Form No. 3453-507 Rev A Groundsmaster® 5900 cirkelmaaier Modelnr.: 31698—Serienr.: 410396161 en hoger Modelnr.: 31699—Serienr.: 410400000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
bedoelde gebruik kan gevaarlijk zijn voor u of voor omstanders. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Koplampen richten............................................ 39 De schakelaars van het veiligheidssysteem controleren.................................................... 39 De stoptijd van het mes controleren .................. 39 Tijdens gebruik .................................................... 40 Veiligheid tijdens het werk................................. 40 Starten van de motor ........................................ 41 De motor afzetten .............................................
Onderhoud van de cabine .................................... 98 De cabine reinigen............................................ 98 Reinigen van de luchtfilters in de cabine ........................................................... 98 Het voorfilter van de cabine reinigen ................. 99 De airconditioning reinigen .............................. 99 Stalling .................................................................. 100 Veiligheid tijdens opslag .................................
Veiligheid Deze machine werd ontworpen in overeenstemming met B71.4-2017 van het ANSI en met EN ISO 5395 indien u de installatieprocedures uitvoert en de CE-set monteert overeenkomstig de Conformiteitsverklaring. Algemene veiligheid Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen. • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal93-6674 93-6674 decal106-6754 1. Handen kunnen worden gesneden — Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 106-6754 1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2.
decal115-8155 115-8155 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding, gebruik geen choke of startvloeistof. 114-0922 decal114-0922 114-0922 1. Geleiding van drijfriem decal117-3276 117-3276 1. Motorkoelvloeistof onder druk 3. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 2. Risico van explosie – Lees 4. Waarschuwing – Lees de de Gebruikershandleiding. Gebruikershandleiding. decal114-0974 114-0974 1. Geleiding van drijfriem decal117-4766 117-4766 1.
decal120-6604 120-6604 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders uit de buurt van de machine. 2. Handen kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 3. Voeten kunnen worden (af)gesneden, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal130-0594 130-0594 Alleen voor model met cabine 1.
decal131-6025 131-6025 1. Maaihoogte decal132-1313 132-1313 1. Opgelet – Zet de motor uit met het sleuteltje alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan de accu; voer geen onderhoud uit aan de accu terwijl de motor draait. 4. Pluspool 2. Accu – afkoppelen 5. Minpool 3. Accu – aankoppelen 6. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over het onderhoud van de accu. decal131-6026 131-6026 1. Maaihoogte decal132-1316 132-1316 1.
decal132-1318 132-1318 decal132-3600 132-3600 Alleen voor model met cabine 1. Opgelet – Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 1. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie over zekeringen. 5. Werkverlichting (20 A) 2. Koplamp (25 A) 6. Hulpaggregaat (15 A) 3. Koppeling condenserventilator en airconditioning (30 A) 7. Cabineverlichting (15 A) 4. Ventilator (25 A) 8. Ruitenwissers (15 A ) decal132-1406 132-1406 1. De parkeerrem 2.
decal139-1031 139-1031 decal133-1027 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekering. 133-1027 Alleen voor model met cabine 1. Ventilator – maximum 2. Ventilator – uit decal133-8062 133-8062 decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. decal136-1003 136-1003 1.
decal140-5829 140-5829 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 6. Elektriciteit stoel - 10 A 2. Werkverlichting – 10 A 7. Aftakas: 10 A 3. Koplampen – 15 A 8. Claxon - 30 A 4. Sigarettenaansteker – 10 A 5. Ontsteking – 10 A 9. Gevarenlicht – 10 A 10.
decal117-2754 117-2754 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Bedien deze machine uitsluitend als u daarin bent getraind. 3. Waarschuwing – Doe de veiligheidsgordel om als u op de bestuurdersstoel zit. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. Gevaar op weggeslingerde objecten – Houd omstanders op een afstand. 6. Gevaar: handen en voeten kunnen worden gesneden – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 7.
decal121-8378 121-8378 Alleen voor model met cabine 1. Ventilator – uit 3. Koude lucht 5. Buitenlucht 7. Airconditioning – aan 2. Ventilator – aan (maximaal vermogen) 4. Warme lucht 6. Binnenlucht 8. Airconditioning – uit decal131-6027 131-6027 1. Maaihoogte-instellingen 3. Onderste zwenkwielstand – maaihoogten 76 tot 153 cm 2.
decal132-1321 132-1321 1. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Trek om de aftakas in te schakelen de knop omhoog. 2. De motor starten: 1) Zet het tractiepedaal in neutraal; 2) Stel de parkeerrem in werking; 3) Draai het sleuteltje naar de stand 'draaien'; 4) Draai het sleuteltje naar de stand 'start'. 5. Duw om de aftakas uit te schakelen de knop omlaag. 3.
decal136-1004 136-1004 1. Richtingaanwijzers 7. Maai-eenheid – uit 2. Zwaailicht 8. Breng het linkermaaidek omlaag. 3. Werkverlichting 9. Breng het middelste maaidek omlaag. 4. Motortoerental 10. Breng het rechtermaaidek omlaag. 5. Transmissie 6. Maai-eenheid – aan 11.
decal144-7166 144-7166 1. Koplampen – aan 4. Parkeerrem – Buiten werking 7. Motor – Afzetten 2. Koplampen – uit 5. Het werktuig naar links kantelen. 3. Parkeerrem – In werking 6. Het werktuig naar rechts kantelen. 8. Motor – Lopen, elektrisch voorverwarmen 9. Motor – Starten decal139-0977 139-0977 1. Lees de Gebruikershandleiding.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 1 Geen onderdelen vereist – Het verpakkingsmateriaal van het zijmaaidek verwijderen. 2 Kap van het rechtermaaidek Kap van het linkermaaidek V riem 1 1 2 De winglets van het voorste maaidek laten zakken. 3 Geen onderdelen vereist – De druk in de banden en zwenkwielen controleren.
1 Het verpakkingsmateriaal van het zijmaaidek verwijderen Geen onderdelen vereist Procedure 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de motor uit en verwijder het sleuteltje. 2. Verwijder het verpakkingsmateriaal dat de zijmaaidekken beschermt tijdens het vervoer. g009013 Figuur 3 2 De winglets van het voorste maaidek laten zakken 1. Winglet 4. Excentriek 2. Scharnierpen 5. Bovenste opening 3. Aanslagbout 6. Maaidekbevestigingen 2.
B. 8. Gebruik een ratelsleutel of soortgelijk gereedschap om de spanpoelie weg te houden van de poelies (Figuur 5). C. Leg de riem rond de aspoelie van de winglet en de bovenste aspoelie van het voorste maaidek. D. Laat de riemschijf los om spanning op de riem te krijgen. Monteer de maaidekkap van de winglet en maak het vast met de rubberen vergrendeling (Figuur 6). Opmerking: Zorg dat u de kap onder de lipjes 9. van het voorste middenmaaidek schuift voordat u dit op de montagehaken en stang plaatst.
Belangrijk: De tractie en de doorslipbeheersing van de banden is afhankelijk van de verhouding van de maat van de voor- en achterbanden. Gebruik alleen originele banden van Toro. 5 De winglet-maaidekken op dezelfde hoogte als de middelste maai-eenheid vooraan brengen 4 De middelste maai-eenheid vooraan horizontaal stellen Geen onderdelen vereist Geen onderdelen vereist Procedure Procedure 1. Opmerking: Voer deze procedure uit op een vlak, horizontaal oppervlak.
Opmerking: Er is een inkeping op de zeskantige excentriek die zich op 180° van de nok op de excentriek bevindt (Figuur 8). Gebruik de inkeping als referentiepunt voor de plaats van de nokken bij het instellen van de excentrieken. 7 De machine smeren Geen onderdelen vereist Procedure Smeer de machine voor gebruik; zie Smering (bladz. 68). Belangrijk: Als de machine niet goed is gesmeerd, kunnen belangrijke onderdelen hierdoor voortijdig slijten of defect raken. g009153 Figuur 8 8 1.
g282517 Figuur 9 1.
Algemeen overzicht van de machine g031657 Figuur 10 1. Zijmaaidek 5. Brandstoftank 2. Bedieningspaneel 6. Stuurwiel 3. Rolbeugel 7. Voorste maai-eenheid 4. Motorkap 8.
Bedieningsorganen Gevarenlichtschakelaar Opmerking: Bepaal vanuit de normale Druk de schakelaar van de gevarenverlichting naar voren om de gevarenverlichting in te schakelen en naar achteren om de gevarenverlichting uit te schakelen (Figuur 11). bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Richtingaanwijzerschakelaar Druk op de linkerzijde van de richtingaanwijzerschakelaar om het linksafsignaal en op de rechterzijde van de schakelaar om het rechtsafsignaal te activeren (Figuur 11).
Druk de schakelaars naar voren om de maai-eenheid omlaag te brengen en naar achteren om de maai-eenheid omhoog te brengen. Opmerking: De maai-eenheden kunnen niet omlaag worden gebracht bij het HOGE toerental en kunnen ook niet omhoog of omlaag worden gebracht als de bestuurder niet in de stoel zit terwijl de motor loopt. Opmerking: De heffunctie van de maaidekken is beperkt tot motortoerentallen onder 2000 tpm. Onder 2000 tpm kan slechts 1 maaidek tegelijk omhoog worden gebracht.
Akoestisch waarschuwingssignaal (console) Temperatuurregelingsknop Draai aan de temperatuurregelingsknop om de temperatuur in de cabine te regelen (Figuur 13). Het waarschuwingssignaal wordt geactiveerd als een storing is gedetecteerd. Ruitenwisserschakelaar Het waarschuwingssignaal gaat af in de volgende gevallen: Gebruik deze schakelaar om de ruitenwissers in of uit te schakelen (Figuur 13).
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Beschrijving Figuur 15 referentie Afmetingen of gewicht Hoogte met cabine C 240 cm Hoogte met rolbeugel I 216 cm Totale lengte F 442 cm Lengte voor stalling of transport G 434 cm D 488 cm Maaibreedte totaal voorste maaidek 234 cm zijmaaidek 145 cm voorste maaidek en een zijmaaidek 361 cm Totale breedte maai-eenheden neergelaten E 506 cm maai-eenheden opgeheven (transportstand) B 251 cm H 194 cm vóór A 159 cm achter J 142 cm Wielbasis Wielloopvlak (midden van wiel tot mid
Gebruiksaanwijzing • Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere Opmerking: Bepaal vanuit de normale • bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. • Voor gebruik • Veiligheidsinstructies voorafgaand aan het werk • Algemene veiligheid • Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig letsel te voorkomen. • Lees deze Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de motor start.
Zwavelgehalte: ultralaag (<15 ppm) dieseloxidatiekatalysator (DOC). Dit zal leiden tot operationele problemen en verkort de levensduur van de motoronderdelen. Als de onderstaande waarschuwingen niet worden opgevolgd kan dit leiden tot schade aan de motor. Biodiesel specificatie: ASTM D6751 of EN 14214 Gemengde brandstof specificatie: ASTM D975, EN 590, of JIS K2204 • Gebruik geen kerosine of benzine in plaats van Belangrijk: Het aandeel diesel moet een ultralaag dieselbrandstof. zwavelgehalte hebben.
g001055 Figuur 17 De bandenspanning van de zwenkwielen controleren De luchtdruk in de banden van de zwenkwielen moet 3,45 bar zijn. Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds voldoende bandenspanning hebben; hierdoor kan de machine optimale maaiprestaties leveren en goed functioneren. Pomp de banden niet te zacht op. Controleer de luchtdruk in alle banden voordat u de machine gebruikt.
toevoegen aan de zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de achterste ketting (enkel voorste maaidek) aan de gewenste openingen. Voorste maai-eenheid afstellen 1. Start de motor en breng de maai-eenheden omhoog zodat u de maaihoogte kunt wijzigen. 2. Zet de motor af en verwijder het sleuteltje nadat de maai-eenheid is opgeheven. 3. Zet de assen van alle zwenkwielvorken in dezelfde openingen; raadpleeg de tabel (Figuur 18) om vast te stellen wat de correcte openingen voor de instelling zijn.
2. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact wanneer u de maai-eenheid hebt omhooggebracht. 3. Zet de assen van alle zwenkwielvorken in dezelfde openingen; raadpleeg de tabel (Figuur 22) om vast te stellen wat de correcte openingen voor de maaihoogte-instelling zijn. Opmerking: Om grasophoping tussen het wiel en de vork te voorkomen, gebruikt u de machine met een minimale maaihoogte van 76 mm en monteert u de asbout in de onderste opening van de zwenkwielvork.
g031661 Figuur 23 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken (6) 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel 3. Opvulstukken (2 boven en 2 onder) 5. Monteer 2 opvulstukken op de as (zoals bij de oorspronkelijke montage) en schuif het nodige aantal afstandsstukken op de as om de gewenste maaihoogte te verkrijgen. 6. Druk de zwenkwielas door de zwenkwielarm. 7. Plaats de opvulstukken (zoals deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige afstandsblokken op de spilas. 8.
g202202 g033107 Figuur 26 1. Rol 2. 2. Rolschacht, schroef en moer Houd de rol recht voor de bovenste openingen en zet de as vast met de schroef en de moer (Figuur 27). g031063 Figuur 25 Antiscalpeerrollen afstellen g033108 Figuur 27 Monteer de rol in de laagste stand als de machine wordt gebruikt met een maaihoogte van meer dan 51 mm en in een hogere stand als de machine wordt gebruikt met een maaihoogte van minder dan 51 mm. 1. Rol De rol instellen 1. 2.
1. Stel elke maai-eenheid in op de gewenste maaihoogte, zie De maaihoogte instellen (bladz. 32). 2. Controleer de druk van de voor- en achterbanden en pas deze aan. Maaihoogte van maai-eenheden gelijk stellen Opmerking: De juiste luchtdruk in de 1. Plaats het mes horizontaal op de buitenste as van beide zijmaaidekken. 2. Meet de afstand van de grond tot de punt van de snijrand op de maaidekken en vergelijk de metingen met elkaar. voorbanden is 2,21 bar en in de achterbanden 2,07 bar. 3.
toevoegen aan het onderste deel van de voorste binnenste zwenkwielarm op het zijmaaidek (Figuur 28 en Figuur 29). Opmerking: Controleer opnieuw de afstand tussen de buitenste randen van beide zijmaaidekken en de binnenste rand van het zijmaaidek tot de buitenste rand van de voorste maai-eenheid. g031661 Figuur 28 1. Klemkapje 4. Montage-opening bovenste as 5. Zwenkwiel 2. Afstandsstukken (6) 3. Opvulstukken (2 boven en 2 onder) 8.
Koplampen richten Uitsluitend model 31698 1. 2. Draai de montagemoeren los en plaats elke koplamp zo, dat deze recht vooruit wijst. 3. Opmerking: Draai de montagemoer vast 2. 3. 4. 5. genoeg om de koplamp in positie te houden. Plaats een plat stuk metaal over de kop van de koplamp. Monteer een magnetische protractor op de plaat. Terwijl u de installatie op zijn plaats houdt, kantelt u voorzichtig de koplamp 3 graden naar beneden en draait u dan de moer weer vast.
iemand op minimaal 6 m afstand van het maaidek staan en de messen op 1 van de maai-eenheden bekijken. Schakel de maai-eenheden uit en noteer de tijd die er nodig is totdat de messen volledig tot stilstand zijn gekomen. Als de tijd meer dan 7 seconden bedraagt, moet u de remklep afstellen; neem contact op met uw erkende Toro verdeler om u te helpen bij deze afstelling.
• Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in • Controleer aandachtig of er obstakels zijn waar u de buurt van steile hellingen, greppels, dijken, waterhindernissen en andere gevaarlijke punten. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt, of als de rand instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de machine en een gevarenzone. onderdoor moet rijden, en zorg dat u ze niet raakt.
2. Zet de aftakasschakelaar in de stand UIT. 3. Stel de parkeerrem in werking. 4. Draai het contactsleuteltje op UIT. 5. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat de motor per ongeluk start. Belangrijk: Laat de motor 5 minuten stationair lopen voordat u deze afzet of nadat de machine volledig belast is gebruikt. Indien u dit niet doet, kunnen er problemen met de turbocompressor ontstaan. g032698 Figuur 31 De maai-eenheden omhoog- of omlaagbrengen 1. Handgreep 3.
Belangrijk: Minimaliseer de tijd dat de motor stationair loopt, of dat u de machine op een laag toerental laat lopen, om de opbouw van roet in het filter te beperken. Roetopbouw in het DPF • Na verloop van tijd wordt roet opgestapeld in het roetfilter van het dieselpartikelfilter. De computer van de motor bewaakt de roetopbouw in het DPF. • Wanneer voldoende roet zich heeft opgestapeld, meldt de computer dat het tijd is om het dieselpartikelfilter te regenereren.
InfoCenter bestuurdersadviezen en motorwaarschuwingen – asopbouw Niveau Foutcode Niveau 1: Motorwaarschuwing Vermindering van het toerental Motorvermogen Aanbevolen actie Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 85%. Geef het DPF een onderhoudsbeurt, zie Onderhoud van de dieseloxidatiekatalysator (DOC) en roetfilter (bladz. 75) Geen De computer vermindert het motorvermogen tot 50%.
Soorten DPF-regeneratie DPF-regeneratie terwijl de machine in bedrijf is: Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Passief Gedurende normaal bedrijf van de machine, bij een hoog toerental of hoge motorbelasting • Het InfoCenter toont geen pictogram tijdens passieve regeneratie. • Tijdens passieve regeneratie verwerkt het dieselpartikelfilter hete uitlaatgassen, waarbij schadelijke emissies worden geoxideerd en roet wordt verbrand tot as.
Voor de onderstaande soorten regeneratie moet de machine worden geparkeerd: (cont'd.) Soort regeneratie Omstandigheden die leiden tot regeneratie van het dieselpartikelfilter Proces Herstel Doet zich voor omdat de gebruiker aanvragen voor een geparkeerde regeneratie heeft genegeerd en de machine is blijven gebruiken, waarbij meer roet zich heeft opgestapeld in het dieselpartikelfilter. • Wanneer het pictogram reset-standby/geparkeerde of herstel regeneratie of MELDING NR.
2. Druk op knop 4 om de optie Technician te selecteren (Figuur 38). U krijgt informatie over de status en de roetbelasting te zien. • Gebruik de werkingstabel van het dieselpartikelfilter voor meer informatie over de huidige werkingsstatus van het dieselpartikelfilter (Figuur 39). g241812 Figuur 37 4. Druk op knop 4 om terug te gaan naar het scherm DPF Regeneration of op knop 5 om het onderhoudsmenu te verlaten en terug te keren naar het hoofdscherm.
Ondersteunde regeneratie van het DPF DPF-werkingstabel (cont'd.) • De computer van de motor past de Status Beschrijving Recov. Stby De computer van de motor vraagt om een herstel regeneratie. Recov. Regen U hebt een herstel regeneratie gevraagd en de computer van de motor is bezig met de regeneratie. motorinstellingen zo aan dat de uitlaattemperatuur stijgt.
uitlaattemperatuur van uw machine hoger kan zijn dan bij normaal bedrijf. • Laat de motor tijdens het gebruik van de machine zo veel mogelijk op het maximale toerental en met hoge belasting lopen om de regeneratie van het DPF te bevorderen. • Het pictogram verschijnt op het InfoCenter tijdens de reset regeneratie. • Indien mogelijk: schakel de motor niet uit en verlaag het toerental niet tijdens de reset regeneratie.
g244939 g241834 Figuur 45 Figuur 47 • De machine voert niet automatisch een Opmerking: Als de uitlaattemperatuur te laag is, geparkeerde regeneratie of een herstel regeneratie uit; u moet de regeneratie uitvoeren via het InfoCenter. geeft het InfoCenter MELDING NR. 1216 (Figuur 46) weer om te melden dat u de motor moet instellen op vol gas (hoog stationair).
g241848 g241835 Figuur 51 Figuur 49 Belangrijk: U dient een herstel regeneratie • Als u de geparkeerde regeneratie niet binnen uit te voeren voordat u de aftakas opnieuw kunt inschakelen; zie Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 52) en Geparkeerde of herstel regeneratie (bladz. 50). 2 uur uitvoert, verschijnt MELDING NR. 1213 op het InfoCenter (geparkeerde regeneratie vereist – aftakas uitgeschakeld) (Figuur 50).
Voorbereiden van een geparkeerde of herstel regeneratie 1. Verzeker dat de machine voldoende brandstof in de tank heeft voor de betreffende regeneratie: • Geparkeerde regeneratie: Verzeker dat brandstoftank minstens ¼ vol is voor geparkeerde regeneratie • Herstel regeneratie: Verzeker dat brandstoftank minstens ½ vol is voor herstel regeneratie 2. Parkeer de machine buiten, en op geruime afstand van brandbare materialen. 3. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. g241999 4.
g241869 g241892 g241893 g241870 Figuur 55 Figuur 54 2. Druk op knop 4 om de optie Parked Regen of Recovery Regen te selecteren (Figuur 55). 3. Druk in het menu Parked Regen of Recovery Regen op knop 4 om de regeneratie te starten (Figuur 55). 4.
g241894 g241898 g241895 g241899 Figuur 56 5. Figuur 57 Controleer in het scherm DPF-controlelijst of de parkeerrem ingeschakeld is en het motortoerental op laag stationair staat; druk op knop 4 om verder te gaan (Figuur 57). 6. 54 Druk in het scherm INITIATE DPF REGEN op knop 4 om verder te gaan (Figuur 58).
g241912 g241900 g241913 Figuur 59 g241901 Figuur 58 8. 7. Het InfoCenter toont de boodschap INITIATING DPF REGEN (Figuur 59). Het InfoCenter toont hoe lang de regeneratie zal duren (Figuur 60). Opmerking: Druk indien nodig op knop 4 om de regeneratie te annuleren. Opmerking: Druk indien nodig op knop 4 om de regeneratie te annuleren.
Tabel berichten en vereiste acties (cont'd.) Bericht: Diagnostische foutcode actief 1220 – druk op een toets. Vereiste actie: Los de motorfout op en probeer nogmaals DPF-regeneratie uit te voeren. g241914 Parked Regen Recovery Regen Bericht: Start motor 1222 – druk op een toets. Vereiste actie: Start de motor en laat deze lopen. g241915 Figuur 60 Parked Regen Recovery Regen Bericht: Motor onvoldoende warm 1221 – druk op een toets. 9.
61) verschijnt rechts onderaan het scherm terwijl de regeneratie bezig is. g241917 Figuur 61 g241969 Figuur 63 Opmerking: Terwijl de DPF-regeneratie bezig is, wordt het pictogram hoge uitlaattemperatuur Een geparkeerde of herstel regeneratie annuleren weergegeven in het InfoCenter. 11. Wanneer de computer van de motor een geparkeerde of herstel regeneratie voltooid heeft, verschijnt MELDING NR. 1224 op het InfoCenter (Figuur 62). Druk op gelijk welke knop om het hoofdscherm te verlaten.
2. volledig intrappen om de maximale rijsnelheid te bereiken. Druk op knop 4 om een Parked Regen of Recovery Regen te annuleren (Figuur 65). Voordat u de motor afzet, moet u alle bedieningsorganen uitschakelen en het motortoerental op LAAG STATIONAIR zetten (1000 tpm). Draai het contactsleuteltje op UIT om de motor af te zetten. Voordat u de machine transporteert, moet u de maai-eenheden omhoogbrengen en de transportvergrendelingen vastzetten op het zijmaaidek (Figuur 66).
Automatische omgekeerde cyclus van de ventilator Opmerking: Als u met de machine een helling • Het toerental van de hydraulische ventilator is afhankelijk van de temperatuur van de hydraulische vloeistof. Het toerental van de ventilator van de radiateur is afhankelijk van de temperatuur van de motorkoelvloeistof. Een omgekeerde cyclus van de beide ventilatoren wordt automatisch gestart als de temperatuur van de motorkoelvloeistof of de hydraulische vloeistof een bepaalde waarde bereikt.
De prestaties van de airconditioner optimaliseren • Om in een professioneel recht patroon en in banen te kunnen maaien zoals voor sommige werkzaamheden is vereist, moet u een boom of een ander object in de verte uitkiezen en recht daarop af rijden. • Om opwarming door de zon te beperken parkeert u de machine in de schaduw en laat u de deuren open als er direct zonlicht op de machine valt.
Werking van het akoestische waarschuwingssignaal Opmerking: Dit signaal herinnert u eraan dat u de accu niet mag laten leeglopen. In de volgende gevallen klinkt een waarschuwingssignaal: • De motor is uitgeschakeld. • Het sleuteltje bevindt zich in de stand ‘draaien’. • De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. De machine duwen of slepen Belangrijk: U mag de machine niet sneller dan 3 tot 4,8 km per uur duwen of slepen.
De bevestigingspunten zoeken Vooraan de machine – onder de voorzijde van het bestuurdersplatform (Figuur 72) g008997 Figuur 72 1. Voorste bevestigingspunten Achteraan de machine – op de bumper (Figuur 73) g009005 Figuur 73 1. Achterste bevestigingspunten De machine transporteren • Verwijder het sleuteltje en sluit de brandstofafsluitklep (indien aanwezig) voordat u de machine stalt of sleept. • Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Belangrijk: Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Belangrijk: Als u onderhoud uitvoert aan de machine en een afvoerbuis aan de uitlaat gekoppeld hebt, dient u de instelling Inhibit Regen AAN te zetten; zie Inhibit Regen instellen (bladz. 49). Veiligheid bij onderhoud vergrendeling aan (indien aanwezig) voordat u de machine onbeheerd achterlaat.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 50 bedrijfsuren • • • • • • Om de 100 bedrijfsuren • De slangen van het koelsysteem controleren. Om de 250 bedrijfsuren • De wielmoeren controleren. • De luchtfilterelementen controleren en reinigen. Vervang het luchtfilterhuis indien dit beschadigd is. • Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. • Spanning van de riem van de 12V-wisselstroomdynamo controleren.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Kopieer deze pagina ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Werking van interlockschakelaars controleren. Werking van de remmen controleren. Motoroliepeil controleren. Peil van de koelvloeistof controleren. Brandstoffilter/waterafscheider aftappen. Luchtfilter, stofkap en ontluchtingsventiel controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden: Controle uitgevoerd door: Item Datum Procedures voorafgaande aan onderhoud Informatie De machine opkrikken Gebruik de volgende locaties om de machine op te krikken: Vooraan de machine – op het frame, aan de binnenzijde van elk wiel (Figuur 75) De afkoppelschakelaar van de accu gebruiken Open de kap zodat u bij de afkoppelschakelaar van de accu kunt.
De kappen van de binnenste zijmaaidekken verwijderen en monteren De kappen van de binnenste zijmaaidekken verwijderen 1. Plaats het zijmaaidek op een effen ondergrond. 2. Maak de pal van de kap los. 3. Verwijder de bout waarmee de riemkap is bevestigd (indien aanwezig). 4. g013894 Figuur 79 Til de achterste en binnenste rand van de kap van de montagestangen (Figuur 77). 1. Schuif het deksel uit tussen de hefarm en de rol. De kappen van de binnenste zijmaaidekken monteren g013892 1.
Smering • 2 draaipunten van de hefcilinder van het voorste maaidek (Figuur 80) • 2 draaipunten van de hefcilinder van het Lagers en lagerbussen smeren zijmaaidek (Figuur 80) • 4 kogelverbindingen van de stuurcilinder (Figuur 81) Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer alle smeernippels. • 2 kogelverbindingen van de trekstang (Figuur 81) • 2 lagerbussen van de koppelpen (Figuur 81) De machine is voorzien van smeerpunten die u regelmatig moet smeren met nr. 2 lithiumvet.
Voorste maai-eenheid Zijmaaidekken (elke zijde) • 2 lagerbussen van de as van de zwenkwielvork • 4 lagerbus van de as van de zwenkwielvork (Figuur 83) (Figuur 85) • 5 lagers van de spilassen (op de spilbehuizing); • 3 lagers van de spilassen (op de spilbehuizing); zie Figuur 83 zie Figuur 85 • 3 lagerbussen van het draaipunt van de spanarm • 2 lagerbussen van het draaipunt van de spanarm (op de as van het draaipunt); zie Figuur 83 (op de as van het draaipunt); zie Figuur 85 • 4 lagerbussen van
Onderhoud motor Belangrijk: Zorg dat de motorbedieningsmodule (ECU) en de elektrische aansluitingen niet direct in contact komen met water, want dit kan schade veroorzaken; raadpleeg Figuur 87 voor de locatie van de ECU en de elektrische aansluitingen. g021157 Figuur 88 Onderhoud van het luchtfilterdeksel g033303 Figuur 87 Aan de linkerkant van de machine onder de motorkap Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Verwijder het luchtfilterdeksel en verwijder het vuil. Verwijder het filter niet. 1.
Belangrijk: Gebruik de motor niet zonder de luchtfilterelementen omdat de motor dan verontreinigd en beschadigd kan worden. 1. Maak de sluitingen los waarmee het deksel van het luchtfilter is bevestigd aan het luchtfilterhuis (Figuur 90). g008909 Figuur 90 1. Luchtfilterdeksel g031340 2. Sluiting van luchtfilter 2. Verwijder het deksel van de luchtfilterbehuizing. 3.
Motorolie verversen Olie specificaties Gebruik hoogwaardige motorolie met een laag asgehalte, die aan de volgende specificaties voldoet: • API service category CJ-4 of hoger • ACEA service category E6 • JASO service category DH-2 Belangrijk: Het gebruik van motorolie die niet voldoet aan API CJ-4 of hoger, ACEA E6, of JASO DH-2 kan leiden tot verstopping van het DPF of motorschade. g008910 Figuur 91 Gebruik motorolie met de volgende viscositeit: 1.
g031551 g031256 Figuur 93 Opmerking: Als u andere olie gaat gebruiken, moet u eerst alle oude olie aftappen uit het carter voordat u dit vult met nieuwe olie. Olievolume in het carter 10,4 l met het filter De motorolie verversen en het oliefilter vervangen g031336 Figuur 94 Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—De motorolie verversen en het oliefilter vervangen. 4.
De motorklepspeling afstellen Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren Zie de gebruikershandleiding van de motor voor de afstelprocedure. De koeler van het uitlaatgasrecirculatiesysteem (EGR) van de motor reinigen. g031260 Onderhoudsinterval: Om de 1500 bedrijfsuren Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor informatie over het reinigen van de EGR-koeler van de motor.
Onderdelen van het controlesysteem van de emissie van de motor en de turbocompressor inspecteren en reinigen Onderhoudsinterval: Om de 3000 bedrijfsuren Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor informatie over het controleren en reinigen van onderdelen van het controlesysteem van de emissie van de motor.
Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud van brandstofsysteem Onderhoudsinterval: Om de 3000 bedrijfsuren Brandstof aftappen uit de brandstoftank g031733 Figuur 98 1. Ontluchtingsplug 3. Aftapventiel 2. Waterafscheider/filter Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren—Brandstoftank aftappen en reinigen. 3. Vóór de stalling—Brandstoftank aftappen en reinigen. Draai de plug weer vast na het aftappen.
Brandstoffilterelement vervangen Onderhoud elektrisch systeem Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren—Het brandstoffilterelement vervangen. 1. Veiligheid van het elektrisch systeem Maak de omgeving van de kop van het brandstoffilter schoon (Figuur 99). • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de • De toestand van de accu controleren g031734 Figuur 99 1. Kop van brandstoffilter machine verricht. Maak eerst de minpool van de accu los en daarna de pluspool.
Bijkomende zekeringen van de tractie-eenheid (Figuur 102) bevinden zich achteraan rechts op de machine (Figuur 103). g033314 Figuur 103 1. Zekeringhouder decal136-0006 Figuur 100 g033290 Figuur 104 1. Zekeringhouder 2. Stroomkabels De cabinezekeringen (Figuur 105) bevinden zich in de zekeringdoos op de cabineheadliner (Figuur 106). g031738 Figuur 101 1. Console van de voedingseenheid 2.
g032673 Figuur 106 1. Zekeringdoos cabine g031800 Figuur 107 2. Zekeringen 1. Kappen van startpolen 4. Accu's opladen Verbind de pluskabel van de acculader met de positieve startpool (Figuur 108). WAARSCHUWING Bij het opladen produceren de accu's gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook niet in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen bij de accu's komen.
7. Zodra de accu's volledig opgeladen zijn, maakt u de acculader los van de voeding en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de startpolen (Figuur 108). Machine starten met startkabel WAARSCHUWING De accu starten met een startkabel kan gassen produceren die tot ontploffing kunnen komen. Rook niet in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen bij de accu komen. g033269 Figuur 109 Opmerking: Er zijn 2 mensen nodig om deze procedure uit te voeren.
g199826 Figuur 112 g199824 Figuur 110 1. Achterbumper 1. Achterscherm 3. Verwijder deze 3 flensschroeven aan beide kanten. 6. 2. Zet deze flensschroef aan beide kanten los. 2. Flensschroef Verwijder het bevestigingsmateriaal waarmee het accudeksel aan de machine is bevestigd en verwijder het deksel (Figuur 113). Opmerking: Let op de montagewijze en 4. Zet de knoppen los en verwijder de beide zijschermen (Figuur 111). -locatie van de accukabels. g199825 Figuur 111 1. Knoppen 5. 2.
aan waarmee de achterbumper aan het frame is bevestigd (Figuur 110). 7. g199822 Figuur 113 1. Accudeksel 6. Kabel (voor 24 V DC-systeem) 2. Afkoppelschakelaar van accu 7. Startkabel (voor 24 V DC-systeem) 3. Accu's – 12 V (voor 12 V DC-systeem) 8. Aardingskabel (-) 4. Accu's – 12 V (voor 24 V DC-systeem) 9. Bevestiging van accu 5. Pluskabel (+) (voor 12 V DC-systeem) 10. Bevestiging van accu Accu's monteren 1. Zet de accu's vast met de accuhouders (Figuur 113). 2. Plaats de accukabels. 3.
Onderhoud aandrijfsysteem Toespoor achterwiel controleren Het tractiepedaal kalibreren Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Controleer het toespoor van het achterwiel. Onderhoudsinterval: Om de 1000 bedrijfsuren—Het tractiepedaal kalibreren. 1. Neem contact op met uw erkende Toro verdeler of raadpleeg de Toro Onderhoudshandleiding voor hulp. Zet de achterwielen recht en meet de buitenafstand (ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en de achterzijde van de achterwielen (Figuur 115).
Onderhoud koelsysteem VOORZICHTIG Als de motor heeft gelopen, kan de hete koelvloeistof, die onder druk staat, ontsnappen indien de radiateurdop wordt verwijderd. Dit kan brandwonden veroorzaken. Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging • Verwijder de radiateurdop nooit als de motor loopt. veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
De koelsystemen reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Voer de voorbereiding voor het onderhoud uit, zie Veiligheid bij onderhoud (bladz. 63). Belangrijk: U mag het radiateurblok en het hydraulische vloeistofkoelblok niet met water reinigen. Als u het radiateurblok of het hydraulische vloeistofkoelblok met water reinigt, kan hierdoor voortijdig corrosie optreden en kunnen onderdelen schade oplopen. Radiateur reinigen g033277 1. Zet de motorkap in de volledig geopende stand. 2.
g033289 Figuur 120 1. Hydraulische vloeistofkoeler 2. Hydraulische koelventilators 3. Steunstang g031321 Figuur 121 3. Radiateur 1. Aftapventiel 2. Aftapslang van radiateur Vloeistof van het motorkoelsysteem vervangen 4. Sluit het ventiel van de aftapslang van de radiateur (Figuur 121). 5. Vul de radiateur met koelvloeistof tot het koelvloeistofpeil gelijk komt met het lipje van de vulopening (Figuur 122).
Onderhoud riemen Onderhoud van de riem van de 12V-wisselstroomdynamo Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 250 bedrijfsuren g034935 Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de motor die bij de machine geleverd werd voor verdere aanbevelingen. Figuur 123 1. Koelvloeistofslang 8. Als u de motorkoelvloeistof afgetapt hebt, dient u de aftapplug van de aftapslang van de radiateur te sluiten en de koelvloeistofslang aan te koppelen. 9.
2. Verwijder de drijfriemkappen die boven op de maai-eenheid zitten. Zet de drijfriemkappen weg. 3. Draai op het voorste maaidek in het midden de borgmoeren van de stopschroef van de spanpoelie los en draai de stopschroef in de beugel (Figuur 124). g031805 Figuur 125 1. Montagebouten 2. Hydraulische motor 6. Haal de motor uit de maai-eenheid en leg deze boven op de maai-eenheid. 7. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie. 8.
5. Trek de spanpoelie weg van de onderste drijfriem om deze te ontspannen en laat de drijfriem loskomen van de poelies. Gebruik hiervoor een onderbrekerstang of soortgelijk gereedschap (Figuur 127). decal114-4883nc Figuur 129 Linkermaaidek g009009 Figuur 127 1. Spanpoelies 6. Verwijder de oude riem van de aspoelies en de spanpoelie. 7. Leg de nieuwe riem rond de aspoelies en de spanpoelie (Figuur 128 en Figuur 129).
Onderhoud hydraulisch systeem Gebruik daarom uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen. ISO VG 46 slijtagewerende hydraulische vloeistof met hoge viscositeitsindex/laag stolpunt Veiligheid van het hydraulische systeem Materiaaleigenschappen: • Waarschuw onmiddellijk een arts als er Viscositeit, ASTM D445 hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid.
2. Hydraulische vloeistof verversen Til het deksel van de dop van de hydraulische tank aan de rechterkant van de machine omhoog (Figuur 130). Onderhoudsinterval: Om de 2000 bedrijfsuren—Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof gebruikt, moet u de hydraulische vloeistof verversen. Om de 800 bedrijfsuren—Als u de aanbevolen hydraulische vloeistof niet gebruikt of het reservoir ooit hebt gevuld met een andere vloeistof, moet u de hydraulische vloeistof verversen. 1.
9. Opmerking: Controleer ook op lekkages; zet Belangrijk: Gebruik uitsluitend de daarna de motor af. gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. Controleer het vloeistofpeil en vul vloeistof bij totdat het peil de Full-markering (Vol) op de peilstok bereikt. 7. Monteer de peilstok en de dop van het reservoir. Opmerking: Niet te vol vullen. 8.
De testpoorten van het hydraulische systeem controleren Onderhoud van maaidek De voorste maai-eenheid rechtop draaien (kantelen) De testpoorten worden gebruikt om de druk in de hydraulische circuits te testen. Neem contact op met uw erkende Toro verdeler of raadpleeg de Toro Onderhoudshandleiding voor hulp. Opmerking: Hoewel dit niet is vereist voor normale onderhoudswerkzaamheden, kunt u het voorste maaidek rechtop draaien (kantelen). 1.
3. 4. Zet de maaihoogtekettingen vast aan de achterkant van de maai-eenheid. Sluit de demper aan en zet deze vast met de bevestigingsclip. De schuinstand van de maai-eenheid afstellen De schuinstand van de maai-eenheid meten De schuinstand van het maaidek is het verschil in de maaihoogte van de voorste tot de achterste mespunt. Stel het mes schuin in zodat de achterste mespunt 7,5 mm hoger is dan de voorste mespunt. 1.
5. Draai de contramoeren op de bovenkant of de onderkant van de veerstrop van de maaihoogteketting los (Figuur 137). Opmerking: Draai de moeren van de maaihoogteketting evenveel los of vast zodat het maaidek lateraal op hetzelfde niveau blijft. g008866 Figuur 138 1. Klemkapje 2. Afstandsstukken 3. Opvulstukken 3. Moer (2) 2. U-bout 6.
1. Onderhoud van maaimessen Verwijder de borgmoer van de bout waarmee het zwenkwiel is bevestigd in de zwenkwielvork of in de draaiarm van het zwenkwiel (Figuur 139). Veiligheid van de messen • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht.
Bij elk gebruik of dagelijks vervangen; zie Mes(sen) van de maai-eenheden verwijderen en monteren (bladz. 97). Zowel de snijranden als de vleugel – dat is het deel dat naar boven steekt tegenover de snijrand – zorgen ervoor dat het mes een goede maaikwaliteit levert. De vleugel zet het gras rechtop zodat het gelijkmatig wordt gemaaid. De vleugel slijt echter geleidelijk aan tijdens het gebruik, en hierdoor zal de maaikwaliteit afnemen, ook al blijven de snijranden scherp.
Onderhoud van de cabine De cabine reinigen g000276 Belangrijk: Wees voorzichtig in de buurt van de afdichtingen en verlichting van de cabine (Figuur 144). Als u een hogedrukreiniger gebruikt, hou de spuitstok dan minstens 0,6 m van de machine vandaan. Richt de hogedrukreiniger niet rechtstreeks op de afdichtingen en verlichting van de cabine of onder de overhang aan de achterzijde. Figuur 143 1. Onder de oorspronkelijke hoek slijpen.
1. Verwijder de schroeven en de roosters van boven de luchtfilters in en achter de cabine (Figuur 145 en Figuur 146). 3. Installeer de filters en het rooster met de duimschroeven. Het voorfilter van de cabine reinigen Het voorfilter van de cabine voorkomt dat grote vuildeeltjes zoals gras en bladeren in de filters van de cabine dringen. 1. Draai de schermafdekking naar beneden. 2. Reinig het filter met water. Belangrijk: Gebruik geen hogedrukreiniger.
Stalling Veiligheid tijdens opslag • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Bewaar de machine en het brandstofvat niet g032323 op plaatsen waar open vlammen, vonken of waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn.
D. Laad de accu om de 60 dagen 24 uur lang op om loodsulfatie van de accu te voorkomen. De motor gebruiksklaar maken 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug weer terug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul het oliecarter met de aangegeven hoeveelheid motorolie. 4. Draai het contactsleuteltje op AAN, start de motor en laat hem ongeveer 2 minuten stationair draaien. 5. Draai het contactsleuteltje naar de stand UIT. 6.
Privacyverklaring EEA/VK Toro's gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen – www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.
Toro garantie Garantie gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Onderdelen De Toro Company biedt de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden. Deze garantie geldt voor alle producten met uitzondering van beluchters (zie de afzonderlijke garantieverklaringen voor deze producten).