Form No. 3364-699 Rev A Multi-Pro® 1250 Gazonspuitmachine Modelnr.: 41177—Serienr.: 290001001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende servicedealer of met de klantenservice van Toro U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. Figuur 1 geeft de plaats van het modelnummer en het serienummer van het product aan. De Multi-Pro® gazonspuitmachine is een speciale gazonspuittoepassingsvoertuig en is bedoeld voor gebruik door professionele bestuurders en voor commerciële toepassingen.
Veilige bediening .................................................. 4 Chemische veiligheid ............................................ 4 Voor het gebruik .................................................. 5 Tijdens het gebruik............................................... 5 Onderhoud .......................................................... 7 Geluidsdruk ......................................................... 8 Hand-arm trillingen..............................................
Veiligheid Chemische veiligheid WAARSCHUWING Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool te letten, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR – instructie voor persoonlijke veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk letsel.
• Voer ongebruikte chemische stoffen en verpakkingen voor chemische stoffen af volgens de instructies van de fabrikant en de plaatselijk geldende voorschriften. • Chemische stoffen en dampen in de tank zijn gevaarlijk; blijf altijd buiten de tank en houd uw hoofd nooit boven of in de opening. voorzichtig en steek de koplampen aan. Overweeg ook extra verlichting te gebruiken. • Wees uiterst voorzichtig als u om mensen heen moet rijden.
zonder problemen kan passeren en uw hoofd niets raakt. • Als de spuitmachine niet veilig wordt gebruikt, kan dit leiden tot een ongeluk, omkiepen van de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel. Rij voorzichtig.
De machine beladen de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan. Het gewicht van de lading kan verandering brengen in het zwaartepunt en de wijze waarop u de spuitmachine moet gebruiken.
de rijsnelheid laten controleren door een erkende Toro-dealer. • Houd lichaam en handen uit de buurt van kleine lekgaten of spuitmonden waaruit onder hoge druk vloeistof ontsnapt. U kunt lekken opsporen met behulp van karton of papier. Vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken dient binnen enkele uren operatief te worden verwijderd door een gespecialiseerde chirurg omdat anders gangreen kan ontstaan.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 104-7628 1. Lees de Gebruikershandleiding. 100-8386 1. Brandstof 2. Leeg 3. Half-vol 4. Vol 117–2718 100-8458 1. Snelheid van de machine 2. Om de machine in te stellen op een lage snelheid, moet u gas minderen en de snelheidsbegrenzer omhoog trekken. 3.
0-8470 5. Motortoerentalbegrenzer van neutraalstand 6. Inschakelen 7. AAN 8. UIT 1. Motor – Afzetten 2. Motor - Lopen 3. Motor – Starten 4. Koplampen 100-8454 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de transmissie. 2. Om de motor te starten, moet u plaats nemen op de bestuurdersstoel, de rem intrappen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten en het contactsleuteltje op Motor starten draaien.
106-5016 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Gevaar voor elektrische schok, bovengrondse elektrische leidingen – Blijf uit de buurt van bovengrondse elektrische leidingen. 3. Ledematen kunnen bekneld raken, spuitboom – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 93-0688 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden en inademing van gas – Bedek de huid en draag een veiligheidsbril, handschoenen en adembescherming.
110-5143 106-5051 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Machine kan kantelen – Verminder uw snelheid op oneffen terrein en als u een bocht maakt. 3. Kans op vallen en letsel aan armen en benen – Vervoer geen passagiers en houd uw armen en benen te allen tijde binnen de machine. 4. Om de motor af te zetten, moet u het rempedaal intrappen, de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking zetten, het rempedaal laten opkomen en contactsleuteltje op Motor afzetten draaien.
108-3252 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 75–88 Nm. 108-3699 1. 30 A zekering, actuator van linker spuitboom 2. 30 A zekering, actuator van rechter spuitboom 3. 15 A zekering, schuimmarkeerder 4. Leeg 5. 30 A zeker, voeding 6. 10 A zekering, koplampen 7. 5 A zekering, cruise control 8. 20 A zekering, spuitsysteem 9. Zekeringhouder 10. Lees de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
104-8939 1. Motoroliepeil (peilstok) 5. Hydraulische zeef 2. Motoroliefilter 3. Peil transaxleolie/hydraulische vloeistof (peilstok) 6. Oliepeil in versnellingsbak 7. Remvloeistof 4. Filter voor transaxle-olie/hydraulische vloeistof 8. Riemen, besturing en aandrijving 9. Brandstof, uitsluitend loodvrij 10. Brandstoffilter 11. Accu 12. Luchtfilter 14 13. Smeervet 14. Bandenspanning 15. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 16.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
3. Monteer de slangadapter in de snelkoppeling (Figuur 3). 1 4. Zet de slangadapter vast door de hendels naar de adapter te draaien en de hendels vervolgens te borgen met de R-pennen (Figuur 3). Montage van de anti-overloopaansluiting 5. Installeer de anti-overloopslang via de grote opening van de beugel en op het geribde uiteinde van de 90 graden elleboogfitting (Figuur 3).
6. Monteer de Spray Pro-monitor op de flenskopbouten (Figuur 5) en draai de knoppen aan om de monitor vast te zetten. 7. Sluit de Spray Pro-stekkers aan op de stekkers onder het dashboard (Figuur 7). 2. Monteer de beugel van de monitor op het dashboard (Figuur 5) met 2 flenskopbouten (1/4 x 3/4 inch) en 2 flensmoeren (1/4 inch). Figuur 5 1. Spray Pro-monitor 2. Beugel 3. Flenskopbouten, 1/4 x 3/4 inch 4. Knop Figuur 7 1. Stekkers van de spuitmachine 3.
2. Ondersteun de spuitbomen als zij worden uitgeklapt in de spuitstand. 2. Verplaats de spuitbomen zodanig dat ze op bodemniveau liggen. 3. Meet bij het spuitboomscharnier de compressie van de bovenste en de onderste veren als de spuitbomen zijn uitgeklapt (Figuur 8). 3. Verwijder de sleutel en verlaat de bestuurderspositie. 4. Stel bij het scharnier de positie van de bumpers in zodat de spuitboom niet verder kan dan bodemniveau. Zorg dat de bumper op hetzelfde niveau is. A.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 9 1. Linker spuitboom 2. Rechter spuitboom 3. Transportkabel voor spuitboom 4. Koplamp 5. Schoonwatertank 6. Brandstoftank 7. Chemicaliëntank 8. Anti-overloopaansluiting 9. Deksel van tank 10. Bestuurderspositie Figuur 10 1. Pedalen 2. Spoeltank 4. Pomp 5. Accu 7. Mengregelklep 8. Rechter spuitboom 3. Chemicaliëntank 6. Demper van pompdruk 9. Middelste spuitboom 19 10. Linker spuitboom 11. Regelcilinder van spuitboom 12.
Bedieningsorganen Figuur 11 1. Stuurwiel 2. Spray Pro-monitor 3. Snelheidsbegrenzer 7. Parkeerrem 8. Hoofdschakelaar van de spuitbomen (voetbediend) 9. Schakelhendel 4. Choke 5. Bedieningsorganen van spuitsysteem 6. Vergrendelschakelaar voor gebruiksdosis 10. Voltmeter 11. Urenteller 12. Bedieningsorganen van machine Gaspedaal Rempedaal Het gaspedaal (Figuur 12) biedt de bestuurder de mogelijkheid de rijsnelheid van de spuitmachine te regelen. Als u het pedaal intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
motor regelmatig laten lopen. Zodra dit mogelijk is, zet u de chokeknop op UIT. Als de motor warm is, hoeft de choke niet of nauwelijks te worden gebruikt. Schakelhendel De schakelhendel bevindt zich rechts van de bestuurdersstoel en heeft 5 standen: 3 vooruit, neutraalstand en achteruit (Figuur 15). De motor start pas als u de schakelhendel in de neutraalstand hebt gezet. Daarnaast moet u de rem volledig intrappen en de spuitmachine tot stilstand hebben gebracht om te schakelen. Figuur 13 1.
Urenteller De urenteller (Figuur 15) geeft het totale aantal uren aan dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller gaat lopen als het sleuteltje op Lopen is gedraaid. Voltmeter De voltmeter (Figuur 15) geeft de laadtoestand van de accu aan. Als de accu volledig is opgeladen, staat de naald van de voltmeter in het midden van de schaalverdeling als het sleuteltje op Lopen staat terwijl de motor is afgezet. Als de motor loopt, moet de naald van de voltmeter zich aan de rechterkant bevinden. Figuur 16 1.
bestuurderstoel (Figuur 17). Draai de sleutel linksom in de vergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te blokkeren; hiermee voorkomt u dat iemand per ongeluk de gebruiksdosis verandert. Draai de sleutel rechtsom in de onvergrendelde stand om de schakelaar voor de gebruiksdosis te activeren. Belangrijk: Probeer nooit de schakelhendel te bewegen als de vergrendelschakelaar voor de gebruiksdosis is aangezet. Hierdoor kunnen onderdelen van de vergrendelschakelaar worden beschadigd.
Figuur 18 1. Regelklep voor gebruiksdosis 2. Vloeistofstroommeter 3. Kleppen van spuitbomen Vloeistofstroommeter Figuur 19 1. Mengregelklep De vloeistofstroommeter meet de doorstroomhoeveelheid van de vloeistof die wordt gebruikt door het Spray Pro™ systeem (Figuur 18). 2. Drukmeter Opmerking: Om te mengen, moet u de pomp inschakelen en de motor stationair laten lopen.
Drukmeter De drukmeter bevindt zich rechts van de tank (Figuur 19). Deze meter toont de druk van de vloeistof in het systeem in psi en kPa. Gebruik de meter om de omloopkleppen af te stellen als u de spuitdoppen verwisselt. Anti-overloopaansluiting Op de voorkant van de tank bevindt zich een slangaansluiting met een schroefdraadverbinding, een 90º geribde fitting, en een korte slang die u kunt leiden naar de tankopening.
Spray Pro™-monitor en te controleren. De monitor controleert niet de gebruiksdosis. De Spray Pro-monitor biedt de mogelijkheid allerlei gegevens over de prestaties van het systeem, zoals snelheid van de machine en gebruiksdoses, te bekijken De monitor heeft een LCD-scherm dat de geselecteerde gegevens toont, een keuzeschijf en 4 knoppen om de monitor te kalibreren (Figuur 20). Figuur 20 1. LCD-scherm 2. Keuzeschijf 3. Totale oppervlak 6. Gebruiksdosis 7. Sub-oppervlak 8. Afstand 4. Snelheid 9.
Specificaties Toont de afstand die u hebt afgelegd in voeten (US en TURF) of in meters (SI) sinds u voor de laatste keer de kalibratieknop Terugstellen voor deze instelling hebt ingedrukt. Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing Bandenspanning controleren Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 124 kPa (18 psi). Controleer de banden ook op slijtage of schade. Veiligheid staat voorop Brandstof bijvullen Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in het hoofdstuk Veilige bediening.
GEVAAR In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig voordat u de tank bijvult.
controles uit te voeren. Vraag daarom wat uw taken zijn. Rijden met de spuitmachine Motor starten 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje in de contactschakelaar en draai dit naar rechts op Lopen. Figuur 23 2. Trap het rempedaal in en zet de schakelhendel in de neutraalstand. 1. Knop van snelheidsbegrenzer 2. Drukschakelaar van snelheidsbegrenzer 3. Zorg ervoor dat de pompschakelaar op Uit staat. 4. Als de motor koud is, trekt u de chokeknop omhoog. 3. Borgring 4. Chokeknop 3.
• Tijdens de eerste uren van de inrijperiode voor een nieuwe machine moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het gebruik zijn gepolijst (ingereden). VOORZICHTIG Chemische stoffen zijn gevaarlijk en kunnen lichamelijk letsel veroorzaken. • Lees de aanwijzingen op het fabrieksetiket voordat u gaat werken met chemische stoffen, en neem alle aanbevelingen en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant in acht.
2 1 Om de tapkraan van de watertank te openen, moet u de hendel op de kraan draaien. G001897 Figuur 25 1. Tankdeksel 2. Anti-overloopaansluiting Figuur 24 1. Schoonwatertank 2. Dop van vulbuis 3. Tapkraan 5. Giet ongeveer 3/4 van de benodigde hoeveelheid water in de spuittank via de anti-overloopaansluiting. Belangrijk: U moet de tank altijd vullen met schoon water. Giet nooit concentraat in een lege tank. Spuittank vullen 6. Zet de pompschakelaar op Aan.
verlaten. Het verdient aanbeveling de spuitbomen in de gewenste stand te zetten als de machine stilstaat. de schakelhendel in de neutraalstand zetten, de parkeerrem in werking stellen, het gaspedaal volledig intrappen, de pomp aanzetten en de motortoerentalbegrenzer van de neutraalstand inschakelen. De spuitbomen in een andere stand zetten: 1. Stop de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Laat de spuitbomen neer met behulp van de schakelaars van de spuitboomlift.
Nadat u de machine tot stilstand hebt gebracht, moet u schakelhendel in de neutraalstand zetten en met de motortoerentalregelaar van de neutraalstand de motor op toeren houden, zodat het mengen blijft doorgaan. • U verkrijgt betere resultaten als de spuitmachine in beweging is wanneer u de spuitbomen inschakelt. • Let op veranderingen in de gebruiksdosis die kunnen aangeven dat uw snelheid te hoog is voor het bereik van de spuitdoppen of dat er problemen zijn met het spuitsysteem. 1.
2 11. Controleer of alle spuitdoppen naar behoren werken. 3 12. Zet de hoofdschakelaar en de pompschakelaar op Uit en zet de motor af. 13. Herhaal stappen 4 tot en met 12 nog minstens 2 keer om er zeker van te zijn dat het spuitsysteem volkomen is gereinigd. Laat bij de laatste cyclus de laatste paar liter water door de aftapklep lopen om de de afvoerbuizen te reinigen. 14. Reinig de zuigkorf; zie Zuigkorf reinigen in het hoofdstuk Reiniging.
Kalibratie van de Spray Pro-monitor Figuur 29 1. 2. 3. 4. LCD-scherm Keuzeschijf Totale oppervlak Snelheid 5. Maateenheden 6. 7. 8. 9. Gebruiksdosis Sub-oppervlak Afstand Sub-hoeveelheid 10. Totale hoeveelheid 11. 12. 13. 14. Terugstellen, kalibratieknop Kalibreren, kalibratieknop Verminderen, kalibratieknop Verhogen, kalibratieknop 15.
8. Herhaal indien nodig stappen 4 tot en met 7 voor de andere spuitbomen. 9. Druk op de kalibratieknop totdat het rode lampje uitgaat. U kunt de kalibratiemodus ook verlaten door te gaan rijden met de spuitmachine. 6. Druk net zolang op de Kalibratieknop terugstellen totdat "0" op het scherm verschijnt. 7. Zet de hoofdschakelaar op Aan en stel de spuitbomen in werking totdat al het water uit de tank is, en schakel ze daarna uit met de hoofdschakelaar. 8.
onnauwkeurige waarden als u met de spuitmachine op een gazon rijdt. 5. Meet een afstand van ongeveer 150 meter af en markeer het begin- en het eindpunt. 6. Plaats de spuitmachine op het beginpunt. 7. Zet de pompschakelaar en de hoofdschakelaar van de spuitbomen op UIT. Op de monitor moet de melding “HOLD” verschijnen. 8. Draai de keuzeschijf op Afstand. 9. Druk net zolang op de Kalibratieknop terugstellen totdat "0" op het scherm verschijnt. 10.
Figuur 30 1. Omloopkleppen van spuitbomen 13. Schakel de spuitboom in en uit om te controleren of de druk ongewijzigd blijft. 14. Herhaal stappen 11 tot en met 13 voor de andere spuitbomen. G010597 Figuur 32 15. Laat de machine rijden met de gewenste snelheid terwijl u spuit, en schakel de spuitbomen een voor een uit. De druk die de meter aangeeft, mag niet veranderen. Transport van de spuitmachine Pomp Om de machine over grote afstanden te verplaatsen, moet u een aanhanger gebruiken.
WAARSCHUWING Als u het voertuig bij een te hoge snelheid sleept, kunt u de macht over het stuur verliezen. Dit kan letsel veroorzaken. Sleep de machine nooit sneller dan 8 km per uur. De machine moet worden gesleept door twee personen. Als de machine over een grote afstand moet worden getransporteerd, dient dit te gebeuren op een truck of een oplegger; zie Transport van de spuitmachine. 1. Bevestig een sleepkabel aan het chassis. 2. Zet de schakelhendel in de neutraalstand en zet de parkeerrem vrij. 3.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • • • • Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • • Wielmoeren aandraaien. Drijfriem controleren. Riemspanning van stuurpomp controleren. Hydraulisch filter vervangen. Controleer de druk van de pompdemper. Roterend motorscherm controleren.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 400 bedrijfsuren • Lagers van de actuatorstang smeren. • Verricht alle jaarlijkse onderhoudsprocedures die staan vermeld in de gebruikershandleiding van de motor. • Brandstofleidingen controleren. • De primaire aandrijfkoppeling reinigen en smeren. • Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro Service Dealer) • Blaas van drukdemper controleren en indien nodig vervangen.
Aantekening voor speciale aandachtsgebieden Controle uitgevoerd door: Item Datum Informatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel(s) los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Het kriksteunpunt aan de achterkant van de machine bevindt zich op het steunpunt van het achterframe tussen de hoeknaden (Figuur 36). De spuitmachine opkrikken Als u de motor laat lopen om routineonderhoudswerkzaamheden uit te voeren en/of de motor te testen, moeten de achterwielen van de machine zich 25 mm boven de grond bevinden, waarbij de achteras moet steunen op de steunpunten van de krik. Figuur 36 1.
Smering De spuitmachine smeren Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Smeer de pomp. Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Vet in alle smeernippels spuiten. Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. 1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus. Figuur 38 Bij de wielen, drie aan elke kant 2. Pomp vet in het lager of de lagerbus. 1. Smeerpunt 3. Veeg overtollig vet weg.
Spuitboomscharnieren smeren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Belangrijk: Als het spuitboomscharnier is afgespoeld met water, moet al het water en vuil van het scharnier worden verwijderd en moet nieuw vet op het scharnier worden gesmeerd. Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op lithiumbasis. 1. Veeg de smeernippels schoon zodat er geen ongerechtigheden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus. 2. Pomp vet in het lager of de lagerbus bij elke smeernippel Figuur 44.
1 spuitboom vast en steek de pen door het draaipunt van de spuitboom en de actuatorstang (Figuur 45). 4 2 7. Als de pen op zijn plaats is, laat u de spuitboom los en zet u de pen vast met de borgpen die u eerder hebt verwijderd. 5 8. Herhaal deze procedure bij alle andere lagers van de actuatorstang. 3 G002016 Figuur 45 1. Actuator 2. Actuatorstang 3. Behuizing van draaipen van spuitboom 4. Borgpen 5. Pen 3. Licht de spuitboom op en verwijder de pen (Figuur 45).
Onderhoud motor Luchtinlaatrooster controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Roterend motorscherm controleren. Om de 100 bedrijfsuren—Roterend motorscherm reinigen (vaker in stoffige, vuile omstandigheden). Indien nodig dient u het luchtinlaatrooster op de voorkant van de motor vóór elk gebruik of dagelijks te controleren en te reinigen. Figuur 47 1. 2. 3. 4.
Opmerking: De rubberen afdichting moet vlak tegen de bodem van het luchtfilter en het deksel aan liggen. 4. Monteer het luchtfilterdeksel en de knop (Figuur 47). 5. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Motoroliepeil controleren Figuur 48 1. Schuimelement De carterinhoud is 2,0 liter met filter. 2. Olie Gebruik hoogwaardige motorolie die moet beantwoorden aan de volgende specificaties: • Vereiste onderhoudsclassificatie van API: SJ, JK, SL of hoger.
Motoroliefilter vervangen controleer daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen. 4. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen. 2. Verwijder het oliefilter (Figuur 52). Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren—De motorolie verversen.
4. Maak de omgeving van de bougie schoon om te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat beschadiging kan veroorzaken. 2. Draai de bougies vast met een torsie van 24 tot 30 Nm. 3. Druk de bougiekabels op de bougies (Figuur 53). 5. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen. 4. Klap de stoel terug en vergrendel deze. Figuur 53 1. Bougiekabel 2. Bougie Bougies controleren 1. Bekijk de binnenkant van de bougies (Figuur 54). Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor naar behoren.
Onderhoud brandstofsysteem Onderhoud elektrisch systeem Brandstoffilter vervangen Zekeringen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Brandstoffilter vervangen. Er zijn 2 zekeringen en 1 lege sleuf in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder de bestuurdersstoel (Figuur 56). Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Brandstofleidingen controleren. 1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2.
schoonmaken met een oplossing van vier delen water en één deel zuiveringszout. Breng een laagje vet op de accupolen aan om corrosie te voorkomen. WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, die lichamelijk letsel kunnen veroorzaken.
1. Draai de knoppen aan beide zijden van de accubak los en verwijder het accudeksel (Figuur 57). WAARSCHUWING Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. 2. Verwijder de vuldoppen. Als het zuurpeil beneden de VOL-streep staat, moet u bijvullen met de vereiste hoeveelheid gedistilleerd water; zie Accu bijvullen met water. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. GEVAAR 4.
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—De primaire aandrijfkoppeling reinigen en smeren. Figuur 59 1. Kap 2. Bouten VOORZICHTIG 1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en stel de parkeerrem in werking. Het stof in de koppeling verspreidt zich hierbij door de lucht, waardoor u oogletsel kunt oplopen of bij inhalering ademhalingsproblemen kunt krijgen. 2.
Om de 100 bedrijfsuren—Conditie en afslijting van de banden controleren. U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze correct is. Breng de banden op een spanning van 124 kPa (18 psi). Controleer de banden ook op slijtage of schade. Controleer na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna om de 100 bedrijfsuren of de wielen stevig zijn gemonteerd.
Onderhouden remmen verwijderen en het reservoir vullen tot het correcte niveau. Niet te vol vullen. Remvloeistofpeil controleren De remmen controleren Het reservoir voor de remvloeistof is in de fabriek gevuld met DOT 3 remvloeistof. Controleer elke dag het remvloeistofpeil voordat u de motor start. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de spuitmachine.
Onderhoud riemen Onderhoud van de drijfriem 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai het contactsleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje uit het contact. Drijfriem controleren 2. Draai de bevestigingsbouten van de stuurpomp los (Figuur 67). Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren 1.
Onderhoud hydraulisch systeem 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Plaats een opvangbak onder de aftapplug van het reservoir. 3. Verwijder de aftapplug uit de zijkant van het reservoir en laat de hydraulische vloeistof in de opvangbak lopen (Figuur 69). Transaxle-olie/Hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren 1.
10. Monteer de aftapplug en draai deze vast. 6. Zorg ervoor dat de plaats waar het filter wordt bevestigd, schoon is. 11. Vul het reservoir met ongeveer 7 liter Dexron IIl ATF. 7. Schroef het filter erop totdat de pakking contact maakt met de bevestigingsplaat; draai het filter vervolgens nog eens een 1/2 slag. Belangrijk: Gebruik uitsluitend de gespecificeerde hydraulische vloeistoffen. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken. 8.
Onderhoud van het spuitsysteem aan)—Pompmembraan controleren en indien nodig vervangen (neem contact op met een erkende Toro Service Dealer) Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Blaas van drukdemper controleren en indien nodig vervangen. (neem contact op met een erkende Toro Service Dealer) WAARSCHUWING Chemische stoffen die worden gebruikt in het spuitsysteem kunnen gevaarlijk en giftig voor de gebruiker, omstanders, dieren, planten, de bodem of eigendommen zijn.
3. Verwijder de vulplug en de aftapplug (Figuur 73), zodat de olie in de opvangbak kan lopen. 4. Plaats de aftapplug terug wanneer er geen vloeistof meer naar buiten stroomt, en zet deze goed vast. 5. Giet ongeveer 1 liter Mobil SHC 634 synthetisch smeermiddel in de vulbuis. Belangrijk: Gebruik uitsluitend Mobil SHC 634 synthetisch smeermiddel of een gelijkwaardige synthetische vloeistof in de tandwielkast. Niet-synthetische vloeistoffen kunnen afbreken en schade toebrengen aan de tandwielkast van de pomp.
Opmerking: Omdat de actuators ten opzichte van elkaar tegengesteld zijn gericht, zit de ene ontlastklep op de naar voren gerichte kant van de actuator van de linker spuitboom en de andere ontlastklep op de naar achteren gerichte kant van de actuator van de rechter spuitboom. GEVAAR Gebruik van de handmatig regelbare ontlastklep kan de spuitboom plotseling in beweging brengen en letsel veroorzaken bij de bestuurder en andere personen. • Wees voorzichtig en stel de ontlastklep langzaam in.
Reiniging 4. Verwijder de spuitboom en de draaibeugel van het middelste frame om bij de nylon draaibussen te kunnen komen. Vloeistofstroommeter reinigen 5. Verwijder de draaibussen van de voor- en achterkan van de draaibeugel en controleer deze (Figuur 75). Vervang beschadigde draaibussen. Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) 6. Smeer een beetje olie op de draaibussen en monteer deze weer in de draaibeugel.
Stalling borgsleuf aan de zijkant van de behuizing. Druk het schoepenwiel niet op een andere wijze in de behuizing. 1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, schakel de pomp uit, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 6. Plaats de beschermkap terug. 7. Sluit de kabel aan op de vloeistofstroommeter. 2.
Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van de stabilizer op. (8 ml per liter). Gebruik geen stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol). worden opgeladen. Bij temperaturen boven 4° C om de 30 dagen het waterpeil in de accu controleren en de accu opladen. Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als het met verse benzine wordt vermengd en altijd wordt gebruikt. 17. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen. B.
Problemen, oorzaak en remedie Problemen met de motor en de machine verhelpen Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor draait, maar start niet. Mogelijke oorzaak 1. De schakelhendel staat in de versnelling en niet in de neutraalstand. 1. Het rempedaal intrappen en de schakelhendel in de neutraalstand zetten. 2. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 3. Doorgebrande of losse zekering. 4. Accu is leeg. 5. Het veiligheidssysteem is defect. 6.
Probleem Motor loopt niet stationair. Mogelijke oorzaak 1. De ontluchting van de brandstoftank wordt belemmerd. 1. Brandstoftankdop vervangen. 2. Vuil, water of oude brandstof in het brandstofsysteem. 2. Brandstof aftappen uit de brandstoftank en deze schoonspoelen. Tank vullen met verse brandstof. 3. Bougie vervangen. 4. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 5. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 6. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 7.
Problemen met het spuitsysteem verhelpen Probleem Een spuitboom werkt niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De elektrische aansluiting op de klep van de spuitboom is vuil of los. 1. De klep met de hand uitschakelen. De elektrische connector op de klep losmaken en alle kabels reinigen; daarna de elektrische connector weer aansluiten. 2. Zekering is doorgebrand. 2. De zekeringen controleren en indien nodig vervangen. 3. Slang repareren of vervangen. 4. Omloopklep van spuitboom afstellen. 3.
Probleem Oppervlak is onnauwkeurig. Afstand is onnauwkeurig. De monitor toont niet Gebruiksdosis of Totale Hoeveelheid. Totale Hoeveelheid is onnauwkeurig. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De breedte van de spuitmachine is verkeerd ingevoerd. 1. De breedte van de spuitmachine controleren en de correcte breedte instellen in de kalibratiemodus. 2. De snelheidssensor is niet correct gekalibreerd. 3. De snelheidssensor is beschadigd. 2. De snelheidssensor kalibreren. 1.
Schema's Elektrisch schema, machine (Rev.
Elektrisch schema, spuitsysteem (Rev.
Hydraulisch schema (Rev.
AGITATION CONTROL VALVE TIO SUC N SUCTION DAMPENER N TIO SUC 1203 DIAPHRAGM PUMP ION TAT I AG Stroomschema (Rev.
Opmerkingen: 75
De Toro Total Coverage-garantie Beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product'') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.