydraulische olie 4.
Maaidek Onderste maaidekken Maaidek omlaag brengen 1. Bestuurder moet zitten 2. Kies het lage bereik 3. Stel parkeerrem in Elektronische aandachtspunten 1. 2. 3. 4. Schakelaar voor hoog.laag bereik verhelpen Controller firmware incompatibel Doorgebrande zekering HHDT gereed Motor 1. Laag motortoerental. 2. Wacht tot de motor is uitgeschakeld Figuur 19 Voorbeeld van een storing Brandstofniveau 1. Storingenscherm Tank brandstof bij Aftakas activeren Adviezen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. Contactsleutel uit, dan aan 6. Bestuurder moet zitten 8. Wachten Voor tractiehulp 1. Moeten in het lage bereik zijn 2. Bestuurder moet zitten Op teach (tractiepedaalkalibratie) Contactsleutel uit, dan aan Tractiederaat vanwege Voor tractie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 1. Verhelp cruciale sensorstoring 2. Verhelp cruciale voltagestoring 3. Rij vooruit 4. Tractiepedaal naar neutraal zetten 5.
Gebruiksaanwijzing WAARSCHUWING Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname. Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot ernstig letsel en ziekte. • Voorkom dat u dampen lange tijd inademt. • Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp en de brandstoftank of een blik met conditioner. • Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben; hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op. Controleer de luchtdruk in alle banden voordat u de machine gebruikt. GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is.
af en verwijder het sleuteltje nadat het maaidek is opgeheven. 2. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde openingen in de zwenkwielvorken. Raadpleeg onderstaande tabel (Figuur 23) om vast te stellen wat de correcte openingen voor de instelling van de maaihoogte zijn. Figuur 24 1. Klemkapje 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel 2. Afstandsstukken (4) 3. Opvulstukken (2 boven en 2 onder) Figuur 23 1. Armhoogte van de montage-openingen 3. Vorkhoogte van de afstandsstukken 5.
Figuur 28 Figuur 26 Opmerking: Als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout worden geplaatst in de onderste opening van het zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u de machine gebruikt bij een maaihoogte die lager is dan 64 mm en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde richting laten werken om het maaisel te verwijderen.
en de overige afstandsstukken op de spilas. Monteer het klemkapje om alles goed vast te zetten. Glijders afstellen De glijders moeten in de laagste stand worden gemonteerd als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm, en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een maaihoogte van minder dan 64 mm. Opmerking: Als de glijders slijten, kunt u versleten glijders omdraaien en op de andere kant van het maaidek monteren.
Ongelijke meshoogte controleren tot de voorste rand van het mes op elk maaidek en vergelijk die afstanden met elkaar. Deze afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar verschillen. Stel nu nog niet af. In verband met verschillen in gazoncondities en de instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid, verdient het aanbeveling een deel van het gazon te maaien en het uiterlijk ervan controleren voordat u het gazon echt gaat maaien. 2.
Zijspiegels Laat terwijl u in de stoel zit iemand anders de zijspiegels instellen (Figuur 35) om het beste zicht aan de zijkanten van de machine te verkrijgen. Figuur 33 1. Klemkapje 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel 2. Afstandsstukken (4) Figuur 35 1. Zijspiegels 3. Opvulstukken (2 boven en 2 onder) 3. Hendel 2. Achteruitkijkspiegel Koplampen richten 1. Draai de montagemoeren los en plaats elke koplamp zo dat hij recht vooruit wijst.
uit de neutraalstand. De tractie-aandrijving mag niet functioneren. Als de motor gaat draaien, is er een defect in het interlocksysteem dat moet worden verholpen voordat u de machine gaat gebruiken. eens 2 seconden wachten en de startprocedure herhalen. Als de temperatuur onder de -7 °C is, dient u de machine minimaal 10 minuten te laten opwarmen. 5.
achterste tractieverdeler, die zich achter het voorwiel bevindt. 1 2 3 G021 160 Figuur 37 Figuur 39 1. Poort om de druk in de 3. Poort om de druk in vierwielaandrijving voor de de tractie voor de achteruitstand te testen achteruitstand te testen (poort G2) (poort MB) 1. Kriksteun achterzijde 2. Slang Bevestigingspunten • Onder de voorzijde van het bestuurdersplatform (2 plaatsen) (Figuur 40). Opkrikpunten • Op de voorkant van het frame van de machine aan de binnenzijde van elk wiel (Figuur 38).
Gebruikseigenschappen WAARSCHUWING Dit product is ontworpen om objecten in de grond te drijven waar zij snel energie verliezen in met gras begroeid terrein. Onvoorzichtig gebruik in combinatie met de hoek van het terrein, afkaatsingen en verkeerd geplaatste veiligheidsschermen kunnen leiden tot letsel als gevolg van uitgeworpen voorwerpen. Oefen u in het rijden met de machine, omdat deze machine een hydrostatische transmissie heeft en de eigenschappen ervan anders zijn dan die van veel gazonmachines.
of om andere redenen, moet u de eerstvolgende keer niet te kort maaien; vervolgens 2-3 dagen later met een lagere maaihoogte-instelling maaien. G010392 Transport Gebruik de transportgrendels als u de machine over een lange afstand of oneffen terrein vervoert of als u een aanhanger gebruikt. Figuur 43 Tips voor bediening en gebruik Kies de juiste maaihoogte-instelling voor de omstandigheden Figuur 45 1.
• Ga na of het dak en de headliner overal goed aansluiten. Indien nodig aanpassingen uitvoeren. • Meet de luchttemperatuur aan de middelste ventilatieopening vooraan in de headliner (gewoonlijk stabiel bij maximaal 10 °C).
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Opmerking: Op zoek naar een elektrisch schema of hydraulisch schema van uw machine? Download het schema gratis op www.Toro.com en zoek uw machine via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Na de eerste 10 bedrijfsuren Na de eerste 250 bedrijfsuren Bij elk gebruik of dagelijks Om de 50 bedrijfsuren Onderhoudsprocedure • • • • Wielmoeren aandraaien.
Onderhoudsinterval Om de 2000 bedrijfsuren Om de 2 jaar Onderhoudsprocedure • Stel de afsluiterspeling in • Koelsysteem schoonspoelen en vloeistof verversen. • Loszittende slangen vervangen. VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Smeer de lagerbussen van de zwenkwielarmen. Om de 50 bedrijfsuren—Smeer alle smeernippels. De machine is voorzien van smeerpunten die regelmatig moeten worden gesmeerd met nr. 2 smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Als de machine in normale omstandigheden wordt gebruikt, moet u alle lagers en lagerbussen om de 50 bedrijfsuren of direct na een wasbeurt smeren. Figuur 48 1.
Figuur 50 Figuur 51 Figuur 53 Voorste maaidek • Lagerbussen van as van zwenkwielvork (2) (Figuur 54) • Lagers van as (5) (op spilbehuizing) (Figuur 54) • Lagerbussen van draaipunt van arm van spanpoelie (3) (onder de arm van de spanpoelie) (Figuur 54) Figuur 52 44
Figuur 54 Figuur 56 Voorste hefmechanismen • Lagerbussen van hefarm (2) (Figuur 55) • Kogelverbindingen van hefarm (2) (Figuur 55) Zijhefmechanisme (per kant) • Draaipunten hefcilinder voorste maaidek (2) (Figuur 55) • Lagerbussen van draaipunt van hefarm (3) (Figuur 57) • Lagerbussen van hefcilinder (1) (Figuur 57) • Figuur 55 Figuur 57 Zijmaaidekken (per kant) • Lagerbus van as van zwenkwielvork (4) (Figuur 56) • Lagers van as (3) (op spilbehuizing) (Figuur 56) • Lagerbussen van draaipunt van arm va
Onderhoud van het luchtfilter Onderhoud motor 1. Voordat u het filter weghaalt, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (2,76 bar) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Deze reiniging voorkomt dat er vuil in de inlaat terechtkomt als het voorfilter wordt verwijderd.
de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste 10 minuten voordat u controleert. Als het olieniveau op of onder de bijvulmarkering op de peilstok staat, vul dan olie bij om het olieniveau bij de volmarkering te brengen. Niet te vol vullen. Als het olieniveau tussen de volmarkering en de bijvulmarkering ligt, hoeft geen olie te worden bijgevuld. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2.
Motorolie verversen Onderhoud brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren—Ververs de motorolie en vervang het filter. 1. Verwijder de aftapplug (Figuur 63) en laat de olie in een opvangbak lopen. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u de aftapplug terug. Onderhoud van brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn dieselbrandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken.
9. Plaats de aftapplug terug. Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het brandstof/waterscheider element. 10. Ontkoppel de watersensor (elektrische aansluiting) van de bodem van de waterscheider Waterafscheider aftappen 11. Bedien met de ontluchtingsplug nog losgedraaid de doorspoelpomp tot brandstof naar buiten komt bij de ontluchtingsplug. Sluit de ontluchtingsplug, start de motor en controleer op lekken. Corrigeer indien nodig met de motor uit. 1.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Als u een bijkomende accessoire op de machine installeert, mag u alleen vermogen afnemen aan het zekeringenblok van de tractie-eenheid (Figuur 69) of dat van de cabine (Figuur 71). Op beide plaatsen kunt u maximaal 10 A afnemen. Neem contact op met uw plaatselijke Toro-dealer als u hulp nodig heeft. Figuur 66 1. Brandstoffilter 2. Banjofitting Opmerking: Zorg dat de sleutel in de Uit-stand staat en wordt verwijderd voordat de zekeringen worden verwijderd. 3.
Figuur 70 Figuur 68 1. Energiecentrumconsole 2. Knop Figuur 71 1. Zekeringdoos cabine G021 159 1 2 3 Figuur 69 1. Zekering 60 A 3. Wissel positieve pool voor laden of jumpstart 2. Zekeringhouder De cabinezekeringen bevinden zich in de zekeringdoos op de cabineheadliner (Figuur 71). 51 2.
Accu-onderhoud Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—De conditie van de accu controleren De hoek van het tractiepedaal instellen WAARSCHUWING CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken. Was altijd uw handen nadat u met deze onderdelen in aanraking bent geweest.
3. Plaats een opvangbak onder de remkast, verwijder de aftapplug en laat de olie in de bak lopen (Figuur 75). g019500 Figuur 73 1. Controle-/aftapplug (op 3 uur) 2. Verwijder de rechtse controleplug (Figuur 73). Het oliepeil mag zich op niet meer dan 6 mm van de opening van de controleplug bevinden. g021 156 Figuur 75 3. Als het peil te laag is, verwijder dan de bovenste plug en voeg olie toe tot ze uit het gat aan de rechterkant begint te vloeien. 2. Remkast 1. Aftapplug 4.
Onderhoud koelsysteem van de stuurwielen (Figuur 77). De afstand aan de voorzijde moet 3 mm korter zijn dan de afmeting achter de wielen. VOORZICHTIG Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking met een hete radiateur of omliggende delen komt, kunt u ernstige brandwonden oplopen. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is.
Het koelsysteem van de motor reinigen GEVAAR Een draaiende ventilator of een draaiende aandrijfas kan letsel veroorzaken. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Slangen van koelsysteem controleren. • Gebruik de machine nooit zonder dat de kappen zijn geplaatst. Om de 2 jaar—Koelsysteem schoonspoelen en vloeistof verversen. • Houd vingers, handen en kleding uit de buurt van draaiende ventilatoren en drijfriemen. Verwijder dagelijks alle vuil en maaisel van de motor, oliekoeler en radiateur.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen De serviceremmen afstellen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Stel de serviceremmen af als de rempedalen meer dan 50 mm 'speling' hebben of als de remmen niet naar behoren functioneren. Met speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld. Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren—Spanning van de riem van de wisselstroomdynamo controleren. 1.
Drijfriemen van maaimessen vervangen 4. Verwijder de bouten waarmee de hydraulische motor is bevestigd aan het maaidek (Figuur 83). Haal de motor uit het maaidek en leg deze boven op het maaidek. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Drijfriem van maaimes controleren. Om de 1000 bedrijfsuren—Drijfriemen van maaimessen vervangen De drijfriem van het maaimes, die wordt gespannen door de veerbelaste spanpoelie, is vervaardigd van zeer duurzaam materiaal.
Onderhoud hydraulisch systeem Hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Het peil van de hydraulische vloeistof controleren. Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek gevuld met ongeveer 72 liter hoogwaardige hydraulische vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart, en vervolgens dagelijks.
Hoogwaardige biologisch afbreekbare hydraulische vloeistof-Mobil EAL EnviroSyn 46H Belangrijk: Mobil EAL EnviroSyn 46H is de enige synthetische biologisch afbreekbare vloeistof die Toro heeft goedgekeurd. Deze vloeistof is compatibel met de elastomeren die worden gebruikt in hydraulische systemen van Toro, en is geschikt voor een groot aantal temperatuursomstandigheden.
WAARSCHUWING Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en verbindingsstukken stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk hydraulische vloeistof ontsnapt. Figuur 90 1. Hydraulisch filter 3.
Onderhoud van het maaidek Middelste maaidek rechtop draaien (kantelen) Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen). Indien u het maaidek wilt kantelen, moet u als volgt te werk gaan: 1. Breng het voorste maaidek iets omhoog van de grond, stel de parkeerrem in werking en zet de motor af. Verwijder het contactsleuteltje. 2. Verwijder de bevestigingsclip en ontkoppel de demper van het maaidek (Figuur 91). Figuur 92 1.
7. Draai de contramoeren vast. 4. Sluit de demper aan en zet deze vast met de bevestigingsclip. Schuinstand van het maaidek afstellen Schuinstand van het maaidek meten De schuinstand van het maaidek is het verschil in de maaihoogte van de voorkant van het mesvlak tot de achterkant van het mesvlak. Toro adviseert een schuinstand van 7,5 mm. Dit wil zeggen dat de achterkant van het mesvlak 7,5 mm hoger is dan de voorkant. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 2.
Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen Onderhoud van zwenkwielen en lagers Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—Zwenkwielsets van maaidek controleren. In de boven- en onderkant van de buis in de zwenkwielarmen zitten lagerbussen gedrukt. Deze lagerbussen zullen na vele bedrijfsuren slijten. Om de lagerbussen te controleren, moet u de zwenkwielvork naar voren en naar achteren en van links naar rechts bewegen.
Onderhoud van maaimessen 3. Monteer het mes, de antiscalpeercup en de mesbout. Draai de mesbout vast met een torsie van 115 tot 149 Nm. Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van het maaidek wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. Controleren op kromme messen Opmerking: Als u een vreemd voorwerp hebt geraakt, dient u alle moeren van de aspoelie vast te draaien met een torsie van 176 tot 203 Nm en alle mesbouten met een torsie van 155 tot 149 Nm.
langzaam slijten, en dit is normaal. Als de vleugel slijt, zal de maaikwaliteit geleidelijk aan enigszins afnemen, hoewel de snijranden scherp blijven. De snijrand van het mes moet scherp zijn zodat het gras wordt gemaaid en niet wordt afgescheurd. De snijrand is kennelijk bot als de punten van de grassprieten bruin zijn of kapot zijn gescheurd. Slijp de snijranden om dit te verhelpen. GEVAAR Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan tussen de vleugel en het platte deel van het mes (Figuur 102).
Ongelijke meshoogte corrigeren Onderhoud diversen Vonkenvanger/geluiddemper onderhoudsbeurt geven Indien de messen op een maaidek niet op gelijke hoogte zijn afgesteld, zullen er na het maaien strepen zichtbaar zijn in het gazon. Dit probleem kan worden gecorrigeerd door te zorgen dat de messen recht zijn. 1. Gebruik een waterpas van ongeveer een meter lang en zoek een horizontaal oppervlak op de grond. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren—Vonkenvanger onderhoudsbeurt geven. 2.
3. Til voorzichtig de ventilator uit de condenserkap. 3 2 1 G009265 Figuur 104 1. Cabinedak 2. Condenserkap 5. Ventilator 6. Schroef 3. Ring 7. Airconditioning condenser 4. Moer 4. Verwijder de twee moeren en ringen waarmee de voorzijde van de condenserkap aan het cabinedak is bevestigd (Figuur 104). 3 5. Koppel de bedrading van de ventilator los tussen de kap en het dak. 2 1 6. Verwijder de ventilator en de kap. G009266 7. Verwijder het condenserscherm van de airco en reinig het scherm.
Stalling Voorbereidingen voor winterstalling Tractie-eenheid 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. Belangrijk: Gebruik geen water onder hoge druk in de buurt van het Infocenter. Figuur 105 1. Vergrendeling 2. Airco-scherm 2. Controleer de bandenspanning; zie Bandenspanning controleren in Bediening. 3. Schuif het airco-scherm onder de airconditioningspoel uit (Figuur 105). 3. Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet ze vast indien nodig. 4.
10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat. Vul zoveel bij als nodig is met het oog op de plaatselijk te verwachten minimumtemperatuur.
Opmerkingen: 70
Opmerkingen: 71
De garantie totaaldekking van Toro Beperkte garantie Gedekte voorwaarden en producten De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.