Form No. 3351-884 Multi-Pro) 1250 Gazonspuitmachine Modelnr. 41165 – Serienr. 240000401 en hoger Gebruikershandleiding Registreer uw product op www.Toro.
Blz. Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Controle vóór het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Rijden met de spuitmachine . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Nieuwe spuitmachine inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Transport van de spuitmachine . . . . . . . . . . . . . . . 22 De spuitmachine slepen . .
Inleiding Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient. Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen.
Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding • Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften. • Zorg ervoor dat de bestuurders grondig zijn getraind en bekend zijn met de Gebruikershandleiding, Handleiding voor de motor, en alle stickers op de spuitmachine. • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening.
• Als de spuitmachine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig. U kunt op de volgende manieren voorkomen dat de machine omkiept of dat u de controle over de machine verliest: • Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook extra verlichting te gebruiken.
Gebruik op hellingen of oneffen terrein • Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken. Als u de spuitmachine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat deze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.
De machine beladen Gebruik geen open bakken met brandstof of ontvlambare reinigingsvloeistoffen om onderdelen schoon te maken. Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de spuitmachine moet gebruiken. Om te voorkómen dat u de controle over de machine verliest waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan, moet u de volgende richtlijnen in acht nemen: • Stel de rijsnelheidsregelaar niet af.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-7634 1. Lees de Gebruikershandleiding. 100-8458 1. Snelheid van de machine. 2. Om de machine in te stellen op een lage snelheid, moet u gas minderen en de snelheidsbegrenzer omhoog trekken. 3.
100-8470 1. 2. 3. 4. Motor – Stoppen Motor – Lopen Motor – Starten Koplampen 5. Motortoerentalregelaar van neutraalstand 6. Inschakelen 7. Aan 8. Uit 100-8489 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Linker spuitboom Middelste spuitboom Rechter spuitboom Spuiten Aan Spuiten Uit Pomp Aan Uit Continu verstelbare regeling, spuitdruk 10. Verhogen 100-8577 1. Aan 2. Mengen 3. Uit 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
4-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 2. Motoroliefilter 3. Peil transaxle-olie/ hydraulische vloeistof (peilstok) 4. Filter voor transaxle-olie/ hydraulische vloeistof 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. Hydraulische zeef Oliepeil in versnellingsbak Remvloeistof Riemen, besturing en aandrijving Brandstof, uitsluitend loodvrij Brandstoffilter Accu Luchtfilter Smeervet 14. Bandenspanning 15. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 16. Pomp 106-5016 1.
106-5051 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; gebruik met vers, schoon water als u eerste hulp verleent. 100-8621 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. 3.
108-3309 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 108-3312 1. LCD-scherm 2. Keuzeschijf 3. Terugstellen 4. Kalibreren 5. Verminderen 6. Verhogen 108-3307 12 Totale Oppervlak Spuitboom kiezen Snelheid Maateenheden Eenheden selecteren Gebruiksdosis Sub oppervlak 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 759 kg Gewicht met standaard spuitsysteem, leeg, zonder bestuurder 806,5 kg Gewicht met standaard spuitsysteem, vol, zonder bestuurder 1.532 kg Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van de machine (op horizontaal oppervlak) 1.
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Om de spuitmachine te gebruiken, moet u een spuitboomset en spuitdoppen aanschaffen en installeren. Neem voor informatie over de verkrijgbare spuitboomsets en accessoires contact op met een erkende Toro-dealer.
Omschrijving Hoeveelheid Gebruik Registratiekaart 1 Invullen en opsturen naar Toro Inspectieformulier 1 Invullen en opslaan in uw klantendossier Montage van de anti-overloopaansluiting Montage van de Spray Pro-monitor 1. Plaats de beugel van de slangaansluiting op het schroefdraadgat in de tank en zet deze vast met een flens-kopbout (5/16 x 3/4 inch) (Fig. 2). 1. Monteer de beugel van de monitor op het dashboard (Fig. 3) met 2 flens-kopbouten (1/4 x 3/4 inch) en 2 flensmoeren (1/4 inch).
Voor het gebruik 2 1 Motoroliepeil controleren 3 Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie. Desondanks dient u het oliepeil te controleren voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna nog eens. 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. 4 2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone doek (Fig. 6). Steek de peilstok in de buis. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Figuur 4 1. Rijtuigschroef 2.
Bandenspanning controleren Belangrijk Gebruik nooit benzine die methanol, gasohol die meer dan 10 % ethanol bevat, superbenzine of wasbenzine omdat dit kan leiden tot schade aan het brandstofsysteem van de motor. U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 18 psi (124 kPa). Controleer de banden ook op slijtage of schade.
Remvloeistofpeil controleren Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 1 2. Verwijder de peilstok van de transaxle en veeg deze af met een schone doek (Fig. 10). 1 2 Figuur 8 1.
Gebruiksaanwijzing Schoonwatertank vullen De spuitmachine is uitgerust met een schoonwatertank (Fig. 11) zodat u uw ogen, uw huid of andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen. Vul de watertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Parkeerrem 2 De parkeerrem wordt bediend met een grote hendel rechts van de bestuurdersstoel. (Fig. 13). Stel de parkeerrem in werking als u de bestuurdersstoel wilt verlaten teneinde te voorkomen dat de machine per ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de hendel omhoog en naar achteren trekken. Om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de hendel naar voren en omlaag duwen.
Schakelhendel Schakelaar van koplampen De schakelhendel bevindt zich rechts van de bestuurdersstoel en heeft 5 standen. 3 vooruit, neutraalstand en achteruit (Fig. 15). De motor start pas als u de schakelhendel in de neutraalstand hebt gezet. Daarnaast moet u de rem volledig intrappen en de spuitmachine tot stilstand hebben gebracht om te schakelen. De koplampen worden bediend met de tuimelschakelaar (Fig. 15). Druk de schakelaar naar voren om de lampen te ontsteken en naar achteren om ze te doven.
• Controleer of het rempedaal werkt. Motor afzetten • Controleer of de verlichting werkt. 1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen. • Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreacties te controleren. 2. Trek de hendel van de parkeerrem omhoog en naar achteren om de parkeerrem in werking te stellen. • Controleer op olielekken, loszittende onderdelen en andere zichtbare gebreken.
Schakelaars van de spuitbomen De achterste bevestigingspunten zijn twee stalen ogen onder de achterkant van het chassis vlak voor het verstelbare boomframe. De schakelaars van de spuitbomen bevinden zich op de voorzijde van het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurdersstoel (Fig. 19). Zet elke schakelaar naar voren om de corresponderende spuitboom in te schakelen en naar achteren om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar.
vergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te blokkeren; hiermee voorkomt u dat iemand per ongeluk de gebruiksdosis verandert. Draai de sleutel rechtsom in de onvergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te activeren. de stekker in de klep los te trekken; vervolgens draait u de knop op de klep naar rechts om de klep buiten werking te stellen of naar links om deze in werking te stellen.
Tankdeksel 1 Het tankdeksel bevindt zich midden op de tank (Fig. 24). Op het deksel te openen, moet u de motor afzetten, de voorste helft van het deksel naar links draaien en open klappen. U kunt de zeef aan de binnenzijde verwijderen om deze te reinigen. Om de tank af te sluiten, moet u het deksel dichtdoen en de voorste helft van het deksel naar rechts draaien. 2 Figuur 22 1. Pomp 1 2. Smeernippel Aftaphendel van tank 2 Figuur 24 De aftaphendel van de tank bevindt zich boven op de tank (Fig. 23).
Schoonwatertank De schoonwatertank bevindt zich op de voorkant, links van de tank (Fig. 25). Deze bevat schoon water, waarmee u uw ogen, uw huid of andere oppervlakken kunt schoonspoelen als deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen. Vul de watertank altijd met schoon water voordat u gaat werken met chemische stoffen. Om de tapkraan van de watertank te open, moet u de hendel op de kraan draaien. 1 2 3 Figuur 25 1. Dop van vulbuis 2. Schoonwatertank 3.
Spray Prot Monitor De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Fig. 27). De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te bekijken en te controleren. De monitor regelt niet de gebruiksdosis. 20 Nederlands 20 CE-symbool m–XXXX Figuur 27 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor • Sub Oppervlak Toont het totale aantal acres (US), hectares (SI) of sq feet (TURF) waarop de machine is gebruikt sinds u voor de laatste keer de kalibratieknop Terugstellen voor deze instelling hebt ingedrukt, zonder dat het scherm voor het Totale Oppervlak verandert. Als u op de kalibratieknop Terugstellen drukt, wordt ook Sub Hoeveelheid teruggesteld.
Maateenheden instellen 9. Zet de keuzeschijf op Totale Hoeveelheid en druk net zolang op de kalibratieknop totdat “CAL HOLD” op de monitor verschijnt en het rode lampje op de monitor gaat branden. De standaardinstelling voor de maateenheden is US. U kunt de maateenheden ook wijzigen in SI (metrisch systeem) of TURF. 1. Breng de spuitmachine tot stilstand en stel de parkeerrem in werking. Het scherm zal afwisselend de waarde van het totale volume en de kalibratiewaarde van de vloeistofstroom laten zien.
5. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. 11. Als u het eindpunt bereikt, moet u de hoofdschakelaar op Uit zetten om de monitor te stoppen. 6. Trap het gaspedaal volledig in en zet de schakelaar van de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. 12. Kijk welke afstand wordt weergegeven op de monitor. • Als de afstand “150 meter” is, hoeft u de monitor niet verder te kalibreren. 7. Zet de pompschakelaar op Aan om de pomp in werking te stellen.
5. Start de motor, trap het gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op AAN. Voorzichtig 6. Zet de pompschakelaar op AAN. Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. 7. Draai de mengregelklep op 9 uur om te gaan mengen in de tank. • Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.
Tips voor bediening en gebruik 4. Start de motor. • Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten. 5. Zet de schakelhendel in de neutraalstand, trap het gaspedaal volledig in en zet de motortoerentalregelaar van de neutraalstand op Aan. • Controleer of er geen spuitdoppen zijn verstopt. Vervang versleten of beschadigde spuitdoppen. 6. Zorg ervoor dat de mengregelklep is ingeschakeld. • Schakel eerst met de hoofdschakelaar de spuitbomen uit voordat u de spuitmachine tot stilstand brengt.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures. Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Wielmoeren aandraaien. Hydraulische filter vervangen. Spanning van drijfriem controleren. Riem van stuurpomp controleren. Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • 8 bedrijfsuren • Het motoroliepeil controleren. • Bandenspanning controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure • • • • 400 bedrijfsuren of jaarlijks • • • • • 800 bedrijfsuren of jaarlijks Tandwielkastolie van pompaandrijving verversen. Reinig en smeer de primaire aandrijfkoppeling. Brandstofleidingen controleren. Laat een erkende Toro-dealer de membranen en de kleppen in de pomp controleren en indien nodig vervangen. Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. Pompmebraan controleren en indien nodig vervangen.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Ma. Gecontroleerde item Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt. Controleren op ongewone geluiden tijdens het gebruik.
Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan (kunnen) maken met de bougie(s).
Schuim- en papierelement verwijderen 2 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 1 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3. Maak de omgeving van het luchtfilter schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt en schade veroorzaakt (Fig. 31). m–3247 Figuur 32 1. Schuimelement 2. Olie 2 5. Knijp in het filter om de olie te verdelen.
Motorolie controleren 1 U moet om de 100 bedrijfsuren de motorolie verversen en het filter vervangen. Type olie: Reinigingsolie (API-onderhoudsclassificatie SG of SH) Carterinhoud: met filter, 2,0 liter Viscositeit: Raadpleeg de onderstaande tabel. GEBRUIK UITSLUITEND OLIE MET DEZE SAE-VISCOSITEIT Figuur 34 1. Aftapplug carterolie 6. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug terug en zet u deze vast met een torsie van 13,6 Nm. –20 °F 0 –30 °C –20 20 –10 32 40 0 80 60 10 20 7.
Motoroliefilter vervangen 1. Laat de olie weglopen uit de motor; zie Motorolie verversen, blz 38, stappen 1 tot en met 7. 2. Verwijder het oude filter (Fig. 36). 1 Figuur 37 2 Figuur 36 1. Oliefilter 2. Filtertussenstuk 3. Veeg het oppervlak van de pakking voor het filtertussenstuk schoon (Fig. 36). Figuur 38 Vier aan elke kant 4. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter (Fig. 36). 5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk.
Figuur 43 Figuur 40 Vijf aan elke kant Brandstoffilter vervangen Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren. 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3. Klem de slangen af aan beide zijden van het brandstoffilter om te voorkomen dat er benzine uit de slangen stroomt als u het filter verwijdert. 4. Plaats een opvangbak onder het filter.
Transaxle-olie /Hydraulische vloeistof verversen 1 U moet om de 800 bedrijfsuren de transaxle-olie/ hydraulische vloeistof verversen, het filter vervangen en de zeef reinigen. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug van het reservoir. Figuur 46 3.
2 2 1 1 3 Figuur 47 1. Hydraulische filter Figuur 48 2. Pakking 1. Tandwielkast van pompaandrijving 6. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. 2. Vulbuis 3. Aftapplug 3. Verwijder de vulplug en de aftapplug (Fig. ), zodat de olie in de opvangbak kan lopen. 7. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. 4.
Parkeerrem afstellen Toespoor voorwiel afstellen Controleer de afstelling van de parkeerrem om de 200 bedrijfsuren. Het toespoor van het voorwiel moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het toespoor moet 0 tot 6 mm zijn. 1. Draai de stelschroef los waarmee de knop is bevestigd aan de parkeerremhendel. 1. Vul de tank met ongeveer 303 liter water. 2 2. Alle banden controleren en op spanning brengen; zie Bandenspanning controleren, blz.
5. Als deze afstand buiten het gespecificeerde bereik valt, moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de trekstangen losdraaien (Fig. 51). 1 2 1 2 2 3 1 1 m–5320 Figuur 51 1. Contramoer 2. Trekstang Figuur 52 1. Drijfriem 2. Riemgeleider (slechts een exemplaar getoond). 6. Draai aan beide trekstangen om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien. 3. Primaire koppeling 4. Secundaire koppeling Opmerking: De trekstangen moeten dezelfde lengte hebben als u klaar bent.
Riem van stuurpomp afstellen Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling De spanning van de riem van de stuurpomp moet na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. De riem moet een speling hebben van 5 mm als u halverwege op de riem drukt met een kracht van 22 N. Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet u de koppeling als volgt reinigen en smeren: 1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking. 1.
Bougies vervangen 4. Verwijder de drie bouten waarmee de kap is bevestigd, en haal deze weg (Fig. 55). Vervang de bougies om de 200 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand correct is voordat u de bougies monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. Opmerking: U moet soms het hittescherm naar achteren duwen (Fig. 54) als u de kap verwijdert.
Bougiescontroleren 1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Fig. 58). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Belangrijk Bougies nooit schoonmaken. Bougies altijd vervangen bij een zwarte laag op de bougie, versleten elektroden, een vettige laag op de bougie of scheuren. 1 2 2. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en de massa-elektrode (Fig.
Accu verwijderen Waarschuwing 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. 2.
Opslag van de accu Gevaar Als u de machine langer dan 30 dagen gaat opslaan, moet u de accu verwijderen en volledig opladen. U moet de accu apart opslaan of in de machine laten zitten. De accukabels mogen niet aangesloten zijn op de accu als u deze in de machine laat zitten. Sla de accu op in een koele omgeving om te voorkomen dat de batterij snel ontlaadt. Om te voorkomen dat de accu bevriest, moet deze volledig zijn opgeladen.
Stalling Vloeistofstroommeter reinigen Soms zult u de vloeistofstroommeter moeten reinigen om een verstopping te verwijderen. Dit doet u als volgt: 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 1. Maak de kabel van de vloeistofstroommeter los van de kabelboom. 2.
E. Choke de motor. Belangrijk De accu moet volledig opgeladen zijn, om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0°C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden opgeslagen bij temperaturen beneden 4°C zonder tussentijds te hoeven worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4°C om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. F. Start de motor totdat deze niet meer start. G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren.
Probleem De motor draait, maar start niet. i t De motor start, maar blijft niet lopen. p De motor loopt, maar klopt of hapert. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De brandstoftank is leeg. 1. Vullen met verse benzine. 2. Vuil, water of oude benzine in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Verstopte brandstofslang. 3. Reinigen of vervangen. 4. De bougiekabel is niet aangesloten. 4. Kabel op bougie aansluiten. 5.
Probleem Motor loopt niet stationair. De motor raakt oververhit. De motor verliest vermogen. De spuitmachine rijdt in geen van beide richtingen omdat de motor vastloopt of afslaat. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Vuil, water of oude benzine in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Een bougie is beschadigd of defect. 3.
Probleem De spuitmachine rijdt in geen van beide richtingen. Abnormale trilling of geluid. Mogelijke oorzaken Remedie 1. De schakelhendel in de neutraalstand zetten. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in een versnelling zetten. 2. De parkeerrem is niet vrij gezet of de parkeerrem komt niet vrij. 2. De parkeerrem vrijzetten of de koppeling controleren. 3. De transmissie is defect. 3. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 4.
Probleem De druk daalt als u een spuitboom inschakelt. p Mogelijke oorzaken Remedie 1. De omloopklep van de spuitboom is verkeerd ingesteld. 1. De omloopklep van de spuitboom instellen. 2. Er zit een verstopping in de klep van de spuitboom. 2. De inlaat- en uitlaataansluitingen van de klep van de spuitboom nemen en de verstopping verwijderen. 3. Een filter van een spuitdop is verstopt. 3. Alle spuitdoppen verwijderen en reinigen. Problemen met de Spray Pro-monitor Probleem De monitor werkt niet.
Probleem Totale Hoeveelheid is onnauwkeurig. g Mogelijke oorzaken Remedie 1. De vloeistofstroommeter is vuil of verstopt. 1. De vloeistofstroommeter reinigen. 2. De vloeistofstroommeter is niet correct gekalibreerd. 2. De vloeistofstroommeter kalibreren. 3. De vloeistofstroommeter is beschadigd. 3. Neem contact op met een erkende Service Dealer. De monitor toont 6553.5 in de instelling voor de gebruiksdosis. 1. De monitor ontvangt geen gegevens van de snelheidssensor. 1.