Form No. 3431-803 Rev B LT3340 triple kooimaaier met vierwielaandrijving Modelnr.: 31657—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Modelnr.: Serienr.: Deze handleiding wijst u op mogelijke gevaren en bevat veiligheidswaarschuwingen die u kunt herkennen aan het waarschuwingspictogram (Figuur 2), dat wijst op een gevaar dat ernstig letsel of de dood kan veroorzaken indien u nalaat de voorgeschreven maatregelen te treffen.
De transmissieregelkabel en het bedieningsmechanisme controleren ............. 50 Toespoor achterwiel controleren ....................... 50 Onderhoud koelsysteem ..................................... 51 Veiligheid van het koelsysteem ......................... 51 Vuil verwijderen uit het koelsysteem ................. 51 Het koelvloeistofpeil controleren ....................... 52 Onderhoud riemen .............................................. 53 Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo ..............
Veiligheid • Gebruik de machine niet als er schermen of Deze machine is ontworpen volgens norm EN ISO 5395. • Algemene veiligheid • Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start. andere beveiligingsmiddelen ontbreken of als deze niet naar behoren werken. Hou omstanders en kinderen uit de buurt van het werkgebied. Laat kinderen nooit de machine bedienen.
decal111-3567 111-3567 decal106-6755 106-6755 1. Motorkoelvloeistof onder druk. 1. Gebruik van het pedaal 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. decal111-3562 111-3562 decal121-3884 1. Trap het pedaal in om de hoek van het stuurwiel te verstellen. 121-3884 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Voorgloeien 3. Motor – Starten decal120-0625 120-0625 1.
decal134-1827 134-1827 1. Maai-eenheden – laten zakken/zweefstand 2. Maai-eenheden – opheffen 4. Zwaailicht 5. Waarschuwingsknipperlicht 3. Claxon decal134-1828 134-1828 1. Onderhoudsinterval 8 uur 10. Controleer de werking van de stoelschakelaar. 2. Lees de Gebruikershandleiding. 11. Controleer het luchtfilterelement. 3. Onderhoudsinterval 50 uur 12. Controleer de instellingen van de maai-eenheid. 4. De bandenspanning controleren. 13. Controleer het koelvloeistofpeil. 5.
decal119-4988 119-4988 decal134-1829 1. Vergrendelen 134-1829 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 7. Zwaailicht – 7,5 A 2. Cabine – relais 8. Hellingsensor – 2 A 3. Cabine – 40 A 9. Aandrijving stoel – 10 A 4. Contactschakelaar – 2 A 5. Koplampen – 7,5 A 2. Ontgrendelen 10. Claxon – 10 A 11. Stroom: 10 A 6. Waarschuwingsknipperlicht – 7,5 A decal134-4281 134-4281 decal134-2883 134-2883 1. Koplampen – uit 2. Koplampen – aan 3. Motorsnelheid – snel 4.
decal134-5122 134-5122 1. Waarschuwing – zet de motor uit en verwijder het contactsleuteltje voordat u de veiligheidsgrendels losmaakt of gebruikt. decal134-4539 134-4539 1. Gevaar op vallen of verplettering – zorg ervoor dat het bestuurdersplatform vergrendeld is voordat u gaat werken. decal134-4280 134-4280 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector.
Montage Instructiemateriaal en aanvullende onderdelen Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding van motor 1 1 Lees de handleidingen voordat u de machine gebruikt. CE-certificaat 1 Het certificaat garandeert CE-conformiteit. Bewaar het documentatiemateriaal op een veilige plaats voor toekomstig gebruik. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Parkeerremschakelaar Contactschakelaar Gebruik de contactschakelaar om de motor te regelen en bepaalde elektrische onderdelen van stroom te voorzien. WAARSCHUWING De parkeerrem werkt uitsluitend op de voorwielen, en kan soms niet verhinderen dat de machine op een helling naar beneden rolt. De machine kan onbedoeld bewegen. Parkeer de machine niet op een helling. g290335 Figuur 5 1. Sleutel 4. Inlaatverwarmer/lopen 2. Contactschakelaar 3. Uitschakelen 5. Starten g289697 Figuur 6 1.
stellen, het sleuteltje verwijderen en de machine laten herstellen. Tractiepedalen Vooruitrijden: Druk het tractiepedaal voor vooruit in om de machine vooruit te rijden en de rijsnelheid te verhogen. Laat het pedaal opkomen om de rijsnelheid te verminderen (Figuur 7). g014549 Figuur 8 Achteruitrijden: Druk het tractiepedaal voor achteruit in om de machine achteruit te rijden en de rijsnelheid te verhogen. Laat het pedaal opkomen om de rijsnelheid te verminderen (Figuur 7).
Instellen van het gewicht van de bestuurder Draai de hendel rechtsom om de vering strakker in te stellen en linksom om de vering minder strak in te stellen. De schaal duidt aan of de stoelvering is ingesteld voor het gewicht van de bestuurder (kg); zie Figuur 10. g327324 Figuur 11 1. Hendel Aanpassen rugsteun Trek de hendel naar buiten om de hoek van de rugsteun aan te passen. Laat de hendel los om de rugsteun in zijn stand te vergrendelen (Figuur 12). g327325 Figuur 10 1. Hendel 2.
Brandstofmeter De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit (Figuur 13). g327359 Figuur 15 1. Armvergrendeling (armvergrendeling van achterste maai-eenheid) 2. Voorzijde van de machine Het InfoCenter lcd-scherm gebruiken g295232 Figuur 13 Het InfoCenter lcd-scherm toont informatie zoals de bedrijfsmodus en diverse diagnostieken en andere informatie over de machine (Figuur 16). Het InfoCenter heeft een startscherm en een hoofdscherm.
• Middelste knop – Gebruik deze knop om naar Verklaring van pictogrammen in InfoCenter (cont'd.) beneden door menu's te bewegen. • Rechterknop – gebruik deze knop als een pijl naar rechts aangeeft dat er nog andere opties in het menu zijn. De maai-eenheden worden omhoog gebracht Opmerking: De knoppen kunnen verschillende functies vervullen afhankelijk van wat op dat moment nodig is. Voor elke knop is er een pictogram dat de huidige functie weergeeft.
Verklaring van pictogrammen in InfoCenter (cont'd.) Hoofdmenu (cont'd.) Menu-optie Beschrijving Hoge uitlaattemperatuur Instellingen Hier kunt u het InfoCenter-scherm configureren en aan uw voorkeuren aanpassen. Defect van diagnosecontrole van stikstofoxide; rijd de machine terug naar werkplaats en neem contact op met uw erkende Toro verdeler (softwareversie U en later). Machine Hier ziet u het modelnummer, het serienummer en de versie van de software op uw machine.
Als u de pincode heeft gewijzigd en vergeten bent, neem dan contact op met uw erkende Toro distributeur voor hulp. Instellingen (cont'd.) Menu-optie Beschrijving Beperkt heffen bij achteruitrijden Schakelt beperkt heffen bij achteruitrijden in of uit Hellingsensor gemonteerd Geeft aan dat er een hellingsensor gedetecteerd is in de machine. Omkeerfunctie Schakelt de omkeerfunctie voor maai-eenheden in of uit 1.
Wacht tot het rode controlelampje van het InfoCenter oplicht. Opmerking: Als het InfoCenter de pincode accepteert en het beveiligde menu opent dan verschijnt "PIN" in de rechter bovenhoek van het scherm. Opmerking: Zet de contactschakelaar op UIT en dan op AAN om het beveiligde menu te vergrendelen. U kunt de instellingen in het beveiligde menu weergeven en wijzigen. Scroll in het beveiligde menu omlaag tot de optie Instellingen beveiligen. Wijzig de instelling met de rechterknop.
Specificaties LT3340 Specificaties Transportbreedte 157,5 cm Maaibreedte 76 cm tot 212 cm Maaihoogte 13 mm tot 76 mm 289 cm Lengte (inclusief voorste maai-eenheden) 168 cm met rolbeugel omlaag Hoogte 216 cm met rolbeugel omhoog 209 cm met cabine 1427 kg met rolbeugel Gewicht (met 250 mm maai-eenheden met 6 messen, zonder brandstof of accessoires) 1627 kg met cabine Motor Yanmar 3TNV88C, 27,5 kW (37 pk) bij 3000 tpm 60 liter Inhoud brandstoftank Transportsnelheid 25 km/uur Maaisnelheid 11 k
Gebruiksaanwijzing • Voor gebruik Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk Dagelijks onderhoud uitvoeren Algemene veiligheid Voer elke dag, voordat u de machine start, de dagelijkse procedures uit beschreven in Onderhoud (bladz. 35). • Laat kinderen of personen die geen instructie • • • • • • waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
• Gebruik uitsluitend schone, verse diesel of 3. biodiesel. Verwijder de dop van de brandstoftank (Figuur 19). • Koop brandstof in hoeveelheden die binnen 180 dagen kunnen worden gebruikt zodat u altijd verse brandstof heeft. Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen boven -7 °C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7 °C. Opmerking: Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager stolpunt.
De dodemansschakelaar van de stoel controleren 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. 2. Laat de maai-eenheden neer op de grond. 3. Zet de schakelaar van de maaiaandrijving in de stand vooruit-maaien. 4. Sta op uit de bestuurdersstoel en controleer of de maai-eenheden na 0,5 tot 1 seconde tot stilstand komen. 5. Herhaal stap 1 tot en met 4 met de schakelaar van de maadekaandrijving in de stand achteruit. Zet de motor af. 2.
• • • • • • • • • • • • parkeerrem in werking is gesteld en u zich in de bestuurderspositie bevindt. Vervoer geen passagiers op de machine en houd omstanders en kinderen weg uit het werkgebied. Gebruik de machine uitsluitend bij een goede zichtbaarheid zodat u kuilen en verborgen gevaren kunt vermijden. Gebruik de machine niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden. Houd uw handen en voeten uit de buurt van de maai-eenheden.
Motorvergrendeling – Verwijder of markeer obstakels zoals greppels, putten, geulen, hobbels, stenen en andere verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op oneffenheden in het terrein. – Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op een helling maait. – Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterhindernissen en andere gevaarlijke punten.
WAARSCHUWING Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Gebruik de machine niet op oneffen terrein of op een heuvel met een omlaag geklapte rolbeugel. • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. • Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Rij langzaam en voorzichtig. • Klap de rolbeugel omhoog zodra de ruimte dit toelaat.
g290335 Figuur 24 g290635 Figuur 23 1. Pen van rolbeugel 3. R-pen 2. Bovenste opening van draaibeugel (onderste frame van rolbeugel) 4. Bovenste rolbeugel 1. Sleutel 4. Inlaatverwarmer/lopen 2. Contactschakelaar 3. Uitschakelen 5. Starten 3. Draai het contactsleuteltje naar de stand Starten. Wanneer de motor start, laat u het sleuteltje los naar de stand inlaatverwarmer/lopen. Belangrijk: Laat de motor bij het starten 4. 5.
middelste maai-eenheid, terwijl de linker en rechter maai-eenheid worden geduwd. Dit beïnvloedt de hoek van de maai-eenheid met de grond. De verschillen in maaihoogte die hierdoor ontstaan zijn ook afhankelijk van het terrein, maar door de controlering van de middelste maai-eenheid iets lager in te stellen dan die van de linker en rechter maai-eenheid kunt u een goed maairesultaat behalen. De stand van de maai-eenheden afzonderlijk bedienen g290335 Figuur 25 1. Sleutel 4. Inlaatverwarmer/lopen 2.
2. • Trek kort aan de hefschakelaar voor de middelste Laat de hefschakelaars los als de maai-eenheden op de gewenste hoogte zijn gezet. maai-eenheid om alle maai-eenheden omhoog te brengen naar de stand beperkt heffen. Opmerking: De hefschakelaars keren automatisch terug naar de (NEUTRAALSTAND ) wanneer u de schakelaars loslaat en de armen van de maai-eenheid worden hydraulisch in de stand vergrendeld.
Gewichtsoverbrenging/tractieondersteuning afstellen De machine is voorzien van een regelbaar hydraulisch systeem voor gewichtsoverbrenging om de grip van de wielen op het gras te verbeteren – tractieondersteuning. Hydraulische druk van de hefinrichting van de maai-eenheden zorgt voor een opwaartse kracht die het gewicht van de maai-eenheden op de grond vermindert en het gewicht neerwaarts overbrengt op de wielen van de machine. Dit wordt gewichtsoverbrenging genoemd. g292363 Figuur 28 1. Vooruit 2.
4. Draai het vergrendelingswiel weer vast (Figuur 29). Obstructies verwijderen uit de maai-eenheden WAARSCHUWING Probeer nooit om de maai-eenheden met de hand te draaien. Restdruk in het hydraulische systeem kan ervoor zorgen dat de maai-eenheid/maai-eenheden plotseling draaien wanneer u de obstructie wegghaalt, wat ernstig letsel kan veroorzaken. • Draag altijd beschermende handschoenen en gebruik een geschikt houten instrument.
De motorefficiëntie optimaliseren motor starten en uitschakelen. Rij de machine vooruit en achteruit. Laat de maai-eenheid neer en hef ze op. Schakel ze dan in en uit. Als u zich vertrouwd voelt met de machine, moet u zich oefenen in het open afrijden van hellingen. Belast de motor niet te zwaar. Als u merkt dat de motor te zwaar belast wordt, ga dan langzamer rijden of vergroot de maaihoogte. Controleer of de messen van de maai-eenheid scherp zijn.
De maai-eenheden omhoogbrengen • Schakel de aandrijving van het werktuig uit als u de machine sleept of niet gebruikt. • Onderhoud en reinig de veiligheidsgordel(s) indien Wanneer het mogelijk is, moet u de maai-eenheden omhoogbrengen en vergrendelen voordat u de machine sleept. nodig. • Sla de machine en de brandstofhouder niet op op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (b.v. van een boiler of andere toestellen) aanwezig kunnen zijn.
g014451 Figuur 34 1. Motor voorwiel 3. Ring (12 mm) 2. Zeskantige plug 4. Bout (12 x 40 mm) 8. Draai de bout vast in het draadgat in de remzuiger totdat de rem uitzet (Figuur 34). 9. Herhaal stap 6 tot en met 8 voor de rem aan de linkerkant van de machine. g328268 Figuur 32 6. Verwijder de zeskantige plug aan de remeenheid van de rechter voorwielmotor (Figuur 33). De vloeistof omleiden om de transmissiepomp 1. Belangrijk: U moet de machine handmatig sturen terwijl deze wordt gesleept.
g328252 g328252 Figuur 35 Figuur 36 1. Inbuspluggen (ontlastkleppen van transmissiepomp) 1. Inbuspluggen (ontlastkleppen van transmissiepomp) 2. Breng het platform omlaag en vergrendel het; zie Het platform omlaagbrengen (bladz. 38). 4. 3. Verwijder de wielblokken Draai de 2 inbusplugs aan met een torsie van 81 N·m. De remmen herstellen De machine slepen 1.
2. Plaats de zeskantige plug in de zijkant van de motor (Figuur 38). WAARSCHUWING Als u de machine gebruikt zonder dat het remsysteem naar behoren werkt, kunt u de controle over de machine verliezen, wat kan leiden tot ernstig letsel bij u en omstanders. Alvorens de machine in gebruik te nemen, moet u controleren of de remmen correct werken. Controleer de machine vooraf terwijl u bij een lage snelheid rijdt. Gebruik de machine niet als de remmen beschadigd of losgekoppeld zijn. g292377 Figuur 38 1.
Onderhoud Download het elektrische of hydraulische schema gratis op www.toro.com/nl-nl; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid bij onderhoud • Ondersteun de machine met assteunen als u onder de machine werkt. • Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met verlaat: opgeslagen energie.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure • • • • • Om de 500 bedrijfsuren Het primaire luchtfilter vervangen. Motorolie verversen en filter vervangen. Het brandstoffilter vervangen. Vervang het motorbrandstoffilter. De leidingen en aansluitingen controleren op slijtage, beschadigingen of loszittende verbindingen • Het elektrische systeem controleren.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Controleer het motoroliepeil. Controleer de indicator voor blokkage in het luchtfilter. Verwijder water uit de brandstof/waterafscheider. Controleer op lekkages. Controleer het koelsysteem. Verwijder het vuil van het scherm en de radiateur/oliekoeler. Smeer de lagers, lagerbussen en scharnierpunten.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 Procedures voorafgaande aan onderhoud Het platform omhoogbrengen 1. Beweeg de greep van de platformvergrendeling (Figuur 40) naar voren tot de haak loskomt van de grendelstaaf.
g290370 Figuur 44 1. Greep van platformvergrendeling g290371 Figuur 42 2. Het opslagcompartiment verwijderen Als het platform bijna omlaaggebracht is, beweegt u de greep van de platformvergrendeling (Figuur 43) naar de voorkant van de machine. 1. Opmerking: Hierdoor komen de haken van de grendel los van de grendelstaaf. Open de deur van het opslagcompartiment aan de linkerkant van het bestuurdersplatform (Figuur 45). g290369 Figuur 43 1. Greep van platformvergrendeling 3. 2.
2. Monteer het opslagcompartiment met de 3 knoppen en 3 ringen aan de machine (Figuur 46). g014447 Figuur 47 g328512 Figuur 46 1. Ring 1. Hefpunt linksvoor 3. Opslagcompartiment 2. Hefpunt rechtsvoor 2. Knop 3. Sluit de deur van het opslagcompartiment. De hefpunten bepalen Opmerking: Gebruik assteunen om de machine te ondersteunen wanneer u deze hijst. WAARSCHUWING Een mechanische of hydraulische krik kan een machine niet altijd dragen.
Smering De lagers, lagerbussen en scharnieren smeren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Spuit vet in de smeernippels die dagelijks gesmeerd horen te worden. Om de 50 bedrijfsuren—Spuit vet in de smeernippels die om de 50 uur gesmeerd horen te worden. Belangrijk: Smeer de lagers, lagerbussen en scharnierpunten meteen na elke reinigingsbeurt, ongeacht het vermelde onderhoudsinterval. Te gebruiken vet: lithiumvet nr. 2.
Onderhoud motor Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing als deze is beschadigd. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil Opmerking: Geef het primaire luchtfilter een controleert of het carter bijvult met olie.
5. Motorolie verversen Plaats het nieuwe filter door de buitenring van het element aan te drukken om dit vast te zetten in de filterbus. Olie specificaties Belangrijk: Druk niet op het flexibele Gebruik hoogwaardige motorolie met een laag asgehalte, die aan de volgende specificaties voldoet: • API service category CJ-4 of hoger • ACEA service category E6 • JASO service category DH-2 midden van het filter. 6. Reinig de opening van de vuiluitlaat in het deksel van het luchtfilter.
zich tussen de VOL- en BIJVULLEN-markering bevinden (Figuur 52). g292615 Figuur 53 1. Aftapplug motorolie 2. Oliefilter g008881 Figuur 52 2. Als alle olie is weggelopen, plaatst u de aftapplug terug en draait u deze vast met een torsie van 54 tot 63 N·m. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop verwijderen en olie bijvullen tot het peil zich tussen de VOL- en BIJVULLEN- markering bevindt (Figuur 52). 3. Verwijder het oliefilter. 4.
Onderhoud brandstofsysteem g214715 GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn brandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. g213864 • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is en uit staat. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25 mm vanaf de bovenkant van de tank, niet de vulbuis.
Belangrijk: Vervang regelmatig de brandstoffilterbus om slijtage van de plunjer van de bradnstofinjectiepomp of van de injectiespuitmonden ten gevolge van vuil in de brandstof te voorkomen. 1. Plaats een schone opvangbak onder de brandstoffilterbus (Figuur 56). 2. Laat de brandstoffilterbus leeglopen; zie Onderhoud van de waterafscheider (bladz. 45). 3. Reinig de omgeving rond het brandstoffilter en de filterkop (Figuur 56). g292479 Figuur 55 1. Ontluchtingsschroef 2.
Onderhoud van het motorbrandstoffilter Rooster van brandstofaanzuigbuis Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—Vervang het motorbrandstoffilter. De brandstofaanzuigbuis bevindt zich aan de binnenkant van de brandstoftank. De brandstofaanzuigbuis is voorzien van een rooster dat voorkomt dat er vuil in het brandstofsysteem komt. Verwijder de aanzuigbuis en reinig het rooster als dit nodig is.
Onderhoud van de accu Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren (of wekelijks, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden) Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u beide accukabels loskoppelen van de accu, beide stekkers van de kabelboom losmaken van de ECM’s en de accupoolconnector uit de wisselstroomdynamo halen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Onderhoud aandrijfsysteem Bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben voor het gewenste contact met de grasmat. g328464 De aanbevolen bandendruk is 1 bar voor algemeen gebruik. Stel de bandenspanning af volgens de volgende tabel, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Figuur 58 1. Zekeringhouder 3. 2. Deksel van zekeringhouder Banden Controleer op gesprongen zekeringen.
De transmissieregelkabel en het bedieningsmechanisme controleren 2. Draai de contramoeren aan de uiteinden van de trommel van de tractiestang los (Figuur 61). Opmerking: Het uiteinde van de trekstang met de groef op de buitenkant heeft een linkse draad. Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren Controleer de conditie en de bescherming van de kabel en het bedieningsmechanisme bij de rijpedalen en de uiteinden van de transmissiepomp. • Verwijder aangekoekt vuil, gruis en ander puin.
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. – Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait.
1. Controleer het koelvloeistofpeil in de expansietank (Figuur 66). Het koelvloeistofpeil behoort tussen de markeringen op de zijkant van de tank te staan. g330219 Figuur 66 1. Expansietank g328487 Figuur 65 2. Als het koelvloeistofpeil te laag staat, verwijdert u de dop van de expansietank en vult u het systeem bij. Niet te vol vullen. 3. Plaats de dop van de expansietank terug. 1. Radiateur 8. Sluit en vergrendel de motorkap. 9.
Onderhoud hydraulisch systeem Onderhoud riemen Onderhoud van de riem van de wisselstroomdynamo Veiligheid van het Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren hydraulische systeem Om de 250 bedrijfsuren 1. • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts. Druk met een kracht van 10 kg halverwege tussen de poelies op de riem (Figuur 67).
Het peil van de hydraulische vloeistof controleren Andere hydraulische vloeistoffen: Als de Toro PX Extended Life hydraulische vloeistof niet verkrijgbaar is, kunt u een andere conventionele, petroleumgebaseerde hydraulische vloeistof gebruiken die aan de volgende materiaaleigenschappen en de industrienormen voldoet. Gebruik geen synthetische vloeistof. Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.
5. Verwijder de dop en vul de tank met de gespecificeerde hydraulische vloeistof tot de bovenste markering op het kijkglas. montageoppervlak raakt. Draai het dan nog een extra halve slag vast (Figuur 69). 7. Start de motor en laat deze 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Belangrijk: Vul het reservoir niet te vol. 6. Plaats de dop terug op de tank. 8. 7. Monteer het opslagcompartiment; zie Het opslagcompartiment monteren (bladz. 39).
De hydraulische tank vullen met vloeistof 1. Vul de hydraulische tank met de voorgeschreven hydraulische vloeistof; zie Specificaties hydraulische vloeistof (bladz. 53) en Het peil van de hydraulische vloeistof controleren (bladz. 54). Belangrijk: Gebruik uitsluitend de voorgeschreven typen hydraulische vloeistof; andere hydraulische vloeistoffen kunnen het systeem beschadigen. 2. Laat de motor lopen en stel alle hydraulische systemen in werking totdat de hydraulische vloeistof warm is. 3.
Cutting Units Carborundumpasta klasse 80 Onderdeelnummer Veiligheid van de messen 0,45 kg 63-07-088 11,25 kg 63-07-086 Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. • Controleer op gezette tijden de maaimessen en ondermessen op overmatige slijtage en beschadigingen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert.
10. Onderhoud van het chassis Verwijder alle resten van carborundumpasta van de messenkooien en ondermessen. De maai-eenheden slijpen botte of vervormde messenkooimesranden of ondermesranden te corrigeren. De veiligheidsgordel controleren Belangrijk: Vervang de ondermessen aan het Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks • Slijp messenkooimessen of ondermessen om einde van levensduur. 1. Controleer de veiligheidsgordel op slijtage, insnijdingen en andere beschadigingen.
Reiniging Stalling De machine wassen Veiligheid tijdens opslag Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken wanneer u de machine wast. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
De motor gebruiksklaar maken 1. Laat de olie uit de motor lopen en plaats de aftapplug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul de motor met de opgegeven motorolie. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 5. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem goed vast. 8.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Er bevinden zich stukken ongemaaid gras bij het punt van overlapping tussen de maai-eenheden. Er zijn over de volle breedte ribbels in het maairesultaat dwars op de rijrichting. Mogelijke oorzaak Remedie 1. U draait te scherp. 1. Maak een bredere bocht. 2. De machine glijdt opzij bij het dwars over een helling rijden. 3. Eén kant van de maai-eenheid maakt geen contact met de grond door slecht geleide slangen of fout aangebrachte hydraulische adapters. 4.
Probleem Mogelijke oorzaak Er zijn strepen van niet of slecht gemaaid gras in de rijrichting. 1. Er zijn golven in de snijvlakken als gevolg van contactdruk bij een slechte afstelling van de messenkooi ten opzichte van het ondermes. 1. De randen wetten of slijpen. 2. Het ondermes raakt de grond. 3. Het ondermes is met de neus omlaag gericht. 4. De maai-eenheden stuiteren op en neer. 5. Bepaalde messenkooilagers/scharnieren van lagerbehuizingen zijn versleten. 6.
Probleem De hydraulische vloeistof is te heet. Mogelijke oorzaak 1. Er is een scherm verstopt. 1. Reinig het scherm. 2. De ribben van de vloeistofkoeler zijn vuil/geblokkeerd. 3. De radiateur van de motor is vuil/geblokkeerd. 4. De ontlastklep is te laag ingesteld. 2. Reinig de ribben. 5. Het vloeistofpeil is te laag. 6. De remmen zijn ingeschakeld. 7. De messenkooien drukken tegen de ondermessen. 8. Een ventilator of ventilatoraandrijving werkt niet. Het remsysteem werkt niet correct.
Probleem De machine werkt eerst naar behoren, maar verliest dan vermogen. Mogelijke oorzaak 1. Een pomp of motor is versleten. 1. Vervang de onderdelen indien dit nodig is. 2. Het peil van de hydraulische vloeistof is te laag. 3. De vloeistof in het hydraulische systeem heeft de verkeerde viscositeit. 2. Tank van hydraulische vloeistof bijvullen tot het vereiste peil 3. Vervang de vloeistof in de hydraulische tank door vloeistof met de juiste viscositeit; raadpleeg het hoofdstuk Specificaties. 4.
Probleem De maai-eenheden starten niet wanneer zij worden neergelaten om te maaien. Mogelijke oorzaak 1. De stoelsensorschakelaar werkt niet goed. 1. Mechanische en elektrische werking van schakelaar controleren. 2. Het peil van de hydraulische vloeistof is te laag. 3. Er is een aandrijfas gebroken. 2. Vul het reservoir van de hydraulische vloeistof tot het vereiste peil. 3. Controleer de aandrijfassen van de motor en de messenkooi, en vervang ze indien nodig. 4. De ontlastklep laten nakijken.
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro's gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Toro garantie Garantie gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.