Form No. 3414-953 Rev C Groundsmaster® 5900 cirkelmaaier Modelnr.: 31698—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 31699—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
De maaidekken omhoog- of omlaagbrengen................................................................ 38 Gras maaien met de machine ........................... 39 Regeneratie van het DPF ................................. 39 De werking van de machine leren begrijpen ....................................................... 48 Werking van de 12 V en 24 V elektrische systemen ...................................................... 48 Automatische omgekeerde cyclus van de ventilator ..............................
Veiligheid De conditie van de accu's controleren ............... 68 Accu's opladen ................................................. 69 Machine starten met startkabel ......................... 69 De accu's verwijderen....................................... 70 Accu's monteren............................................... 72 Onderhoud aandrijfsysteem ................................ 72 Het tractiepedaal kalibreren.............................. 72 De hoek van het tractiepedaal instellen .............
Motoruitstoot certificatie De motor van deze machine voldoet aan de eisen van EPA Tier 4 Final en EU-norm fase 3b. Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal106-6754 106-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2.
decal117-4766 117-4766 1. Gevaar op snijwonden of verminking, ventilator – hou afstand tot bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal117-3276 117-3276 1. Motorkoelvloeistof onder druk 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. decal130-0594 130-0594 Alleen voor model met cabine 1.
decal93-6674 93-6674 1. Handen kunnen worden gesneden — Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 114-0922 decal114-0922 114-0922 1. Geleiding van drijfriem decal93-6687 93-6687 1. Niet hierop stappen. decal114-0974 114-0974 1. Geleiding van drijfriem decal120-6604 120-6604 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2.
decal93-6686 93-6686 1. Hydraulische vloeistof 2. Lees de Gebruikershandleiding. decal117-4979 decal130-5986 117-4979 130-5986 Alleen voor model met cabine 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 1. AAN 2. Zwaailicht 3. Uit decal130-0611 130-0611 Alleen voor model met cabine 1.
decal136-1003 136-1003 decal133-1027 1. Cruise control – aan 133-1027 Alleen voor model met cabine 1. Ventilator – maximum 2. Cruise control – uit 2. Ventilator – uit decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. decal136-0006 136-0006 1.
decal136-1004 136-1004 1. Richtingaanwijzers 7. Maai-eenheid – uit 2. Zwaailicht 8. Breng het linkermaaidek omlaag. 3. Werkverlichting 9. Breng het middelste maaidek omlaag. 4. Motortoerental 10. Breng het rechtermaaidek omlaag. 5. Transmissie 6. Maai-eenheid – aan 11.
decal132-1321 132-1321 1. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Trek om de aftakas in te schakelen de knop omhoog. 2. De motor starten: 1) Zet het tractiepedaal in neutraal; 2) Stel de parkeerrem in werking; 3) Draai het sleuteltje naar de stand 'draaien'; 4) Draai het sleuteltje naar de stand 'start'. 5. Duw om de aftakas uit te schakelen de knop omlaag. 3.
decal131-2348 131-2348 1. Koplampen – uit 4. Parkeerrem – Buiten werking 7. Motor – Afzetten 2. Koplampen – aan 5. Het werktuig naar links kantelen. 3. Parkeerrem – In werking 6. Het werktuig naar rechts kantelen. 8. Motor – Lopen, elektrisch voorverwarmen 9.
decal132-3600 132-3600 Alleen voor model met cabine decal132-1315 132-1315 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. 24V-wisselstroom/pooldiode 2. 24V-systeem 6. 24V-inschakelrelais (5 A) 3. Cabine 7. ECU voeding (25 A) 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. Werkverlichting (20 A) 2. Koplamp (25 A) 6. Hulpaggregaat (15 A) 3. Koppeling condenserventilator en airconditioning (30 A) 7. Cabineverlichting (15 A) 4.
decal131-6027 131-6027 1. Maaihoogte-instellingen 3. Onderste zwenkwielstand – maaihoogten 76 tot 153 cm 2. Bovenste zwenkwielstand – maaihoogten 25 tot 102 cm decal131-6025 131-6025 1. Maaihoogte decal132-1313 132-1313 decal131-6026 131-6026 1. Maaihoogte 14 1. Opgelet – Zet de motor uit met het sleuteltje alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan de accu; voer geen onderhoud uit aan de accu terwijl de motor draait. 4. Pluspool 2. Accu – afkoppelen 5. Minpool 3.
decal132-1316 132-1316 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal132-1406 132-1406 1. De parkeerrem 2. De parkeerrem uitschakelen wanneer inschakelen – trek de de motor af staat – zwarte knop omhoog; de 1) Open de sleepkleppen handklep wordt opnieuw op de tractiepomp (lees de op nul ingesteld wanneer Gebruikershandleiding); u de motor start. 2) Hou de zwarte knop ingedrukt om de parkeerrem vrij te zetten; 3) Beweeg de handpomp op en neer.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Het verpakkingsmateriaal van het zijmaaidek verwijderen. 2 Kap van het rechtermaaidek Kap van het linkermaaidek V riem 1 1 2 De winglets van het voorste maaidek laten zakken. 3 Geen onderdelen vereist – De druk in de banden en zwenkwielen controleren.
1 Het verpakkingsmateriaal van het zijmaaidek verwijderen Geen onderdelen vereist Procedure Verwijder het verpakkingsmateriaal dat de zijmaaidekken beschermt tijdens het vervoer. 2 g009013 Figuur 3 De winglets van het voorste maaidek laten zakken 4. Excentriek 2. Scharnierpen 5. Bovenste opening 3. Aanslagbout 6. Maaidekbevestigingen 2. 1 Kap van het rechtermaaidek Verwijder terwijl u de rechter winglet ondersteunt de voorste en achterste aanslagbouten uit de maaidekbevestigingen (Figuur 3).
B. 8. Gebruik een ratelsleutel of soortgelijk gereedschap om de spanpoelie weg te houden van de poelies (Figuur 5). C. Leg de riem rond de aspoelie van de winglet en de bovenste aspoelie van het voorste maaidek. D. Laat de riemschijf los om spanning op de riem te krijgen. Monteer de maaidekkap van de winglet en maak het vast met de rubberen vergrendeling (Figuur 6). Opmerking: Zorg dat u de kap onder de lipjes 9. van het voorste middenmaaidek schuift voordat u dit op de montagehaken en stang plaatst.
Belangrijk: De tractie en de doorslipbeheersing van de banden is afhankelijk van de verhouding van de maat van de voor- en achterbanden. Gebruik alleen originele banden van Toro. 5 De winglet-maaidekken op dezelfde hoogte als het maaidek middenvoor brengen 4 Het voorste middelste maaidek horizontaal stellen Geen onderdelen vereist Geen onderdelen vereist Procedure Procedure 1. Opmerking: Voer deze procedure uit op een vlak, horizontaal oppervlak.
Opmerking: Er is een inkeping op de zeskantige excentriek die zich op 180° van de nok op de excentriek bevindt (Figuur 8). Gebruik de inkeping als referentiepunt voor de plaats van de nokken bij het instellen van de excentrieken. 7 De machine smeren Geen onderdelen vereist Procedure Smeer de machine voor gebruik; zie Smering (bladz. 57). Als de machine niet goed is gesmeerd, zullen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken. g009153 Figuur 8 1. Inkeping excentriek 5.
Algemeen overzicht van de machine g031657 Figuur 9 1. Zijmaaidek 5. Brandstoftank 2. Bedieningspaneel 6. Stuurwiel 3. Rolbeugel 7. Voorste maaidek 4. Motorkap 8.
Bedieningsorganen Parkeerremschakelaar Opmerking: Bepaal vanuit de normale Er zijn 2 handelingen nodig om de parkeerrem in te schakelen met de parkeerremschakelaar. Hou de kleine grendel naar achteren en duw de parkeerremschakelaar naar voren om de parkeerrem in te schakelen. Duw de parkeerremschakelaar naar achteren om de parkeerrem uit te schakelen (Figuur 10). bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Druk de schakelaars naar voren om het maaidek omlaag te brengen en naar achteren om het maaidek omhoog te brengen. • De motor verstuurt een storing 'motor controleren' • Het brandstofpeil is te laag Opmerking: De dekken kunnen niet omlaag worden gebracht bij het HOGE toerental en kunnen ook niet omhoog of omlaag worden gebracht als de bestuurder niet in de stoel zit terwijl de motor loopt.
Voorruitvergrendeling Open de vergrendelingen om de voorruit te openen (Figuur 12). Druk op de vergrendeling om de ruit in de geopende stand te vergrendelen. Trek de vergrendeling uit en omlaag om de ruit te sluiten en vast te zetten. g196911 Figuur 12 1. Voorruitvergrendeling Achterruitvergrendeling Open de vergrendelingen om de achterruit te openen. Druk op de vergrendeling om de achterruit in de GEOPENDE stand te vergrendelen.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Beschrijving Figuur 13 referentie Afmetingen of gewicht Hoogte met cabine C 240 cm Hoogte met rolbeugel I 216 cm Totale lengte F 442 cm Lengte voor stalling of transport G 434 cm D 488 cm Maaibreedte totaal voorste maaidek 234 cm zijmaaidek 145 cm voorste maaidek en een zijmaaidek 361 cm Totale breedte maai-eenheden neergelaten E 506 cm maai-eenheden opgeheven (transportstand) B 251 cm H 194 cm vóór A 159 cm achter J 142 cm Wielbasis Wielloopvlak (midden van wiel tot mid
Gebruiksaanwijzing • Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat. Opmerking: Bepaal vanuit de normale • Probeer de motor niet te starten als u brandstof bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
• Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen • een lager percentage in koud weer. verzinkt zijn. Voeg geen additieven toe aan de brandstof. • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
g001055 Figuur 15 De bandenspanning van de zwenkwielen controleren De luchtdruk in de banden van de zwenkwielen moet 3,45 bar zijn. Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds voldoende bandenspanning hebben; hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op. Controleer de luchtdruk in alle banden voordat u de machine gebruikt.
toevoegen aan de zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de achterste ketting (enkel voorste maaidek) aan de gewenste openingen. Het voorste maaidek afstellen 1. Start de motor en breng de maaidekken omhoog zodat u de maaihoogte kunt wijzigen. 2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje nadat het maaidek is opgeheven. 3. Zet de assen van alle zwenkwielvorken in dezelfde openingen; raadpleeg de tabel (Figuur 16) om vast te stellen wat de correcte openingen voor de instelling zijn.
2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact wanneer u het maaidek omhoog hebt gebracht. 3. Zet de assen van alle zwenkwielvorken in dezelfde openingen; raadpleeg de tabel (Figuur 20) om vast te stellen wat de correcte openingen voor de maaihoogte-instelling zijn. Opmerking: Om grasophoping tussen het wiel en de vork te voorkomen, gebruikt u de machine met een minimale maaihoogte van 76 mm en monteert u de asbout in de onderste opening van de zwenkwielvork.
g031661 Figuur 21 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken (6) 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel 3. Opvulstukken (2 boven en 2 onder) 5. Monteer 2 opvulstukken op de as (zoals bij de oorspronkelijke montage) en schuif het nodige aantal afstandsstukken op de as om de gewenste maaihoogte te verkrijgen. 6. Druk de zwenkwielas door de zwenkwielarm. 7. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. 8.
g202202 g033107 Figuur 24 1. Rol 2. 2. Rolschacht, schroef en moer Houd de rol recht voor de bovenste openingen en zet de as vast met de schroef en de moer (Figuur 25). g031063 Figuur 23 De antiscalpeerrollen van het maaidek afstellen g033108 Figuur 25 1. Rol Monteer de rol in de laagste stand als de machine wordt gebruikt met een maaihoogte van meer dan 51 mm en in een hogere stand als de machine wordt gebruikt met een maaihoogte van minder dan 51 mm.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Stel alle maaidekken in op de gewenste maaihoogte; zie De maaihoogte instellen (bladz. 29). Controleer de druk van de voor- en achterbanden en pas deze aan. 2. Opmerking: Deze afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar verschillen. Stel nu nog niet af. Opmerking: De juiste luchtdruk in de voorbanden is 2,21 bar en in de achterbanden 2,07 bar. Controleer de banden van alle zwenkwielen een spanning van 3,45 bar hebben.
De spiegels instellen Voor machines met een cabine Achteruitkijkspiegel Stel zittend in de stoel de achteruitkijkspiegel in om het beste zicht door de achterruit te krijgen. Trek de hendel naar achteren om de spiegel te kantelen om de helderheid en glans van licht te verminderen (Figuur 28). g031663 Figuur 27 1. Voorste zwenkwielarm buitenzijde links 3. Voorste zwenkwielarm binnenzijde rechts 2. Voorste zwenkwielarm binnenzijde links 4. Voorste zwenkwielarm buitenzijde rechts 6. 7. 8. 9.
De schakelaars van het veiligheidssysteem controleren 2. Opmerking: De aftakas mag niet in werking komen. Als deze toch werkt, is er een defect in het interlocksysteem dat u moet verhelpen voordat u verdergaat met werken. VOORZICHTIG Niet-aangesloten of beschadigde schakelaars van het veiligheidssysteem kunnen onverwachte gevolgen hebben voor de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken. • U mag de beveiligingen niet uitschakelen of ermee knoeien.
Tijdens gebruik • Als u de machine verlaat, laat deze dan niet • Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid • De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor • • • • • • • • • • • • • • ongelukken die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke ongelukken te voorkomen. Draag geschikte kleding, zoals een veiligheidsbril, gripvaste, stevige veiligheidsschoenen en gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en draag geen juwelen.
Belangrijk: De startmotor wordt na 30 seconden automatisch uitgeschakeld om voortijdig defect van de startmotor te vermijden. Als de motor na 30 seconden niet wil starten, moet u het sleuteltje op UIT draaien, de bedieningsorganen en procedures nogmaals controleren, nog eens 2 minuten wachten en de startprocedure herhalen. veilig kunt gebruiken. Gebruik altijd uw gezond verstand en uw beoordelingsvermogen wanneer u dit onderzoek uitvoert.
DPF vermindert de hoeveelheid schadelijke gassen en het roetfilter vangt het roet in de uitlaatgassen op. Bij de regeneratie van het DPF wordt het roet in het filter verbrand door de hitte van de uitlaatgassen. Hierbij wordt het roet omgezet tot as en worden de kanalen van het filter schoongemaakt zodat de gefilterde uitlaatgassen door het DPF kunnen stromen. De computer van de motor bepaalt de mate van roetopbouw door de tegendruk van het DPF te meten.
• Als er teveel roetopbouw is geeft de computer aan dat regeneratie van het DPF nodig is. • Hierbij wordt het roet in het DPF verbrand tot as. • De computer geeft niet alleen een waarschuwing maar verlaagt het motorvermogen ook, afhankelijk van de mate van roetopbouw. Motor-waarschuwingen - roetopbouw Niveau Niveau 1 Motorwaarschuwing Niveau 2 Motorwaarschuwing Regeneratie pictogram Foutcode Motorvermogen Aanbevolen actie g214934 De computer vermindert het motorvermogen tot 85%.
InfoCenter actieve storingen - as-opbouw Niveau Niveau 2 Motorwaarschuwing Actieve storing Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85% Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 65). Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 50% Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 65).
Boodschappen regeneratie niet mogelijk Tabel regeneratie niet mogelijk Boodschap Toestand Aanbevolen actie De motor draait niet. Start de motor. De koelvloeistoftemperatuur is lager dan 60°C°. Lopen de motor lopen tot de koelvloeistof warmer is dan 60°C. De motor heeft minder dan 50 uur gelopen sinds de laatste regeneratie. Gebruik de machine totdat het pictogram geparkeerde regeneratie op het InfoCenter verschijnt.
Tabel regeneratie niet mogelijk (cont'd.) Boodschap Toestand De parkeerrem in niet werking is gesteld. Aanbevolen actie Stel de parkeerrem in werking. g214110 Figuur 41 Het tractiepedaal staat op VOORUIT of ACHTERUIT. NEUTRAAL. Zet het tractiepedaal in de stand De motorcomputer geeft een foutcode voor de diagnose. Bepaal de oorzaak van de foutcode en/of repareer de motor. Het roetfilter heeft onderhoud nodig. Zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 65).
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 45).
Passieve regeneratie van het DPF • Als u geen aandacht schenkt aan het verzoek om geparkeerde regeneratie op het InfoCenter en de machine blijft gebruiken (Figuur 46) zal er zich een kritieke hoeveelheid roet opbouwen in het DPF. • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • normale werking van de motor. Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental lopen om de regeneratie van het DPF te helpen.
g214647 Figuur 48 g214884 • Met toestemming van uw werkgever kunt u de Figuur 49 PIN-code invoeren om de herstel regeneratie uit te voeren. 2. Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie 1. In het ONDERHOUDSMENU, druk op knop 1 of knop 2 om naar REGENERATIE te gaan, en druk dan op knop 4 om REGENERATIE te kiezen (Figuur 50).
Opmerking: Als u tijdens de regeneratie op knop 5 drukt wordt de regeneratie onderbroken. In het EXIT scherm drukt u op knop 5 om terug te keren naar het ONDERHOUDSMENU (Figuur 53). g214486 Figuur 51 g214485 4. Figuur 53 Het InfoCenter toont een aantal schermen (Figuur 52) gedurende de regeneratie: 5. Als de regeneratie afgerond is verschijnt het COMPLETE/AFGEROND scherm op het InfoCenter. Druk op knop 5 om terug te keren naar het ONDERHOUDSMENU (Figuur 54). g214483 Figuur 54 g214903 Figuur 52 1.
De werking van de machine Werking van de 12 V en leren begrijpen 24 V elektrische systemen Deze machine beschikt over 2 spanningssystemen: 12 V en 24 V. Oefen u in het rijden met de machine; ze heeft een hydrostatische transmissie en kan anders reageren dan andere gazonmachines. Het 12V-systeem voorziet alle functies van de machine van stroom, behalve de koelventilators van de motor en van het hydraulische systeem.
vaker maaien; als het gras midden in de zomer minder snel gaat groeien, moet u slechts om de 8 tot 10 dagen maaien. Als u gedurende een langere periode niet kunt maaien door de weersomstandigheden of om andere redenen, moet u de eerstvolgende keer niet te kort maaien. Maai vervolgens 2 tot 3 dagen later met een lagere maaihoogte-instelling.
• Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een afgesloten ruimte stalt. • Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep is gesloten voordat u de machine stalt of transporteert. • Stal de machine of het brandstofvat nooit in de buurt van een open vuur, vonken of een waakvlam zoals die van een boiler of een ander apparaat. • Zorg ervoor dat alle onderdelen van de machine in goede staat verkeren en alle bevestigingselementen stevig vastzitten, in het bijzonder de bevestigingen van maaimessen.
g008997 Figuur 60 1. Voorste bevestigingspunten Achteraan de machine – op de bumper (Figuur 61) g009005 Figuur 61 1. Achterste bevestigingspunten De machine transporteren • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt. • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. • Maak de machine stevig vast.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Belangrijk: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen en het oliefilter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks De wielmoeren controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 1500 bedrijfsuren • De EGR-koeler van de motor reinigen. • Het ontluchtingssysteem van het carter controleren. Om de 2000 bedrijfsuren • Brandstofslangen en motorkoelvloeistofslangen controleren en vervangen (indien nodig). • De inlaat- en uitlaatkleppen van de motor wetten of afstellen (indien nodig). Om de 3000 bedrijfsuren • Controleer en reinig (indien nodig) de onderdelen van het controlesysteem van de emissie van de motor en de turbocompressor.
Voor week van: Gecontroleerde item maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Maaihoogte-instelling controleren. Alle smeernippels smeren.2 Beschadigde lak bijwerken. 1 Controleer de gloeibougie, de spuitmonden van de injector en de luchtfilters van de motor als het starten moeilijk gaat, als er buitensporig veel rookontwikkeling is of als de motor ongelijkmatig loopt.
Procedures voorafgaande aan onderhoud De afkoppelschakelaar van de accu gebruiken Open de kap zodat u bij de afkoppelschakelaar van de accu kunt. Draai de afkoppelschakelaar van de accu op AAN of UIT om het volgende te doen: Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden • Om de machine van elektrische stroom te voorzien, draait u de afkoppelschakelaar van de accu rechtsom naar de stand AAN (Figuur 63).
De machine opkrikken De kappen van de binnenste zijmaaidekken verwijderen en monteren Gebruik de volgende locaties om de machine op te krikken: Vooraan de machine – op het frame, aan de binnenzijde van elk wiel (Figuur 64) De kappen van de binnenste zijmaaidekken verwijderen 1. Plaats het zijmaaidek op een effen ondergrond. 2. Maak de pal van de kap los. 3. Verwijder de bout waarmee de riemkap is bevestigd (indien aanwezig). 4.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer alle smeernippels. De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithiumvet. Smeer de machine ook onmiddellijk na elke wasbeurt. g013894 Tractie-eenheid Figuur 68 • 2 impact-armen (Figuur 69) 1. Schuif het deksel uit tussen de hefarm en de rol.
g031674 Figuur 69 Voorste maaidek • 2 lagerbussen van de as van de zwenkwielvork (Figuur 72) • 5 lagers van de spilassen (op de spilbehuizing); zie Figuur 72 • 3 lagerbussen van het draaipunt van de spanarm (op de as van het draaipunt); zie Figuur 72 • 4 lagerbussen van de zijmaaidekken (op de scharnierpennen van de zijmaaidekken); zie Figuur 72 g008855 Figuur 70 g009249 Figuur 71 g033268 Figuur 72 58
Voorste hefmechanismen Zijhefmechanismen (per kant) • 2 lagerbussen van de hefarm (Figuur 73) • 3 lagerbussen van de hoofdhefarm (Figuur 75) • 2 kogelverbindingen van de hefarmen (Figuur 73) • 1 lagerbus van de hefcilinder (Figuur 75) • 2 draaipunten hefcilinder voorste maaidek (Figuur 73) g009248 Figuur 75 g009247 Figuur 73 Zijmaaidekken (beide kanten) • 4 lagerbus van de as van de zwenkwielvork (Figuur 74) • 3 lagers van de spilassen (op de spilbehuizing); zie Figuur 74 • 2 lagerbussen van het
Onderhoud motor Belangrijk: Zorg dat de motorbedieningsmodule (ECU) en de elektrische aansluitingen niet direct in contact komen met water, want dit kan schade veroorzaken; raadpleeg Figuur 76 voor de locatie van de ECU en de elektrische aansluitingen. g021157 Figuur 77 Onderhoud van het luchtfilterdeksel g033303 Figuur 76 Aan de linkerkant van de machine onder de motorkap Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het vuil. Verwijder het filter niet. 1.
g008909 Figuur 79 1. Luchtfilterdeksel 2. Sluiting van luchtfilter 2. Verwijder het deksel van de luchtfilterbehuizing. 3. Voordat u het filter weghaalt, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (275 kPa of 40 psi) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Opmerking: Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via het filter in de inlaat kan worden geblazen.
Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur, met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30. Zie de onderdelencatalogus voor de onderdeelnummers. Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Oliepeil controleren. g034926 Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voor- en nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart. Figuur 81 1. Hoofdfilter 5.
2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat het maaidek zakken, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 3. Ververs de motorolie zoals wordt getoond in Figuur 83. g031550 g031551 g031256 Figuur 82 Olievolume in het carter 10,4 l met het filter De motorolie verversen en het oliefilter vervangen g031336 Figuur 83 Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—De motorolie verversen en het oliefilter vervangen. 4.
De koeler van het uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR) van de motor reinigen. Onderhoudsinterval: Om de 1500 bedrijfsuren Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor informatie over het reinigen van de EGR-koeler van de motor. g031260 Het ontluchtingssysteem van het carter controleren Onderhoudsinterval: Om de 1500 bedrijfsuren Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor informatie over het controleren van het ontluchtingssysteem van het carter.
Onderhoud brandstofsysteem onderdelen van het controlesysteem van de emissie van de motor. Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoud van brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren Of maak het roetfilter schoon als actieve storing SPN 3251 HIGH, SPN 3720 TOO HIGH SEVERE, of SPN 3720 HIGH op het InfoCenter verschijnt. Brandstof aftappen uit de brandstoftank Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren—Brandstoftank aftappen en reinigen.
Brandstoffilterelement vervangen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—Het brandstoffilterelement vervangen. 1. Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 89). g031733 Figuur 88 1. Ontluchtingsplug 3. Aftapventiel 2. Waterafscheider/filter 3. Draai de plug weer vast na het aftappen. g031734 Het element van de waterafscheider vervangen 1. 2. Figuur 89 1. Kop van brandstoffilter 2. Filter Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2.
Onderhoud elektrisch systeem Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool. Bevestig eerst de pluspool van de accu en daarna de minpool. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
g032673 g033314 Figuur 96 Figuur 93 1. Zekeringdoos cabine 1. Zekeringhouder 2. Zekeringen De conditie van de accu's controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—De conditie van de accu's controleren. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de accu loskoppelen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Accu's opladen WAARSCHUWING Bij het opladen produceren de accu's gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook niet in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen bij de accu's komen. Belangrijk: Houd de accu's volledig opgeladen. Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 °C. 1. 2. Voer de voorbereiding voor het onderhoud uit, zie Procedures voorafgaande aan onderhoud (bladz. 55).
1. 2. De accu's verwijderen Plaats de machine op een horizontaal vlak, stel de parkeerrem in werking, laat het maaidek neer en zet de motor af. 1. Ga op de bestuurdersstoel zitten en laat de andere persoon de aansluitingen maken. Open de motorkap en draai de afkoppelschakelaar van de accu op UIT. 2. Opmerking: Zorg ervoor dat de startaccu een accu van 12 V is. Verwijder de drie (3) flensschroeven aan beide kanten van de achterbumper zoals afgebeeld in Figuur 100. 3.
g199826 Figuur 102 1. Achterscherm 6. 2. Flensschroef Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee het accudeksel aan de machine is bevestigd en verwijder het deksel (Figuur 103). Opmerking: Let op de montagewijze en -locatie van de accukabels. 7. Koppel de accukabels af en neem ze van de accu's. 8. Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee de accuhouders bevestigd zijn. 9. Verwijder de accu's voorzichtig van de machine (Figuur 103). g199822 Figuur 103 71 1. Accudeksel 6.
Accu's monteren 1. Zet de accu's vast met de accuhouders (Figuur 103). 2. Plaats de accukabels. 3. Plaats het accudeksel en zet het vast met het bevestigingsmateriaal dat u verwijderd hebt. 4. Monteer het achterscherm (Figuur 102). 5. Monteer de zijschermen (Figuur 101). 6. Til de achterbumper op zijn plaats en monteer de flensschroeven. Draai alle flensschroeven aan waarmee de achterbumper aan het frame is bevestigd (Figuur 100). 7.
Toespoor achterwiel controleren Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Controleer het toespoor van het achterwiel. 1. • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging Zet de achterwielen recht en meet de buitenafstand (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de achterwielen (Figuur 105). veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
De koelsystemen reinigen VOORZICHTIG Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt. het hydraulische vloeistofkoelblok niet met water reinigen.
g033289 Figuur 110 1. Hydraulische vloeistofkoeler 2. Hydraulische koelventilators g033277 Figuur 108 3. Radiateur 1. Steunstang 3. Steunstang 2. Koelventilators van motor Vloeistof van het motorkoelsysteem vervangen De hydraulische vloeistofkoeler reinigen 1. Zet de motorkap in de volledig geopende stand. 2. Draai de hydraulische koelventilators naar boven en zet de steunstang vast in de inkeping (Figuur 109).
g034935 Figuur 113 1. Koelvloeistofslang g031321 Figuur 111 8. Als u de motorkoelvloeistof afgetapt hebt, dient u de aftapplug van de aftapslang van de radiateur te sluiten en de koelvloeistofslang aan te koppelen. 9. Verwijder de dop van de expansietank en vul deze tot de motorkoelvloeistof de Laag-markering bereikt. Plaats daarna de dop terug. 10. Start de motor en laat deze lopen totdat hij de bedrijfstemperatuur bereikt heeft. 11.
Onderhoud riemen 3. Onderhoud van de riem van de 12V-wisselstroomdynamo Draai op het voorste maaidek in het midden de borgmoeren van de stopschroef van de spanpoelie los en draai de stopschroef in de beugel (Figuur 114). Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 1000 bedrijfsuren Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor die bij de machine geleverd werd voor verdere aanbevelingen.
6. Til de motor uit het maaidek en leg deze boven op het maaidek. 7. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie. 8. Leg de nieuwe riem rond de aspoelies en de spanpoelie (Figuur 116). 114-0922 decal114-0922nc Figuur 116 g009009 Figuur 117 9. 10. Stel de stopschroef van de spanpoelie af en draai de contramoeren vast. 1. Spanpoelies Plaats de drijfriemkappen terug. De riemen van het zijmaaidek vervangen 6. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie. 7.
Onderhoud hydraulisch systeem ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt Materiaaleigenschappen: Veiligheid van het hydraulische systeem Viscositeit, ASTM D445 St bij 100 °C 7.6 tot 8,5 Viscositeitsindex ASTM D2270 • Controleer of alle hydraulische slangen • • • • St bij 40 °C 42 tot 50 en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
3. Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop van de hydraulische tank (Figuur 120). 2. Plaats een grote opvangbak onder de tank met hydraulische vloeistof. 4. Verwijder de dop van de vulbuis. 3. 5. Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze af met een schone doek. Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem er vervolgens weer uit en controleer het vloeistofpeil (Figuur 121). Verwijder de dop van de hydraulische tank en de peilstok. 4.
Onderhoud van het maaimachine Opmerking: Niet te vol vullen. Hydraulische slangen en leidingen controleren Het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen) Onderhoudsinterval: Om de 2 jaar—Bewegende hydraulische slangen en leidingen vervangen. Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt u het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen).
3. Zet de maaihoogtekettingen vast aan de achterkant van het maaidek. 4. Sluit de demper aan en zet deze vast met de bevestigingsclip. Schuinstand van het maaidek afstellen Schuinstand van het maaidek meten De schuinstand van het maaidek is het verschil in de maaihoogte van de voorste tot de achterste mespunt. Stel het mes schuin in zodat de achterste mespunt 7,5 mm hoger is dan de voorste mespunt. 1.
5. Schuinstand van het zijmaaidek afstellen Draai de contramoeren op de bovenkant of de onderkant van de veerstrop van de maaihoogteketting los (Figuur 127). 1. Opmerking: Draai de moeren van de maaihoogteketting evenveel los of vast zodat het maaidek lateraal op hetzelfde niveau blijft. Verwijder het klemkapje van de spilas en schuif de as uit de zwenkwielarm (Figuur 128). g008866 Figuur 128 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken g009012 2.
Onderhoud van zwenkwielen en lagers Onderhoud van maaimessen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—De zwenkwielen van het maaidek inspecteren. Veiligheid van de messen 1. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd in de zwenkwielvork of in de draaiarm van het zwenkwiel (Figuur 129).
Een mes controleren en slijpen Opmerking: Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 4 en stap 5 mag niet meer dan 3 mm zijn. Als dit meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het worden vervangen; zie Een mes verwijderen en monteren (bladz. 85).
Onderhoud van de cabine De cabine reinigen g000276 Voor machines met een cabine Figuur 133 Belangrijk: Wees voorzichtig in de buurt van de afdichtingen en verlichting van de cabine (Figuur 134). Als u een hogedrukreiniger gebruikt, hou de spuitstok dan minstens 0,6 m van de machine vandaan. Richt de hogedrukreiniger niet rechtstreeks op de afdichtingen en verlichting van de cabine of onder de overhang aan de achterzijde. 1. Onder de oorspronkelijke hoek slijpen.
1. Verwijder de schroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 135 en Figuur 136). 3. Installeer de filters en het rooster met de duimschroeven. Het voorfilter van de cabine reinigen Het voorfilter van de cabine voorkomt dat grotere vuildeeltjes zoals gras en bladeren in de filters van de cabine dringen. 1. Draai de schermafdekking naar beneden. 2. Reinig het filter met water. Opmerking: Gebruik geen hogedrukreiniger.
Stalling Voorbereidingen voor stalling De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 1. g032323 Figuur 138 Rechterventilator getoond 1. Ventilator Belangrijk: Gebruik geen hogedrukreiniger in de buurt van het InfoCenter of de motorbedieningsomdule (ECU), want dit kan schade veroorzaken. 3. Knop 2. Draad 3. 4. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig. Verwijder de 2 knoppen en verwijder de ventilator.
6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat.
Opmerkingen:
Privacyverklaring voor Europa De informatie die Toro verzamelt Toro Warranty Company (Toro) respecteert uw privacy. Om uw aanspraak op garantie te behandelen en contact met u op te nemen in het geval van een terugroepactie vragen wij om bepaalde persoonlijke informatie, hetzij direct of via uw lokale Toro dealer. Het Toro garantiesysteem wordt gehost op servers in de Verenigde Staten, waar de privacywet mogelijk niet dezelfde bescherming biedt als in uw land.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.