Form No. 3356-707 Rev A Multi-Pro 1250 Gazonspuitmachine Modelnr.: 41177—Serienr.: 270000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Waarschuwing 1 CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Inhoud Spuitboomscharnieren smeren ........................... 42 Lagers van de actuatorstang smeren .................... 43 Onderhoud motor.................................................. 44 Luchtinlaatrooster controleren ........................... 44 Onderhoud van het luchtfilter............................. 44 Motoroliepeil controleren................................... 45 Bougies vervangen ............................................. 46 Onderhoud brandstofsysteem ................................
Veiligheid Handleiding voor de motor, en alle stickers op de spuitmachine. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften. • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening. • Rij niet als het donker is, vooral niet op onbekend terrein. Als u toch in het donker moet rijden, rij dan voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook extra verlichting te gebruiken.
voetgangersbruggen. Let erop dat u voldoende ruimte boven uw hoofd heeft, zodat de machine zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt. – Als u niet zeker weet of u de machine veilig kunt gebruiken, moet u het werk staken en de bedrijfsleiding om advies vragen. • Raak de motor of de geluiddemper niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken.
De machine beladen de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan. • Geef niet te snel gas en trap niet abrupt op het rempedaal als u achteruit een helling afrijdt, zeker niet als u een lading vervoert. • Rij nooit dwars over een steile helling; u moet deze helling altijd in een rechte lijn op- of afrijden of er omheen gaan.
• Stel de rijsnelheidsregelaar niet af. Ten behoeve van de veiligheid en een nauwkeurige afstelling moet u de rijsnelheid laten controleren door een erkende Toro-dealer. gebruik van de machine, kan lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Dergelijke veranderingen kunnen ertoe leiden dat de garantie op het product komt te vervallen. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk vloeistof ontsnapt. U kunt lekken opsporen met behulp van karton of papier.
100-8619 1. Spuiten AAN 2. Spuiten UIT 100-8386 1. Brandstof 2. Leeg 100-8470 3. Half-vol 4. Vol 5. Motortoerentalbegrenzer van neutraalstand 6. Inschakelen 7. AAN 8. UIT 1. Motor – Afzetten 2. Motor – Lopen 3. Motor – Starten 4. Koplampen 107-8621 1. Mengen AAN 2. Continu snelheidsregeling 100-8454 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de transmissie. 2.
6-5016 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Gevaar voor elektrische schok, bovengrondse elektrische leidingen - Blijf uit de buurt van bovengrondse elektrische leidingen. 3. Ledematen kunnen bekneld raken, spuitboom - Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 93-0688 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden en inademing van gas – Bedek de huid en draag een veiligheidsbril, handschoenen en adembescherming.
0-5143 106-5051 1. Waarschuwing - Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. 3. Kans op vallen en letsel aan armen en benen – Vervoer geen passagiers en houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine. 4. Om de motor af te zetten, moet u het rempedaal intrappen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking zetten, het rempedaal laten opkomen en contactsleuteltje op Motor afzetten draaien.
108-3252 1. Waarschuwing - Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 75-88 Nm. 108-3699 1. 30 A zekering, actuator van linker spuitboom 2. 30 A zekering, actuator van rechter spuitboom 3. 15 A zekering, schuimmarkeerder 4. Leeg 5. 30 A zeker, voeding 6. 10 A zekering, koplampen 7. 5 A zekering, cruise control 8. 20 A zekering, spuitsysteem 9. Zekeringhouder 10. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie. 104-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 5.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
3. Monteer de slangadapter in de snelkoppeling (Figuur 3). 1 4. Zet de slangadapter vast door de hendels naar de adapter te draaien en de hendels vervolgens te borgen met de R-pennen (Figuur 3). Montage van de anti-overloopaansluiting 5. Installeer de anti-overloopslang via de grote opening van de beugel en op het geribde uiteinde van de 90 graden elleboogfitting (Figuur 3).
6. Monteer de Spray Pro-monitor op de flenskopbouten (Figuur 5) en draai de knoppen aan om de monitor vast te zetten. 7. Sluit de Spray Pro-stekkers aan op de stekkers onder het dashboard (Figuur 7). 2. Monteer de beugel van de monitor op het dashboard (Figuur 5) met 2 flenskopbouten (1/4 x 3/4 inch) en 2 flensmoeren (1/4 inch). Figuur 5 1. Spray Pro-monitor 2. Beugel 3. Flenskopbouten, 1/4 x 3/4 inch 4. Knop Figuur 7 1. Stekkers van de spuitmachine 3.
2. Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand. 3. Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 8). A. Alle veren moeten zijn samengedrukt tot 4 cm. B. Indien dit niet het geval is, moet u de contramoer aandraaien om de veren tot 4 cm samen te drukken. 4 Montage: Meer informatie over uw product.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 9 1. Linker spuitboom 2. Rechter spuitboom 3. Transportkabel voor spuitboom 4. Koplamp 5. Schoonwatertank 6. Brandstoftank 7. Chemicaliëntank 8. Anti-overloopaansluiting 9. Deksel van tank 10. Bestuurderspositie Figuur 10 1. Pedalen 2. Spoeltank 4. Pomp 5. Accu 7. Mengregelklep 8. Rechter spuitboom 3. Chemicaliëntank 6. Demper van pompdruk 9. Middelste spuitboom 17 10. Linker spuitboom 11. Regelcilinder van spuitboom 12.
Bedieningsorganen Figuur 11 1. Stuurwiel 2. Spray Pro-monitor 3. Snelheidsbegrenzer 7. Parkeerrem 8. Hoofdschakelaar van de spuitbomen (voetbediend) 9. Schakelhendel 4. Choke 5. Bedieningsorganen van spuitsysteem 6. Vergrendelschakelaar voor gebruiksdosis 10. Voltmeter 11. Urenteller 12. Bedieningsorganen van machine Gaspedaal Rempedaal Het gaspedaal (Figuur 12) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van de spuitmachine te regelen. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
te starten, moet u de chokeknop uittrekken. Nadat de motor is gestart, kunt u met behulp van de choke de motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk is, zet u de chokeknop op UIT. Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt. wielen plaatsen om te voorkomen dat de machine de helling afrolt. Schakelhendel De schakelhendel bevindt zich rechts van de bestuurdersstoel en heeft 5 standen: 3 vooruit, neutraalstand en achteruit (Figuur 15).
de motor is gestart. Draai het contactsleuteltje op Stop om de motor af te zetten. Urenteller De urenteller (Figuur 15) geeft het totale aantal uren aan dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als het sleuteltje op Lopen is gedraaid. Voltmeter Figuur 16 1. Hoofdschakelaar van de spuitbomen De voltmeter (Figuur 15) geeft de laadtoestand van de accu aan.
Pompschakelaar schakelaars toevoegen aan het bedieningspaneel om ze te kunnen bedienen. De spuitmachine wordt geleverd met kunststof pluggen op de desbetreffende plaatsen. De pompschakelaar bevindt zich op het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurderstoel (Figuur 17). Zet deze schakelaar naar voren om de pomp in werking te stellen of naar achteren om deze uit te schakelen.
Mengregelklep Deze klep bevindt zich rechts van de tank (Figuur 19). Draai de knop op de klep in de 9 uur om de inhoud van de tank te mengen en op 3 uur om te stoppen met mengen. Figuur 19 1. Mengregelklep 2. Drukmeter Opmerking: Om te mengen, moet u de pomp inschakelen en de motor stationair laten lopen.
Spray Pro™-monitor en te controleren. De monitor controleert niet de gebruiksdosis. De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te bekijken De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Figuur 20). Figuur 20 1. LCD-scherm 2. Keuzeschijf 3. Totale Oppervlak 6. Gebruiksdosis 7. Afstand 8. Sub Oppervlak 4. Snelheid 9.
Specificaties Toont de afstand die u hebt afgelegd in voeten (US en TURF) of in meters (SI) sinds u voor de laatste keer de kalibratieknop Terugstellen voor deze instelling hebt ingedrukt. Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Bandenspanning controleren Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 124 kPa (18 psi). Controleer de banden ook op slijtage of schade. Veiligheid staat voorop Brandstof bijvullen Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening.
2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 22). In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig alvorens de tank bij te vullen.
of contact opnemen met de bedrijfsleiding voordat u die dag met de spuitmachine gaat werken. De bedrijfsleiding kan u verzoeken dagelijks andere controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn. Rijden met de spuitmachine Motor starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje in de contactschakelaar en draai dit naar rechts op Lopen. 2. Trap het rempedaal in en zet de schakelhendel in de neutraalstand. 3. Zorg ervoor dat de pompschakelaar op Uit staat. 4.
vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden). • Laat de motor niet ‘razen’. • Varieer de snelheid van de machine tijdens het gebruik. Vermijd snel starten en stoppen. • Zie hoofdstuk Onderhoud voor bijzondere controles op rustige momenten. verschillende materialen.
Belangrijk: Controleer of de juiste gebruiksdosis is ingesteld vóór het vullen van de tank met chemische stoffen. 9. Draai de mengregelklep op 9 uur om te gaan mengen in de tank. 10. Voeg de correcte hoeveelheid het chemische concentraat toe in de tank volgens de instructies van de fabrikant. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, zet de schakelhendel in de neutraalstand, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
Belangrijk: De spuitbomen kunnen beschadigd raken als zij niet kruiselings worden getransporteerd in de transporthouder. Opmerking: Als de tank bijna leeg is, kan het mengen leiden tot schuimvorming in de tank. In dit geval draait u de mengregelklep op 3 uur om deze uit te schakelen. Als alternatief kunt u ook een antischuimmiddel in de tank gebruiken (indien deze geschikt is voor gebruik met de chemische stof die u gebruikt).
2 3 Figuur 26 1 1. Spoeltank ( voor gebruik met optionele spoelset, 106-4842) 1. Breng de spuitmachine tot stilstand, stel de parkeerrem in werking, zet de schakelhendel in de neutraalstand en zet de motor af. De tank loopt leek aan de linkerkant van de machine. 2. Ga naar de aftapklep aan de linkerkant van de machine (Figuur 27). De klep bevindt zich op het frame aan de voorkant van de brandstoftank. G005482 Figuur 28 1. Klep open 2. Lynchpen 3. Klep gesloten 3.
11. Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken. 12. Zet de hoofdschakelaar en de pompschakelaar op Uit en zet de motor af. 13. Herhaal stappen 4 tot en met 12 nog minstens 2 keer om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is gereinigd. Laat bij de laatste cyclus de laatste paar liter water door de aftapklep lopen om de de afvoerbuizen te reinigen. 14. Reinig de zuigkorf; zie Zuigkorf reinigen inReiniging , bladz. 59.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor Figuur 29 1. 2. 3. 4. LCD-scherm Keuzeschijf Totale Oppervlak Snelheid 5. Maateenheden 6. 7. 8. 9. Gebruiksdosis Afstand Sub Oppervlak Sub Hoeveelheid 10. Totale hoeveelheid 11. 12. 13. 14. Terugstellen, kalibratieknop Kalibreren, kalibratieknop Verminderen, kalibratieknop Verhogen, kalibratieknop 15.
8. Herhaal indien nodig stappen 4 tot en met 7 voor de andere spuitbomen. 9. Druk op de kalibratieknop totdat het rode lampje dooft. U kunt de kalibratiemodus ook verlaten door te gaan rijden met de spuitmachine. de tank is, en schakel ze daarna uit met de hoofdschakelaar. 8. Vergelijk de hoeveelheid water die wordt weergegeven op de monitor, met de hoeveelheid water waarmee u de tank hebt gevuld. • Als de hoeveelheden gelijk zijn, hoeft u de monitor niet verder te kalibreren.
7. Zet de pompschakelaar en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT. Op de monitor moet de melding “HOLD” verschijnen. De omloopkleppen van de spuitbomen kalibreren 8. Draai de keuzeschijf op Afstand. Als u de spuitmachine voor de eerste keer in gebruik neemt of als de spuitdoppen zijn vervangen, moet u de omloopkleppen van de spuitbomen instellen zodat de druk en de gebruiksdosis voor alle spuitbomen hetzelfde blijft als u een of meer spuitbomen hebt uitgeschakeld. 9.
Spuitdop Demper 2,7 bar/40 psi 0,8-0,9 bar/12-14 psi Transport van de spuitmachine Figuur 30 Om de machine over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken. Zet de machine goed vast op de aanhanger. Figuur 32 toont de voorste bevestigingspunten. 1. Omloopkleppen van spuitbomen 13. Schakel de spuitboom in en uit om te controleren of de druk ongewijzigd blijft. 14. Herhaal stappen 11 tot en met 13 voor de andere spuitbomen. 15.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks Wielmoeren aandraaien. Spanning van drijfriem controleren. Riem van stuurpomp controleren. Hydraulische filter vervangen. • Het motoroliepeil controleren. • De bandenspanning controleren.
Onderhoudsinterval Om de 800 bedrijfsuren Jaarlijks Onderhoudsprocedure • Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen • Hydraulische filter vervangen. • Lagers van de actuatorstang smeren. • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. • Brandstofleidingen controleren. • De primaire aandrijfkoppeling reinigen en smeren. • Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof verversen • Hydraulische filter vervangen.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan (kunnen) maken met de bougie(s).
Figuur 33 Aandachtspunten voor onderhoud 1. Motoroliepeil (peilstok) 5. Hydraulische zeef 2. Motoroliefilter 3. Peil transaxleolie/hydraulische vloeistof (peilstok) 6. Oliepeil in versnellingsbak 7. Remvloeistof 4. Filter voor transaxle-olie/hydraulische vloeistof 8. Riemen, besturing en aandrijving 9. Brandstof, uitsluitend loodvrij 10. Brandstoffilter 11. Accu 12. Luchtfilter Procedures voorafgaande aan onderhoud 13. Smeervet 14. Bandenspanning 15.
Smering De spuitmachine smeren Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of een keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. 1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus. 2. Pomp vet in het lager of de lagerbus. 3. Veeg overtollig vet weg. Figuur 34 1.
Figuur 38 Pompaandrijving, vier aan elke kant Figuur 41 Pomp (gebruik niet te veel vet) 1. Smeerpunt 1. Smeerpunt Figuur 39 Aandrijfas op motor, vijf aan elke kant 1. Smeerpunt Figuur 42 1. Smeerpunt Spuitboomscharnieren smeren Figuur 40 Aandrijfas op transmissie, vijf aan elke kant Belangrijk: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd. 1. Smeerpunt Type vet: Nr.
3. Licht de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 44). Laat de spuitboom langzaam neer op de grond. 4. Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is. 5. Pak het uiteinde van het lager van de actuatorstang vast en spuit vet in het lager (Figuur 45). Veeg overtollig vet weg. Figuur 43 Rechter spuitboom 1. Smeernippel 3. Veeg overtollig vet weg. 4. Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen.
Onderhoud motor 5. Schuif het schuimelement voorzichtig van het papierelement af (Figuur 46). Luchtinlaatrooster controleren 6. Dekselmoer losdraaien en deksel en papierfilter verwijderen (Figuur 46). Indien nodig dient u het luchtinlaatrooster op de voorkant van de motor om de 8 bedrijfsuren te controleren en te reinigen. Schuimelement reinigen 1. Was het schuimfilter in warm water met vloeibare zeep. Onderhoud van het luchtfilter 2. Als het element schoon is, moet u het grondig uitspoelen.
Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. Schuimelement en papierelement installeren 1. Schuif het schuimelement voorzichtig op het papierelement (Figuur 46). 2. Schuif het complete filter op het lange draadeind. Figuur 49 3. Draai vervolgens het dekselmoer met de hand vast tegen het deksel aan (Figuur 46). 1.
6. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug terug en zet u deze vast met een torsie van 13,6 Nm. 7. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum. bougies monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougies en een voelermaat voor het meten en afstellen van de elektrodenafstand. 8. Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis (Figuur 49). Type: Champion RC 12YC (of equivalent type) – Elektrodenafstand: 0,76 mm 9. Controleer het oliepeil.
Onderhoud brandstofsysteem Brandstoffilter vervangen Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren. 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. Figuur 53 1. Centrale elektrode met isolator 2. Massa-elektrode 3. Elektrodenafstand (niet op schaal weergegeven) 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. Bougies monteren 3.
Onderhoud elektrisch systeem schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. Spanning: 12 V, 280 A (koude start) bij -18° C Zekeringen vervangen Accu verwijderen Er zijn 2 zekeringen en 1 lege sleuf in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 55). 1.
1. Draai de knoppen aan beide zijden van de accubak los en verwijder het accudeksel (Figuur 56). Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. 2. Verwijder de vuldoppen. Als het zuurpeil beneden de VOL-streep staat, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu bijvullen met water.
Onderhoud aandrijfsysteem Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. 4. Monteer de accu in het chassis, zie Accu monteren. Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet u de koppeling als volgt reinigen en smeren: Opslag van de accu 1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking.
U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie van de banden controleren. Toespoor van voorwiel afstellen Figuur 58 1. Kap 2. Bouten Het toespoor van de voorwielen moet u om de 100 bedrijfsuren of jaarlijks controleren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Onderhouden remmen 5. Als deze afstand buiten het gespecificeerde bereik valt, moet u de contramoeren aan beide uiteinden van de trekstangen losdraaien (Figuur 61). Remvloeistofpeil controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. Figuur 61 1. Contramoer 2. Spoorstang 6. Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde van het wiel naar binnen of naar buiten te draaien.
Onderhoud riemen verwijderen en het reservoir vullen tot het correcte niveau. Niet te vol vullen. Onderhoud van de drijfriem De remmen controleren Drijfriem controleren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine. De remmen moet om de 100 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Hierbij gaat u als volgt te werk. De conditie van de drijfriem moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje uit het contact. Onderhoud hydraulisch systeem 2. Draai de bevestigingsbouten van de stuurpomp los (Figuur 66). Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2.
10. Monteer de aftapplug en draai deze vast. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug van het reservoir. 3. Verwijder de aftapplug uit de zijkant van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in de opvangbak lopen (Figuur 68). 11. Vul het reservoir met ongeveer 7 liter Dexron IIl ATF.
Onderhoud van het spuitsysteem 6. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. 7. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. De slangen controleren 8. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt.
vertoont, moet u misschien de actuator ontluchten (zie hieronder). 4. Doe hetzelfde met de andere spuitboom. Als de actuatorstang een axiale beweging van meer dan 2,16–2,54 mm vertoont (in of uit de cilinder), moet u lucht verwijderen uit de hydraulische vloeistof. Raadpleeg de Onderhoudshandleiding voor instructies over de wijze waarop u de actuators moet ontluchten, of neem contact op met een erkende Toro Service Dealer.
deze helemaal loskomt, waardoor de hydraulische vloeistof naar buiten kan stromen. 3. Als het gewicht van de spuitboom is ondersteund, verwijdert u de bout en de moer waarmee de draaipen is bevestigd aan de spuitboom (Figuur 73). Verwijder de draaipen. 1. Ga naar de ontlastklep op de actuator van elke spuitboom. De ontlastklep is de kleinste klep en zit aan een kant van de behuizing van de actuator (Figuur 72). Figuur 73 Figuur 72 1. Actuator, rechter spuitboom 1. Draaipen 2. Bout 3. Moer 2.
Reiniging het schoepenwiel niet op een andere wijze in de behuizing. 6. Plaats de beschermkap terug. Vloeistofstroommeter reinigen 7. Sluit de kabel aan op de vloeistofstroommeter. Soms zult u de vloeistofstroommeter moeten reinigen om een verstopping te verwijderen. Dit doet u als volgt: Zuigkorf reinigen Opmerking: Schakel de pomp uit als de vloeistofstroommeter wordt gereinigd. 1. Maak de kabel van de vloeistofstroommeter los van de kabelboom. De zuigkorf moet elke dag worden gereinigd.
Stalling Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. (8 ml per liter). Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse benzine wordt vermengd en altijd wordt gebruikt. 2.
worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4°C moet u om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. 17. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen. 18. Controleer de conditie van alle spuitslangen en vervang deze als ze beschadigd of versleten zijn. 19. Draai alle slangaansluitingen vast. 20. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service Dealer. 21.
Problemen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaak 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 3. Doorgebrande of losse zekering. 4. Accu is leeg. 5. Het veiligheidssysteem is defect. 6.
Probleem Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Bougie vervangen. 4. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 5. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 6. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 7.
Problemen met het spuitsysteem verhelpen Probleem Een spuitboom werkt niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De elektrische aansluiting op de klep van de spuitboom is vuil of los. 1. De klep met de hand uitschakelen. De elektrische connector op de klep losmaken en alle kabels reinigen; daarna de elektrische connector weer aansluiten. 2. Zekering is doorgebrand. 2. De zekeringen controleren en indien nodig vervangen. 3. Slang repareren of vervangen. 4. Omloopklep van spuitboom afstellen. 3.
Probleem Oppervlak is onnauwkeurig. Afstand is onnauwkeurig. De monitor toont niet Gebruiksdosis of Totale Hoeveelheid. Totale Hoeveelheid is onnauwkeurig. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De breedte van de spuitmachine is verkeerd ingevoerd. 1. De breedte van de spuitmachine controleren en de correcte breedte instellen in de kalibratiemodus. 2. De snelheidssensor is niet correct gekalibreerd. 3. De snelheidssensor is beschadigd. 2. De snelheidssensor kalibreren. 1.
Schema's Elektrisch schema, machine (Rev.
Elektrisch schema, spuitsysteem (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
AGITATION CONTROL VALVE TIO SUC N SUCTION DAMPENER N TIO SUC 1203 DIAPHRAGM PUMP ION TAT I AG Stroomschema (Rev.
Opmerkingen: 70
Opmerkingen: 71
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro–producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro–product (hierna: het “Product”) gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten* is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.