Form No. 3350-878 Multi-Pro) 1200 Gazonspuitmachine Modelnr. 41164 – Serienr. 240000001 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid staat voorop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Controle vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rijden met de spuitmachine . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Veilige bediening • Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult. • Niet eten, drinken of roken als u met chemische stoffen werkt. Waarschuwing • Was altijd uw handen en onbedekte lichaamsdelen zo snel mogelijk nadat u de werkzaamheden hebt beëindigd. De spuitmachine is geen wegvoertuig en is niet ontworpen, uitgerust of gebouwd voor gebruik op de openbare weg.
• Als de spuitmachine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig. U kunt op de volgende manieren voorkomen dat de machine omkiept of dat u de controle over de machine verliest: • Het verdient aanbeveling en veiligheidsbril, veiligheidsschoenen, een lange broek en een helm te dragen. Dit is verplicht op grond van diverse plaatselijke veiligheidsvoorschriften en verzekeringsbepalingen.
Gebruik op hellingen of oneffen terrein • Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken. Als u de spuitmachine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat deze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.
De machine beladen • Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken. Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de spuitmachine moet gebruiken. Om te voorkómen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen: • Stel de rijsnelheidsregelaar niet af.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-7628 1. Lees de Gebruikershandleiding. 100-8489 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 100-8454 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de transmissie. 2.
100-8882 1. Spuiten Aan 2. Spuiten Uit 3. Spuitdruk 4. Verhogen 5. Verminderen 100-8386 1. Brandstof 2. Leeg 3. Half vol 4. Vol 100-8470 1. 2. 3. 4. Motor – Afzetten Motor – Lopen Motor – Starten Koplampen 5. Motortoerentalregelaar van neutraalstand 6. Inschakelen 7. Aan 8. Uit 100-8621 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. 3.
4-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 2. Motoroliefilter 3. Peil transaxle-olie/hydraulische vloeistof (peilstok) 8. Riemen, besturing en aandrijving 9. Brandstof, uitsluitend loodvrij 10. Brandstoffilter 11. Accu 12. Luchtfilter 4. Filter voor transaxle-olie/hydraulische vloeistof 5. Hydraulische zeef 6. Oliepeil in versnellingsbak 7. Remvloeistof 13. Smeervet 14. Bandenspanning 15. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 16. Pomp 106-5016 1.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 106-5050 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; spoel de tank om met vers, schoon water. 106-5051 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; vers, schoon water gebruiken voor eerste hulp. Gewicht met standaard spuitsysteem, leeg, zonder bestuurder 806,5 kg Gewicht met standaard spuitsysteem, vol, zonder bestuurder 1.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Om de spuitmachine te gebruiken, moet u een spuitboomset en spuitdoppen aanschaffen en installeren. Neem voor informatie over de verkrijgbare spuitboomsets en accessoires contact op met een erkende Toro-dealer.
Montage van de anti-overloopaansluiting 1 4 1. Plaats de beugel van de slangaansluiting op het schroefdraadgat in de tank en zet deze vast met een flens-kopbout (5/16 x 3/4 inch) (Fig. 2). 4 2 7 4 1 3 6 3 5 Figuur 3 1. Spray Pro-monitor 2. Beugel 2 3. Flens-kopbout, 1/4 x 3/4 inch 4. Knop m-7368 2. Plaats de 2 rijtuigschroeven, de rubberen ringen en de knoppen losjes op de beugel zoals wordt getoond in Figuren 3 en 4. Figuur 2 1. Beugel voor slangaansluiting 2. Schroefdraadgat in de tank 3.
Voor het gebruik Bandenspanning controleren U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 124 kPa (18 psi). Controleer de banden ook op slijtage of schade. Motoroliepeil controleren Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie. Desondanks dient u het oliepeil te controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna nog eens. Brandstof bijvullen 1.
Aanbevolen benzine Luchtinlaatrooster controleren Gebruik loodvrije, normale schone benzine voor auto’s (octaangetal minimaal 87). Gelode benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is. U dient het luchtinlaatrooster op de voorkant van de motor om de 8 bedrijfsuren te controleren en indien nodig te reinigen.
Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren Schoonwatertank vullen De spuitmachine is uitgerust met een schoonwatertank (Fig. 10) zodat u uw ogen, uw huid of andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen. Vul de watertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen. 1.
Gebruiksaanwijzing Rempedaal Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand brengen of de snelheid verminderen (Fig. 11). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voorzichtig Veiligheid staat voorop Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en –stickers in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
Schakelhendel Schakelaar van koplampen De schakelhendel bevindt zich rechts van de bestuurdersstoel en heeft 5 standen. 3 vooruit, neutraalstand en achteruit (Fig. 13). De motor start pas als u de schakelhendel in de neutraalstand hebt gezet. Daarnaast moet u de rem volledig intrappen en de spuitmachine tot stilstand hebben gebracht om te schakelen. De koplampen worden bediend met de tuimelschakelaar (Fig. 13). Druk de schakelaar naar voren om de lampen te ontsteken en naar achteren om ze te doven.
Nieuwe spuitmachine inrijden Indien een van bovengenoemde zaken niet in orde is, moet u de monteur hiervan op de hoogte stellen of contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die dag met de spuitmachine gaat werken. De bedrijfsleiding kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn.
De spuitmachine slepen Hendels van de spuitbomen In noodgevallen kan de spuitmachine over een korte afstand worden gesleept. Toro adviseert echter hiervan geen standaard procedure te maken. De hendels van de spuitbomen bevinden zich op de achterzijde van het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurdersstoel (Fig. 16). Zet de hendels omlaag om de corresponderende spuitboom in te schakelen en omhoog om deze uit te schakelen.
Regelklep voor gebruiksdosis Mengregelklep Met deze klep (Fig. 17) regelt u de hoeveelheid vloeistof die naar de spuitbomen moet gaan, door de vloeistofstroom naar de spuitbomen of de omloopslang naar de tank te leiden. Om deze klep te bedienen, draait u aan de knop voor de gebruiksdosis op de klep teneinde de gewenste druk te verkrijgen. Deze klep bevindt zich rechts van de tank (Fig. 18). Draai de knop op de klep op 9 uur om de inhoud van de tank te mengen en op 3 uur om te stoppen met mengen.
Aftaphendel van tank Schoonwatertank De aftaphendel van de tank bevindt zich boven op de tank (Fig. 20). Trek de hendel uit om de tank af te tappen. De schoonwatertank bevindt zich op de voorkant, links van de tank (Fig. 22). Deze bevat schoon water, waarmee u uw ogen, uw huid of andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen. Vul de watertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen.
Spray Prot Monitor Keuzeschijf De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te bekijken en te controleren. De monitor regelt niet de gebruiksdosis. De keuzeschijf heeft de volgende standen: • Snelheid Toont de rijsnelheid in mijlen per uur (als de maateenheden zijn ingesteld op US of TURF) of kilometers per uur (als de maateenheden zijn ingesteld op SI).
Knoppen 4. Draai de keuzeschijf op Breedte. De monitor heeft de volgende knoppen: 5. Gebruik de [+] of [–] knoppen om de breedte van de spuitboom te veranderen indien dit nodig is. • [RESET] 6. Druk op [CAL] totdat het rode lampje dooft. U kunt de kalibratiemodus ook verlaten door te gaan rijden met de spuitmachine. Stelt het scherm voor Kalibratievolume en Kalibratieafstand in op 0. • [CAL] Maateenheden instellen Wordt gebruikt om de kalibratiemodus te openen of te verlaten.
3. Vul de tank van de spuitmachine voor de helft met water. 4. Zet de hendels van alle 3 spuitbomen en de hoofdhendel van het spuitsysteem op Aan. Stel de spuitbomen in werking totdat er geen lucht meer in de leiding zit en schakel ze daarna uit met de hoofdhendel. 4. Kies een recht, vlak stuk grond dat overeenkomt met de omstandigheden van uw gazon. Belangrijk Om het volume nauwkeurig te registreren, moeten de kleppen van alle drie spuitbomen zijn ingeschakeld tijdens deze procedure.
De omloopkleppen van de spuitbomen instellen 10. Noteer de waarde op de drukmeter. 11. Schakel een van de spuitbomen uit met behulp van de corresponderende schakelaar. Nadat u de spuitbomen en spuitdoppen hebt geïnstalleerd en voordat u de spuitmachine voor de eerste keer gaat gebruiken, moet u de omloopkleppen van de spuitbomen instellen zodat de druk en de gebruiksdosis voor alle spuitbomen hetzelfde blijft als u een of meer spuitbomen hebt uitgeschakeld. 12. Stel de omloopklep (Fig.
Bediening en gebruik van de spuitmachine 5. Start de motor, trap het gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. 6. Zet de pompschakelaar op Aan. Op de spuitmachine te gebruiken, moet u eerst de spuittank vullen. Vervolgens spuit u de oplossing op het werkgebied en als u daarmee klaar bent, reinigt u de tank. Het is belangrijk dat u deze drie stappen vlak na elkaar uitvoert om schade aan de spuitmachine te voorkomen.
Tips voor bediening en gebruik 4. Start de motor. • Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten. 5. Zet de schakelhendel in de neutraalstand, trap het gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. • Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen. 6. Zorg ervoor dat de mengregelklep is ingeschakeld. • Schakel eerst met de hoofdhendel de spuitbomen uit voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Wielmoeren aandraaien. Hydraulische filter vervangen. Spanning van drijfriem controleren. Riem van stuurpomp controleren. Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • Bandenspanning controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Tandwielkastolie van pompaandrijving verversen. Reinig en smeer de primaire aandrijfkoppeling. Brandstofleidingen controleren. Laat een erkende Toro-dealer de membranen en de kleppen in de pomp controleren en indien nodig vervangen. • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. 400 bedrijfsuren of jaarlijks • • • • 800 bedrijfsuren of jaarlijks • Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt. Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie(s).
Schuim- en papierelement verwijderen 2 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 1 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt en schade veroorzaakt (Fig. 28). m–3247 Figuur 29 1. Schuimelement 2. Olie 2 5. Knijp in het filter om de olie te verdelen.
Motorolie controleren 1 U moet om de 100 bedrijfsuren de motorolie verversen en het filter vervangen. Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SG of SH) Carterinhoud: met filter, 2,0 liter Viscositeit: Raadpleeg de onderstaande tabel. GEBRUIK UITSLUITEND OLIE MET DEZE SAE-VISCOSITEIT Figuur 31 1. Aftapplug carterolie –20 °F 0 –30 °C –20 20 –10 32 40 0 80 60 10 20 6. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug terug en zet u deze vast met een torsie van 13,6 Nm. 100 30 7.
Motoroliefilter vervangen 1. Laat de olie weglopen uit de motor; zie Motorolie verversen, blz. 34, stappen 1 tot en met 7. 2. Verwijder het oude filter (Fig. 33). 1 Figuur 34 2 Figuur 33 1. Oliefilter 2. Filtertussenstuk 3. Veeg het oppervlak van de pakking voor het filtertussenstuk schoon (Fig. 33). Figuur 35 Vier aan elke kant 4. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig. 33). 5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk.
Figuur 40 Figuur 37 Vijf aan elke kant Brandstoffilter vervangen Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren. 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3. Klem de slangen af aan beide zijden van het brandstoffilter om te voorkomen dat er benzine uit de slangen stroomt als u het filter verwijdert. 4. Plaats een opvangbak onder het filter.
Transaxle-olie /Hydraulische vloeistof verversen 8. Monteer de zeef. U moet om de 800 bedrijfsuren de transaxle-olie/hydraulische vloeistof verversen, het filter vervangen en de zeef reinigen. 10. Monteer de aftapplug en draai deze vast. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Belangrijk Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen.
6. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. De remmen controleren 7. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine. De remmen moeten om de 100 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Hierbij gaat u als volgt te werk. 8. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen.
Toespoor voorwiel afstellen 5. Als deze afstand buiten het gespecificeerde bereik valt, moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de trekstangen losdraaien (Fig. 48). Het toespoor van het voorwiel moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het toespoor moet 0 tot 6 mm zijn. 1 1. Vul de tank met ongeveer 303 liter water. 2 1 2. Alle banden controleren en op spanning brengen; zie Bandenspanning controleren, blz. 14. 3.
Onderhoud van de drijfriem Riem van stuurpomp Drijfriem controleren De spanning van de riem van de stuurpomp moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. De riem moet een speling hebben van 5 mm als u halverwege op de riem drukt met een kracht van 22 N. De conditie en de spanning van de drijfriem moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. 1.
Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet u de koppeling als volgt reinigen en smeren: 1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking. 1 m–6988 2. Hef het voorste uiteinde van de spuitmachine op en plaats deze op kriksteunen. Figuur 52 1. Kap Gevaar 2. Bouten 5. Reinig de binnenkant van de kap en het binnenwerk van de koppeling grondig met perslucht.
Bougies vervangen Bougies controleren Vervang de bougies om de 200 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougies monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. 1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Fig. 55). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.
Zekeringen vervangen Onderhoud van de accu Er zijn 2 zekeringen en 2 lege sleuven in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bestuurdersstoel (Fig. 56). Elektrisch systeem 30 A Spuitsysteem 10 A Open 20 A Open 30 A Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
Zuurpeil controleren 4. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool. Controleer het peil van het accuzuur om de 50 bedrijfsuren of om de 30 dagen, wanneer de machine is opgeslagen. Waarschuwing 1. Draai de knoppen aan beide zijden van de accubak los en verwijder het accudeksel (Fig. 57). Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken.
3. Trek de zuigkorf uit het gat. 3. Sluit een acculader van 3 tot 4 A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot 8 uur bij 3–4 A (12 V). De accu niet te ver opladen. 4. Reinig de zuigkorf met schoon stromend water. 5. Plaats de zuigkorf volledig terug in het gat. Waarschuwing 6. Sluit de slang aan op de bovenkant van de tank en zet deze vast met de borgveer. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen.
Stalling E. Choke de motor. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren. Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften. 2. Verwijder vuil en vet van de gehele machine, inclusief de buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis.
Storingen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 2. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 3. Doorgebrande of losse zekering. 3.
Probleem De motor start, maar blijft niet lopen. p De motor loopt, maar klopt of hapert. Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Vuil of water in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Het brandstoffilter is verstopt. 3. Brandstoffilter vervangen. 4. Doorgebrande of losse zekering. 4.
Probleem Motor raakt oververhit. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Verkeerd oliepeil in het carter. 1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de VOL-markering bereikt. 2. Machine is te zwaar belast. 2. De lading verminderen; met een lagere snelheid rijden. 3. De luchtinlaatroosters zijn vuil. 3. Bij elk gebruik reinigen. 4. De koelribben en luchtkanalen onder de behuizing van de motorventilator en/of het draaiende luchtinlaatrooster zijn verstopt. 4. Bij elk gebruik reinigen. 5.
Probleem De spuitmachine rijdt in geen van beide richtingen. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De schakelhendel in de neutraalstand zetten. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in een versnelling zetten. 2. De parkeerrem is niet vrij gezet of de parkeerrem komt niet vrij. 2. De parkeerrem vrijzetten of de koppeling controleren. 3. De transmissie is defect. 3. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 4. De koppeling van de bediening moet worden afgesteld of worden vervangen. 4.
Problemen met de Spray Pro-monitor Probleem De monitor werkt niet. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De kabel van de monitor zit los of is niet aangesloten. 1. De kabel van de monitor aansluiten. 2. De monitor of de kabel is beschadigd. 2. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De kabel van monitor zit los. 1. De kabel van de monitor aansluiten. 2. De snelheidssensor is niet correct gekalibreerd. 2. De snelheidssensor kalibreren. 3. De snelheidssensor is beschadigd. 3.