Form No. 3403-590 Rev B Groundsmaster® 5900 en 5910 cirkelmaaier Modelnr.: 31698—Serienr.: 316000001 en hoger Modelnr.: 31699—Serienr.: 316000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1. U kunt de nummers noteren in de ruimte hieronder. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring.
De stoptijd van het mes controleren .................. 48 Tijdens gebruik .................................................... 48 Veiligheid tijdens het werk................................. 48 De motor starten en stoppen............................. 49 De maaidekken omhoog- of omlaagbrengen................................................................ 50 Gras maaien met de machine ........................... 50 Regeneratie van het DPF .................................
Veiligheid Brandstoffilterelement vervangen .................... 77 Onderhoud elektrisch systeem ............................ 78 Veiligheid van het elektrisch systeem................ 78 De zekeringen vinden ....................................... 78 De conditie van de accu's controleren ............... 79 Accu's opladen ................................................. 80 Machine starten met startkabel ......................... 80 Onderhoud aandrijfsysteem ................................
Model 31699 Trillingsniveau Deze machine heeft een geluidsniveau van 105 dBA met een onzekerheidswaarde (K) van 1.0 dBA. Hand-arm Het geluidsniveau werd bepaald volgens de procedures in ISO 11094. Model 31698 Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 0,8 m/s2 Geluidsdruk Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 1,0 m/s2 Model 31698 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 Deze machine oefent een geluidsdruk van 90 dBA uit op het gehoor van de bestuurder (met een onzekerheidswaarde (K) van 1.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal117-4766 117-4766 1. Gevaar op snijwonden of verminking, ventilator – hou afstand tot bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal117-3276 117-3276 1. Motorkoelvloeistof onder druk 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2.
decal93-6674 93-6674 1. Handen kunnen worden gesneden — Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. decal93-6687 93-6687 1. Niet hierop stappen. decal130-0594 130-0594 Alleen voor model met cabine 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; draag altijd een veiligheidsgordel als u in de cabine zit; draag gehoorbescherming. decal120-6604 120-6604 decal93-7818 93-7818 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2.
114-0922 decal114-4883 decal114-0922 114-4883 114-0922 1. Geleiding van drijfriem 1. Geleiding van drijfriem decal117-2718 117-2718 decal114-0974 114-0974 1. Geleiding van drijfriem decal117-2754 117-2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5.
decal93-6686 93-6686 1. Hydraulische vloeistof 2. Lees de Gebruikershandleiding. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken decal117-4979 117-4979 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 5. Lees de Gebruikershandleiding.
decal132-1321 132-1321 1. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Trek om de aftakas in te schakelen de knop omhoog. 2. De motor starten: 1) Zet het tractiepedaal in neutraal; 2) Stel de parkeerrem in werking; 3) Draai het sleuteltje naar de stand 'draaien'; 4) Draai het sleuteltje naar de stand 'start'. 5. Duw om de aftakas uit te schakelen de knop omlaag. 3.
decal131-2348 131-2348 1. Koplampen – uit 4. Parkeerrem – Buiten werking 7. Motor – Afzetten 2. Koplampen – aan 5. Het werktuig naar links kantelen. 3. Parkeerrem – In werking 6. Het werktuig naar rechts kantelen. 8. Motor – Lopen, elektrisch voorverwarmen 9.
decal132-3600 132-3600 Alleen voor model met cabine decal132-1315 132-1315 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. 24V-wisselstroom/pooldiode 2. 24V-systeem 6. 24V-inschakelrelais - 5 A 3. Cabine 4. Platform 7. ECU stroom – 25 A 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. Werklicht – 20 A 2. Koplamp – 25 A 6. Hulpaggregaat – 15 A 3. Koppeling condenserventilator en airconditioning – 30 A 7. Cabineverlichting – 15 A 4.
decal132-1314 132-1314 1. Weerstand (2000 Ohm) 13. Werklicht – 10 A 2. TEC stroomdiode 14. Koplamp - 15 A 3. RAD diode 15. Ontsteking – 10 A 4. Maaihoogte-diode 16. Sigarettenaansteker - 10 A 17. Elektriciteit stoel - 10 A 5. RAD ventilatorstoring 6. Schakelaargrendel (24 V) 18. Aftakas: 10 A 7. Maaihoogteventilatorstoring 8. Belastingafschakeling activeren 9. Master - 7,5 A 10. Circuit stroom/master - 2 A 11. Slave - 7,5 A 19. Claxon - 30 A 20. Gevarenlicht – 10 A 21. Telematica stroom – 2 A 22.
decal131-2347 131-2347 1. Richtingaanwijzer links 2. Richtingaanwijzer rechts 3. Zwaailicht 4. Werkverlichting 5. Motorsnelheid – snel 9. Naar boven trekken om de maai-eenheid in te schakelen. 6. Motorsnelheid – langzaam 10. Naar beneden duwen om de maai-eenheid uit te schakelen. 7. Transmissie – hoog bereik 11. Breng het linkermaaidek omlaag. 8. Transmissie – laag bereik 12. Breng het middelste maaidek omlaag. decal131-2349 131-2349 1. Breng het linkermaaidek omhoog. 4. Cruise control - uit 2.
decal131-6027 131-6027 1. Maaihoogte-instellingen 3. Onderste zwenkwielstand – maaihoogten 76 tot 153 cm 2. Bovenste zwenkwielstand – maaihoogten 25 tot 102 cm decal131-6025 131-6025 1. Maaihoogte decal132-1313 132-1313 decal131-6026 131-6026 1. Maaihoogte 15 1. Opgelet – Zet de motor uit met het sleuteltje alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan de accu; voer geen onderhoud uit aan de accu terwijl de motor draait. 4. Pluspool 2. Accu – afkoppelen 5. Minpool 3.
decal132-1316 132-1316 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. decal132-1406 132-1406 1. De parkeerrem 2. De parkeerrem uitschakelen wanneer inschakelen - trek de de motor af staat – zwarte knop omhoog; de 1) Open de sleepkleppen handklep wordt opnieuw op de tractiepomp (lees de op nul ingesteld wanneer Gebruikershandleiding); u de motor start. 2) Hou de zwarte knop ingedrukt om de parkeerrem vrij te zetten; 3) Beweeg de handpomp op en neer.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Het verpakkingsmateriaal van het zijmaaidek verwijderen. 2 Kap van het rechtermaaidek Kap van het linkermaaidek V riem 1 1 2 De winglets van het voorste maaidek laten zakken. 3 Geen onderdelen vereist – De druk in de banden en zwenkwielen controleren.
1 Het verpakkingsmateriaal van het zijmaaidek verwijderen Geen onderdelen vereist Procedure Verwijder het verpakkingsmateriaal dat de zijmaaidekken beschermt tijdens het vervoer. 2 g009013 Figuur 3 De winglets van het voorste maaidek laten zakken 4. Excentriek 2. Scharnierpen 5. Bovenste opening 3. Aanslagbout 6. Maaidekbevestigingen 2. 1 Kap van het rechtermaaidek Verwijder terwijl u de rechter winglet ondersteunt de voorste en achterste aanslagbouten uit de maaidekbevestigingen (Figuur 3).
B. 8. Gebruik een ratelsleutel of soortgelijk gereedschap om de spanpoelie weg te houden van de poelies (Figuur 5). C. Leg de riem rond de aspoelie van de winglet en de bovenste aspoelie van het voorste maaidek. D. Laat de riemschijf los om spanning op de riem te krijgen. Monteer de maaidekkap van de winglet en maak het vast met de rubberen vergrendeling (Figuur 6). Opmerking: Zorg dat u de kap onder de lipjes 9. van het voorste middenmaaidek schuift voordat u dit op de montagehaken en stang plaatst.
Belangrijk: De tractie en de doorslipbeheersing van de banden is afhankelijk van de verhouding van de maat van de voor- en achterbanden. Gebruik alleen originele Toro-banden. 5 De winglet-maaidekken op dezelfde hoogte als het maaidek middenvoor brengen 4 Het voorste middelste maaidek horizontaal stellen Geen onderdelen vereist Geen onderdelen vereist Procedure Procedure 1. Opmerking: Voer deze procedure uit op een vlak, horizontaal oppervlak.
Opmerking: Er is een inkeping op de zeskantige excentriek die zich op 180° van de nok op de excentriek bevindt (Figuur 8). Gebruik de inkeping als referentiepunt voor de plaats van de nokken bij het instellen van de excentrieken. 7 De machine smeren Geen onderdelen vereist Procedure Smeer de machine voor gebruik; zie Smering (bladz. 68). Als de machine niet goed is gesmeerd, zullen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken. g009153 Figuur 8 1. Inkeping excentriek 5.
Algemeen overzicht van de machine g031657 Figuur 9 1. Zijmaaidek 5. Brandstoftank 2. Bedieningspaneel 6. Stuurwiel 3. Rolbeugel 7. Voorste maaidek 4. Motorkap 8.
Bedieningsorganen parkeerremschakelaar naar voren om de parkeerrem in te schakelen. Duw de parkeerremschakelaar naar achteren om de parkeerrem uit te schakelen (Figuur 10). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Contactschakelaar De contactschakelaar heeft 3 standen: STOP, DRAAIEN/VOORVERWARMEN en START (Figuur 10). Schakelaar voor hoog/laag toerenbereik Druk op de voorzijde van de schakelaar om het HOGE SNELHEIDSBEREIK te selecteren.
Opmerking: De dekken kunnen niet omlaag worden gebracht bij het HOGE toerental en kunnen ook niet omhoog of omlaag worden gebracht als de bestuurder niet in de stoel zit terwijl de motor loopt. Opmerking: De heffunctie van de maaidekken is beperkt tot motortoerentallen onder 2000 tpm. Onder 2000 tpm kan slechts 1 maaidek tegelijk omhoog worden gebracht. Gasklepschakelaar g033266 Figuur 11 De gasklepschakelaar heeft 2 standen: LAAG STATIONAIR en HOOG STATIONAIR (Figuur 10). 1.
Belangrijk: De achterruit moet worden gesloten Luchtcirculatieregeling voordat de motorkap wordt geopend, want anders kan schade ontstaan. Stelt de cabine in op luchtcirculatie, ofwel lucht aanzuigen van buiten de cabine (Figuur 12). • Stel de cabine in op luchtcirculatie als u de Instelhendel bestuurdersstoel airconditioning gebruikt. • Stel de cabine in om lucht aan te zuigen van buiten Trek de hendel uit om de stoel naar voren en naar achteren te verschuiven.
InfoCenter Opstartscherm Wanneer u de machine start, verschijnt het opstartscherm met de pictogrammen die overeenstemmen met de ingeschakelde functies (d.w.z. de parkeerrem is ingeschakeld, de aftakas staat AAN en de cruise control staat AAN). Opmerking: De volgende afbeelding is een voorbeeld; het toont alle pictogrammen die tijdens het gebruik van de machine kunnen verschijnen op het scherm. Raadpleeg de onderstaande tabel voor de betekenis van de pictogrammen (Figuur 14).
Opmerking: In voorbeeld Figuur 18 draaien de koelventilators van de motor met een snelheid van 50% achterwaarts. Deze weergave (Figuur 14) geeft het toerental en de richting van de ventilator aan. Het ventilatortoerental is afhankelijk van de temperatuur van de hydraulische vloeistof of de temperatuur van de motorkoelvloeistof; de ventilator draait automatisch in de omgekeerde richting wanneer dat nodig is.
Als een fout op het scherm verschijnt, druk dan een willekeurige toets in om het advies over die storing te bekijken (Figuur 15). Indicator temperatuur motorkoelvloeistof en statusindicator koelventilator Dit scherm geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof en de status van de koelventilator aan (Figuur 18). Opmerking: Neem contact op met uw supervisor of een monteur om de storingsinformatie te bespreken en te bepalen wat er moet worden gedaan.
Opmerking: Als de bestuurder het alarm erkent door een knop van het InfoCenter in te drukken, zou het alarm moeten stoppen. • • • • Motor verzoekt om herstel Een motorstoring Een melding; zie Meldingen InfoCenter (bladz. 33) De motor verstuurt een oranje waarschuwingsboodschap • Het brandstofpeil is lager dan 2,2% Hoofdmenu Hou de vijfde knop (uiterst rechts) van het InfoCenter ingedrukt om naar het hoofdmenu te gaan.
2. Druk op knop 2 tot u in het hoofdmenu Instellingen bereikt en druk op knop 4 om Instellingen te selecteren (Figuur 19). 3. Druk in het scherm Instellingen op knop 4 om Weergave te selecteren (Figuur 20). 4. Druk op knop 2 tot u in het scherm Weergave Code-instellingen bereikt en druk op knop 4 om Code-instellingen te selecteren (Figuur 21). 5. Druk op knop 2 tot u in het scherm Code-instellingen Code Wijzigen bereikt en druk op knop 4 om Code Wijzigen te selecteren (Figuur 22). 6.
De helderheid en het contrast van het InfoCenter-scherm wijzigen 1. Druk in het opstartscherm op knop 5 om naar de pop-upmenubalk helderheid/contrast te gaan (Figuur 27). g033173 Figuur 25 1. Cijfer 1 4. Cijfer 4 2. Cijfer 2 5. Code Invoeren 3. Cijfer 3 8. Bevestig de nieuwe code door middel van knoppen 1 tot 4 en druk op knop 5 wanneer u de code ingevoerd hebt (Figuur 26). g033178 Figuur 27 1. Helderheid verlagen 4. Contrast vergroten 2. Helderheid verhogen 5. Afsluiten 3.
g033179 Figuur 28 1. Selectie cruise control 4. Druk in het scherm Cruise control op knop 1 om de snelheid van de cruise control te verlagen of op knop 2 om de snelheid van de cruise control te verhogen (Figuur 29). g033180 Figuur 29 1. Snelheid van cruise control verminderen 2. Snelheid van cruise control verhogen 5. 3. Afsluiten Wanneer u klaar bent met het instellen van de snelheid van de cruise control, druk dan op knop 5 om af te sluiten (Figuur 29).
Meldingen InfoCenter Meldingen voor de bestuurder verschijnen automatisch op het InfoCenter-scherm wanneer een machinefunctie bijkomende handelingen vereist. Bijvoorbeeld, als u probeert de motor te starten terwijl u het tractiepedaal indrukt, wordt de melding weergegeven dat het tractiepedaal in NEUTRAAL moet staan. Elke melding die zich voordoet, heeft een toestand (bv.
Aftakas geweigerd 108 Motor oververhit Laat motor afkoelen om aftakas in te schakelen Aftakas geweigerd 109 Verlies van CAN-bus (onderhoud vereist) Onderhoud vereist om aftakas in te schakelen Aftakas geweigerd 110 Hydraulische olie te koud Laat hydraulische olie opwarmen om aftakas in te schakelen Cruise control geweigerd 202 Te traag om cruise control vast te leggen Verhogen van de motorsnelheid Maaidek omlaag geweigerd 302 Laten zakken niet mogelijk in transport Laat tractiepedaal naar
Melding motor 1205 De startmotor is 30 seconden ingeschakeld geweest Time-out startmotor na 30 seconden Melding motor 1206 Vervang het luchtfilter van de motor Het luchtfilter controleren Melding motor 1207 Onderhoud noodzakelijk Binnenkort motoronderhoud vereist Melding motor 1208 Onderhoudsinterval overschreden Onderhoudsinterval motor overschreden Melding motor 1209 DPF-onderhoud vereist Herstel vereist binnen 30 minuten Melding motor 1210 Motortoerental verlaagd vanwege hoge temper
Kalibratie 1515 Detectie maximale achteruitstand voorbij Detectie maximale achteruitstand voorbij Kalibratie 1516 Detectie maximale achteruitstand mislukt (buiten bereik) – vastgelegde spanning buiten specificaties Kalibratiemodus opnieuw starten Kalibratie 1517 Kalibratie tractiepedaal voltooid/waarden opgeslagen Kalibratie verlaten Kalibratie 1518 Kalibratie tractiepedaal mislukt Verlaat kalibratie en probeer het nogmaals Maaidek omhoog geweigerd 1602 Niet op stoel Bestuurder moet zitte
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Brandstofveiligheid Gebruiksaanwijzing GEVAAR Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. Voor gebruik • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen.
• Meng nooit kerosine of motorolie met de • Houd het vulpistool in contact met de rand van de dieselbrandstof. benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool. • Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen • Als u brandstof morst op uw kleding dient u zich verzinkt zijn. onmiddellijk om te kleden. • Voeg geen additieven toe aan de brandstof. • Vul de brandstoftank tot de brandstof tot 25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis reikt.
Brandstof bijvullen Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: • Biodieselmengsels kunnen gelakte oppervlakken 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak (Figuur 31). 2. Schakel de motor uit en stel de parkeerrem in werking. 3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de tankdop. 4. Voeg brandstof toe en plaats de brandstofdop. Neem eventueel gemorste brandstof op. beschadigen. • Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer.
Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds voldoende bandenspanning hebben; hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op. Controleer de luchtdruk in alle banden voordat u de machine gebruikt. De tractie en de doorslipbeheersing van de banden is afhankelijk van de verhouding van de maat van de voor- en achterbanden. Gebruik alleen originele Toro-banden.
7. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsstukken op de spilas (Figuur 34). 8. Plaats het klemkapje en draai het vast met de meegeleverde sleutel voor de zwenkwielkap om het geheel te borgen (Figuur 34). 9. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de maaihoogtekettingen zijn bevestigd aan de achterkant van het maaidek (Figuur 35). g031660 Figuur 33 1. Montageopeningen maaihoogte zwenkwielen 4. 2.
Opmerking: U kunt om het even welke combinatie van opvulstukken boven of onder de naaf van de zwenkwielarm monteren, zoals vereist voor het bereiken van de gewenste maaihoogte of het gewenste maaidekniveau. decal131-6025 Figuur 36 De zijmaaidekken afstellen 1. 2. 3. Start de motor en breng de maaidekken omhoog zodat u de maaihoogte kunt wijzigen. g031661 Figuur 38 Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact wanneer u het maaidek omhoog hebt gebracht. 1. Klemkapje 2.
g031063 Figuur 40 g032003 Figuur 39 De antiscalpeerrollen van het maaidek afstellen De buitenste glijders afstellen Monteer de buitenste glijders in de laagste stand als de machine wordt gebruikt met een maaihoogte van meer dan 51 mm en in de hoogste stand als de machine wordt gebruikt met een maaihoogte van minder dan 51 mm.
1. Stel alle maaidekken in op de gewenste maaihoogte; zie De maaihoogte instellen (bladz. 41). 2. Controleer de druk van de voor- en achterbanden en pas deze aan. Opmerking: De juiste luchtdruk in de voorbanden is 2,21 bar en in de achterbanden 2,07 bar. 3. Controleer de banden van alle zwenkwielen een spanning van 3,45 bar hebben. 4.
De maaihoogte van de maaidekken gelijk stellen 1. Plaats de messen dwars op de rijrichting op de buitenste as van beide zijmaaidekken. 2. Meet de afstand van de grond tot de punt van de snijrand op de maaidekken en vergelijk de metingen met elkaar. Opmerking: Deze afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar verschillen. Stel nu nog niet af. 3. 4. Plaats het mes dwars op de rijrichting op de binnenste as van het zijmaaidek en op de corresponderende buitenste as van het voorste maaidek.
Koplampen richten toevoegen aan het onderste deel van de voorste binnenste zwenkwielarm op het zijmaaidek (Figuur 43 en Figuur 44). Uitsluitend model 31698 1. Opmerking: Controleer de afstand tussen de buitenste randen van beide zijmaaidekken en de binnenste rand van het zijmaaidek tot de buitenste rand van het voorste maaidek. 8. 9. Draai de montagemoeren los en plaats elke koplamp zo, dat deze recht vooruit wijst.
en vuil opwaait. Om de stoptijd te controleren, moet iemand op minimaal 6 m afstand van het maaidek staan en de messen op 1 van de maaidekken bekijken. Schakel de maaidekken uit en noteer de tijd die er nodig is totdat de messen volledig tot stilstand zijn gekomen. Als de tijd meer dan 7 seconden bedraagt, moet u de remklep afstellen; neem contact op met uw Toro-verdeler om u te helpen bij deze afstelling. interlocksysteem dat u moet verhelpen voordat u opnieuw gaat werken. 2.
• Zorg dat u de veiligheidsgordel draagt en deze in • Vervoer nooit passagiers op deze machine. • Gebruik de machine uitsluitend als het zicht goed • • • • • • • • • • • • • • een noodgeval snel kunt losmaken. is en bij geschikte weersomstandigheden. Gebruik de machine niet als het kan bliksemen. Maai niet op nat gras. Als de wielen hun grip verliezen, kan de machine gaan glijden. U mag het maaidek nooit omhoog brengen als de maaimessen draaien.
6. 2. Laat de motor opwarmen op lage snelheid (zonder belasting) gedurende 3 tot 5 minuten en gebruik dan de gasklepschakelaar om het gewenste motortoerental te verkrijgen. Gebruik de handgreep om de sluitingen los te maken die de maaidekken in de hoge stand houden (Figuur 46). Belangrijk: De startmotor wordt na 30 seconden automatisch uitgeschakeld om voortijdig defect van de startmotor te vermijden.
Regeneratie van het DPF Belangrijk: Minimaliseer de tijd dat de motor stationair loopt, of dat u de machine op een laag toerental laat lopen, om de opbouw van roet in het filter te beperken. Het dieselparticulaarfilter (DPF) is een onderdeel van het uitlaatsysteem. De oxidatie-katalysator van het DPF vermindert de hoeveelheid schadelijke gassen en het roetfilter vangt het roet in de uitlaatgassen op.
As-opbouw in het DPF • Als er een zekere hoeveelheid as is opgebouwd in het DPF stuurt de computer van de motor deze informatie naar het InfoCenter als een bestuurdersadvies of een motorstoring. • De lichtere as wordt via het uitlaatsysteem naar buiten geblazen, de zwaardere as bouwt zich op in het in roetfilter. • Dit bestuurdersadvies en de storingsmelding • Deze as is een overblijfsel van het geven aan dat het DPF onderhoud nodig heeft. regeneratieproces.
Boodschappen regeneratie niet mogelijk Tabel regeneratie niet mogelijk Boodschap Toestand Aanbevolen actie De motor draait niet. Start de motor. De koelvloeistoftemperatuur is lager dan 60°C°. Lopen de motor lopen tot de koelvloeistof warmer is dan 60°C. De motor heeft minder dan 50 uur gelopen sinds de laatste regeneratie. Gebruik de machine totdat het pictogram geparkeerde regeneratie op het InfoCenter verschijnt.
Tabel regeneratie niet mogelijk (cont'd.) Boodschap Toestand De parkeerrem in niet werking is gesteld. Aanbevolen actie Stel de parkeerrem in werking. g214110 Figuur 58 Het tractiepedaal staat op VOORUIT of ACHTERUIT. NEUTRAAL. Zet het tractiepedaal in de stand De motorcomputer geeft een foutcode voor de diagnose. Bepaal de oorzaak van de foutcode en/of repareer de motor. Het roetfilter heeft onderhoud nodig. Zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 76).
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Wanneer Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. Tijdens de passieve regeneratie gebruikt het DPF de hete uitlaatgassen voor het oxideren van schadelijke uitstoot en het verbranden van roet tot as. Zie Passieve regeneratie van het DPF (bladz. 56).
Passieve regeneratie van het DPF • Als u geen aandacht schenkt aan het verzoek om geparkeerde regeneratie op het InfoCenter en de machine blijft gebruiken (Figuur 63) zal er zich een kritieke hoeveelheid roet opbouwen in het DPF. • Passieve regeneratie wordt uitgevoerd tijdens de • normale werking van de motor. Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental lopen om de regeneratie van het DPF te helpen.
g214647 Figuur 65 g214884 • Met toestemming van uw werkgever kunt u de Figuur 66 PIN-code invoeren om de herstel regeneratie uit te voeren. 2. Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie 1. In het ONDERHOUDSMENU, druk op knop 1 of knop 2 om naar REGENERATIE te gaan, en druk dan op knop 4 om REGENERATIE te kiezen (Figuur 67).
Opmerking: Als u tijdens de regeneratie op knop 5 drukt wordt de regeneratie onderbroken. In het EXIT scherm drukt u op knop 5 om terug te keren naar het ONDERHOUDSMENU (Figuur 70). g214486 Figuur 68 g214485 4. Figuur 70 Het InfoCenter toont een aantal schermen (Figuur 69) gedurende de regeneratie: 5. Als de regeneratie afgerond is verschijnt het COMPLETE/AFGEROND scherm op het InfoCenter. Druk op knop 5 om terug te keren naar het ONDERHOUDSMENU (Figuur 71). g214483 Figuur 71 g214903 Figuur 69 1.
De werking van de machine Werking van de 12 V en leren begrijpen 24 V elektrische systemen Deze machine beschikt over 2 spanningssystemen: 12 V en 24 V. Oefen u in het rijden met de machine; ze heeft een hydrostatische transmissie en kan anders reageren dan andere gazonmachines. Het 12V-systeem voorziet alle functies van de machine van stroom, behalve de koelventilators van de motor en van het hydraulische systeem.
aanbevelen, moet u daarom in het vroege voorjaar vaker maaien; als het gras midden in de zomer minder snel gaat groeien, moet u slechts om de 8 tot 10 dagen maaien. Als u gedurende een langere periode niet kunt maaien door de weersomstandigheden of om andere redenen, moet u de eerstvolgende keer niet te kort maaien. Maai vervolgens 2 tot 3 dagen later met een lagere maaihoogte-instelling.
• Schakel de aandrijving van het werktuig uit als u de machine transporteert of niet gebruikt. • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. Zorg ervoor dat de hoek van de oprijplaat en de aanhanger of vrachtwagen niet groter is dan 15 graden. • Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen, kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van de machine lopen.
g008997 Figuur 77 1. Voorste bevestigingspunten Achteraan de machine – op de bumper (Figuur 78) g009005 Figuur 78 1. Achterste bevestigingspunten g031557 Figuur 76 De machine transporteren 5. Sluit de omleidingskleppen voordat u de motor start en draai de klep dicht met een torsie van 70 N·m. • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een Opmerking: Het handmatige vrijstelmecha- het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker– en rechterzijde van de machine. Belangrijk: Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 10 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen en het oliefilter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks De wielmoeren controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 1500 bedrijfsuren • De EGR-koeler van de motor reinigen. • Het ontluchtingssysteem van het carter controleren. Om de 2000 bedrijfsuren • Brandstofslangen en motorkoelvloeistofslangen controleren en vervangen (indien nodig). • De inlaat- en uitlaatkleppen van de motor wetten of afstellen (indien nodig). Om de 3000 bedrijfsuren • Controleer en reinig (indien nodig) de onderdelen van het controlesysteem van de emissie van de motor en de turbocompressor.
Voor week van: Gecontroleerde item maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Maaihoogte-instelling controleren. Alle smeernippels smeren.2 Beschadigde lak bijwerken. 1 Controleer de gloeibougie, de spuitmonden van de injector en de luchtfilters van de motor als het starten moeilijk gaat, als er buitensporig veel rookontwikkeling is of als de motor ongelijkmatig loopt.
Procedures voorafgaande aan onderhoud • Plaats de machine en/of onderdelen ervan op assteunen indien dit nodig is. • Haal voorzichtig de druk van onderdelen met opgeslagen energie. • Neem contact op met een erkende Toro-verdeler als er grote reparatiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd aan uw machine of als u hulp nodig hebt. Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden • Gebruik ter vervanging uitsluitend originele onderdelen en accessoires van Toro.
De machine opkrikken 3. Verwijder de bout waarmee de riemkap is bevestigd (indien aanwezig). Gebruik de volgende locaties om de machine op te krikken: 4. Til de achterste en binnenste rand van de kap van de montagestangen (Figuur 83). Vooraan de machine – op het frame, aan de binnenzijde van elk wiel (Figuur 81) g013892 Figuur 83 1. Montagestangen g008996 Figuur 81 1. Krikpunt aan de voorzijde (2) 5.
Smering Lagers en lagerbussen smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer alle smeernippels. De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithiumvet. Smeer de machine ook onmiddellijk na elke wasbeurt. g013894 Tractie-eenheid Figuur 85 • 2 impact-armen (Figuur 86) 1. Schuif het deksel uit tussen de hefarm en de rol.
g031674 Figuur 86 Voorste maaidek • 2 lagerbussen van de as van de zwenkwielvork (Figuur 89) • 5 lagers van de spilassen (op de spilbehuizing); zie Figuur 89 • 3 lagerbussen van het draaipunt van de spanarm (op de as van het draaipunt); zie Figuur 89 • 4 lagerbussen van de zijmaaidekken (op de scharnierpennen van de zijmaaidekken); zie Figuur 89 g008855 Figuur 87 g009249 Figuur 88 g033268 Figuur 89 69
Voorste hefmechanismen Zijhefmechanismen (per kant) • 2 lagerbussen van de hefarm (Figuur 90) • 3 lagerbussen van de hoofdhefarm (Figuur 92) • 2 kogelverbindingen van de hefarmen (Figuur 90) • 1 lagerbus van de hefcilinder (Figuur 92) • 2 draaipunten hefcilinder voorste maaidek (Figuur 90) g009248 Figuur 92 g009247 Figuur 90 Zijmaaidekken (beide kanten) • 4 lagerbus van de as van de zwenkwielvork (Figuur 91) • 3 lagers van de spilassen (op de spilbehuizing); zie Figuur 91 • 2 lagerbussen van het
Onderhoud motor Belangrijk: Zorg dat de motorbedieningsmodule (ECU) en de elektrische aansluitingen niet direct in contact komen met water, want dit kan schade veroorzaken; raadpleeg Figuur 93 voor de locatie van de ECU en de elektrische aansluitingen. g021157 Figuur 94 Onderhoud van het luchtfilterdeksel g033303 Figuur 93 Aan de linkerkant van de machine onder de motorkap Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het vuil. Verwijder het filter niet. 1.
g008909 Figuur 96 1. Luchtfilterdeksel 2. Sluiting van luchtfilter 2. Verwijder het deksel van de luchtfilterbehuizing. 3. Voordat u het filter weghaalt, moet u met schone en droge perslucht onder lage druk (275 kPa of 40 psi) grote hoeveelheden aangekoekt vuil verwijderen dat tussen de buitenkant van het voorfilter en de filterbus zit. Opmerking: Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via het filter in de inlaat kan worden geblazen.
Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw erkende Toro distributeur, met een viscositeit van 15W-40 of 10W-30. Zie de onderdelencatalogus voor de onderdeelnummers. Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Oliepeil controleren. g034926 Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voor- en nadat de motor voor de eerste keer wordt gestart. Figuur 98 1. Hoofdfilter 5.
2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat het maaidek zakken, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 3. Ververs de motorolie zoals wordt getoond in Figuur 100. g031550 g031551 g031256 Figuur 99 Olievolume in het carter 10,4 l met het filter De motorolie verversen en het oliefilter vervangen g031336 Figuur 100 Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—De motorolie verversen en het oliefilter vervangen. 4.
De koeler van het uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR) van de motor reinigen. Onderhoudsinterval: Om de 1500 bedrijfsuren Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor informatie over het reinigen van de EGR-koeler van de motor. g031260 Het ontluchtingssysteem van het carter controleren Onderhoudsinterval: Om de 1500 bedrijfsuren Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor informatie over het controleren van het ontluchtingssysteem van het carter.
Onderhoud brandstofsysteem onderdelen van het controlesysteem van de emissie van de motor. Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter Onderhoud van brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Om de 6000 bedrijfsuren Of maak het roetfilter schoon als actieve storing SPN 3251 HIGH, SPN 3720 TOO HIGH SEVERE, of SPN 3720 HIGH op het InfoCenter verschijnt. Brandstof aftappen uit de brandstoftank Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren—Brandstoftank aftappen en reinigen.
Brandstoffilterelement vervangen Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—Het brandstoffilterelement vervangen. 1. Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 106). g031733 Figuur 105 1. Ontluchtingsplug 3. Aftapventiel 2. Waterafscheider/filter 3. Draai de plug weer vast na het aftappen. g031734 Het element van de waterafscheider vervangen 1. 2. Figuur 106 1. Kop van brandstoffilter 2. Filter Plaats een schone opvangbak onder het brandstoffilter. 2.
Onderhoud elektrisch systeem Bijkomende zekeringen van de tractie-eenheid (Figuur 109) bevinden zich achteraan rechts op de machine (Figuur 110). Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de machine verricht. • Draai de afkoppelschakelaar van de accu op UIT. • Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken. Voorkom contact met uw huid, ogen en kleding. Bescherm uw gezicht, ogen en kleding als u werkzaamheden verricht aan de accu.
g032673 g033314 Figuur 113 Figuur 110 1. Zekeringdoos cabine 1. Zekeringhouder 2. Zekeringen De conditie van de accu's controleren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—De conditie van de accu's controleren. Belangrijk: Voordat u laswerkzaamheden aan de machine verricht, moet u de accu loskoppelen om beschadiging van het elektrische systeem te voorkomen.
Accu's opladen WAARSCHUWING Bij het opladen produceren de accu's gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook niet in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen bij de accu's komen. Belangrijk: Houd de accu's volledig opgeladen. Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0°C. 1. 2. Voer de voorbereiding voor het onderhoud uit, zie Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden (bladz. 66).
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stop de motor en verwijder het contactsleuteltje. 2. Ga op de bestuurdersstoel zitten en laat de andere persoon de aansluitingen maken. Onderhoud aandrijfsysteem Opmerking: Zorg ervoor dat de startaccu een accu van 12 V is. Het tractiepedaal kalibreren Belangrijk: Als u een andere machine Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Het tractiepedaal kalibreren. gebruikt voor de stroomvoorziening, zorg dan dat de 2 machines elkaar niet raken. 3.
Onderhoud koelsysteem Opmerking: De afstand aan de voorzijde moet 0 tot 3 mm groter zijn dan de afmeting achteraan. Veiligheid van het koelsysteem VOORZICHTIG Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor heet is.
3. Chloride <40 ppm (CI) Sulfer <100 ppm (SO4) Opmerking: Gebruik geen koelvloeistoffen op basis van alcohol/methanol of alleen water. GEVAAR Draaiende ventilators en lopende drijfriemen kunnen letsel veroorzaken. • Gebruik de machine nooit zonder dat de kappen zijn geplaatst. • Houd vingers, handen en kleding uit de buurt van een draaiende ventilator en drijfriem. • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en draai de afkoppelschakelaar van de accu op UIT voordat u onderhoud uitvoert. 4.
g033289 Figuur 123 1. Hydraulische vloeistofkoeler 2. Hydraulische koelventilators g033277 Figuur 121 3. Radiateur 1. Steunstang 3. Steunstang 2. Koelventilators van motor Vloeistof van het motorkoelsysteem vervangen De hydraulische vloeistofkoeler reinigen 1. Zet de motorkap in de volledig geopende stand. 2. Draai de hydraulische koelventilators naar boven en zet de steunstang vast in de inkeping (Figuur 122).
g034935 Figuur 126 1. Koelvloeistofslang g031321 Figuur 124 8. Als u de motorkoelvloeistof afgetapt hebt, dient u de aftapplug van de aftapslang van de radiateur te sluiten en de koelvloeistofslang aan te koppelen. 9. Verwijder de dop van de expansietank en vul deze tot de motorkoelvloeistof de Laag-markering bereikt. Plaats daarna de dop terug. 10. Start de motor en laat deze lopen totdat hij de bedrijfstemperatuur bereikt heeft. 11.
Onderhoud riemen Onderhoud van de riem van de 12V-wisselstroomdynamo 2. Verwijder de drijfriemkappen die boven op het maaidek zitten. Zet de drijfriemkappen weg. 3. Draai op het voorste maaidek in het midden de borgmoeren van de stopschroef van de spanpoelie los en draai de stopschroef in de beugel (Figuur 127). Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren Om de 1000 bedrijfsuren Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor die bij de machine geleverd werd voor verdere aanbevelingen.
drijfriem loskomen van de poelies. Gebruik hiervoor een onderbrekerstang of soortgelijk gereedschap (Figuur 130). g031805 Figuur 128 1. Montagebouten 2. Hydraulische motor 6. Til de motor uit het maaidek en leg deze boven op het maaidek. 7. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie. 8. Leg de nieuwe riem rond de aspoelies en de spanpoelie (Figuur 129). g009009 Figuur 130 1. Spanpoelies 6. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie. 7.
Onderhoud hydraulisch systeem Veiligheid van het hydraulische systeem decal114-4883nc WAARSCHUWING Figuur 132 Linkermaaidek Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. • Controleer of alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem.
Vraag uw smeermiddelenleverancier naar een geschikt product. Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van verkeerde vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
bevestigingsplaten; draai het filter vervolgens nog eens ½ slag vast. Als de hydraulische vloeistof verontreinigd raakt, moet u contact opnemen met uw plaatselijke Toro-dealer omdat het systeem dient te worden schoongespoeld. Verontreinigde hydraulische vloeistof ziet er in vergelijking met schone vloeistof melkachtig of zwart uit. 10. Vul het reservoir met hydraulische vloeistof; zie Hydraulische vloeistof controleren (bladz. 88).
Onderhoud van het maaimachine Het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen) Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt u het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen). 1. Til het voorste maaidek een beetje van de grond. 2. Voer de voorbereiding voor het onderhoud uit, zie Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden (bladz. 66). 3. Verwijder de bevestigingsclip en ontkoppel de demper van het maaidek (Figuur 136). g008979 Figuur 137 1. Maaihoogteketting 3.
3. 4. Opmerking: Draai de moeren van de Zet de maaihoogtekettingen vast aan de achterkant van het maaidek. maaihoogteketting evenveel los of vast zodat het maaidek lateraal op hetzelfde niveau blijft. Sluit de demper aan en zet deze vast met de bevestigingsclip. Schuinstand van het maaidek afstellen Schuinstand van het maaidek meten De schuinstand van het maaidek is het verschil in de maaihoogte van de voorste tot de achterste mespunt.
1. Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd in de zwenkwielvork of in de draaiarm van het zwenkwiel (Figuur 142). g008866 Figuur 141 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken 2. 3. 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel g004738 Figuur 142 Plaats indien nodig de opvulstukken om het zwenkwiel hoger of lager te zetten totdat het maaidek de correcte schuinstand heeft. Plaats het klemkapje terug. Onderhoud van de lagerbussen in de zwenkwielarmen 1. Zwenkwiel 3.
Onderhoud van maaimessen g004740 Figuur 143 Veiligheid van de messen 5. GEVAAR Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Indien u een beschadigd mes probeert te repareren, kan de veiligheidscertificatie van het product vervallen.
Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van het maaidek wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. Opmerking: Als u een vreemd voorwerp hebt geraakt, dient u alle moeren van de aspoelie vast te draaien met een torsie van 176 tot 203 N·m en alle mesbouten met een torsie van 155 tot 149 N·m. g006530 Figuur 145 Een mes controleren en slijpen 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren 3.
3. Laat het maaidek op een vlak oppervlak zakken en verwijder de kappen van de bovenzijde van het maaidek. 4. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen. 5. Meet de afstand van de grond tot de voorste punt van de snijrand; noteer deze afmeting. 6. Draai hetzelfde mes zodat het andere uiteinde naar voren komt en meet opnieuw.
1. Verwijder de schroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 148 en Figuur 149). 3. Installeer de filters en het rooster met de duimschroeven. De condensor (spoel) van de airconditioning reinigen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren Vaker reinigen in zeer stoffige of vuile omstandigheden. 1. Voer de voorbereiding voor het onderhoud uit, zie Veiligheidmaatregelen voor onderhoudswerkzaamheden (bladz. 66). 2.
5. Verwijder de luchtfilters (Figuur 149). 6. Reinig de airconditioning. 7. Plaats de luchtfilters, het scherm en de ventilator (Figuur 149, Figuur 150 en Figuur 151). 8. Koppel de draden van de ventilators af (Figuur 150). Stalling Voorbereidingen voor stalling De tractie-eenheid gebruiksklaar maken 1. Reinig de tractie-eenheid, de maaidekken en de motor grondig.
6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8. Zorg ervoor dat het luchtfilter grondig wordt gereinigd en een onderhoudsbeurt krijgt. 9. Plak de luchtfilterinlaat en de uitlaat af met weerbestendige tape. 10. Controleer de antivriesbescherming en vul het systeem bij met een oplossing die half uit water, half uit ethyleenglycol bestaat.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Lijst met internationale distributeurs Distributeur: Land: Telefoonnummer: Distributeur: Land: Agrolanc Kft Asian American Industrial (AAI) B-Ray Corporation Brisa Goods LLC Casco Sales Company Ceres S.A. CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Cyril Johnston & Co. Fat Dragon Femco S.A. FIVEMANS New-Tech Co., Ltd ForGarder OU G.Y.K. Company Ltd.
Toro Garantie Beperkte garantie van twee jaar Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.