Form No. 3352-662 Multi-Pro) 1250 Gazonspuitmachine Modelnr. 41163 – Serienr. 250000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid staat voorop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controle vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rijden met de spuitmachine . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen.
Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding • Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften. • Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de Gebruikershandleiding, Handleiding voor de motor, en alle stickers op de spuitmachine. • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening.
• Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook extra verlichting te gebruiken. • Als de spuitmachine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig.
Gebruik op hellingen of oneffen terrein • Als de spuitmachine abnormaal trilt, moet u onmiddellijk stoppen, wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en de machine op beschadigingen controleren. Repareer alle schade voordat u de machine weer in gebruik neemt. Als u de spuitmachine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat deze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.
De machine beladen • Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken. Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de spuitmachine moet gebruiken. Om te voorkómen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen: • Stel de rijsnelheidsregelaar niet af.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-7628 1. Lees de Gebruikershandleiding. 100-8458 1. Snelheid van de machine 2. Om de machine in te stellen op een lage snelheid, moet u gas minderen en de snelheidsbegrenzer omhoog trekken. 3.
100-8470 1. 2. 3. 4. Motor – Afzetten Motor – Lopen Motor – Starten Koplampen 5. Motortoerentalregelaar van neutraalstand 6. Inschakelen 7. Aan 8. Uit 100-8489 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Linker spuitboom Middelste spuitboom Rechter spuitboom Spuiten Aan Spuiten Uit Pomp Aan Uit Continu verstelbare regeling, spuitdruk 10. Verhogen 107-8621 1. Mengen Aan 2. Continu snelheidsregeling 3. Mengen Uit 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
4-8939 8. Riemen, besturing en aandrijving 9. Brandstof, uitsluitend loodvrij 10. Brandstoffilter 11. Accu 12. Luchtfilter 4. Filter voor transaxle-olie/hydraulische vloeistof 5. Hydraulische zeef 6. Oliepeil in versnellingsbak 7. Remvloeistof 1. Motoroliepeil (peilstok) 2. Motoroliefilter 3. Peil transaxle-olie/ hydraulische vloeistof (peilstok) 13. Smeervet 14. Bandenspanning 15. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 16. Pomp 106-5016 1.
106-1355 1. Waarschuwing – Stap niet in de tank. 100-8621 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. 3. De maximale lading mag niet zwaarder zijn dan 585 kg terwijl het gewicht van de bestuurder en de accessoires niet meer dan 158 kg mag bedragen; de machine weegt 572 kg en het maximaal toelaatbare totaalgewicht van de machine mag niet meer dan 1589 kg zijn. 4.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. 108-3307 108-3309 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Totale Oppervlak Spuitboom kiezen Snelheid Maateenheden Eenheden selecteren Gebruiksdosis Sub oppervlak 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
Montage van de anti-overloopaansluiting Montage van de Spray Pro-monitor 1. Plaats de beugel van de overloopaansluiting op het schroefdraadgat in de tank en zet deze vast met een flens-kopbout (5/16 x 3/4 inch) (Fig. 2). 1. Monteer de beugel van de monitor op het dashboard (Fig. 3) met 2 flens-kopbouten (1/4 x 3/4 inch) en 2 flensmoeren (1/4 inch). 1 7 4 4 1 4 3 6 2 5 2 m-7368 3 Figuur 2 1. Beugel voor overloopaansluiting 2. Schroefdraadgat in de tank 3. Kopbout, 5/16 x 3/4 inch 4. 5. 6. 7.
5. Bevestig de Spray Pro-sticker op de monitor. Plaats de sticker zoals wordt getoond in Figuur 27. Voor het gebruik 6. Monteer de Spray Pro-monitor op de flenskopbouten (Fig. 3) en draai de knoppen aan om de monitor vast te zetten. Motoroliepeil controleren Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie. Desondanks dient u het oliepeil te controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna nog eens. 7. Sluit de Spray Pro-stekkers aan op de stekkers onder het dashboard (Fig. 5).
Brandstof bijvullen Brandstoftank vullen De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 21 liter. Gevaar Opmerking: De dop van de brandstoftank is voorzien van een meter die het brandstofpeil aangeeft; controleer dit geregeld. In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. 1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen. 2.
Remvloeistofpeil controleren 1 Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. 2 1 Figuur 10 1. Peilstok 2. Vulopening Belangrijk Zorg ervoor dat er geen vuil of andere verontreinigende stoffen in de opening komen als u de olie controleert. Figuur 8 3. Steek de peilstok in de buis. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. 1.
Gebruiksaanwijzing Parkeerrem De parkeerrem wordt bediend met een grote hendel rechts van de bestuurdersstoel. (Fig. 13). Stel de parkeerrem in werking als u de bestuurdersstoel wilt verlaten teneinde te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel omhoog en naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de hendel naar voren en omlaag duwen.
U stelt de snelheidsbegrenzer als volgt in: 4 1. Trap het gaspedaal in totdat u de gewenste snelheid hebt bereikt. 3 2. Druk op de schakelaar op de knop van de snelheidsbegrenzer en trek deze omhoog totdat u voelt dat deze het gaspedaal raakt. Laat vervolgens de schakelaar los (Fig. 14). 2 3. Voor een nauwkeurige afstelling moet u indien nodig de knop in- of uitdraaien. 1 4.
Brandstofmeter Motor starten De brandstofmeter (Fig. 16) geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje in de contactschakelaar en draai dit naar rechts op Lopen. 2. Trap het rempedaal in en zet de schakelhendel in de neutraalstand. 1 3. Zorg ervoor dat de pompschakelaar op Uit staat. 4. Als de motor koud is, trekt u de chokeknop omhoog. Figuur 16 Belangrijk U mag de choke niet gebruiken als de motor warm is. 1. Brandstofmeter 5.
Nieuwe spuitmachine inrijden De spuitmachine slepen Om ervoor te zorgen dat de spuitmachine goede prestaties levert en een lange levensduur heeft, moet u de eerste 100 bedrijfsuren de volgende richtlijnen in acht nemen: In noodgevallen kan de spuitmachine over een korte afstand worden gesleept. Toro adviseert echter hiervan geen standaard procedure te maken.
Schakelaars van de spuitbomen Vergrendelschakelaar voor gebruiksdosis De schakelaars van de spuitbomen bevinden zich op de voorzijde van het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurdersstoel (Fig. 19). Zet elke schakelaar naar voren om de corresponderende spuitboom in te schakelen en naar achteren om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar.
Kleppen van spuitbomen Drukmeter Met deze kleppen kunt u de drie spuitbomen in– of uitschakelen (Fig. 20). Als u geen spuitboom hebt gemonteerd of niet wilt dat er een spuitboom kan worden ingeschakeld, kunt u elke klep met de hand bedienen door de stekker in de klep los te trekken; vervolgens draait u de knop op de klep naar rechts om de klep buiten werking te stellen of naar links om deze in werking te stellen. De drukmeter bevindt zich rechts van de tank (Fig. 21).
Tankdeksel Schoonwatertank Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank (Fig. 24). Op het deksel te openen, moet u de motor afzetten, de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien. De schoonwatertank bevindt zich op de voorkant, links van de tank (Fig. 25).
Spray Prot Monitor De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te bekijken. De monitor controleert niet de gebruiksdosis. De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Fig. 27). 20 Nederlands 20 CE-symbool m–XXXX Figuur 27 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor • Sub Gebied Toont het totale aantal acres (US), hectares (SI) of sq feet (TURF) waarop de machine is gebruikt sinds u voor de laatste keer de kalibratieknop Terugstellen voor deze instelling hebt ingedrukt, zonder dat het scherm voor het Totale Oppervlak verandert. Als u op de kalibratieknop Terugstellen drukt, wordt ook Sub Hoeveelheid teruggesteld.
Maateenheden instellen 9. Zet de keuzeschijf op Totale Hoeveelheid en druk net zolang op de kalibratieknop totdat “CAL HOLD” op de monitor verschijnt en het rode lampje op de monitor gaat branden. De standaardinstelling voor de maateenheden is US. U kunt de maateenheden ook wijzigen in SI (metrisch systeem) of TURF. 1. Breng de spuitmachine tot stilstand en stel de parkeerrem in werking. Het scherm zal afwisselend de waarde van het totale volume en de kalibratiewaarde van de vloeistofstroom laten zien.
5. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 11. Als u het eindpunt bereikt, moet u de hoofdschakelaar op Uit zetten om de monitor te stoppen 6. Trap het gaspedaal volledig in en zet de schakelaar van de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. 12. Kijk welke afstand wordt weergegeven op de monitor. • Als de afstand “150 meter” is, hoeft u de monitor niet verder te kalibreren. 7. Zet de pompschakelaar op Aan om de pomp in werking te stellen.
Bediening en gebruik van de spuitmachine 5. Start de motor, trap het gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. 6. Zet de pompschakelaar op Aan. Om de spuitmachine te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de oplossing op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen.
Tips voor bediening en gebruik 4. Start de motor. • Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten. 5. Zet de schakelhendel in de neutraalstand, trap het gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. • Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen. 6. Zorg ervoor dat de mengregelklep is ingeschakeld. • Schakel eerst met de hoofdschakelaar de spuitbomen uit voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Wielmoeren aandraaien. Hydraulische filter vervangen. Spanning van drijfriem controleren. Riem van stuurpomp controleren. Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • Bandenspanning controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure • • • • 400 bedrijfsuren of jaarlijks • • • • • 800 bedrijfsuren of jaarlijks Tandwielkastolie van pompaandrijving verversen. Reinig en smeer de primaire aandrijfkoppeling. Brandstofleidingen controleren. Laat een erkende Toro-dealer de membranen en de kleppen in de pomp controleren en indien nodig vervangen. Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. Pompmebraan controleren en indien nodig vervangen.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt. Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan (kunnen) maken met de bougie(s).
Schuim- en papierelement verwijderen 2 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 1 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt en schade veroorzaakt (Fig. 31). m–3247 Figuur 32 1. Schuimelement 2. Olie 2 5. Knijp in het filter om de olie te verdelen.
Motorolie controleren 1 U moet om de 100 bedrijfsuren de motorolie verversen en het filter vervangen. De carterinhoud is ongeveer 2,0 liter met filter. Gebruik hoogwaardige motorolie die moet beantwoorden aan de volgende specificaties: vereiste onderhoudsclassificatie van API: SJ, JK, SL of hoger Aanbevolen olie: SAE 10W30 (boven –18 _C) Alternatieve olie: SAE 10W30 (beneden 0 _C) Figuur 34 Toro Premium motorolie is verkrijgbaar bij uw dealer met een viscositeit van 15W–40 of 10W–30.
Motoroliefilter vervangen 1. Laat de olie weglopen uit de motor; zie Motorolie verversen, blz. 36, stappen 1 tot en met 7. 2. Verwijder het oude filter (Fig. 36). 1 Figuur 37 2 Figuur 36 1. Oliefilter 2. Filtertussenstuk 3. Veeg het oppervlak van de pakking voor het filtertussenstuk schoon (Fig. 36). Figuur 38 Vier aan elke kant 4. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig. 36). 5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk.
Figuur 43 Figuur 40 Vijf aan elke kant Draaiarmen van de spuitbomen smeren Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis 1. Smeer vet op de draagas en in de kogelzitting van de scharnierplaat zoals wordt getoond in Figuur 44. 2. Pomp vet in de smeernippel onder de veer totdat er vet naar buiten komt bij de onderkant van het draaipuntstel (Fig. 44). 3. Herhaal deze procedure bij de andere draaiarm. Figuur 41 1 3 4 2 1 Figuur 42 Figuur 44 Linker draaiarm getoond 1. Draagas 2.
Brandstoffilter vervangen 1 Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren. 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3. Klem de slangen af aan beide zijden van het brandstoffilter om te voorkomen dat er benzine uit de slangen stroomt als u het filter verwijdert. 4. Plaats een opvangbak onder het filter. 5.
Hydraulisch filter vervangen Tandwielkastolie van pompaandrijving verversen Als u de machine voor de eerste keer in gebruik neemt, moet u het hydraulische filter na de eerste 8 bedrijfsuren vervangen; daarna moet u het filter om de 800 bedrijfsuren vervangen. Ververs de tandwielkastolie van de pompaandrijving na de eerste 50 bedrijfsuren en daarna om de 400 bedrijfsuren. Gebruik ter vervanging het Toro-filter (Onderdeelnr. 54–0110). 1.
De remmen controleren Toespoor voorwiel afstellen De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine. De remmen moeten om de 100 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Hierbij gaat u als volgt te werk. Het toespoor van het voorwiel moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het toespoor moet 0 tot 6 mm zijn. • De remschoenen op slijtage of beschadigingen controleren.
5. Als deze afstand buiten het gespecificeerde bereik valt, moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de trekstangen losdraaien (Fig. 52). 1 2 1 2 3 1 m–5320 Figuur 52 1. Contramoer 2. Trekstang Figuur 53 1. Drijfriem 2. Primaire koppeling 6. Draai aan beide trekstangen om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien. Opmerking: De trekstangen moeten dezelfde lengte hebben als u klaar bent. 3. Secundaire koppeling Drijfriem vervangen 7.
Riem van stuurpomp Gevaar De spanning van de riem van de stuurpomp moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. De riem moet een speling hebben van 5 mm als u halverwege op de riem drukt met een kracht van 22 N. Een opgekrikte machine kan wankel staan en van de krik glijden waardoor iemand die zich onder de machine bevindt, letsel kan oplopen • Start de motor niet als de machine is opgekrikt.
4. Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. Voorzichtig Het stof in de koppeling verspreidt zich hierbij door de lucht, waardoor u oogletsel kunt oplopen of bij inhalering ademhalingsproblemen kunt krijgen. 5. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen. 2 Draag een veiligheidsbril en een stofmasker of andere oog- en adembescherming als u deze werkzaamheden verricht. 5.
Onderhoud van de accu Bougies monteren 1. Monteer de bougies en de metalen pakkingringen. Waarschuwing 2. Draai de bougies vast met een torsie van 24,4 tot 29,8 Nm. CALIFORNIA 3. Druk de kabels op de bougies (Fig. 58). Proposition 65 Waarschuwing 4. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
Zuurpeil controleren 4. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool. Controleer het peil van het accuzuur om de 50 bedrijfsuren of om de 30 dagen, wanneer de machine is opgeslagen. Waarschuwing 1. Draai de knoppen aan beide zijden van de accubak los en verwijder het accudeksel (Fig. 61). Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken.
5. Plaats de zuigkorf volledig terug in het gat,. 3. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3–4 A (12 V). De accu niet te ver opladen. 6. Sluit de slang aan op de bovenkant van de tank en zet deze vast met de borgveer. Opmerking: Andere roostermazen kunnen worden geleverd. Neem contact op met een erkende Toro-dealer. Waarschuwing Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.
De verlengstukken van de spuitbomen opbergen Gebruik de steunen voor de spuitbomen om de verlengstukken van de spuitbomen kruislings te vergrendelen als u niet spuit. 1. Draai het verlengstuk van de linker spuitboom rechtop. Belangrijk Druk hierbij het verlengstuk niet verder dan de haak van de steun, omdat anders het verlengstuk en de spuitdoppen schade kunnen oplopen. 1 2. Druk op de knop van de rechtersteun om de veer samen te drukken en de haak uit te trekken. 3.
Stalling E. Choke de motor. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften. 2. Verwijder vuil en vet van de gehele machine, inclusief de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis.
Storingen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 2. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 3. Doorgebrande of losse zekering. 3.
Probleem De motor start, maar blijft niet lopen. De motor loopt, maar klopt of hapert. Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Vuil of water in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Het brandstoffilter is verstopt. 3. Brandstoffilter vervangen. 4. Doorgebrande of losse zekering. 4.
Probleem De motor raakt oververhit. De motor verliest vermogen. De spuitmachine rijdt in geen van beide richtingen omdat de motor vastloopt of afslaat. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Verkeerd oliepeil in het carter. 1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de VOL-markering bereikt. 2. Machine is te zwaar belast. 2. De lading verminderen; met een lagere snelheid rijden. 3. De luchtinlaatroosters zijn vuil. 3. Bij elk gebruik reinigen. 4.
Probleem De spuitmachine rijdt in geen van beide richtingen. Abnormale trilling of geluid. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De schakelhendel is in de neutraalstand. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in een versnelling zetten. 2. De parkeerrem is niet vrij gezet of de parkeerrem komt niet vrij. 2. De parkeerrem vrijzetten of de koppeling controleren. 3. De transmissie is defect. 3. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 4.
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie Een klep van een spuitboom lekt. 1. Een O-ring is versleten. 1. Het spuitsysteem en de pomp uitschakelen en de spuitmachine afzetten. De klep uit elkaar nemen en de O-ringen vervangen. De druk daalt als u een spuitboom inschakelt. 1. De omloopklep van de spuitboom is verkeerd ingesteld. 1. De omloopklep van de spuitboom instellen. 2. Er zit een verstopping in de klep van de spuitboom. 2.
Probleem De monitor toont niet Gebruiksdosis of Totale H lh id Hoeveelheid. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De kabel van monitor zit los. 1. De kabel van de monitor aansluiten. 2. De vloeistofstroommeter is vuil of verstopt. 2. De vloeistofstroommeter reinigen. 3. De vloeistofstroommeter is niet correct gekalibreerd. 3. De vloeistofstroommeter kalibreren. 4. De vloeistofstroommeter is beschadigd. 4. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De vloeistofstroommeter is vuil of verstopt. 1.