Form No. 3355-802 Rev A Multi-Pro 1250 Gazonspuitmachine Modelnr.: 41177—Serienr. 260000001 og højere Registreer uw product op www.Toro.
Waarschuwing plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. CALIFORNIË Proposition 65 De uitlaatgassen van de motor van dit product bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsorganen kunnen veroorzaken. Figuur 1 Belangrijk: De motor van dit product is niet uitgerust met een vonkenvanger.
Inhoud Aanbevolen onderhoudsschema ............... 43 Controlelijst Dagelijks Onderhoud ....................... 45 Aantekening voor speciale aandachtsgebieden:............ 45 Procedures voorafgaande aan onderhoud ................................ 46 De spuitmachine opkrikken ............... 46 Smering..................................................... 47 De spuitmachine smeren.................... 47 Spuitboomscharnieren smeren .............................. 48 Lagers van de actuatorstang smeren ..........
Handbediening van de actuators van de spuitbomen voor noodsituaties ..................... 63 De nylon draaibussen controleren........................ 64 Reiniging ................................................... 65 Vloeistofstroommeter reinigen ............................. 65 Zuigkorf reinigen............................... 65 Stalling .............................................................. 66 Problemen, oorzaak en remedie ......................... 68 Schema's ....................................
Veiligheid Verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR – "instructie voor persoonlijke veiligheid". Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• • • • • Zorg ervoor dat uw huid zoveel mogelijk is bedekt als u chemische stoffen gebruikt. Zorg ervoor dat er schoon water voorhanden is, in het bijzonder als u de spuittank vult. Niet eten, drinken of roken als u met chemische stoffen werkt. Was altijd uw handen en onbedekte lichaamsdelen zo snel mogelijk nadat u de werkzaamheden hebt beëindigd.
– Neem eventueel gemorste benzine op. – Verminder uw snelheid voordat u een bocht maakt. Maak geen scherpe bochten en vermijd abrupte manoeuvres of andere riskante handelingen tijdens het rijden, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen. Tijdens het gebruik – Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter de machine bevindt. Rij langzaam achteruit. De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Opmerking: Als de spuitmachine op een helling staat, moet u de wielen blokkeren nadat u de machine hebt verlaten. • Draaien als u een helling op- of afrijdt, kan gevaarlijk zijn. Als u moet draaien op een helling, dient u dit langzaam en voorzichtig te doen. Maak nooit een scherpe of snelle bocht op een helling. Remmen • Verminder uw snelheid als u een obstakel nadert. Dit geeft u extra tijd om te stoppen of te draaien. Als u een obstakel raakt, kunnen de machine en de lading worden beschadigd.
• Verminder het gewicht van de lading als u op een helling of oneffen terrein rijdt, om te voorkomen dat de machine omkiept of omslaat. • Denk erom dat vloeibare lading kan gaan schommelen. Dit gebeurt meestal als u draait, een helling op- of afrijdt, plotseling uw snelheid wijzigt of als u over oneffen terrein rijdt. Als de vloeistof gaat schommelen, kan de machine omslaan. • Als u een zware lading vervoert, moet u de snelheid verminderen en ervoor zorgen dat de remweg lang genoeg is.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-7628 1. Lees de Gebruikershandleiding. 100-8386 1. Brandstof 2. Leeg 100-8458 1. Snelheid van de machine 2. Om de machine in te stellen op een lage snelheid, moet u gas minderen en de snelheidsbegrenzer omhoog trekken. 3.
100-8470 1. Motor – Afzetten 2. 3. 4. Motor – Lopen Motor – Starten Koplampen 5. Motortoerentalbegrenzer van neutraalstand 6. Inschakelen 7. AAN 8. UIT 100-8454 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de transmissie. 2. Om de motor te starten, moet u plaats nemen op de bestuurdersstoel, de rem intrappen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten en het contactsleuteltje op Motor starten draaien.
106-5016 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Gevaar voor elektrische schok, bovengrondse elektrische leidingen – Blijf uit de buurt van bovengrondse elektrische leidingen. 3. Ledematen kunnen bekneld raken, spuitboom – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 93-0688 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden en inademing van gas – Bedek de huid en draag een veiligheidsbril, handschoenen en adembescherming.
108-3307 107-8640 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding; spoel de tank om met vers, schoon water. 106-1355 108-3309 1. Waarschuwing – Stap niet in de tank. 1. 2. 3. 4. 5. 6. Totale Oppervlak Spuitboom kiezen Snelheid Maateenheden Eenheden selecteren Gebruiksdosis 7. Sub oppervlak 8. 9. 10. 11. 12. 13. Breedte Afstand Snelheidskalibratie Sub Hoeveelheid Totale Hoeveelheid Kalibratie van de vloeistofstroommeter 108-3252 1. 106-5051 1.
108-3699 1. 30 A zekering, actuator van 6. linker spuitboom 2. 30 A zekering, actuator van 7. rechter spuitboom 3. 15 A zekering, 8. schuimmarkeerder 4. Leeg 9. 5. 30 A zeker, voeding 10. 10 A zekering, koplampen 5 A zekering, cruise control 20 A zekering, spuitsysteem Zekeringhouder Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
104-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 5. Hydraulische zeef 2. Motorolielter 3. Peil transaxleolie/hydraulische vloeistof (peilstok) 4. Filter voor transaxleolie/hydraulische vloeistof 6. 7. Oliepeil in versnellingsbak Remvloeistof 8. Riemen, besturing en aandrijving 9. Brandstof, uitsluitend loodvrij 10. Brandstoflter 11. Accu 12. Luchtlter 15 13. Smeervet 14. Bandenspanning 15. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 16.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Stap Hoeveelheid Omschrijving Gebruik 90º tting Snelkoppeling Slangadapter Beugel voor slangaansluiting Flenskopbout, 5/16 x 3/4 inch Anti-overloopslang Spray Pro-monitor Spray Pro-sticker Beugel Flenskopbout, 3/4 inch Flensmoer, 1/4 inch Knop Ring Rijtuigschroef 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 3 Geen onderdelen vereist – De veren van het spuitboomscharnier controleren.
1 4. Zet de slangadapter vast door de hendels naar de adapter te draaien en de hendels vervolgens te borgen met de R-pennen (Figuur 3). 5. Monteer de anti-overloopslang op het geribde uiteinde van de 90º elleboogfitting (Figuur 3). Montage van de anti-overloopaansluiting Belangrijk: U mag de slang niet verlengen zodat deze in contact kan komen met de vloeistof in de tank.
6. Monteer de Spray Pro-monitor op de flenskopbouten (Figuur 5) en draai de knoppen aan om de monitor vast te zetten. 7. Sluit de Spray Pro-stekkers aan op de stekkers onder het dashboard (Figuur 7). Figuur 5 1. Spray Pro-monitor 3. 2. Beugel 4. Figuur 7 Flenskopbout, 1/4 x 3/4 inch Knop 1. Stekkers van de spuitmachine 3. Plaats de 2 rijtuigschroeven, de rubberen ringen en de knoppen losjes op de beugel zoals wordt getoond in Figuren Figuur 5 en Figuur 6. 2.
4 1. U moet indien nodig het verpakkingsmateriaal verwijderen waarmee de rechter en de linker spuitboom tijdens het vervoer zijn vastgezet. 2. Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand. Montage: Meer informatie over uw product 3. Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 8). Benodigde onderdelen voor deze stap: A. Alle veren moeten zijn samengedrukt tot 4 cm. 1 1 1 1 1 1 1 B.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 9 1. Linker spuitboom 2. Rechter spuitboom 3. Transportkabel voor spuitboom 4. 5. 6. Koplamp Schoonwatertank Benzinetank 7. Chemicaliëntank 8. Anti-overloopaansluiting 9. Deksel van tank 10. Bestuurderspositie 10. 11. 12. Linker spuitboom Regelcilinder van spuitboom Kleppenset Figuur 10 1. Pedalen 2. Spoeltank 3. Chemicaliëntank 4. 5. 6. Pomp Accu Demper van pompdruk 7. Mengregelklep 8. Rechter spuitboom 9.
Bedieningsorganen Figuur 11 1. Stuurwiel 2. Spray Pro-monitor 4. 5. 3. Snelheidsbegrenzer 6. Choke Bedieningsorganen van spuitsysteem Vergrendelschakelaar voor gebruiksdosis 7. Parkeerrem 10. Voltmeter 8. Hoofdschakelaar van de 11. Urenteller spuitbomen (voetbediend) 9. Schakelhendel 12. Bedieningsorganen van machine Gaspedaal Het gaspedaal (Figuur 12) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van de spuitmachine te regelen. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
Opmerking: De machine regelt de gebruiksdosis op basis van uw rijsnelheid en u hoeft niet met een constante snelheid te rijden om steeds dezelfde dosis te spuiten. Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. Als de vrije slag van de rempedalen tot de vloer van de spuitmachine minder dan 2,5 cm bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld of gerepareerd. Parkeerrem De parkeerrem wordt bediend met een grote hendel rechts van de bestuurdersstoel (Figuur 13).
Belangrijk: U mag nooit schakelen als de machine in beweging is. Als u probeert de schakelen terwijl de machine in beweging is, kan de transmissie schade oplopen. Alleen als u de spuitmachine volledig tot stilstand hebt gebracht en de rem helemaal hebt ingetrapt, kunt u de borgpen veilig losmaken en schakelen. staat de naald van de voltmeter in het midden van de schaalverdeling als het sleuteltje op Lopen staat terwijl de motor is afgezet.
Figuur 16 1. Hoofdschakelaar van de spuitbomen Schakelaars van de spuitbomen De schakelaars van de spuitbomen bevinden zich op de voorzijde van het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurderstoel (Figuur 17). Zet elke schakelaar naar voren om de corresponderende spuitboom in te schakelen en naar achteren om deze uit te schakelen. Als de schakelaar is aangezet, brandt er een lampje op de schakelaar.
Vergrendelschakelaar voor gebruiksdosis De vergrendelschakelaar voor de gebruiksdosis bevindt zich op het bedieningspaneel aan de rechterkant van de bestuurderstoel (Figuur 17). Draai de sleutel linksom in de vergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te blokkeren; hiermee voorkomt u dat iemand per ongeluk de gebruiksdosis verandert. Draai de sleutel rechtsom in de onvergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te activeren.
Drukmeter De drukmeter bevindt zich rechts van de tank (Figuur 19). Deze meter toont de druk van de vloeistof in het systeem in psi en kPa. Gebruik de meter om de omloopkleppen af te stellen als u de spuitdoppen verwisselt. Anti-overloopaansluiting Op de voorkant van de tank bevindt zich een slangaansluiting met een schroefdraadverbinding, een 90º geribde fitting, en een korte slang die u kunt leiden naar de tankopening.
Spray Pro™-monitor bekijken en te controleren. De monitor controleert niet de gebruiksdosis. De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Figuur 20). Figuur 20 1. 2. 3. 4. LCD-scherm Keuzeschijf Totale Oppervlak Snelheid 5. Maateenheden 6. 7. 8. 9. 10.
het Totale Oppervlak verandert. Als u op de kalibratieknop Terugstellen drukt, wordt Sub Hoeveelheid teruggesteld. • Snelheid/Afstand • Vloeistofstroommeter • Afstand Toont de afstand die u hebt afgelegd in voeten (US en TURF) of in meters (SI) sinds u voor de laatste keer de kalibratieknop Terugstellen voor deze instelling hebt ingedrukt.
Specicaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Basisgewicht 934 kg Gewicht met standaard spuitsysteem, leeg, zonder bestuurder 934 kg Gewicht met standaard spuitsysteem, vol, zonder bestuurder 1.660 kg Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van voertuig (op horizontaal oppervlak) 1.
Gebruiksaanwijzing 3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop losmaken van het klepdeksel (Figuur 21) en voldoende olie bijvullen totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt; zie Motoroliepeil controleren, Onderhoud motor, blz. 50, voor juiste type olie en viscositeit. Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid staat voorop 4.
Opmerking: De dop van de brandstoftank is voorzien van een meter die het brandstofpeil aangeeft; controleer dit geregeld. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. 1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Figuur 22).
• Controleer of het rempedaal werkt. • Controleer of de verlichting werkt. • Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de stuurreacties te controleren. • Controleer op olielekken, loszittende onderdelen en andere zichtbare gebreken. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen of andere gebreken. 2. Duw de hendel van de parkeerrem naar voren om deze vrij te zetten.
2. Trek de hendel van de parkeerrem omhoog en naar achteren om de parkeerrem in werking te stellen. Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. 3. Zet de schakelhendel in de neutraalstand. • Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht. 4. Draai het contactsleuteltje op Stop. 5.
deze per ongeluk in contact zijn gekomen met chemische stoffen. Om de tapkraan van de watertank te openen, moet u de hendel op de kraan draaien. Figuur 25 1. Tankdeksel 2. Anti-overloopaansluiting 4. Giet ongeveer 3/4 van de benodigde hoeveelheid water in de spuittank via de anti-overloopaansluiting. Figuur 24 1. Schoonwatertank 2. Dop van vulbuis 3. Tapkraan 5. Spuittank vullen 6. 7.
Spuiten 2. Laat de spuitbomen neer met behulp van de schakelaars van de spuitboomlift. Wacht totdat de spuitbomen volledig zijn uitgeklapt in de spuitstand. Belangrijk: Om ervoor te zorgen dat de oplossing goed gemengd blijft, moet u de mengfunctie gebruiken als er een oplossing in de tank zit. Om te mengen, moet u de pomp inschakelen en de motor stationair laten lopen.
Opmerking: Als de tank bijna leeg is, kan het mengen leiden tot schuimvorming in de tank. In dit geval draait u de mengregelklep op 3 uur om deze uit te schakelen. Als alternatief kunt u ook een antischuimmiddel in de tank gebruiken. 7. Als u klaar bent met spuiten, zet u de hoofdschakelaar UIT om alle spuitbomen uit te schakelen. Daarna schakelt u de pomp uit. Spuittips Figuur 26 1. Spoeltank ( voor gebruik met optionele spoelset, 106-4842) • Overlap geen stukken waar u eerder hebt gespoten. 1.
D. Als de tank is afgetapt, draait u de moer los en drukt u de T-hendel zo ver mogelijk in. E. Draai de moer weer vast om de afvoerbuis van de tank in de gesloten stand te houden. Opmerking: De kunststofmoer op de afvoerbuis van de tank moet stevig worden vastgedraaid om lekkage bij de aftaphendel te voorkomen. 3. Vul de tank met minstens 190 liter schoon water en sluit het deksel. Opmerking: Indien nodig kunt u een reinigings-/neutraliseermiddel toevoegen aan het water.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor Figuur 28 1. 2. 3. 4. LCD-scherm Keuzeschijf Totale Oppervlak Snelheid 5. Maateenheden 6. 7. 8. 9. 10. Gebruiksdosis Afstand Sub Oppervlak Sub Hoeveelheid 11. 12. 13. 14. Totale Hoeveelheid 15. Keuze spuitboom De Spray Pro-monitor heeft een kalibratiemodus waarmee u verschillende instellingen kunt veranderen om het scherm aan te passen en de monitor te kalibreren overeenkomstig uw wensen.
8. Herhaal indien nodig stappen 4 tot en met 7 voor de andere spuitbomen. Stel de spuitbomen in werking totdat er geen lucht meer in de leiding zit en schakel ze daarna uit met de hoofdschakelaar. 9. Druk op de kalibratieknop totdat het rode lampje dooft. U kunt de kalibratiemodus ook verlaten door te gaan rijden met de spuitmachine. 5. Draai de keuzeschijf op Totale Hoeveelheid. 6. Druk net zolang op de Kalibratieknop terugstellen totdat "0" op het scherm verschijnt. Maateenheden instellen 7.
1. Alle banden controleren en op spanning brengen; zie Bandenspanning controleren in Onderhoud aandrijfsysteem, blz. 57. 2. Vul de schoonwatertank. 3. Vul de tank van de spuitmachine voor de helft met water. 4. Kies een recht, vlak stuk grond dat overeenkomt met de omstandigheden van uw gazon. 15. Als de waarde van de afstand op het scherm verschijnt, moet u deze met de kalibratieknoppen Verhogen of Verminderen wijzigen in 150 meter.
7. Zet de pompschakelaar op Aan om de pomp in werking te stellen. 8. Zet de schakelaar van elke spuitboom en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op Aan. 9. Stel de druk in op de waarde die wordt aangegeven op de drukmeter, totdat de druk zich bevindt in het bereik voor de spuitdoppen die u hebt geïnstalleerd op de spuitbomen (normaal 276 kPa [40 psi]). Dit doet u met behulp van de schakelaar voor de gebruiksdosis. 10. Noteer de waarde op de drukmeter. 11.
Figuur 31 1. Bevestigingspunten De achterste bevestigingspunten zijn twee stalen ogen onder de achterkant van het chassis vlak voor het verstelbare boomframe. De spuitmachine slepen In noodgevallen kan de spuitmachine over een korte afstand worden gesleept. Toro adviseert echter hiervan geen standaard procedure te maken. Als u de machine bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de macht over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken. Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • Wielmoeren aandraaien. Spanning van drijfriem controleren. Riem van stuurpomp controleren. Hydraulische lter vervangen. Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • Het motoroliepeil controleren. • De bandenspanning controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 400 bedrijfsuren • Lagers van de actuatorstang smeren. • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. • Brandstoeidingen controleren. • De primaire aandrijfkoppeling reinigen en smeren. • Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro Service Dealer).
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Wo. Di. Do. Vr. Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtlter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel(s) opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan (kunnen) maken met de bougie(s). Figuur 32 Aandachtspunten voor onderhoud 1. Motoroliepeil (peilstok) 5. Hydraulische zeef 2. Motorolielter 3.
Figuur 33 1. Kriksteunpunten aan de voorzijde Het kriksteunpunt aan de achterkant van de machine bevindt zich op het steunpunt van het achterframe tussen de hoeknaden (Figuur 34). Figuur 35 Bij de wielen, drie aan elke kant 1. Smeerpunt Figuur 34 1. Kriksteunpunten aan de achterkant Smering Figuur 36 De spuitmachine smeren Stuurstangen 1. Smeerpunt Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100 bedrijfsuren of een keer per jaar te smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
Figuur 41 Figuur 38 1. Smeerpunt Aandrijfas op motor, vijf aan elke kant 1. Smeerpunt Spuitboomscharnieren smeren Belangrijk: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd. Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. Figuur 39 1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.
Figuur 43 Figuur 42 1. 2. 3. Rechter spuitboom 1. Smeernippel 3. Veeg overtollig vet weg. Actuator Actuatorstang Behuizing van draaipen van spuitboom 4. 5. Borgpen Pen 3. Licht de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 43). Laat de spuitboom langzaam neer op de grond. 4. Herhaal deze procedure bij alle draaiarmen van de spuitbomen. 4. Controleer de pen op beschadigingen en vervang deze indien dit nodig is. Lagers van de actuatorstang smeren 5.
Opmerking: Het luchtfilter moet vaker een onderhoudsbeurt krijgen (om de paar uren) als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Schuim- en papierelement verwijderen 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2. Maak de vergrendeling op de achterzijde van de bestuurdersstoel los en klap deze naar voren. 3.
4. Giet 30 tot 60 ml olie op het filterelement (Figuur 46). 3. Draai vervolgens het dekselmoer met de hand vast tegen het deksel aan (Figuur 45). Belangrijk: Vervang het schuimelement als het gescheurd of versleten is. Opmerking: De rubberen afdichting moet vlak tegen de bodem van het luchtfilter en het deksel aan liggen. 4. Monteer het luchtfilterdeksel en de knop (Figuur 45). 5. Klap de stoel terug en vergrendel deze.
Figuur 49 1. Aftapplug carterolie Figuur 48 1. Peilstok 2. Dop van vulbuis 6. Als alle olie is afgetapt, plaatst u de aftapplug terug en zet u deze vast met een torsie van 13,6 Nm. 7. Geef de oude olie af bij een erkend inzamelcentrum. 8. Giet ca. 80% van de gespecificeerde hoeveelheid olie langzaam in de vulbuis (Figuur 48). 9. Controleer het oliepeil. 10. Giet langzaam extra olie bij totdat het oliepeil de Vol-markering op de peilstok bereikt. 3.
3. Veeg het oppervlak van de pakking voor het filtertussenstuk schoon. 4. Smeer een dun laagje schone olie op de rubberen pakking van het nieuwe filter. 5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter vervolgens nog eens 1/2 slag (Figuur 50). 6. Vul het carter met het juiste type nieuwe olie; zie Olie verversen, stappen 8 tot en met 10. 7.
Bougies monteren Zorg ervoor dat de pijl voor de stroomrichting naar de motor wijst. 1. Monteer de bougies en de metalen pakkingringen. Onderhoud elektrisch systeem 2. Draai de bougies vast met een torsie van 24,4 tot 29,8 Nm. 3. Druk de bougiekabels op de bougies (Figuur 51). Zekeringen vervangen 4. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Er zijn 2 zekeringen en 1 lege sleuf in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 54).
Onderhoud van de accu 3. Maak de minkabel (zwart) los van de accupool. Waarschuwing CALIFORNIË Proposition 65 Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de spuitmachine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken. Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen. Van deze stoffen is bekend dat ze kanker en schade aan de voortplantingsorganen veroorzaken.
2. Monteer de accuhouder en zet deze vast met de bevestigingen die u eerder hebt verwijderd (Figuur 55). 1. Maak de bovenkant van de accu schoon met een tissue. 2. Verwijder de vuldoppen van de accu en giet langzaam gedistilleerd water in elke cel totdat het peil tot aan de Vol-streep staat. Plaats de vuldoppen terug. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accuhouder altijd op zijn plaats zit om de accu te beschermen en vast te zetten. Belangrijk: Laat de accu niet te vol worden.
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling Om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks moet u de koppeling als volgt reinigen en smeren: 1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking. 2. Hef het voorste uiteinde van de spuitmachine op en plaats deze op kriksteunen. Figuur 57 1. Kap 2. Bouten Het stof in de koppeling verspreidt zich hierbij door de lucht, waardoor u oogletsel kunt oplopen of bij inhalering ademhalingsproblemen kunt krijgen.
De wielen/banden controleren Controleer na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren of de wielen stevig zijn gemonteerd. Draai de bouten van de voorwielen vast met een torsie van 50-55 ft-lb (68-74 N·m) en de moeren van de achterwielen met een torsie van 54-81 Nm. U moet de banden minstens om de 100 bedrijfsuren controleren. Ongelukken tijdens werkzaamheden, zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning verstoren.
Onderhouden remmen vullen tot het correcte niveau. Niet te vol vullen. Remvloeistofpeil controleren De remmen controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine. De remmen moet om de 100 bedrijfsuren worden gecontroleerd. Hierbij gaat u als volgt te werk. • De remschoenen op slijtage of beschadigingen controleren.
Onderhoud riemen vervolgens om de 100 bedrijfsuren. De riem moet een speling van 5 mm hebben als u halverwege op de riem drukt met een kracht van 22 N. Onderhoud van de drijfriem 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje uit het contact. Drijfriem controleren De conditie van de drijfriem moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 200 bedrijfsuren. 1.
Figuur 66 1. Peilstok 2. Figuur 67 Vulopening 1. Belangrijk: Zorg ervoor dat er geen vuil of andere verontreinigende stoffen in de opening komen als u de olie controleert. Peilstok van het hydraulische systeem 2. Aftapplug 4. Onthoud de positie van de hydraulische slang en de 90° fitting voor de zeef. 3. Steek de peilstok in de buis. Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. 5. Verwijder de hydraulische slang en de 90° fitting (Figuur 68).
Belangrijk: Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. 7. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. 8. Start de motor en laat deze ongeveer 2 minuten lopen om lucht uit het systeem te verwijderen. Zet de motor af en controleer of het peil van de hydraulische vloeistof correct is en of het systeem lekt. 12.
genoeg om de spuitboom met de hand op te heffen) terwijl u naar de actuatorstang kijkt. Als de actuatorstang beweging vertoont, moet u misschien de actuator ontluchten (zie hieronder). 4. Doe hetzelfde met de andere spuitboom. Als de actuatorstang een axiale beweging van meer dan 2,16-2,54 mm vertoont (in of uit de cilinder), moet u lucht verwijderen uit de hydraulische vloeistof.
om de druk in de actuator handmatig op te heffen en de spuitbomen met de hand te bewegen. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. Belangrijk: De ontlastklep mag niet meer dan 4 slagen worden losgedraaid. Als de klep meer dan 4 slagen wordt losgedraaid, bestaat de kans dat deze helemaal loskomt, waardoor de hydraulische vloeistof naar buiten kan stromen. 2.
Reiniging Belangrijk: Het schoepenwiel kan maar op één manier in de behuizing worden geplaatst, in een borgsleuf aan de zijkant van de behuizing. Druk het schoepenwiel niet op een andere wijze in de behuizing. Vloeistofstroommeter reinigen Soms zult u de vloeistofstroommeter moeten reinigen om een verstopping te verwijderen. Dit doet u als volgt: 6. Plaats de beschermkap terug. Opmerking: Schakel de pomp uit als de vloeistofstroommeter wordt gereinigd. Zuigkorf reinigen 7.
Stalling 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 11. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet het brandstofsysteem als volgt worden voorbereid op stalling. A. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank. 2.
Opmerking: U mag de accukabels niet aansluiten op de accupolen tijdens stalling. Belangrijk: De accu moet volledig opgeladen zijn, om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd raakt bij temperaturen beneden 0°C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden opgeslagen bij temperaturen beneden 4°C zonder tussentijds te hoeven worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4°C moet u om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. 17.
Problemen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De startmotor slaat niet aan. 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 3. Doorgebrande of losse zekering. 4. Accu is leeg. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. Controleren of de elektrische aansluitingen goed contact maken. 5.
Probleem De motor start, maar blijft niet lopen. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 2. Vuil of water in het brandstofsysteem. 3. Het brandstoflter is verstopt. 4. Doorgebrande of losse zekering. 5. De brandstofpomp is defect. 6. De carburateur is defect. 7. Losse kabels of slechte aansluitingen. 8. De pakking van de cilinderkop is kapot. De motor loopt, maar klopt of hapert. 1. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Een bougiekabel zit los. 3.
Probleem Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 3. 4. 5. 6. 7. 8. De motor raakt oververhit. Remedie 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. Een bougie is beschadigd 3. Bougie vervangen. of defect. 4. Neem contact op met De leegloopkanalen een erkende Service van de carburateur zijn Dealer.
Probleem De motor verliest vermogen. Mogelijke oorzaak 1. Verkeerd oliepeil in het carter. 2. Het luchtlterelement is vuil. 3. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 4. 5. 6. 7. Abnormale trilling of geluid. 1. Vullen of aftappen totdat het oliepeil de Vol-markering bereikt. 2. Reinigen of vervangen. 3. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. De motor is oververhit. 4. Zie Motor raakt oververhit. 5. Bougie vervangen.
Probleem De machine rijdt in geen van beide richtingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. 3. 4. 5. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in een versnelling zetten. De parkeerrem is niet vrij 2. De parkeerrem vrijzetten gezet of de parkeerrem of de koppeling komt niet vrij. controleren. De transmissie is defect. 3. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 4.
Probleem Mogelijke oorzaak Remedie Een spuitboom kan niet worden uitgeschakeld. 1. De klep is beschadigd. 1. Het spuitsysteem en de pomp uitschakelen en de spuitmachine afzetten. De borgveer onder de klep van de spuitboom verwijderen en de motor en de stang naar buiten trekken. Alle onderdelen controleren en vervangen als zij beschadigd zijn. Een klep van een spuitboom lekt. 1. Een O-ring is versleten. 1. Het spuitsysteem en de pomp uitschakelen en de spuitmachine afzetten.
Problemen met de Spray Pro-monitor Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De monitor werkt niet. 1. De kabel van de 1. De kabel van de monitor monitor zit los of is aansluiten. niet aangesloten. 2. De monitor of de kabel is 2. Neem contact op met een erkende Service beschadigd. Dealer. De snelheid staat steeds op 0 of is onregelmatig. 1. De kabel van monitor zit 1. De kabel van de monitor los. aansluiten. 2. De snelheidssensor is 2. De snelheidssensor niet correct gekalibreerd. kalibreren. 3.
Probleem Mogelijke oorzaak Remedie Totale Hoeveelheid is onnauwkeurig. 1. De vloeistofstroommeter 1. De vloeistofstroommeter is vuil of verstopt. reinigen. 2. De vloeistofstroommeter 2. De vloeistofstroommeter is niet correct kalibreren. gekalibreerd. 3. De vloeistofstroommeter 3. Neem contact op met een erkende Service is beschadigd. Dealer. De monitor toont 6553.5 in de instelling voor de gebruiksdosis. 1. De monitor ontvangt geen gegevens van de snelheidssensor. 1.
Schema's Elektrisch schema, machine (Rev.
Elektrisch schema, spuitsysteem (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro-producten 2 jaar garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het “Product") gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.