Form No. 3351-858 Multi-Pro) 1250 Gazonspuitmachine Modelnr. 41163 – Serienr. 240000401 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Blz. Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Controle vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Rijden met de spuitmachine . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Nieuwe spuitmachine inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Transport van de spuitmachine . . . . . . . . . . . . . . . 22 De spuitmachine slepen . .
Inleiding Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen.
Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding • Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften. • Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de Gebruikershandleiding, Handleiding voor de motor, en alle stickers op de spuitmachine. • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening.
• Als de spuitmachine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig. U kunt op de volgende manieren voorkomen dat de machine omkiept of dat u de controle over de machine verliest: • Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook extra verlichting te gebruiken.
Gebruik op hellingen of oneffen terrein • Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken. Als u de spuitmachine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat deze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.
De machine beladen Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken. Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de spuitmachine moet gebruiken. Om te voorkómen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen: • Stel de rijsnelheidsregelaar niet af.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-7634 1. Lees de Gebruikershandleiding. 100-8458 1. Snelheid van de machine. 2. Om de machine in te stellen op een lage snelheid, moet u gas minderen en de snelheidsbegrenzer omhoog trekken. 3.
100-8470 1. 2. 3. 4. Motor – Stoppen Motor – Lopen Motor – Starten Koplampen 5. Motortoerentalregelaar van neutraalstand 6. Inschakelen 7. Aan 8. Uit 100-8489 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Linker spuitboom Middelste spuitboom Rechter spuitboom Spuiten Aan Spuiten Uit Pomp Aan Uit Continu verstelbare regeling, spuitdruk 10. Verhogen 100-8577 1. Aan 2. Mengen 3. Uit 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
4-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 2. Motoroliefilter 3. Peil transaxle-olie/ hydraulische vloeistof (peilstok) 4. Filter voor transaxle-olie/ hydraulische vloeistof 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Hydraulische zeef Oliepeil in versnellingsbak Remvloeistof Riemen, besturing en aandrijving Brandstof, uitsluitend loodvrij Brandstoffilter Accu Luchtfilter Smeervet 14. Bandenspanning 15. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 16. Pomp 106-5016 1.
106-5051 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; gebruik met vers, schoon water als u eerste hulp verleent. 100-8621 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. 3.
108-3309 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 108-3312 1. LCD-scherm 2. Keuzeschijf 3. Terugstellen 4. Kalibreren 5. Verminderen 6. Verhogen 108-3307 12 Totale Oppervlak Spuitboom kiezen Snelheid Maateenheden Eenheden selecteren Gebruiksdosis Sub oppervlak 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 759 kg Gewicht met standaard spuitsysteem, leeg, zonder bestuurder 806,5 kg Gewicht met standaard spuitsysteem, vol, zonder bestuurder 1.532 kg Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van de machine (op horizontaal oppervlak) 1.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
Montage van de anti-overloopaansluiting 1 4 1. Plaats de beugel van de slangaansluiting op het schroefdraadgat in de tank en zet deze vast met een flens-kopbout (5/16 x 3/4 inch) (Fig. 2). 4 2 7 4 1 3 6 3 5 Figuur 3 1. Spray Pro-monitor 2. Beugel 2 3. Flens-kopbout, 1/4 x 3/4 inch 4. Knop m-7368 Figuur 2 1. Beugel voor slangaansluiting 2. Schroefdraadgat in de tank 3. Kopbout, 5/16 x 3/4 inch 4. 5. 6. 7. 2.
7. Sluit de Spray Pro-stekkers aan op de stekkers onder het dashboard (Fig. 5). 1 3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop losmaken van het klepdeksel (Fig. 6) en voldoende olie bijvullen totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt; zie Motorolie controleren, blz. 37, voor juiste type olie en viscositeit. Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen. 2 4. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.
Aanbevolen benzine Remvloeistofpeil controleren Gebruik loodvrije, normale schone benzine voor auto’s (octaangetal minimaal 87). Gelode benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start.
Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren Schoonwatertank vullen De spuitmachine is uitgerust met een schoonwatertank (Fig. 11) zodat u uw ogen, uw huid of andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen. Vul de watertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen. 1.
Gebruiksaanwijzing Rempedaal Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Fig. 12). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voorzichtig Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
Snelheidsbegrenzer Chokeknop De snelheidsbegrenzer is de grote knop rechts van de bestuurdersstoel (Fig. 14). Met de snelheidsbegrenzer kunt de maximale neerwaartse slag van het gaspedaal instellen, zodat de snelheid van de spuitmachine wordt beperkt tot een bepaald maximum. De choke wordt bediend met een kleine knop rechts van de bestuurdersstoel. (Fig. 14).
Urenteller • Controleer of het rempedaal werkt. De urenteller (Fig. 15) geeft het totale aantal uren aan dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als het sleuteltje op Lopen is gedraaid. • Controleer of de verlichting werkt. Voltmeter • Controleer op olielekken, loszittende onderdelen en andere zichtbare gebreken. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen of andere gebreken.
Motor afzetten 1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen. De achterste bevestigingspunten zijn twee stalen ogen onder de achterkant van het chassis vlak voor het verstelbare boomframe. 2. Trek de hendel van de parkeerrem omhoog en naar achteren om de parkeerrem in werking te stellen. De spuitmachine slepen 3. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. In noodgevallen kan de spuitmachine over een korte afstand worden gesleept. Toro adviseert echter hiervan geen standaard procedure te maken. 4.
Schakelaars van de spuitbomen Vergrendelschakelaar voor gebruiksdosis De schakelaars van de spuitbomen bevinden zich op de voorzijde van het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurdersstoel (Fig. 19). Zet elke schakelaar naar voren om de corresponderende spuitboom in te schakelen en naar achteren om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar.
Kleppen van spuitbomen Drukmeter Met deze kleppen kunt u de drie spuitbomen in– of uitschakelen (Fig. 20). Als u geen spuitboom hebt gemonteerd of niet wilt dat er een spuitboom kan worden ingeschakeld, kunt u elke klep met de hand bedienen door de stekker in de klep los te trekken; vervolgens draait u de knop op de klep naar rechts om de klep buiten werking te stellen of naar links om deze in werking te stellen. De drukmeter bevindt zich rechts van de tank (Fig. 21).
Tankdeksel Schoonwatertank Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank (Fig. 24). Op het deksel te openen, moet u de motor afzetten, de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien. De schoonwatertank bevindt zich op de voorkant, links van de tank (Fig. 25).
Spray Prot Monitor De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Fig. 27). De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te bekijken en te controleren. De monitor regelt niet de gebruiksdosis. 20 Nederlands 20 CE-symbool m–XXXX Figuur 27 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor • Sub Oppervlak Toont het totale aantal acres (US), hectares (SI) of sq feet (TURF) waarop de machine is gebruikt sinds u voor de laatste keer de kalibratieknop Terugstellen voor deze instelling hebt ingedrukt, zonder dat het scherm voor het Totale Oppervlak verandert. Als u op de kalibratieknop Terugstellen drukt, wordt ook Sub Hoeveelheid teruggesteld.
Maateenheden instellen 9. Zet de keuzeschijf op Totale Hoeveelheid en druk net zolang op de kalibratieknop totdat “CAL HOLD” op de monitor verschijnt en het rode lampje op de monitor gaat branden. De standaardinstelling voor de maateenheden is US. U kunt de maateenheden ook wijzigen in SI (metrisch systeem) of TURF. 1. Breng de spuitmachine tot stilstand en stel de parkeerrem in werking. Het scherm zal afwisselend de waarde van het totale volume en de kalibratiewaarde van de vloeistofstroom laten zien.
5. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 11. Als u het eindpunt bereikt, moet u de hoofdschakelaar op Uit zetten om de monitor te stoppen. 6. Trap het gaspedaal volledig in en zet de schakelaar van de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. 12. Kijk welke afstand wordt weergegeven op de monitor. • Als de afstand “150 meter” is, hoeft u de monitor niet verder te kalibreren. 7. Zet de pompschakelaar op Aan om de pomp in werking te stellen.
5. Start de motor, trap het gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op AAN. Voorzichtig 6. Zet de pompschakelaar op AAN. Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. 7. Draai de mengregelklep op 9 uur om te gaan mengen in de tank. • Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.
Tips voor bediening en gebruik 4. Start de motor. • Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten. 5. Zet de schakelhendel in de neutraalstand, trap het gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. • Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen. 6. Zorg ervoor dat de mengregelklep is ingeschakeld. • Schakel eerst met de hoofdschakelaar de spuitbomen uit voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Wielmoeren aandraaien. Hydraulische filter vervangen. Spanning van drijfriem controleren. Riem van stuurpomp controleren. Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • Bandenspanning controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure • • • • 400 bedrijfsuren of jaarlijks • • • • • 800 bedrijfsuren of jaarlijks Tandwielkastolie van pompaandrijving verversen. Reinig en smeer de primaire aandrijfkoppeling. Brandstofleidingen controleren. Laat een erkende Toro-dealer de membranen en de kleppen in de pomp controleren en indien nodig vervangen. Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. Pompmebraan controleren en indien nodig vervangen.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt. Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan (kunnen) maken met de bougie(s).
Schuim- en papierelement verwijderen 2 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 1 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt en schade veroorzaakt (Fig. 31). m–3247 Figuur 32 1. Schuimelement 2. Olie 2 5. Knijp in het filter om de olie te verdelen.
Motorolie controleren 1 U moet om de 100 bedrijfsuren de motorolie verversen en het filter vervangen. Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SG of SH) Carterinhoud: met filter, 2,0 liter Viscositeit: Raadpleeg de onderstaande tabel. GEBRUIK UITSLUITEND OLIE MET DEZE SAE-VISCOSITEIT Figuur 34 1. Aftapplug carterolie 6. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug terug en zet u deze vast met een torsie van 13,6 Nm. –20 °F 0 –30 °C –20 20 –10 32 40 0 80 60 10 20 7.
Motoroliefilter vervangen 1. Laat de olie weglopen uit de motor; zie Motorolie verversen, blz 37, stappen 1 tot en met 7. 2. Verwijder het oude filter (Fig. 36). 1 Figuur 37 2 Figuur 36 1. Oliefilter 2. Filtertussenstuk 3. Veeg het oppervlak van de pakking voor het filtertussenstuk schoon (Fig. 36). Figuur 38 Vier aan elke kant 4. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig. 36). 5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk.
Figuur 43 Figuur 40 Vijf aan elke kant Draaiarmen van de spuitbomen smeren De draaiarmen van de spuitbomen zijn niet gesmeerd bij de montage in de fabriek. Dit moet gebeuren voordat de machine in gebruik wordt genomen. Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis 1. Smeer vet op de draagas en in de kogelzitting van de scharnierplaat zoals wordt getoond in Figuur 44. 2. Pomp vet in de smeernippel onder de veer totdat er vet naar buiten komt bij de onderkant van het draaipuntstel (Fig.
Brandstoffilter vervangen 1 Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren. 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3. Klem de slangen af aan beide zijden van het brandstoffilter om te voorkomen dat er benzine uit de slangen stroomt als u het filter verwijdert. 4. Plaats een opvangbak onder het filter. 5.
Hydraulisch filter vervangen Tandwielkastolie van pompaandrijving verversen Als u de machine voor de eerste keer in gebruik neemt, moet u het hydraulische filter na de eerste 8 bedrijfsuren vervangen; daarna moet u het filter om de 800 bedrijfsuren vervangen. Ververs de tandwielkastolie van de pompaandrijving na de eerste 50 bedrijfsuren en daarna om de 400 bedrijfsuren. Gebruik ter vervanging het Toro-filter (Onderdeelnr. 54–0110). 1.
De remmen controleren Toespoor voorwiel afstellen De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine. De remmen moet om de 100 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Hierbij gaat u als volgt te werk. Het toespoor van het voorwiel moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het toespoor moet 0 tot 6 mm zijn. • De remschoenen op slijtage of beschadigingen controleren.
5. Als deze afstand buiten het gespecificeerde bereik valt, moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de trekstangen losdraaien (Fig. 52). 1 2 1 2 2 3 1 1 m–5320 Figuur 52 1. Contramoer 2. Trekstang Figuur 53 1. Drijfriem 2. Riemgeleider (slechts een exemplaar getoond). 6. Draai aan beide trekstangen om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien. 3. Primaire koppeling 4. Secundaire koppeling Opmerking: De trekstangen moeten dezelfde lengte hebben als u klaar bent.
Riem van stuurpomp afstellen Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling De spanning van de riem van de stuurpomp moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. De riem moet een speling hebben van 5 mm als u halverwege op de riem drukt met een kracht van 22 N. Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet u de koppeling als volgt reinigen en smeren: 1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking. 1.
Bougies vervangen 4. Verwijder de drie bouten waarmee de kap is bevestigd, en haal deze weg (Fig. 56). Vervang de bougies om de 200 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougies monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Opmerking: U moet soms het hittescherm naar achteren duwen (Fig. 55) als u de kap verwijdert.
Bougiescontroleren 1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Fig. 59). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Belangrijk Bougies nooit schoonmaken. Bougies altijd vervangen bij een zwarte laag op de bougie, versleten elektroden, een vettige laag op de bougie of scheuren. 1 2 2. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode (Fig.
Accu verwijderen Waarschuwing 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. 2.
Opslag van de accu Gevaar Als u de machine langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in de machine laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in de machine laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen.
Vloeistofstroommeter reinigen Soms zult u de vloeistofstroommeter moeten reinigen om een verstopping te verwijderen. Dit doet u als volgt: 4. Gebruik warm water, een zachte borstel en indien nodig een mild reinigingsmiddel om de behuizing van de vloeistofstroommeter en het schoepenwiel te reinigen. Verwijder kleine stukjes metaal. 1. Maak de kabel van de vloeistofstroommeter los van de kabelboom. Belangrijk Gebruik geen oplosmiddelen of brandstof om de vloeistofstroommeter te reinigen. 2.
Uitklapbare spuitbomen afstellen Om de vereiste tussenruimte te verkrijgen, moet u de spuitboom als volgt afstellen: 1. Zet de spuitboom in de horizontale stand. De elektrische lift op elke uitklapbare spuitboom kan worden aangepast aan de stand van de spuitboom. Om zonder problemen te kunnen werken, mogen de spuitbomen tijdens het spuiten niet in contact komen met andere delen van de spuitbomen. 2. Draai de stelmoer zo dicht mogelijk naar de gaffel toe. 3.
Stalling E. Choke de motor. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften. 2. Verwijder vuil en vet van de gehele machine, inclusief de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis.
Storingen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor draait, maar start niet. i t Mogelijke oorzaken Remedie 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 2. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 3. Doorgebrande of losse zekering. 3.
Probleem De motor start, maar blijft niet lopen. p De motor loopt, maar klopt of hapert. Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 8. Brandstoftankdop vervangen. 2. Vuil of water in het brandstofsysteem. 9. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Het brandstoffilter is verstopt. 10.Brandstoffilter vervangen. 4. Doorgebrande of losse zekering. 11.
Probleem De motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Verkeerd oliepeil in het carter. 1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de VOL-markering bereikt. 2. Machine is te zwaar belast. 2. De lading verminderen; met een lagere snelheid rijden. 3. De luchtinlaatroosters zijn vuil. 3. Bij elk gebruik reinigen. 4. De koelribben en luchtkanalen onder de behuizing van de motorventilator en/of het draaiende luchtinlaatrooster zijn verstopt. 4. Bij elk gebruik reinigen. 5.
Problemen met het spuitsysteem verhelpen Probleem Een spuitboom werkt niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De elektrische aansluiting op de klep van de spuitboom is vuil of los. 1. De klep met de hand uitzetten. De elektrische connector op de klep losmaken en alle kabels reinigen; daarna de elektrische connector weer aansluiten. 2. Zekering is doorgebrand. 2. De zekeringen controleren en indien nodig vervangen. 3. Slang is bekneld. 3. Slang repareren of vervangen. 4.
Probleem De snelheid staat steeds op 0 of is onregelmatig. g g Mogelijke oorzaken Remedie 1. De kabel van monitor zit los. 1. De kabel van de monitor aansluiten. 2. De snelheidssensor is niet correct gekalibreerd. 2. De snelheidssensor kalibreren. 3. De snelheidssensor is beschadigd. 3. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De breedte van de spuitmachine is verkeerd ingevoerd. 1. De breedte van de spuitmachine controleren en de correcte breedte instellen in de kalibratiemodus. 2.